Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2014, 8347 | Convenanten |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2014, 8347 | Convenanten |
Partijen,
De Staatssecretaris van Economische Zaken, mevrouw S.A.M. Dijksma, handelend in de hoedanigheid van bestuursorgaan, hierna te noemen: de Staatssecretaris;
en
De federatie LTO Nederland, statutair gevestigd te Den Haag, te dezen vertegenwoordigd door de heer S.J. Schenk, hierna te noemen: LTO Nederland;
De Nederlandse Zuivelorganisatie, statutair gevestigd te Zoetermeer, te dezen vertegenwoordigd door de heer P. Boer, hierna te noemen: NZO;
De Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie, statutair gevestigd te Rotterdam, te dezen vertegenwoordigd door de heer H.W.C.M. Flipsen, hierna te noemen: Nevedi;
De Vereniging cultuurtechnische werken en grondverzet, meststoffendistributie en loonwerken in de agrarische sector, statutair gevestigd te Nijkerk, te dezen vertegenwoordigd door mevr. J.H. Zweverink-Bosch, hierna te noemen: CUMELA Nederland;
De Nederlandse Melkveehouders Vakbond, statutair gevestigd te Ingen gemeente Buren, te dezen vertegenwoordigd door de heer D.J. Schoonman, hierna te noemen: NMV;
De Nederlandse Vakbond Varkenshouders, statutair gevestigd te Lunteren, te dezen vertegenwoordigd door de heer T. Duteweerd, hierna te noemen: NVV;
De Nederlandse Vakbond Pluimveehouders, statutair gevestigd te Barneveld, te dezen vertegenwoordigd door de heer J. Brok, hierna te noemen: NVP;
hierna gezamenlijk te noemen: de sectororganisaties.
Overwegen het volgende,
1. De Minister van Economische Zaken en de Minister van Infrastructuur en Milieu stellen ingevolge artikel 19kg van de Natuurbeschermingswet 1998, in overeenstemming met de Minister van Defensie en gedeputeerde staten van de provincies, een programma vast ter vermindering van de stikstofdepositie, afkomstig van in Nederland aanwezige bronnen (programma aanpak stikstof). Het programma is erop gericht om economie en ecologie te verbinden, door de realisering van de instandhoudingsdoelen voor de Natura 2000-gebieden samen te laten gaan met economische ontwikkeling. Het programma bevat maatregelen en voorziet in zogenoemde ontwikkelingsruimte, waardoor de bevoegde gezagen toestemming kunnen verlenen voor projecten en andere handelingen die een toename in de stikstofdepositie veroorzaken op voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden.
2. Het programma aanpak stikstof bevat generieke brongerichte maatregelen die, in aanvulling op het vaststaande beleid, voor een extra daling van stikstofdepositie zorgen. Zij hebben tot doel het probleem van de overbelasting van stikstofdepositie bij de bron aan te pakken door de emissie van ammoniak te reduceren. De Staatssecretaris draagt zorg voor het in procedure brengen van een ontwerp van een wijziging van het Besluit gebruik meststoffen, dat voorziet in een aanscherping van de normen voor de aanwending van dierlijke mest. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu draagt zorg voor het in procedure brengen van een ontwerp van een wijziging van het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij, dat voorziet in het beperken van de maximumemissie van ammoniak uit stallen, en voor het periodiek actualiseren van de lijst met huisvestingssystemen, opgenomen in de Regeling Ammoniak en Veehouderij. Daarnaast treffen veehouders vrijwillig voer- en managementmaatregelen. In onderhavige overeenkomst zijn afspraken over de voer- en managementmaatregelen neergelegd.
3. De generieke maatregelen hebben, mede met het oog op het toelaten van nieuwe activiteiten, tot doel dat in 2030 een netto reductie is gerealiseerd van ten minste 10 kiloton ammoniakemissie ten opzichte van de ammoniakemissie in 2013. 56% van de depositieruimte die als gevolg van deze reductie ontstaat, komt beschikbaar voor ontwikkelingen in de veehouderijsector.
4. In de praktijk is gebleken dat maatregelen in de landbouwsector in belangrijke mate kunnen bijdragen aan het reduceren van ammoniakemissie. Zo hebben de inspanningen van LTO melkveehouderij en Nevedi in het kader van de overeenkomst ‘verlaging fosfaatproductie via rundveevoerder’ gezorgd voor verbetering van de mineralenefficiëntie en daarmee de fosfaat- en stikstofproductie aanzienlijk gereduceerd. Een ander relevant initiatief in dit verband is de samenwerking tussen NZO en LTO Nederland in de Duurzame Zuivelketen, waarvan reductie van ammoniak één van de doelstellingen vormt. Voorts dragen de varkens- en de pluimveesector vrijwillig bij aan de reductie van ammoniakemissie door het toepassen van efficiëntere stalsystemen dan wettelijk is vereist en door het optimaliseren van voedergift. Om ondernemers te ondersteunen bij het vergroten van hun kennis over de mogelijkheden om de uitstoot van ammoniak te verminderen, innovatie te stimuleren en ervoor te zorgen dat de voer- en managementmaatregelen daadwerkelijk worden toegepast, heeft de Staatssecretaris diverse stimuleringsregelingen opengesteld.
5. Partijen streven er gezamenlijk naar om de ingezette koers op het gebied van ammoniakreductie te continueren. Het is van belang dat de voortgang wordt gemonitord.
Spreken het volgende af:
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
instrument waarmee veehouders inzicht verkrijgen in de benutting en verliezen van stikstof, fosfaat, ammoniak en broeikasgassen;
programma aanpak stikstof als bedoeld in artikel 19kg, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998;
bureau dat, in opdracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, de Minister van Infrastructuur en Milieu, de Minister van Defensie en gedeputeerde staten van de twaalf provincies, onder meer zorg draagt voor de monitoring van de uitvoering van het PAS;
Regeling ammoniak en veehouderij.
Deze overeenkomst heeft als doel een reductie in ammoniakemissie te realiseren, door afspraken ten aanzien van de vrijwillig door veehouders te treffen voer- en managementmaatregelen vast te leggen. Door deze maatregelen wordt, tezamen met een aanscherping van de wettelijke voorschriften over de maximumemissie van ammoniak uit stallen en een aanscherping van de wettelijke normen voor de aanwending van dierlijke mest, in 2030 een netto reductie in ammoniakemissie van ten minste 10 kiloton ten opzichte van het jaar 2013 gerealiseerd.
1. LTO Nederland, NZO en Nevedi geven uitvoering aan het plan van aanpak ‘Kansen voor de Zuivelketen na 2015’, behorend bij het sectorplan ‘Koersvast richting 2020: voortvarend in verantwoordelijkheid’, en aan de overeenkomst ‘Verbeteren mineralenefficiëntie van melkveebedrijven via KringloopWijzer’.
2. NMV onderschrijft de doelstellingen van het in het eerste lid genoemde sectorplan en van de overeenkomst en spant zich ervoor in om acties te ontplooien waardoor deze doelstellingen worden gerealiseerd.
3. LTO Nederland, NZO en NMV:
a. spannen zich ervoor in dat de certificering door Stichting Weidegang van ondernemers die ten minste 120 dagen, 6 uur per dag beweiden wordt voortgezet;
b. spannen zich ervoor in dat certificering tot stand komt voor verschillende niveaus van beweiding waarmee tenminste 10% extra emissiereductie wordt bereikt ten opzichte van de reductie die door het beweiden, als bedoeld onder a, wordt gerealiseerd.
4. LTO Nederland, NZO, Nevedi, NMV, NVP, NVV en CUMELA Nederland spannen zich in om het bewustzijn van de noodzaak tot het verbeteren van de mineralenefficiency en tot het reduceren van ammoniakemissie in Nederland bij ondernemers te vergroten op één of meer van de volgende wijzen:
a. bedrijfsrapportages in vakbladen;
b. informatie op de bij de organisaties in beheer zijnde websites;
c. ledenbijeenkomsten;
d. ondernemersnetwerken.
5. LTO Nederland, CUMELA Nederland en NMV:
a. bevorderen dat er alternatieve technieken voor de sleepvoetmethode worden ontwikkeld die eenzelfde of hogere emissiereductie als het injecteren van mest in de bodem realiseren, geen negatieve gevolgen voor andere milieuaspecten veroorzaken en handhaafbaar en controleerbaar zijn;
b. stimuleren het gebruik van technieken en werkwijzen bij het emissiearm uitrijden door ondernemers en loonwerkers die een zo hoog mogelijke reductie in ammoniakemissie tot gevolg hebben.
De Staatssecretaris:
a. maakt in het kader van het PAS afspraken met gedeputeerde staten van provincies om te borgen dat voor de veehouderijsector depositieruimte beschikbaar is van gemiddeld ten minste 56 procent van de vermindering van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden die het gevolg is van een netto reductie in ammoniakemissie van ten minste 10 kiloton ten opzichte van het jaar 2013;
b. draagt uit welke bijdrage de sectororganisaties leveren aan de uitvoering van het PAS en daarmee aan het behoud en herstel van de biodiversiteit in Nederland;
c. draagt er zorg voor dat een ontwerp van een wijziging van het Besluit gebruik meststoffen in procedure wordt gebracht waardoor mestaanwending volgens een alternatieve techniek voor de sleepvoetmethode wordt toegestaan, mits uit onderzoek blijkt dat deze techniek eenzelfde of een hogere emissiereductie als het injecteren van mest in de bodem realiseert, geen negatieve gevolgen voor andere milieuaspecten veroorzaakt en handhaafbaar en controleerbaar is;
d. onderzoekt welke emissiefactoren voor voer- en managementmaatregelen, waaronder het toevoegen van middelen aan mest, kunnen worden opgenomen in een bijlage bij de RAV;
e. spant zich ervoor in dat de verplichting om drijfmest emissiearm aan te wenden op graslanden op klei- en veengrond, waarvan opname als generieke brongerichte maatregel in het PAS is voorzien, niet eerder dan 1 januari 2017 wordt ingevoerd;
f. onderzoekt, samen met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, in het kader van de evaluatie bedoeld in artikel 5, derde lid, van deze overeenkomst eenmaal per drie jaar of het noodzakelijk is het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij aan te passen, en overlegt daarover met de andere partijen.
1. Een projectgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van alle deelnemende partijen, inventariseert op basis van cijfers van de Werkgroep Uniformering Mestcijfers, de Werkgroep Nationaal Emissiemodel voor Ammoniak en het PAS-bureau eenmaal per jaar:
a. het verloop van de reductie in ammoniakemissie als gevolg van de generieke brongerichte maatregelen;
b. de aan de veehouderijsector beschikbaar gestelde hoeveelheid depositie- en ontwikkelingsruimte.
De vertegenwoordiger van de Staatssecretaris neemt hiertoe het initiatief. Van de inventarisatie wordt een verslag opgesteld.
2. Een stuurgroep, bestaande uit de Staatssecretaris of een vertegenwoordiger van de Staatssecretaris en bestuurlijke vertegenwoordigers van de sectororganisaties, stelt het verslag vast. Binnen 10 dagen na vaststelling wordt het verslag aangeboden aan alle deelnemende partijen en aan het PAS-bureau.
3. Op basis van de verslagen evalueert de stuurgroep eenmaal per drie jaar de resultaten van onderhavige overeenkomst. Daarbij wordt het geprognosticeerde emissieverloop, zoals opgenomen in bijlage 1, betrokken. Deze bijlage maakt integraal onderdeel uit van deze overeenkomst. Overeenkomstig de regels van het monitoringsplan, behorend bij het PAS, besluit de stuurgroep of de overeenkomst moet worden aangepast.
1. Teneinde de sector in zo ruim mogelijke mate te doen participeren in deze overeenkomst, bestaat de mogelijkheid om gedurende de looptijd van de overeenkomst als partij toe te treden. Een toetredende partij dient de verplichtingen die voor haar uit de overeenkomst voortvloeien, te aanvaarden.
2. Partijen stimuleren andere relevante (deel)sectoren uit de landbouw om toe te treden tot deze overeenkomst.
3. Een toetredende partij maakt haar verzoek tot toetreding schriftelijk bekend aan alle deelnemende partijen. De Staatssecretaris besluit, op basis van advies van de stuurgroep, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van deze overeenkomst, of zij hiermee instemt. Zodra de Staatssecretaris schriftelijk heeft ingestemd met het verzoek tot toetreding, ontvangt de toetredende partij de status van partij van de overeenkomst en gelden voor die partij de voor haar uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen.
4. Het verzoek tot toetreding en de verklaring houdende instemming worden als bijlage aan de overeenkomst gehecht.
1. Partijen treden met elkaar in overleg indien zich onvoorziene omstandigheden voordoen die wezenlijke gevolgen hebben voor de uitvoering van deze overeenkomst.
2. Het in het eerste lid bedoelde overleg vindt plaats binnen 20 werkdagen nadat een partij de wens hiertoe aan de andere partijen schriftelijk kenbaar heeft gemaakt. De Staatssecretaris organiseert het overleg.
3. Ingeval het overleg niet binnen twee maanden tot overeenstemming heeft geleid, geldt de beëindigingsregeling zoals opgenomen in artikel 9 van deze overeenkomst.
1. Elke partij kan de andere partijen schriftelijk verzoeken de overeenkomst te wijzigen. De wijziging behoeft de schriftelijke instemming van alle partijen.
2. Partijen treden in overleg binnen twee maanden nadat een partij de wens daartoe aan de andere partijen schriftelijk heeft meegedeeld.
3. De wijziging en de verklaringen tot instemming worden als bijlage aan de overeenkomst gehecht.
1. Elke partij kan de overeenkomst met inachtneming van een opzegtermijn van een maand schriftelijk opzeggen, indien een zodanige verandering van omstandigheden is opgetreden dat deze overeenkomst billijkheidshalve op korte termijn behoort te eindigen. Onder een zodanige verandering van omstandigheden wordt begrepen dat er geen PAS meer van kracht is of dat de afspraken, bedoeld in artikel 4, onder a, van deze overeenkomst niet worden nagekomen. De opzegging moet de verandering in omstandigheden vermelden.
2. Wanneer een partij de overeenkomst opzegt, beraden de overige partijen zich over de gevolgen daarvan voor de overeenkomst.
3. Ingeval van beëindiging van de overeenkomst is geen van de partijen jegens een andere partij schadeplichtig.
1. Onverminderd wat in de overeenkomst is vastgelegd, kan elk van de partijen de overeenkomst door middel van een aangetekend schrijven buiten rechte geheel of gedeeltelijk ontbinden indien nakoming blijvend of tijdelijk onmogelijk is.
2. Ingeval van ontbinding van de overeenkomst is geen van de partijen jegens een andere partij schadeplichtig.
1. Een partij die meent dat een geschil bestaat of dat een verplichting niet wordt nagekomen, deelt dat schriftelijk aan de andere partijen mee. De mededeling bevat een aanduiding van het geschil.
2. Binnen 20 dagen na het ontvangen van deze mededeling overleggen partijen om te bezien of een oplossing van het geschil kan worden gevonden.
3. Indien het overleg niet binnen drie maanden leidt tot een oplossing van het geschil kunnen partijen deze overeenkomst beëindigen met inachtneming van artikel 9 van deze overeenkomst.
De toepassing en uitwerking van deze overeenkomst of daaruit voortvloeiende maatregelen mogen niet strijdig zijn met Europese of nationale mededingings- en aanbestedingsregels.
1. Deze overeenkomst treedt in werking met ingang van de dag na ondertekening van het PAS door de daartoe bevoegde gezagen en eindigt met ingang van de datum waarop eerste programmaperiode eindigt.
2. Na afloop van de in het eerste lid genoemde duur wordt deze overeenkomst voor de duur van de daarop volgende PAS-periodes voortgezet, tenzij partijen uitdrukkelijk anders besluiten. Partijen treden uiterlijk een jaar voor de datum, genoemd in het eerste lid, in overleg over beëindiging van deze overeenkomst.
1. Binnen 10 werkdagen na ondertekening van deze overeenkomst wordt de tekst daarvan gepubliceerd in de Staatscourant en op www.pas.natura2000.nl.
2. Bij wijzigingen in de overeenkomst vindt het eerste lid overeenkomstige toepassing.
3. Van toetreden, uittreden, opzeggen of ontbinden wordt melding gemaakt in de Staatscourant.
Aldus overeengekomen op 18 maart 2014, te Den Haag
De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma.
S.J. Schenk, Portefeuillehouder Thema Omgeving LTO Nederland.
H.W.C.M. Flipsen, Directeur Nevedi.
P. Boer, Voorzitter van de Commissie Duurzame Melkproductie van de NZO.
J.H. Zweverink-Bosch, Algemeen Directeur CUMELA Nederland.
D.J. Schoonman, Voorzitter NMV.
T. Duteweerd, Waarnemend voorzitter NVV.
J. Brok, Secretaris NVP.
Geprognosticeerde emissiereductie bij realisatie generieke brongerichte maatregelen, uitgedrukt in kton per jaar (netto)
2015 |
2018 |
2021 |
2024 |
2027 |
2030 |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Aanscherping van de normen over de aanwending van dierlijke mest |
0,5 |
2 |
2 |
2 |
2 |
2 |
Voer- en managementmaatregelen als vastgelegd in onderhavige overeenkomst |
0,5 |
2 |
3 |
3 |
3 |
3 |
Aanscherping van de voorschriften over de maximumemissie van ammoniak uit stallen |
0,1 |
0,5 |
1,4 |
2,6 |
3,8 |
5 |
Totaal |
1,1 |
4,5 |
6,4 |
7,6 |
8,8 |
10 |
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2014-8347.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.