Convenant Ministerie van Economische Zaken en Staatsbosbeheer, Staatsbosbeheer, een maatschappelijke onderneming

PARTIJEN,

– de Staatssecretaris van Economische Zaken en

– Staatsbosbeheer;

OVERWEGEN HET VOLGENDE:

  • (1) Staatsbosbeheer is bij de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer ingesteld als zelfstandig rechtspersoon met wettelijke taken en is daarmee een publiekrechtelijke organisatie.

  • (2) De wettelijke taken zijn gericht op beheer en ontwikkeling van het kenmerkende groene erfgoed van Nederland met het oog op de vele belangrijke waarden die dit voor de samenleving vertegenwoordigt, in het bijzonder natuurwetenschappelijke, bosbouwkundige, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige, archeologische, recreatieve en educatieve waarden.

  • (3) Mede gelet op het nationale en internationale belang die de door Staatsbosbeheer beheerde objecten voor natuur en landschap vertegenwoordigen, blijft Staatsbosbeheer gelieerd aan het Rijk.

  • (4) Overeenkomstig het regeerakkoord Rutte II hebben partijen de positionering van Staatsbosbeheer nader bezien vanuit de wenselijkheid om een grotere private betrokkenheid mogelijk te maken. Staatsbosbeheer moet een groter bedrijfsmatig en maatschappelijk rendement realiseren en moet net als andere natuurbeheerorganisaties zoveel mogelijk eigen middelen genereren.

  • (5) Dienovereenkomstig is een visie uitgewerkt, getiteld ‘Staatsbosbeheer, een maatschappelijke onderneming’.

  • (6) Het is wenselijk dat Staatsbosbeheer zich in lijn met die visie verder ontwikkelt als maatschappelijke onderneming.

  • (7) Voor de gebiedsgerichte kant van de activiteiten van Staatsbosbeheer zijn de provincies een partner, omdat de verantwoordelijkheid voor de realisatie van gebiedsgericht beleid en de financiering daarvan in belangrijke mate is neergelegd bij de provincies. De provincies handelen daarbij overeenkomstig de kaders en ambities waarover het Rijk en de provincies afspraken hebben gemaakt, waarbij de voldoening aan de internationale verplichtingen op het vlak van biodiversiteit en water voorop staat.

  • (8) Een effectieve samenwerking met provincies, maar ook met andere overheden en maatschappelijke spelers, is van groot belang voor de verwezenlijking van de ambities van partijen, evenals het zoeken naar synergie met andere maatschappelijke belangen zoals waterveiligheid, recreatie, economie, gezondheid, energie en klimaat.

  • (9) De huidige status van Staatsbosbeheer als RWT en het kader van de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer bieden voor een verdere ontwikkeling van Staatsbosbeheer als maatschappelijke onderneming adequate mogelijkheden.

  • (10) Het is wenselijk in het licht van de gestelde ambities en gewijzigde bestuurlijke context nieuwe afspraken te maken over taakvervulling, financieringsmogelijkheden, marktparticipatie, maatschappelijke betrokkenheid en governance, op een wijze die recht doet aan de eindverantwoordelijkheid van de Minister van Economische Zaken, als Rijksverantwoordelijke, voor het functioneren van Staatsbosbeheer en voor de continuïteit van de organisatie van Staatsbosbeheer.

  • (11) De raad van toezicht Staatsbosbeheer onderschrijft dit convenant.

SPREKEN HET VOLGENDE AF:

Paragraaf 1. Begripsomschrijvingen

Artikel 1

  • 1. In dit convenant wordt verstaan onder:

    minister:

    Minister van Economische Zaken;

    raad van toezicht:

    raad van toezicht als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet;

    wet:

    Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer;

    wettelijke taken:

    taken als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, van de wet.

  • 2. In dit convenant worden onder ‘natuur’ mede begrepen bosbouwkundige, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige, archeologische, recreatieve en educatieve waarden.

Paragraaf 2. Visie op invulling wettelijke taken; vermaatschappelijking

Artikel 2

  • 1. Bij de invulling van zijn wettelijke taken ontwikkelt Staatsbosbeheer zich verder als drager van robuuste natuur van nationaal en internationaal belang voortkomend uit de unieke ligging van Nederland in de delta van Rijn, Maas, Schelde en Eems. Deze natuur vertegenwoordigt een grote waarde uit een oogpunt van ecologische diversiteit, maakt deel uit van het Natura 2000-netwerk waarvoor Europese verplichtingen gelden en het Natuurnetwerk Nederland, geldt als kenmerkend natuurlijk erfgoed van Nederland, vormt het Nederlandse potentieel voor internationale natuurparken, maakt Nederland aantrekkelijk om in te leven en te werken en draagt bij aan de economische vitaliteit en het (inter)nationale vestigingsklimaat en vertegenwoordigt daarmee een collectief belang.

  • 2. Staatsbosbeheer beheert daarnaast gebieden die van regionaal belang zijn, vanwege hun diversiteit aan natuurtypen, culturele en landschappelijke waarden die zij vertegenwoordigen en de bijdrage die zij leveren aan de regionale economie, de ruimtelijke kwaliteit en maatschappelijke doelen.

  • 3. Staatsbosbeheer richt zich bij zijn taakinvulling – met inachtneming van de specifieke waarden en kenmerken van de door hem beheerde gebieden – op bescherming (behoud en ontwikkeling van de waarden van de beheerde terreinen voor toekomstige generaties), beleving (openbare groene ruimte als bijdrage aan ontspanning, gezondheid, welzijn en economie) en benutting (duurzame grondstoffen, duurzame energie, andere economische functies).

  • 4. Staatsbosbeheer zal de komende jaren bij de uitvoering van zijn wettelijke taken de grondportefeuille vooral richten op het versterken en vergroten van terreinen van landelijke en internationale betekenis.

  • 5. Staatsbosbeheer is een moderne, efficiënte organisatie die samenwerking zoekt met andere terreinbeherende organisaties en synergie zoekt met andere maatschappelijke opgaven, zoals klimaatadaptatie en waterveiligheid, duurzame energie, verduurzaming van de landbouw, productie van duurzame grondstoffen, gezondheid, monumentenbeleid en duurzaam toerisme, overeenkomstig het rijksbeleid dienaangaande.

  • 6. Staatsbosbeheer neemt bij de invulling van de wettelijke taken de kaders en ambities zoals deze tussen Rijk en provincies zijn overeengekomen in het Natuurpact in acht en houdt rekening met het provinciale beleid en het beleid van andere overheden. Staatsbosbeheer draagt ervoor zorg dat het overeenkomstig het Subsidiestelsel Natuur en Landschap wordt gecertificeerd als beheerder en voert het gesubsidieerde beheer van natuur en landschap uit conform het daarvoor geldende kwaliteitssysteem.

Artikel 3

  • 1. Staatsbosbeheer streeft bij de invulling van zijn wettelijke taken naar een zo groot mogelijk maatschappelijk draagvlak.

  • 2. Staatsbosbeheer streeft naar een grote betrokkenheid van burgers, bedrijven en maatschappelijke verbanden bij planvorming, bij beheer van zijn terreinen en bij andere activiteiten, om meer publieke waarden te realiseren, en staat open voor lokale initiatieven op dit vlak. Staatsbosbeheer stelt waar mogelijk zijn terreinen open voor het publiek.

  • 3. Staatsbosbeheer pakt regionale natuur- en landschapsopgaven op in regionale samenwerkingsverbanden met provincies, waterschappen, gemeenten en lokale gemeenschappen.

  • 4. Staatsbosbeheer werkt samen met het agrarische bedrijfsleven en collectieven agrarisch natuurbeheer met het oog op de realisatie van grotere gebieden met natuur- en landschapswaarden in agrarische gebieden.

  • 5. Staatsbosbeheer draagt waar mogelijk bij aan de realisatie van maatschappelijke opgaven op het vlak van gezondheid en welzijn, educatie, maatschappelijke stages en resocialisatie door op projectbasis afspraken te maken met instellingen op die terreinen, met gemeenten en met specifieke doelgroepen over faciliteiten en werkzaamheden in bepaalde gebieden, uitgaande van een adequate dekking van de kosten.

  • 6. Partijen zoeken samen naar mogelijkheden om baathouders (bijvoorbeeld op het vlak van drinkwatervoorziening, waterberging, veiligheid, recreatie en toerisme) mede te laten investeren in de natuur.

  • 7. Staatsbosbeheer staat indien mogelijk andere bij gebiedsontwikkeling en beheer van terreinen betrokken organisaties en samenwerkingsverbanden bij met kennis en expertise.

  • 8. Staatsbosbeheer ontwikkelt in het kader van de Handvestgroep Publiek Verantwoorden een methodiek voor een adequate op het publiek gerichte verantwoording en vorm van stakeholdermanagement en brengt deze in de praktijk.

Paragraaf 3. Ruimte voor ondernemen

Artikel 4

  • 1. Als maatschappelijke onderneming streeft Staatsbosbeheer naar het maximaliseren van maatschappelijk rendement en het vergroten van inkomsten uit de markt. Staatsbosbeheer streeft naar een jaarlijkse groei van het aandeel van deze inkomsten in de totale inkomsten.

  • 2. Staatsbosbeheer maakt hiervoor gebruik van de instrumenten die de wet biedt, onder meer door het – in samenhang met de vervulling van zijn wettelijke taken – exploiteren van de objecten die het beheert, door het als rechtspersoon aangaan van overeenkomsten en door het oprichten van of participeren in rechtspersonen.

  • 3. Waar de minister invulling geeft aan zijn bevoegdheden, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de wet (opdragen van taken), artikel 3, vierde lid, van de wet (goedkeuring vervreemding objecten) en artikel 8, derde lid, van de wet (verklaring van geen bezwaar voor verrichting andere werkzaamheden of voor het oprichten of mede-oprichten van rechtspersonen) geschiedt dat zoveel mogelijk op basis van in algemene kaders vervat beleid en waar mogelijk in de vorm van een generieke toestemming voor categorieën van gevallen. Hierover worden tussen de minister en Staatsbosbeheer binnen 3 maanden na inwerkingtreding van dit convenant nadere afspraken gemaakt. Daarbij wordt recht gedaan aan de ruimte die Staatsbosbeheer nodig heeft bij de invulling van de taken, overeenkomstig de artikelen 2, 3 en 4 van dit convenant.

Artikel 5

  • 1. Grond is voor Staatsbosbeheer onlosmakelijk verbonden met de wettelijke taken. Uitgangspunt is behoud en adequaat beheer van de terreinen. Ten behoeve van een vergroting van de doelmatigheid en kwaliteitsverbetering (grotere eenheden) kan herverkaveling van grond door Staatsbosbeheer plaatsvinden en kan Staatsbosbeheer grond ook aan derden in gebruik geven.

  • 2. Staatsbosbeheer kan, met inachtneming van zijn wettelijke taken en de in de artikelen 2 en 3 neergelegde visie op de taakinvulling, gronden inzetten ten behoeve van het verrichten van marktactiviteiten. Hiertoe voert Staatsbosbeheer strategisch portefeuillebeheer (assetmanagement) met als uitgangspunt het in stand houden van het kapitaal in grond.

  • 3. Bij vervreemding van gronden, overeenkomstig de artikelen 1 en 2, gelden de voorwaarden en procedureafspraken, opgenomen in artikel 13.

  • 4. De opbouw van eigen vermogen vindt plaats via de opbrengsten uit marktactiviteiten, waaronder strategisch portefeuillebeheer. Het eigen vermogen kan worden gebruikt om fluctuaties in de markt op te vangen (risicobuffer) en te investeren in de terreinen ten behoeve van de instandhouding van de doelen (bestemmingsreserve). Daarnaast kan een zogenaamde vrije reserve worden afgezonderd. De vrije reserve bedraagt ten hoogste 10% van de totale jaaromzet van Staatsbosbeheer in het betrokken boekjaar.

Artikel 6

  • 1. Staatsbosbeheer concurreert niet met goede doelenorganisaties, maar streeft naar financiële ondersteuning van projecten met bijdragen van particulieren en bedrijven. Dit onder dezelfde voorwaarden als andere terreinbeherende organisaties.

  • 2. Staatsbosbeheer kan een stichting oprichten met het oog op de financiële ondersteuning van projecten van Staatsbosbeheer met behulp van financiële bijdragen van particulieren en bedrijven. Staatsbosbeheer en de stichting voldoen aan de verplichtingen die ingevolge de artikelen 2, derde lid, en 5b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen gelden voor algemeen nut beogende instellingen.

Paragraaf 4. Sturing, financiering en verantwoording

Artikel 7

  • 1. Het gesprek, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de wet vindt jaarlijks plaats tussen de minister en de directeur van Staatsbosbeheer aan de hand van het jaarplan en de begroting, bedoeld in artikel 20 van de wet.

  • 2. In het gesprek wordt vooruitgeblikt naar het komende jaar. Het gesprek betreft mede:

    • de wijze waarop partijen invulling geven aan het onderhavige convenant, in het bijzonder de afspraken over de invulling van de wettelijke taken, over de verdere vermaatschappelijking, over de invulling van het ondernemerschap en over de uit de markt te genereren middelen;

    • ontwikkelingen die relevant zijn voor de continuïteit en een doelmatig en doeltreffend opereren van de organisatie van Staatsbosbeheer.

  • 3. De begroting wordt overeenkomstig artikel 21, zesde lid, van de wet ter goedkeuring aan de minister voorgelegd, nadat zij de ingevolge artikel 8, tweede lid, van de wet vereiste goedkeuring van de raad van toezicht heeft verkregen. De directeur van Staatsbosbeheer legt de door de raad van toezicht goedgekeurde begroting en het jaarplan uiterlijk 15 november voorafgaand aan het jaar waarop zij betrekking hebben voor aan de minister. De minister neemt binnen 6 weken na ontvangst een besluit over goedkeuring van de begroting en deelt dit Staatsbosbeheer mee. De directeur stelt vervolgens de begroting vast.

  • 4. Indien er gedurende het jaar aanmerkelijke verschillen ontstaan tussen werkelijke en begrote baten en lasten, wordt hiervan door Staatsbosbeheer melding gemaakt. Indien calamiteiten hieraan ten grondslag liggen, die niet binnen de bedrijfsvoering van Staatsbosbeheer kunnen worden opgelost, voeren Staatsbosbeheer en de minister overleg over een oplossing.

  • 5. Het jaarplan biedt mede inzicht in de wijze waarop Staatsbosbeheer invulling geeft aan het onderhavige convenant, in het bijzonder de artikelen 2, 3 en 4.

  • 6. De door de minister jaarlijks ter beschikking te stellen geldmiddelen, bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de wet worden vóór 15 januari van het desbetreffende jaar overgemaakt aan Staatsbosbeheer. Deze middelen dienen als bijdrage in de financiering van de loonkosten van personeel, huisvestingskosten en vaste lasten als waterschapslasten, schouwkosten, WOZ-belasting en het niet verrekenbare deel van de BTW.

Artikel 8

  • 1. Jaarlijks vindt een gesprek plaats tussen de minister en de directeur van Staatsbosbeheer aan de hand van het jaarverslag en de jaarrekening waarin wordt teruggeblikt op het voorgaande jaar.

  • 2. Het gesprek betreft mede:

    • de wijze waarop partijen invulling hebben gegeven aan het onderhavige convenant, in het bijzonder de afspraken over de invulling van de wettelijke taken, over de verdere vermaatschappelijking, over de invulling van het ondernemerschap en over de uit de markt te genereren middelen;

    • ontwikkelingen die relevant zijn voor de continuïteit en een doelmatig en doeltreffend opereren van de organisatie van Staatsbosbeheer.

  • 3. De directeur van Staatsbosbeheer legt het in artikel 21, eerste lid, van de wet bedoelde jaarverslag met inbegrip van de daar bedoelde jaarrekening uiterlijk op 15 maart na afloop van het jaar waarop het betrekking heeft over aan de minister. Het jaarverslag bevat mede een verantwoording over de wijze waarop Staatsbosbeheer invulling heeft gegeven aan dit convenant, in het bijzonder de artikelen 2, 3 en 4, en over de andere in artikel 5, tweede lid, genoemde onderwerpen.

  • 4. De bij de jaarrekening gevoegde accountantsverklaring, bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de wet wordt opgesteld overeenkomstig de aanwijzingen uit het controleprotocol financieel verslag Staatsbosbeheer.

  • 5. De minister neemt binnen zes weken na ontvangst een besluit over goedkeuring van het financieel verslag en deelt dit aan Staatsbosbeheer mee.

Paragraaf 5. Afstemming met provincies en andere overheden

Artikel 9

  • 1. Staatsbosbeheer draagt zorg voor een goede afstemming van zijn activiteiten met die van de provincies om het gebiedsgerichte beleid te realiseren en beziet met elke provincie of daartoe een structureel – bijvoorbeeld jaarlijks – overleg of een andere vorm aangewezen is.

  • 2. Bij het maken van afspraken met de provincies over de financiering van het beheer van zijn terreinen neemt Staatsbosbeheer het kader van de decentralisatieafspraken tussen Rijk en provincies in acht.

  • 3. Staatsbosbeheer beziet desgevraagd door een provincie of het gebiedsontwikkelingsopgaven kan faciliteren door inzet van bestaande natuur of inbreng van grondposities.

  • 4. Desgewenst maken Staatsbosbeheer en andere overheden of andere rijksdiensten afspraken over afstemming van beleid en activiteiten op het vlak van natuur, recreatie en landschap en in voorkomend geval over de financiering van door Staatsbosbeheer voor die andere overheden of rijksdiensten te realiseren doelen.

Paragraaf 6. Grond

Artikel 10

Staatsbosbeheer geeft waar mogelijk invulling aan zijn zogenoemde ‘vangnetfunctie’. In dat kader verricht zij – desgevraagd door het verantwoordelijke bestuursorgaan – werkzaamheden die voor andere beheerders minder aantrekkelijk zijn, maar die wel passen binnen de wettelijke taken van Staatsbosbeheer, zoals het beheer van de relatief kostbare, verspreid liggende landschapselementen uit landinrichtingsprojecten. Uitgangspunt is dat Staatsbosbeheer daarvoor van het betrokken bestuursorgaan een kostendekkende tegemoetkoming ontvangt.

Artikel 11

Ingeval Staatsbosbeheer aansprakelijk is voor kosten die verband houden met bodemverontreiniging van gronden waarvan zij vóór het van kracht worden van dit convenant eigenaar is geworden, zal de minister deze kosten aan Staatsbosbeheer vergoeden. De eerste volzin geldt niet ingeval de bodemverontreiniging is veroorzaakt door handelen van Staatsbosbeheer.

Artikel 12

Landinrichtingsrente voor aan Staatsbosbeheer overgedragen en nog door te leveren gronden komt voor rekening van het Rijk.

Paragraaf 7. Groenfondsrekeningen

Artikel 13

  • 1. Voor de vervreemding van gronden door Staatsbosbeheer in het kader van de oplossing van knelpunten in het kader van de ruimtelijke ordening of van gebiedsontwikkeling door provincies zal de op grond van artikel 3, vierde lid, vereiste voorafgaande ministeriele goedkeuring een generiek karakter krijgen.

  • 2. Voor de inkomsten uit vervreemding van gronden worden bij het Groenfonds drie afzonderlijke rekeningen aangehouden, namelijk een rekening voor:

    • natuurcompensatieverplichtingen van derden (hierna te noemen 1e groenfondsrekening);

    • aankoop of ruil van gronden (hierna te noemen 2e groenfondsrekening);

    • ondernemerschap en maatschappelijke doelen (hierna te noemen 3e groenfondsrekening).

  • 3. De rekeningen vallen onder het geïntegreerd middelenbeheer van het Rijk en zijn rentedragend.

  • 4. Bij ontvangsten en uitgaven maakt Staatsbosbeheer gebruik van de Groenfondsrekening, die daarvoor gezien haar doelstelling in aanmerking komt. De gelden op de onderscheiden groenfondsrekeningen worden aangemerkt als beklemde liquiditeit Staatsbosbeheer.

  • 5. Tegenover de gelden op de 1e en 2e groenfondsrekeningen staan verplichtingen en deze worden respectievelijk als verplichting aan derden en als verplichting aan EZ opgenomen in de balans van Staatsbosbeheer.

  • 6. De mutaties en saldi van de drie groenfondsrekeningen worden in de toelichting op de balans in de jaarrekening van Staatsbosbeheer gespecificeerd in hectares en geld.

  • 7. Staatsbosbeheer informeert jaarlijks als onderdeel van de jaarrekeningprocedure de Raad van Toezicht Staatsbosbeheer over de naleving van deze afspraken.

  • 8. Als een der partijen aanleiding hiertoe ziet zal de besteding van de middelen worden besproken.

Paragraaf 8. Slotbepalingen

Artikel 14

Na drie jaar wordt de werking van dit convenant geëvalueerd.

Artikel 15

  • 1. Het sturingsarrangement Staatsbosbeheer d.d. 18 mei 2009 komt te vervallen.

  • 2. Dit convenant treedt in werking met ingang van de dag na ondertekening.

  • 3. Dit convenant wordt aangehaald als: convenant Staatsbosbeheer, een maatschappelijke onderneming.

  • 4. Binnen 6 weken na ondertekening van dit convenant wordt de tekst daarvan gepubliceerd in de Staatscourant.

Den Haag, 4 december 2014

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Directeur Staatsbosbeheer S. Thijsen

Naar boven