BIJLAGE 6 BIJ ARTIKEL 4.3, DERDE LID
A – Inboekverificatie op een accijnsgoederenplaats (AGP), geregistreerd geadresseerde
(GG) of een douane-entrepot in een lidstaat
De inboekverificateur levert ten behoeve van de inboekverificatie een onafhankelijk
oordeel dat gericht is op het verschaffen van een voldoende mate van zekerheid met
betrekking tot de juistheid van de data en informatie over de aard, herkomst en hoeveelheid
van de ingeboekte biobrandstof, de mogelijke dubbeltelling hiervan en de bijbehorende
duurzaamheidskenmerken en de juistheid van de data en informatie over de aard, herkomst
en hoeveelheid van de ingeboekte biobrandstof die de heeft vermeld in het register.
De inboekverificatie vindt plaats op basis van een verificatieplan dat de materialiteitsgrens,
genoemd in artikel 4.7 van het besluit, hanteert met betrekking tot het ontdekken
van kwantitatieve en kwalitatieve afwijkingen die van materieel belang zijn.
De inboekverificateur maakt gebruik van de standaard auditingprocessen zoals document
review, interviews, observaties en het toetsen van data en informatie van externe
informatiebronnen. Het doel is om voldoende relevante bewijzen te verzamelen en te
documenteren om tot een verificatieverklaring te kunnen komen.
Van belang zijn twee elementen.
Ten eerste de systeemverificatie ofwel de beoordeling van de administratieve organisatie.
Hierbij zijn van belang:
-
• controle van de massabalans (per kwartaal, of de periode die wordt gehanteerd in het
duurzaamheidsysteem), aansluiting bij voorraadadministratie en financiële en mogelijk
accijnsadministratie; toetsing op verschillen;
-
• de wijze waarop de vloeibare brandstoffen evenredig worden verdeeld na menging en
splitsing.
-
• beoordeling van procedures met betrekking tot de voorraadopname (inventarisatie).
-
• controle van de interne beheersmaatregelen en/of systemen van de inboeker.
-
• de wijze waarop de inboeker voorkomt dat ingeboekte hernieuwbare energie niet als
duurzaam of hernieuwbaar geproduceerd, wordt verkocht;
-
• het systeem voor het overnemen van de juiste duurzaamheidskenmerken van de biobrandstoffen
of milieukenmerken bij hernieuwbaar brandstof;
-
• de kalibratie en onderhoud van relevante meters en het juist omrekenen van factoren
bij verschillende eenheden (indien van toepassing);
-
• de wijze waarop dubbeltellende biobrandstoffen zijn gedocumenteerd, en van verklaringen
en duurzaamheidsbewijzen zijn voorzien;
-
• de wijze waarop hernieuwbare brandstof is gedocumenteerd, en van verificatieverklaringen
hernieuwbare brandstof is voorzien. De hernieuwbare brandstof mag niet doorgeleverd
zijn, maar moet direct van de producent afkomstig zijn;
-
• de wijze waarop de gegevens vanuit de massabalans of de voorraadadministratie in het
register worden ingevoerd.
Ten tweede de dataverificatie die bestaat uit kritische deelwaarnemingen van de gerapporteerde
gegevens op basis van het verificatieplan om te komen tot een voldoende mate van zekerheid
van de hoeveelheden ingeboekte hernieuwbare energie en voor de juiste overname van
de duurzaamheidkenmerken en milieukenmerken in het register.
-
1. Met betrekking tot de totstandkoming van de inboekingverificatieverklaring is inboekverificateur
bekend met de administratieve processen van de inboeker en de relevante fysieke situaties
op de locaties die onder het duurzaamheidssysteem zijn gecertificeerd.
-
• De onafhankelijke instelling bezoekt daarom de locaties die onder het duurzaamheidssysteem
vallen ten minste eenmaal tijdens het initieel onderzoek.
-
• De onafhankelijke instelling bezoekt daarom de locaties die onder het duurzaamheidssysteem
vallen in ieder jaar waarin verklaringen worden uitgegeven als op die locaties een
substantiële verandering is doorgevoerd. Dit op basis van een risico-analyse die de
onafhankelijke instelling maakt.
-
• De onafhankelijke instelling bezoekt daarom in ieder geval de hoofdlocatie waar de
administratieve processen worden gedocumenteerd.
-
• De onafhankelijke instelling bezoekt daarom in ieder geval de locatie van waaruit
de hernieuwbaar brandstof wordt ingeboekt tijdens het initieel onderzoek en daarna
jaarlijks zolang van deze locatie hernieuwbaar brandstof wordt geleverd aan de markt
voor vervoer.
-
2. Met betrekking tot de aard van de hernieuwbare energie wordt de energie-inhoud vermeld
overeenkomstig artikel 1.2.
-
3. Met betrekking tot de hoeveelheid hernieuwbare energie heeft de inboekverificatieverklaring
betrekking op:
-
• een hoeveelheid hernieuwbare energie die in het betreffende kalenderjaar is geleverd
aan de Nederlandse markt voor vervoer;
-
• op een hoeveelheid hernieuwbare energie die op grond van artikel 9.7.4.1 van de wet
door een inboeker is ingeboekt in het register.
-
4. De inboekverificatieverklaring geeft een risicoanalyse die is gebaseerd op een onderzoek
dat ten minste de volgende onderdelen omvat:
-
• check of het certificaat van het duurzaamheidssysteem toereikend is voor alle locaties
van de AGP van waar uit geleverd wordt;
-
• controle van de massabalans (per kwartaal) versus voorraadadministratie en financiële
en mogelijk accijnsadministratie;
-
• controle van de wijze waarop de vloeibare brandstoffen evenredig worden verdeeld na
menging en splitsing;
-
• controle van eerdere verklaringen afgegeven door een verificateur hernieuwbare brandstof
of dubbeltellingverificateur;
-
• controle van de wijze waarop de inboeker voorkomt dat ingeboekte hernieuwbare energie
als duurzaam wordt verkocht;
-
• beoordeling van de administratieve organisatie en de interne controle;
-
• interviews met betrokken werknemers bij de rapportage van hernieuwbare energie;
-
• locatiebezoeken.
-
5. Een inboekverificatieverklaring vermeldt:
-
• de kenmerken van de opdrachtgever inclusief het rekeningnummer in het register van
de opdrachtgever;
-
• de kenmerken van de hoeveelheid ingeboekte hernieuwbare energie inclusief rekeningnummer
van de inboeker in het register;
-
• een beschrijving van de uitgevoerde werkzaamheden (inclusief bezochte locaties);
-
• dat een voldoende mate van zekerheid is verkregen dat de hoeveelheid ingeboekte hernieuwbare
energie in het register in de juiste eenheden, opgedeeld in soorten zoals gegeven
in bijlage III bij de richtlijn hernieuwbare energie, en opgesplitst in enkel- en
dubbeltellend geen onjuistheden van materieel belang bevat;
-
• dat een redelijke mate van zekerheid is verkregen dat de duurzaamheidskenmerken behorende
bij de hernieuwbare energie juist zijn overgenomen;
-
• dat een beperkte mate van zekerheid is verkregen dat uit de massabalansen volgt dat
de ingeboekte hernieuwbare energie niet opnieuw als duurzaam is verkocht;
-
• een totaal oordeel waaruit blijkt of met voldoende mate van zekerheid de juistheid
van de data en informatie over de aard, herkomst en hoeveelheid van de ingeboekte
biobrandstoffen, de mogelijke dubbeltelling hiervan en de bijbehorende duurzaamheidskenmerken
van de betreffende partij ingeboekte hernieuwbare energie kan worden vastgesteld;
-
• een aanduiding van de inboekingen waarvoor de verklaring niet geldt.
-
6. Een inboekverificatie wordt afgerond door het verstrekken van een inboekverificatieverklaring
en het plaatsen van een aantekening in het register door de inboekverificateur voor
de inboekingen, met uitzondering van die inboekingen waarvoor de inboekverificatieverklaring
niet geldt.
-
7. Zowel de inboeker als de inboekverificateur houden een deugdelijke administratie bij
van de inboekverificatie en het inboekverificatieproces.
B – Inboekverificatie bij een leverancier van elektriciteit aan wegvoertuigen in Nederland
De inboekverificateur levert ten behoeve van de inboekverificatie een onafhankelijk
oordeel dat gericht is op het verschaffen van een voldoende mate van zekerheid met
betrekking tot de juistheid van de data en informatie over de hoeveelheid van de ingeboekte
elektriciteit die de inboeker heeft vermeld in het register voor. De inboek verificatie
vindt plaats op basis van een verificatieplan dat de materialiteitsgrens genoemd in
artikel 4.7 van het besluit hanteert met betrekking tot het ontdekken van kwantitatieve
en kwalitatieve afwijkingen die van materieel belang zijn.
De inboekverificateur maakt gebruik van de standaard auditingprocessen zoals document
review, interviews, observaties en het toetsen van data en informatie van externe
informatiebronnen. Het doel is om voldoende relevante bewijzen te verzamelen en te
documenteren om tot een verificatieverklaring te kunnen komen.
Van belang zijn twee elementen.
Ten eerste de systeemverificatie ofwel de beoordeling van de administratieve organisatie.
Hierbij zijn van belang:
-
• controle van het systeem van inzamelen van de standen van de telwerken van de aan
de elektriciteitsaansluiting gekopppelde bemeterde leverpunten;
-
• de wijze waarop afrekening met de leverancier van elektriciteit plaatsvindt en de
borging dat de hoeveelheid geleverd aan wegvoertuigen in Nederland niet meer is dan
de in dezelfde periode ingekochte hoeveelheid elektriciteit;
-
• de wijze waarop is geborgd dat geen andere leveringen dan aan wegvoertuigen in Nederland
worden meegeteld;
-
• controle van de interne beheersmaatregelen of -systemen van de inboeker;
-
• de kalibratie en onderhoud van relevante meters en het juist omrekenen van factoren
bij verschillende eenheden (indien van toepassing);
-
• de wijze waarop de gegevens vanuit de administratie in het register worden vermeld.
Ten tweede de dataverificatie die bestaat uit kritische deelwaarnemingen van de gerapporteerde
gegevens op basis van het verificatieplan om te komen tot een voldoende mate van zekerheid
van de hoeveelheden ingeboekte elektriciteit en voor de juiste overname van de duurzaamheidkenmerken
in het register.
-
1. Met betrekking tot de totstandkoming van de inboekingverificatieverklaring is de inboekverificateur
bekend met de administratieve processen van de inboeker. De inboekverificateur bezoekt
daarom in ieder geval de hoofdlocatie waar de administratieve processen worden gedocumenteerd.
-
2. Met betrekking tot de aard van de elektriciteit wordt de energie-inhoud vermeld overeenkomstig
artikel 1.2.
-
3. Met betrekking tot de hoeveelheid elektriciteit heeft de verificatieverklaring betrekking
op:
-
• een hoeveelheid elektriciteit in kWh die in het betreffende kalenderjaar is geleverd
aan wegvoertuigen in Nederland;
-
• op een hoeveelheid elektriciteit in kWh die op grond van artikel 9.7.4.1 van de wet
is ingeboekt in het register.
-
4. De inboekverificatieverklaring geeft een risicoanalyse die is gebaseerd op een onderzoek
dat ten minste de volgende onderdelen omvat:
-
• controle van de in- en verkoopadministratie en financiële administratie;
-
• beoordeling van de administratieve organisatie en de interne controle;
-
• interviews met betrokken werknemers bij de rapportage van hernieuwbare energie.
-
5. Een inboekverificatieverklaring vermeldt:
-
• de kenmerken van de opdrachtgever inclusief het rekeningnummer in het register van
de opdrachtgever;
-
• de kenmerken van de hoeveelheid ingeboekte elektriciteit inclusief rekeningnummer
van de inboeker in het register;
-
• een beschrijving van de uitgevoerde werkzaamheden (inclusief geraadpleegde registers
zoals EDSN en CIR);
-
• dat een voldoende mate van zekerheid is verkregen dat de hoeveelheid ingeboekte elektriciteit
in het register in de juiste eenheden en periodes, geen onjuistheden van materieel
belang bevat;
-
• een totaal oordeel waaruit blijkt of met voldoende mate van zekerheid de juistheid
van de data en informatie over de aard, herkomst en hoeveelheid van de ingeboekte
elektriciteit kan worden vastgesteld.
-
• en aanduiding van de inboekingen waarvoor de verklaring niet geldt.
-
6. Een inboekverificatie wordt afgerond door het verstrekken van een inboekverificatieverklaring
en het plaatsen van een aantekening in het register door de inboekverificateur voor
de inboekingen, met uitzondering van die inboekingen waarvoor de inboekverificatieverklaring
niet geldt.
-
7. Zowel de inboeker als de inboekverificateur houden een deugdelijke administratie bij
van de inboekverificatie en het inboekverificatieproces.
C – Inboekverificatie bij een leverancier van gasvormige biobrandstof aan vervoer
in Nederland
De inboekverificateur levert ten behoeve van de inboekverificatie een onafhankelijk
oordeel dat gericht is op het verschaffen van een voldoende mate van zekerheid met
betrekking tot de juistheid van de data en informatie over de aard, herkomst en hoeveelheid
van de ingeboekte gasvormige biobrandstof, de mogelijke dubbeltelling hiervan en de
bijbehorende duurzaamheidskenmerken die de inboeker heeft vermeld in het register.
De inboekverificatie vindt plaats op basis van een verificatieplan dat de materialiteitsgrens,
genoemd in artikel 4.7 van het besluit, hanteert met betrekking tot het ontdekken
van kwantitatieve en kwalitatieve afwijkingen die van materieel belang zijn.
De inboekverificateur maakt gebruik van de standaard auditingprocessen zoals document
review, interviews, observaties en het toetsen van data en informatie van externe
informatiebronnen. Het doel is om voldoende relevante bewijzen te verzamelen en te
documenteren om tot een inboekverificatieverklaring te kunnen komen.
Van belang zijn twee elementen.
Ten eerste de systeemverificatie ofwel de beoordeling van de administratieve organisatie.
Hierbij zijn van belang:
-
• beoordeling van procedures met betrekking tot de meteropname (inventarisatie), met
name rondom de metingen rond de jaarwisseling;
-
• controle van de interne beheersmaatregelen of -systemen van de inboeker.
-
• het systeem voor het overnemen van de juiste duurzaamheidskenmerken van de garanties
van oorsprong;
-
• de kalibratie en onderhoud van relevante meters en het juist omrekenen van factoren
bij verschillende eenheden (indien van toepassing);
-
• de wijze waarop dubbeltellende biobrandstoffen zijn gedocumenteerd, en van de juiste
verklaringen en duurzaamheidsbewijzen zijn voorzien.
Ten tweede de dataverificatie die bestaat uit kritische deelwaarnemingen van de gerapporteerde
gegevens op basis van het verificatieplan om te komen tot een voldoende mate van zekerheid
van de ingeboekte hoeveelheden gasvormige biobrandstof en voor de juiste overname
van de duurzaamheidkenmerken en milieukenmerken in het register.
-
1. Met betrekking tot de totstandkoming van de inboekingverificatieverklaring is de inboekverificateur
bekend met de administratieve processen van de inboeker en de relevante fysieke situaties
op de locaties die onder het duurzaamheidssysteem zijn gecertificeerd.
De inboekverificateur bezoekt daarom:
-
• de locaties vanwaar gasvormige biobrandstof geleverd wordt aan het wegvoertuigen in
Nederland ten minste eenmaal tijdens het initieel onderzoek.
-
• de locaties vanwaar gasvormige biobrandstof geleverd wordt aan wegvoertuigen in ieder
jaar waarin verklaringen worden uitgegeven als op die locaties een substantiële verandering
is doorgevoerd. Dit op basis van een risico-analyse die de inboekverificateur maakt.
-
• in ieder geval de hoofdlocatie waar de administratieve processen worden gedocumenteerd.
-
2. Met betrekking tot de aard van de gasvormige biobrandstof wordt de energie-inhoud
vermeld overeenkomstig artikel 1.2
-
3. Met betrekking tot de hoeveelheid gasvormge biobrandstof heeft de inboekverificatieverklaring
betrekking op:
-
• een hoeveelheid gasvormige biobrandstof die in het betreffende kalenderjaar is geleverd
aan wegverkeer in Nederland;
-
• op een hoeveelheid gasvormige biobrandstof die op grond van artikel 9.7.4.1 van de
wet is ingeboekt in het register.
-
4. De inboekverificatieverklaring geeft een risicoanalyse die is gebaseerd op een onderzoek
dat ten minste de volgende onderdelen omvat:
-
• check of de garanties van oorsprong op moment van leveren zoals vermeld bij de inboeking
in het register, nog de status ‘actief’ bezitten en op de rekening van de NEa zijn
bijgeboekt;
-
• controle van de afleveradministratie, de inkoopadministratie en de financiële administratie;
-
• controle van eerdere verklaringen afgegeven door een dubbeltellingverificateur of
verificateur hernieuwbare brandstof;
-
• beoordeling van de administratieve organisatie en de interne controle;
-
• interviews met betrokken werknemers bij de rapportage van hernieuwbare energie;
-
• locatiebezoeken, waarbij met name de primaire gasmeters en de aflevermeters worden
gecontroleerd.
-
5. Een inboekverificatieverklaring vermeldt:
-
• de kenmerken van de opdrachtgever inclusief het rekeningnummer in het register van
de opdrachtgever;
-
• de kenmerken van de ingeboekte hoeveelheid gasvormige biobrandstof inclusief rekeningnummer
in het register van de inboeker;
-
• een beschrijving van de uitgevoerde werkzaamheden (inclusief bezochte locaties);
-
• dat een voldoende mate van zekerheid is verkregen dat de ingeboekte hoeveelheidgasvormige
biobrandstof in de juiste eenheden, opgedeeld in soorten zoals gegeven in bijlage
III bij de richtlijn hernieuwbare energie, en opgesplitst in enkel- en dubbeltellend
geen onjuistheden van materieel belang bevat;
-
• dat een redelijke mate van zekerheid is verkregen dat de duurzaamheidskenmerken behorende
bij de gasvormige biobrandstof juist zijn overgenomen;
-
• dat een beperkte mate van zekerheid is verkregen dat uit de massabalans volgt dat
de ingeboekte gasvormige biobrandstof niet opnieuw als duurzaam is verkocht;
-
• een totaal oordeel waaruit blijkt of met voldoende mate van zekerheid de juistheid
van de data en informatie over de aard, herkomst en hoeveelheid van de ingeboekte
gasvormige biobrandstof, de mogelijke dubbeltelling hiervan en de bijbehorende duurzaamheidskenmerken
van de ingeboekte gasvormige biobrandstof kan worden vastgesteld;
-
• een aanduiding van de inboekingen waarvoor de verklaring niet geldt.
-
6. Een inboekverificatie wordt afgerond door het verstrekken van een inboekverificatieverklaring
en het plaatsen van een aantekening in het register door de inboekverificateur voor
de inboekingen, met uitzondering van die inboekingen waarvoor de inboekverificatieverklaring
niet geldt.
-
7. Zowel de inboeker als de inboekverificateur houden een deugdelijke administratie bij
van de inboekverificatie en het inboekverificatieproces.
TOELICHTING
I Algemeen
§ 1. Inleiding
Deze regeling ziet met name op het stellen van nadere regels voor het inboeken van
verschillende vormen van hernieuwbare energie. Daartoe behoren: vloeibare biobrandstof,
gasvormige biobrandstof, elektriciteit uit hernieuwbare bron, vloeibare hernieuwbare
brandstof (brandstof, geproduceerd uit hernieuwbare bronnen, die geen biobrandstof
is). Ook worden regels gesteld aan de verificatie van dubbeltellende biobrandstof
en de verificatie van hernieuwbare brandstof.
§ 2. Uitslaan
Bedrijven die een jaarverplichting hebben geven hun jaarverbruik op aan de Nederlandse
Emissieautoriteit (hierna: NEa). Daartoe verstrekken zij de volgende gegevens:
-
• soort brandstof (diesel, benzine of vloeibare biobrandstof) die geleverd is aan wegvoertuigen
en spoorvoertuigen in Nederland;
-
• de periode waarin de levering plaatsvond;
-
• het geleverde volume in liters bij een temperatuur van 15 °C;
-
• of de opgave afwijkt van de accijnsopgave en indien de opgave afwijkt van de accijnsopgave,
de reden voor die afwijking.
De NEa ontvangt ter verificatie van de opgaven van de bedrijven een rapport van bevindingen
van de rijksbelastingdienst, waarin zij bij de NEa ingediende gegevens vergelijken
met de gegevens van de rijkbelastingdienst.
Indien er een verschil wordt geconstateerd zal de NEa het bedrijf de gelegenheid bieden
het verschil toe te lichten, waarna de NEa zal kunnen overgaan tot een correctie van
de opgegeven hoeveelheden.
§ 3. Inboeken
Het inboeken gebeurt op basis van de in bijlage III bij richtlijn nr. 2009/28/EG van
het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 april 2009 ter bevordering
van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging van en
intrekking van Richtlijn 2001/71/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PbEU 2009, L 140) (hierna:
de richtlijn hernieuwbare energie) opgenomen verbrandingswaarden. Waar die niet zijn
opgenomen zal de inboeker de NEa moeten informeren over de verbrandingswaarde. Daartoe
zal de onderste verbrandingswaarde van de brandstof moeten worden gehanteerd. Dit
zal moeten worden aangetoond aan de hand van bestaande gegevens of vastgesteld door
een volgens ISO-/IEC 17025 geaccrediteerd laboratorium. Daarbij geldt dat de opgegeven
verbrandingswaarde representatief dient te zijn voor de ingeboekte brandstoffen.
§ 3.1 Vloeibare biobrandstof
Op het moment van inboeken dient de inboeker over een bewijs van duurzaamheid te beschikken
voor ten minste de hoeveelheid ingeboekte biobrandstof.
De hoeveelheid vloeibare biobrandstof die wordt ingeboekt is de hoeveelheid in liters
bij een temperatuur van 15 °C die blijkens de massabalans van de inboeker is geleverd
aan de Nederlandse markt voor vervoer.
De te vermelden gegevens bij inboeking zijn opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.
§ 3.2 Gasvormige biobrandstof
Voor een hoeveelheid gasvormige biobrandstof die wordt ingeboekt moet een garantie
van oorsprong voor gas uit hernieuwbare energiebronnen als bedoeld in artikel 24 van
de Regeling garanties van oorsprong voor energie uit hernieuwbare energie bronnen
en HR-WKK-elektriciteit zijn afgegeven. De hoeveelheid die wordt ingeboekt is de hoeveelheid
in normaal m3 die blijkt uit de meter van het leverpunt of de leverpunten gekoppeld aan de aansluiting
van de inboeker. De aansluiting is uitsluitend bedoeld voor de levering van gas aan
vervoer en mag niet ook gebruikt worden voor bijvoorbeeld verwarmingdoeleinden.
De garantie van oorsprong moet voorafgaand aan het inboeken op de Vertogasrekening
van de Nederlandse emissieautoriteit zijn overgeboekt. Hiermee wordt een gelijksoortige
situatie gecreëerd als voor vloeibare biobrandstoffen.
Leveranciers van in het buitenland geproduceerde en in het gasnet ingevoede gasvormige
biobrandstof kunnen door Vertogas het duurzaamheidscertificaat laten omzetten naar
een garantie van oorsprongverklaring. Om gasvormige biobrandstof te kunnen inboeken
in het register hernieuwbare energie vervoer (hierna: het register) zullen de hierboven
genoemde gegevens op de garantie van oorsprong te zijn vermeld.
Voor vloeibare biobrandstoffen geldt dat ze onder een duurzaamheidsysteem geproduceerd
moeten zijn. Aangezien het aardgasnet niet onder een duurzaamheidsysteem kan vallen,
kan uitsluitend op de productielocatie vloeibaar gemaakte gasvormige biobrandstof
worden ingeboekt als vloeibare biobrandstof. Het is niet mogelijk en niet toegestaan
om aardgas voorzien van een garantie van oorsprong vloeibaar te maken en als vloeibare
biobrandstof in te boeken.
§ 3.3 Hernieuwbare brandstof
Nieuwe vormen van brandstof uit hernieuwbare bron zijn in opkomst. Het betreft brandstoffen
die geproduceerd zijn uit grondstoffen die niet van biologische oorsprong zijn. In
de praktijk gaat het momenteel om één concreet geval, waarbij een vloeibare brandstof
met behulp van energie uit niet-biologische hernieuwbare bronnen wordt geproduceerd
uit niet-biologische hernieuwbare bronnen, zoals gedefinieerd in artikel 9.7.1.1 van
de Wet milieubeheer (hierna: de Wm). Zoals in de Wm is aangegeven, dient de brandstof
geproduceerd te worden met hernieuwbare energie. Om praktische redenen wordt hierbij
een grens van minimaal 98% hernieuwbaar gehanteerd. Op het moment van inboeken dient
de inboeker over een verificatieverklaring hernieuwbare brandstof te beschikken van
een verificateur hernieuwbare brandstof dat de hernieuwbare brandstof voldoet aan
de vereisten.
§ 3.4 Elektriciteit
De hoeveelheid aan wegvoertuigen in Nederland geleverde elektriciteit die wordt ingeboekt
is de hoeveelheid in kWh die blijkt uit de meter van het leverpunt of de leverpunten
gekoppeld aan de aansluiting van de inboeker. De aansluiting is uitsluitend bedoeld
voor de levering van elektriciteit aan wegvoertuigen en mag niet ook gebruikt worden
voor bijvoorbeeld de verlichting van de locatie. De afnemer, bedoeld in artikel 1,
eerste lid, onderdeel c, van de Elektriciteitswet 1998 kan de hoeveelheid elektriciteit
die geleverd is via een leverpunt dat gekoppeld is aan zijn aansluiting inboeken.
Voor elektriciteit wordt een vaste omrekenfactor toegepast, conform de richtlijn hernieuwbare
energie, namelijk een factor 2,5 (omdat het elektriciteit betreft) en een factor die
overeenkomt met het forfaitair aandeel hernieuwbare energie in de elektriciteitsproductie.
Dit betreft het door Eurostat bekend gemaakte gemiddelde aandeel van elektriciteit
uit hernieuwbare bronnen in de Europese Unie twee jaar voorafgaand aan het betreffende
kalenderjaar. De inboeking vindt plaats in kWh waarna het register de vermenigvuldigingsfactoren
toepast voor de berekening van het aantal hernieuwbare brandstofeenheden (hierna:
HBE’s).
§ 3.5 Dubbeltelling
Teneinde het gebruik van geavanceerde biobrandstoffen te stimuleren is een aantal
biobrandstoffen opgenomen in bijlage 2 waarvoor de inboeker bij inboeking twee HBE’s
per gigajoule energie-inhoud op zijn rekening krijgt bijgeschreven. De inboeker van
vloeibare of gasvormige biobrandstof dient op het moment van inboeken te beschikken
over een dubbeltellingverklaring van dubbeltellingverificateur. De op de dubbeltellingverklaring
vermelde gegevens met betrekking tot de grondstof en het land van herkomst van die
grondstof dienen overeen te komen met de grondstof van de betreffende ingeboekte hoeveelheid
biobrandstof.
Producenten van biobrandstoffen hebben de mogelijkheid om de Staatssecretaris van
Infrastructuur en Milieu te verzoeken een brandstof te erkennen als dubbeltellend.
§ 4. Verificatie
Een belangrijke schakel in de informatieketen is de controle op de ingeboekte gegevens.
Deze vindt plaats op verschillende manieren:
-
1. Voor biobrandstof dient elke locatie gecertificeerd te zijn volgens de normen van
een door de Europese Commissie erkend duurzaamheidssysteem. Inboekers dienen ten behoeve
van de NEa op het moment van inboeken een bewijs van duurzaamheid op te stellen die
ze in de eigen administratie houden. Achteraf vindt controle plaats door middel van
een inboekverificatie, waarbij gelet wordt op de juistheid van de in het register
ingevoerde gegevens en de aanwezigheid van de benodigde verklaringen.
-
2. In geval van dubbeltellende biobrandstof dienen de dubbeltellingverklaringen aanwezig
te zijn op het moment van inboeken. Hiervoor is een dubbeltellingverificatie noodzakelijk.
Het is niet mogelijk een biobrandstof eerst enkeltellend in te voeren en vervolgens
dubbeltellend. De certificaatnummers dienen bij inboeking te worden vermeld.
-
3. In geval van hernieuwbare brandstof dienen de verklaringen aanwezig te zijn op het
moment van inboeken. De certificaatnummers dienen bij inboeking te worden vermeld.
Daarnaast dienen de gegevens over de verbrandingswaarde vooraf in het register te
worden ingevoerd. Of aan de eisen wordt voldaan dient te worden aangetoond door middel
van een verificatieverklaring hernieuwbare brandstof.
Slechts geaccrediteerde verificatie-instellingen of instellingen die aantoonbaar bezig
zijn met het verkrijgen van een accreditatie komen in aanmerking voor het uitvoeren
van een verificatie. Een verificatie-instelling dient te zijn geaccrediteerd, of aantoonbaar
bezig zijn met het verkrijgen van een accreditatie, voor het werkterrein waarvoor
de verificatie wordt uitgevoerd (inboek-, dubbeltelling, verificatie hernieuwbare
brandstof).
De verificatienormen zijn opgenomen als bijlagen bij deze regeling.
§ 5. Administratieve lasten en uitvoeringslasten
De administratieve en uitvoeringslasten van de nieuwe systematiek voor hernieuwbare
energie vervoer, waar deze regeling onderdeel van is, zijn uitgebreid verantwoord
in paragraaf 6.1 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel tot wijziging
van de Wet milieubeheer (jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer, hernieuwbare
brandstofeenheden en elektronisch register hernieuwbare energie vervoer) (Kamerstukken
II 2013/14, 33 834, nr. 3, blz. 8-10). Kortheidshalve wordt daarnaar verwezen.
§ 6. Overleg met betrokken bedrijfsleven
Over de eisen die in deze regeling gesteld zijn is op meerdere momenten overleg gevoerd
met de betrokken ondernemingen. Dit betreft de ondernemingen die een jaarverplichting
hebben, de potentiële inboekers en de potentiële verificateurs.
II Artikelen
Artikel 1.2
Dit artikel strekt tot uitvoering van de begripsbepaling van ‘energie-inhoud’ in artikel
9.7.1.1 van de Wm.
De inboeker die een hoeveelheid hernieuwbare energie vervoer inboekt waarvoor geen
energie-inhoud is vastgelegd, dient daarvan de energie-inhoud aan te tonen. Hij kan
dat doen door zich te baseren op de in de wetenschappelijke literatuur vermelde energie-inhoud.
Indien in die literatuur geen energie-inhoud is vermeld, dient hij die energie-inhoud
te laten vaststellen door een laboratorium dat volgens ISO-/IEC 17025 is geaccrediteerd.
Daarmee wordt aangesloten bij een heldere internationale standaard voor degenen die
de energie-inhoud op basis van de onderste verbrandingswaarde van een biobrandstof
mogen bepalen. Zulks om tot een eenduidige bepaling van de betreffende waarde te komen.
Artikel 1.3
Op grond van artikel 9.7.1.4 van de Wm verstrekt de rijksbelastingdienst op verzoek
de bij ministeriële regeling genoemde gegevens aan de NEa.
In de bestuursovereenkomst zijn de gegevens vermeld die de rijksbelastingdienst aan
de NEa rapporteert over de aansluiting tussen de door de leveranciers tot eindverbruik
ingevoerde jaarverplichting in het register met de bij de rijksbelastingdienst ingediende
accijnsaangifte.
Artikel 2.1
De voorgeschreven gegevens heeft de NEa nodig om de ingevoerde hoeveelheid te kunnen
aansluiten met de bij de rijksbelastingdienst ingediende accijnsaangifte.
Om diezelfde reden is in onderdeel b bepaald dat de periode die overeenkomt met periode
van de accijnsaangifte moet worden vermeld. In concreto betekent dit dat de leverancier
tot eindverbruik zijn opgave moet doen uitgesplitst naar kalendermaanden.
Artikel 3.2
tweede lid
Vertogas is de instelling die garanties van oorsprong afgeeft voor duurzaam geproduceerd
hernieuwbaar gas, hier aangeduid als gasvormige biobrandstof. Die garanties garanderen
dat de bewuste hoeveelheid gasvormige biobrandstof op duurzame wijze is geproduceerd
en of is voldaan aan de duurzaamheidscriteria die de richtlijn hernieuwbare energie
voorschrijft.
vierde lid
Op garanties van oorsprong wordt de energie-inhoud van de gasvormige biobrandstof
vermeld in megawattuur (MWh). Blijkens het eerste lid gaat het register uit van normaal
m3. Om MWh om te rekenen naar normaal m3moet de vermelde hoeveelheid met 102,33 worden vermenigvuldigd; een MWh komt overeen
met 102,33 normaal m3.
Artikel 3.6
Bij het bepalen van het aandeel elektriciteit uit hernieuwbare bronnen van de totale
geleverde elektriciteit laat artikel 3, vierde lid, van de richtlijn hernieuwbare
energie de keuze aan de lidstaat tussen het gemiddelde op het nationale net en het
gemiddelde op het Europese net en dat gemeten twee jaar voor het jaar waarop de verplichtingen
van toepassing zijn. Evenals in de Regeling henieuwbare energie vervoer is in deze
regeling gekozen voor het Europese gemiddelde dat wordt berekend en bekendgemaakt
door EUROSTAT.
Artikel 3.8
In tabel 1, 2 en 3 zijn de materialen genoemd waarvoor geldt dat de daaruit geproduceerde
biobrandstof in ieder geval dubbeltelt. Tabel 1 ziet op procesafval of procesresiduen,
tabel 2 op afval en residu van landbouw, aquacultuur, visserij of bosbouw en tabel
3 op niet-voedsel cellulosemateriaal en ligno-cellulosisch materiaal (geen afval of
residu). Artikel 21, tweede lid, van de richtlijn hernieuwbare energie bepaalt dat
biobrandstof geproduceert uit de in de tabellen 1, 2 en 3, genoemde materialen, dubbeltelt.
Artikel 3.9
Voor de ‘overige materialen’ genoemd in tabel 5 is niet eenduidig vast te stellen
of zij een alternatieve toepassing hebben, omdat het gaat om brede categorieën van
materialen. Een deel van het materiaal heeft mogelijk geen alternatieve toepassing,
een ander deel wel. Zo is van ‘zetmeelrijke bij- of restproducten uit de aardappel-
en graanverwerkende industrie’ bekend dat zetmeelrijke bijproducten (die door de industrie
soms als residu worden betiteld) worden afgezet als brijvoeder voor varkens en als
grondstof in de papier- en kartonindustrie. Andere materialen uit deze brede categorie
hebben geen alternatieve toepassing, hetgeen mede afhankelijk kan zijn van het precieze
soort materiaal maar ook van de locatie of van locatiespecifieke details van het productieproces
waarin het materiaal vrijkomt. Daarom is maatwerk nodig voor deze overige materialen.
Derhalve kan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu op verzoek in een specifiek
geval toestaan dat het materiaal dat onder tabel 5 valt, toch in aanmerking komt voor
dubbeltelling (artikel 3.9, eerste lid, van deze regeling). Of een ontheffing kan
worden verleend hangt af van de in artikel 3.9, derde lid, van deze regeling opgenomen
beoordeling. Uit de criteria volgt dat de toepassing als biobrandstof van afval of
een residu niet een alternatieve – hoogwaardigere – toepassing mag verdringen.
Veel restproducten worden thans op een andere -hoogwaardigere- wijze toegepast, bijvoorbeeld
als suiker-, zetmeel-, eiwit- en vetbestanddeel van diervoeder, of zij kunnen worden
toegepast als grondstof voor materialen in de zogeheten biobased economy. Toepassing voor opwekking van elektriciteit of warmte en voor compostering wordt
als een gelijkwaardige of laagwaardigere toepassing aangemerkt. Overeenkomstig de
richtlijn is voor lignocellulose dubbeltelling zonder meer van toepassing.
Ten behoeve van beschikking als bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, van deze regeling,
dient degene die daartoe een verzoek indient, in ieder geval de informatie aan te
leveren die in artikel 3.9, derde lid, is opgenomen.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu kan ten behoeve van een gedegen beoordeling
en indien nodig om additionele informatie vragen. Dit kan betreffen een onderzoek
door een onafhankelijke partij naar de locatie- of bedrijfsspecifieke omstandigheden
die er toe kunnen leiden dat het materiaal (of een bepaald deel van het materiaal)
zou kunnen worden aangemerkt als procesafval of procesresidu, of die ertoe kunnen
leiden dat een bepaald deel van de geproduceerde biobrandstoffen wordt geproduceerd
uit de lignocellulose bestanddelen van het materiaal.
Dit betekent dat in ieder geval moet worden aangegeven de ontstaanswijze van het materiaal
(in welk proces komt het vrij, welke andere producten worden met het proces geproduceerd),
de huidige toepassingen van het materiaal en de marktcondities (tegen welke prijs
wordt het materiaal verhandeld, hoe waren deze prijzen in de afgelopen jaren en hoe
verhouden die prijzen zich tot de andere producten die vrijkomen uit hetzelfde proces).
Overigens kunnen bedrijven voor afval, residuen, non-food cellulosemateriaal en lignocellulosisch
materiaal, waarvoor geen alternatieve toepassing bestaat en dat niet reeds in de tabellen
staat waaruit volgt dat dubbeltellen niet mogelijk is, bij de Staatssecretaris van
Infrastructuur en Milieu (een algemene) vermelding worden aangevraagd in bijlage 2,
tabel 1, 2 of 3.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu beoordeelt of het materiaal ook daadwerkelijk
in de tabellen kan worden opgenomen. Voor een gedegen beoordeling dient in ieder geval
dezelfde informatie ter beschikking te worden gesteld als ten behoeve van een ontheffingsverzoek
(artikel 3.9, tweede lid, van deze regeling) (zie toelichting hierboven). De beoordeling
van deze aanvraag vindt overeenkomstig de beoordeling van de ontheffing (artikel 3.9,
tweede lid, van deze regeling) plaats.
Indien de beoordelingsprocedure positief uitvalt, kunnen de tabellen worden aangepast.
In beginsel zullen de tabellen niet vaker dan één keer per jaar worden aangepast.
Aansluiting zal worden gezocht bij de looptijd van het handelsjaar en bij aangesloten
worden bij de vaste verandermomenten.
De materialen zijn dusdanig gegroepeerd in de tabellen van bijlage 2 bij deze regeling,
dat tegelijkertijd verduidelijkt wordt op welke materialen (op grond van artikel 17,
eerste lid, van de richtlijn hernieuwbare energie) enkel artikel 17, tweede lid, van
die richtlijn van toepassing is en voor welke materialen Bijlage V, onderdeel C, sub
18, derde paragraaf, bij die richtlijn geldt.
Artikel 4.3
Terwijl de inboeker de inboekverificatieverklaring of het rapport van bevindingen
op elektronische wijze naar de NEa toestuurt, vinkt de inboekverificateur in het register
aan of hij al dan niet een verificatieverklaring afgegeven heeft. In het geval hij
het vakje ‘goedgekeurd’ aanvinkt, dan verkrijgen de inboekingen de status ‘goedgekeurd
verificateur’; in het geval hij het vakje ‘niet goedgekeurd’, verkrijgen alle inboekingen
de status ‘niet goedgekeurd verificateur’en dienen alle inboekingen door de NEa ambtshalve
vastgesteld te worden.
De norm ISAE 3000 is de door de International Auditing and Assurance Standards Board
(onderdeel van de International Federation of Accountants) opgestelde International
Standard on Assurance Engagements nr. 3000.
Artikel 6.1
Het overzicht omvat, naast het aantal bij de afsluiting van het voorafgaande kalenderjaar
gespaarde HBE’s, de tot de datum waarop het openbaar wordt gemaakt uitgegeven aantallen
HBE’s. Op 1 maart van enig kalenderjaar is dat dus het aantal tot en met 28 of 29 februari
van dat kalenderjaar uitgegeven HBE’s, op 10 april het aantal tot en met 9 april van
dat kalenderjaar uitgegeven HBE’s en het aantal bij de afsluiting van het voorafgaande
kalenderjaar gespaarde HBE’s, op 1 juli het aantal tot en met 30 juni uitgegeven HBE’s,
op 1 oktober het aantal tot en met 30 september uitgegeven HBE’s en op 1 januari het
totale aantal in het voorgaande kalenderjaar uitgegeven HBE’s.
Artikel 7.1
Dit artikel berust op artikel 18.1a van de Wm en artikel 5.10 van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 7.2
Op grond van artikel 9.7.6.2 van de Wm blijft de Regeling hernieuwbare energie vervoer
van toepassing op de ‘afrekening’ voor het jaar 2014.
Artikel 7.3
De inwerkingtredingsdatum voldoet aan het stelsel van vaste verandermomenten.
Omdat het betrokken bedrijfsleven bij het opstellen van deze regeling is betrokken
is afgezien van hanteren van een invoeringstermijn. Omdat deze regeling noodzakelijk
is voor het met ingang van 1 januari 2015 in werking kunnen laten treden van titel
9.7 van de Wet milieubeheer en het Besluit hernieuwbare energie vervoer 2015 en het
niet halen van die datum een jaar uitstel zou betekenen is bovendien, als gevolg van
de besparing aan administratieve lasten die deze wet, besluit en regeling met zich
brengen, de uitzondering hoge private kosten van toepassing.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
W.J. Mansveld