TOELICHTING
I. Algemeen
1 Inleiding
De Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (hierna: de regeling)
dient ter implementatie van richtlijn nr. 2012/19/EU van het Europees Parlement en
de Raad van 4 juli 2012 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur
(PbEU 2012, L 197) (hierna: richtlijn). In de praktijk wordt deze richtlijn vaak ook
wel de ‘WEEE-richtlijn’ genoemd naar de Engelstalige afkorting ervan.
Deze richtlijn heeft ten doel bij te dragen tot duurzame productie en consumptie van
elektrische en elektronische apparatuur. In de eerste plaats gebeurt dat door preventie
van het ontstaan van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur. Daarnaast
worden hergebruik, recycling en andere vormen van nuttige toepassing van dergelijke
afvalstoffen bevorderd teneinde de hoeveelheid te verwijderen afval te verminderen
en bij te dragen tot efficiënter hulpbronnengebruik en de terugwinning van waardevolle
secundaire grondstoffen. Voorts beoogt de richtlijn een verbetering te bewerkstelligen
van de milieuprestaties van alle marktdeelnemers die bij de levenscyclus van elektrische
en elektronische apparatuur betrokken zijn, zoals producenten, distributeurs en consumenten
en in het bijzonder de marktdeelnemers die rechtstreeks betrokken zijn bij de verwerking
van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur. Deze richtlijn is in de plaats
gekomen van richtlijn nr. 2002/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari
2003 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (PbEU 2003,
L 37). Deze oude richtlijn (hierna: ingetrokken richtlijn) was geïmplementeerd in
het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur en de daarop gebaseerde
Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur (hierna: ingetrokken regeling).
2 Wijzigingen ten opzichte van de ingetrokken richtlijn
De richtlijn kent veel overeenkomsten met ingetrokken richtlijn. De kern blijft dat
producenten van elektrische en elektronische apparatuur zorg moeten dragen voor de
inzameling en verwerking van afgedankte elektronische apparatuur. De ingetrokken richtlijn
voorzag daartoe bijvoorbeeld al in de invoering van inzamelingsregelingen waarbij
consumenten hun afgedankte elektrische en elektronische apparatuur kosteloos konden
inleveren. Dit, met als doel om te voorkomen dat gevaarlijke stoffen in afgedankte
elektrische en elektronische apparatuur schade aan de volksgezondheid en het milieu
zouden kunnen toebrengen. Bovendien beoogde de ingetrokken richtlijn dat meer producten
en materialen zouden worden hergebruikt en gerecycled. Met de (nieuwe) richtlijn is
een duidelijke stap voorwaarts gezet op het gebied van milieubescherming en wordt
een krachtige impuls gegeven aan het efficiëntere gebruik van hulpbronnen in de Europese
Unie.
De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de oude richtlijn zijn:
-
– harmonisatie van rapportagevereisten binnen Europa;
-
– stapsgewijze uitbreiding van het toepassingsgebied tot alle afgedankte elektrische
en elektronische apparatuur;
-
– verduidelijking van een aantal definities;
-
– uitbreiding en verduidelijking van de verplichtingen voor en verantwoordelijkheden
van producenten.
Onderstaand zijn de belangrijkste inhoudelijke wijzigingen kort toegelicht.
Inzameldoelstelling
De inzameldoelstelling van de ingetrokken richtlijn bepaalde dat een gemiddelde hoeveelheid
gescheiden ingezamelde afgedankte elektrische en elektronische apparatuur moest worden
gerealiseerd van ten minste 4 kilogram per inwoner per jaar. In Nederland werd deze
doelstelling ruimschoots gehaald. In 2012 werd zelfs ruim 8 kilogram per inwoner gescheiden
ingezameld.
De richtlijn verhoogt de inzameldoelstelling op getrapte wijze.
Vanaf 2016 moet elke lidstaat ervoor zorgdragen dat ten minste 45% van de in die lidstaat
verkochte hoeveelheid elektrische en elektronische apparatuur, die valt binnen het
toepassingsgebied van de richtlijn, wordt ingezameld. Vanaf 15 augustus 2018 wordt
het toepassingsgebied van de richtlijn bovendien verruimd tot alle elektrische en
elektronische apparatuur. Vanaf 2019 wordt het bovengenoemde inzamelingspercentage
verder verhoogd tot 65% van de gemiddelde gewichtshoeveelheid verkochte elektrische
en elektronische apparatuur of geldt een alternatieve maatstaf van 85% van de op het
grondgebied van de lidstaat vrijgekomen hoeveelheid afgedankte elektrische en elektronische
apparatuur. Lidstaten kunnen jaarlijks kiezen volgens welke van deze twee equivalente
maatstaven zij willen rapporteren. Voor een verdere toelichting over deze keuze wordt
verwezen naar de beantwoording van vraag 1.25 van het ‘frequently asked questions’-document
van de Europese Commissie (hierna FAQ-document).1
Gebaseerd op de huidige inzichten wordt verwacht dat vanaf 2016 circa 12 kilogram
en vanaf 2019 circa 17 kilogram per inwoner per jaar gescheiden moet worden ingezameld
om te kunnen voldoen aan de doelstelling van de richtlijn. De komende jaren zal de
hoeveelheid ingezamelde afgedankte elektrische en elektronische apparatuur daarom
meer dan verdubbeld moeten worden.
Wat betreft de berekening van het inzamelingspercentage van een bepaald jaar kan worden
opgemerkt dat voor de hoeveelheid in de handel gebrachte elektrische en elektronische
apparatuur het gemiddelde moet worden genomen van de in de handel gebrachte hoeveelheid
van de drie jaren voorafgaand aan het rapportagejaar. Dit vloeit voort uit artikel
7, eerste lid, van de richtlijn en is geregeld in artikel 10 van de regeling.
Voorkomen illegale export
Op grond van de richtlijn krijgen lidstaten betere instrumenten in handen om doeltreffender
de strijd aan te binden met de illegale export van afval. Illegale export vormt namelijk
een ernstig probleem, met name wanneer de EU-regelgeving voor de verwerking van afval
wordt omzeild. Dat gebeurt bijvoorbeeld door bij overbrenging buiten de grenzen van
een lidstaat voor te wenden dat er sprake is van tweedehandsapparatuur in plaats van
afgedankte elektrische en elektronische apparatuur. Op grond van bijlage VI van de
richtlijn zijn exporteurs van tweedehands apparatuur verplicht om vooraf te testen
of de apparatuur werkt en moeten zij documenten verstrekken over de aard van de overbrengingen.
Hiermee wordt voorkomen dat afval onterecht als tweedehands apparatuur wordt gelabeld
en geëxporteerd.
Administratieve lasten
Een andere verbetering op grond van de richtlijn is de vermindering van de administratieve
lasten. De belangrijkste bijdrage aan deze vermindering is het gevolg van de harmonisatie
van nationale registratie- en verslagleggingsvereisten. Deze harmonisatie heeft voor
producenten bovendien het voordeel dat de nationale registers van de lidstaten beter
op elkaar aansluiten. De administratieve lasten kunnen per lidstaat verschillen. Voor
een toelichting op de Nederlandse situatie wordt verwezen naar paragraaf 7 van deze
toelichting.
Toename inzamelpunten
Detailhandelszaken met een verkoopoppervlak voor elektrische en elektronische apparatuur
van ten minste 400 m2 zijn verplicht tot het opzetten van een inzamelpunt voor kleine afgedankte elektrische
en elektronische apparaten (buitenafmetingen kleiner dan 25 cm). Consumenten kunnen
kleine apparaten om niet inleveren bij deze grotere detailhandelszaken zonder daarvoor
een nieuw apparaat te moeten aanschaffen.
3 Aanpak implementatie
Producentenverantwoordelijkheid
De richtlijn is, evenals de ingetrokken richtlijn, gebaseerd op het uitgangspunt dat
producenten verantwoordelijk zijn voor de inzameling en verwerking van door hen op
de markt gebrachte elektrische en elektronische apparatuur. De richtlijn geeft producenten
expliciet de mogelijkheid om zelf te bepalen of zij deze verantwoordelijkheid individueel
of via een collectief van producenten invullen. Zij moeten hun keuze overeenkomstig
bijlage X deel A van de richtlijn, melden bij een daartoe aangewezen instantie.
Daarnaast zijn producenten op grond van bijlage X, deel B, van de richtlijn verplicht
te rapporteren over de door hen op de markt gebrachte hoeveelheid elektrische en elektronische
apparatuur en de door hun op basis van hun producentenverantwoordelijkheid ingezamelde,
gerecyclede (waaronder ter voorbereiding op hergebruik), nuttig toegepaste of verwijderde
afgedankte elektrische en elektronische apparatuur.
Voorbereiding implementatie
Om recht te doen aan de Europese harmonisatie op het gebied van afgedankte elektrische
en elektronische apparatuur is de richtlijn zo strikt mogelijk omgezet in de regeling.
Daarbij is zoveel mogelijk vastgehouden aan de tekst van de richtlijn en aangesloten
bij de wijze van implementatie van de ingetrokken richtlijn.
Bij de voorbereiding van de regeling is uitvoerig overleg gevoerd met de betrokken
brancheorganisaties van producenten en verwerkers van afgedankte elektrische en elektronische
apparatuur.
Dit heeft onder meer in geresulteerd in afspraken over:
Bij de voorbereiding van deze regeling hebben producenten en afvalverwerkers aangegeven
het belangrijk te vinden dat de inzameling, het vervoer en de verwerking door de verschillende
partijen op transparante en vergelijkbare wijze gebeurt. Gebleken is dat er lekstromen
kunnen ontstaan bij inzamelstations en tijdens het vervoer van ingezamelde apparatuur.
Hierdoor kan het zijn dat afgedankte elektrische en elektronische apparatuur niet
bij de (juiste) verwerker terechtkomt. Het op goede en vergelijkbare wijze inzamelen,
vervoeren en verwerken zou kunnen worden bereikt door voor te schrijven dat die handelingen
overeenkomstig een bepaalde norm moeten plaatsvinden. Vanwege het ontbreken van een
Nederlandse norm is door producenten en afvalverwerkers voorgesteld de inzameling,
het vervoer en de verwerking te doen uitvoeren volgens de normen van de WEEELABEX
normative documents. Deze Engelstalige norm is opgesteld in opdracht van het WEEE
Forum en is op 2 mei 2011 vastgesteld in Amsterdam. In het WEEE Forum zijn ongeveer
40 inzamelsystemen uit Europa vertegenwoordigd die onderling hun kennis en ervaring
delen. Ik heb dit voorstel voor wat betreft verwerking overgenomen. Dit is geregeld
in artikel 11 dat passende verwerking regelt. Onder het kopje Passende verwerking
van deze toelichting wordt dit verder toegelicht.
Het opleggen van normen voor inzameling en vervoer was niet mogelijk vanwege het uitgangspunt
van strikte implementatie. De richtlijn kent namelijk geen ruimte voor het stellen
van kwaliteitseisen aan inzameling en vervoer. Echter, wat betreft het opleggen van
normen voor inzameling en vervoer zijn alle partijen het erover eens dat ook dit een
goede stap zou zijn om het ontstaan van lekstromen tegen te gaan. Daarom hebben partijen
gezocht naar een werkwijze waarbij de kwaliteit van de inzameling en het vervoer toch
voldoende kan worden gewaarborgd. In dit kader zal ik in een convenant (Green Deal)
met vertegenwoordigers van producenten, verwerkers, inzamelaars, vervoerders nadere
afspraken maken. In deze Green Deal wordt onder andere de intentie vastgelegd dat
zoveel mogelijk WEEELABEX gecertificeerde inzamelaars en vervoerders zullen worden
ingezet bij de inzameling en het vervoer naar verwerkers. Niet WEEELABEX-gecertificeerde
inzamelaars en vervoerders zijn op grond van deze regeling verplicht om alleen aan
gecertificeerde verwerkers af te geven.
Passende verwerking
In de richtlijn is bepaald dat producenten er zorg voor moeten dragen dat namens hen
ingezamelde afgedankte elektrische en elektronische apparatuur passend wordt verwerkt.
Passende verwerking betekent dat verwerking op een voldoende hoog kwalitatief niveau
moet plaatsvinden. De richtlijn is summier over de wijze waarop vastgesteld kan worden
of de verwerking passend heeft plaatsgevonden. De richtlijn is er wel duidelijk over
dat de verwerking volgens de best beschikbare technieken dient plaats te vinden. Ook
geeft de richtlijn in artikel 8, derde lid, aan dat producenten daartoe individueel
of collectief inzamel- en verwerkingssystemen kunnen invoeren.
Door producenten en afvalverwerkers is voorgesteld de verwerking uit te doen voeren
volgens het WEEELABEX normative document on Treatment V9.0.(hierna: WEEELABEX Treatment)
Op basis van WEEELABEX Treatment kunnen be- en verwerkers zich laten certificeren,
indien ze voldoen aan bepaalde in dat document opgenomen kwaliteitseisen en als op
grond van een externe audit is vast komen te staan dat daarnaar wordt gehandeld. Op
deze wijze is transparant dat in Nederland verwerkte afgedankte elektrische en elektronische
apparatuur plaats heeft gevonden conform de richtlijn en wordt tegelijkertijd een
gelijk speelveld gecreëerd voor be- en verwerkers. De verwerkingsstandaarden van WEEELABEX
Treatment bieden de garantie dat de verwerking op een kwalitatief hoogwaardige wijze
geschiedt, zoals alle partijen dat willen. Bovendien wordt hiermee gewaarborgd dat
voldaan wordt aan de eisen met betrekking tot de streefcijfers inzake nuttige toepassing,
bedoeld in artikel 11 van de richtlijn. Het WEEELABEX normative document brengt verder
met zich mee dat be- en verwerkers door middel van verplichte certificering moeten
aantonen dat zij voldoen aan de norm en daarmee aan de verplichtingen van de richtlijn.
Op Europees niveau wordt overigens gewerkt aan een opvolger van de WEEELABEX normative
documents in de vorm van een aantal afvalstroomspecifieke CENELEC-normen. Het Comité
Européen de Normalisation Electrotechnique (CENELEC) is verantwoordelijk voor Europese
standaardisering in het domein van de elektrotechniek. De Europese Commissie heeft
op grond van artikel 8, vijfde lid, van de richtlijn op 24 januari 2013 het mandaat
gegeven aan CENELEC om standaarden te ontwikkelen voor de inzameling, het vervoer
en de verwerking van afgewerkte elektrische en elektronische apparatuur.2 De CENELEC-normen voor het verwerken van afgedankte elektrische en elektronische
apparatuur zullen naar verwachting vanaf 2014 beschikbaar komen. Er wordt rekening
gehouden met de mogelijkheid dat de Commissie deze CENELEC-normen te zijner tijd verplicht
zal stellen door middel van het opleggen van uitvoeringshandelingen op grond van de
richtlijn. Indien nodig zal de regeling te zijner tijd worden aangepast. De CENELEC-normen
dragen bij aan de verdere ontwikkeling van een level-playing field in Europa voor
verwerking van elektrische en elektronische apparatuur, maar ook voor de inzameling
en het vervoer.
Er bestaat sinds 2012 een CENELEC-norm voor de inzameling, het vervoer en de verwerking
van koel- en vriesapparatuur (NEN-EN 50574 en:2012). In artikel 11, derde lid, is
daarom bepaald dat NEN-EN 50574 en:2012 geldt voor deze afvalstroom in plaats van
WEEELABEX Treatment.
Registratie van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur in het nationaal
register
De richtlijn vereist dat lidstaten er zorg voor dragen dat er een nationaal register
komt waarin producenten en distributeurs de informatie bedoeld in bijlage X melden.
Dit is een verplichting die volgt uit artikel 16 van de richtlijn. Na overleg met
producenten en verwerkers is om aan die verplichting uit de richtlijn te voldoen,
gekozen voor de oprichting van een onafhankelijk nationaal register: de Stichting
Nationaal (W)EEE Register gevestigd te Zoetermeer. Hierbij is aansluiting gezocht
bij het bestaande register van Wecycle dat namens de Nederlandse Vereniging Verwijdering
Metalektroproducten (NVMP) deze taak voor de bij haar aangesloten leden uitvoerde
op grond van de ingetrokken regeling. Wecycle beschikt daardoor al over een goed functionerend
register (software, portals, IT infrastructuur, protocollen) en is als organisatie
geëquipeerd voor deze taak. Nieuw is dat ook verwerkers de door hen verwerkte hoeveelheid
afgedankte elektrische en elektronische apparatuur direct gaan registeren in het nationaal
register. Om zogenaamd ‘free-rider’-gedrag te voorkomen is deze verplichting vastgelegd
in de regeling. Registratie in één nationaal register geeft meer overzicht en er komt
meer en betere informatie beschikbaar, zowel kwantitatief als kwalitatief. De voorwaarden
waaronder producenten en verwerkers in het nationaal registreren, zijn per producent
of verwerker vastgelegd in een dienstverleningsovereenkomst (DVO).
Rapportage en monitoring
Aan de hand van geaggregeerde informatie uit het nationaal register moet 3-jaarlijks
aan de Europese Commissie een rapportage worden gestuurd waarin is aangegeven hoeveel
elektrische en elektronische apparatuur in de handel is gebracht, hoeveel afgedankte
elektrische en elektronische apparatuur is ingezameld en op welke wijze deze is verwerkt.
Dit vloeit voort uit artikel 16, vijfde lid, van de richtlijn. Deze rapportage geeft
inzicht of op nationaal niveau de inzameldoelstelling is gerealiseerd en in hoeverre
de streefcijfers wat betreft nuttige toepassing zijn gehaald.
Naar verwachting zal de aanpak op grond van deze regeling, waarin de lasten zo beperkt
mogelijk zijn gehouden, erin resulteren dat Nederland voldoet aan deze inzamelingsdoelstelling.
Echter, gezien de forse verhoging van de inzameldoelstelling, moet wel rekening worden
gehouden met de mogelijkheid dat dit door omstandigheden niet helemaal lukt. Dit betekent
dat niet is uit te sluiten dat er in de toekomst interventies nodig kunnen zijn om
alsnog te voldoen aan de inzameldoelstellingen. Gedacht kan worden aan stimuleringsprojecten
gericht op het verbeteren van de inzameling van bepaalde afvalstromen of voorlichtingscampagnes
gericht tot burgers. Maar het kan ook blijken dat er aanvullende regelgeving nodig
is.
Aanvullende afspraken: Green Deal WEEE
De regeling was niet het geëigende middel voor het vastleggen van alle gewenste afspraken
met vertegenwoordigers van producenten, verwerkers, inzamelaars en vervoerders. Daarom
is aanvullend op de regeling een Green Deal afgesloten. In deze Green Deal zijn over
de volgende onderwerpen aanvullende afspraken gemaakt:
Het is van belang te monitoren of aan de verplichtingen van de regeling c.q. de richtlijn
wordt voldaan. Dat is nodig vanwege de verplichte 3-jaarrapportage aan de Europese
Commissie en de eventueel noodzakelijke acties die daaruit moeten voortvloeien, indien
de inzameldoelstelling niet blijkt te worden gehaald. Daarnaast is het ook van belang
om te bezien of de werking van de regeling in de praktijk voldoet aan de verwachtingen
en of verbeteringen mogelijk of gewenst zijn. Om goed en effectief te kunnen monitoren
is de inzet van partijen in het werkveld noodzakelijk. De inzameling van afgedankte
elektrische en elektronische apparatuur is echter complex en er zijn veel partijen
betrokken. Naast producenten en verwerkers moet gedacht worden aan inzamelbedrijven,
(gemeentelijke) milieustraten en de detailhandel. Deze partijen hebben aangegeven
dat ze zich ervan bewust zijn dat hun betrokkenheid van belang is bij het realiseren
van de doelstelling. Daarom is in onderling overleg afgesproken een WEEE-monitoringsberaad
op te richten. Het WEEE-monitoringsberaad beoordeelt en adviseert over zaken als het
realiseren van de inzameldoelstelling van de richtlijn, onderzoek, kwantitatieve analyses,
rapportage aan de Minister van Infrastructuur en Milieu en de Europese Commissie.
Als deelnemers aan het WEEE-monitoringsberaad zullen bovengenoemde betrokken partijen
deelnemen.
Productontwerp
De verplichtingen die voortvloeien uit artikel 4 van de richtlijn zijn niet met regelgeving
geïmplementeerd. Dit artikel betreft het nemen van passende maatregelen door de lidstaten
van de Europese Unie inzake ecologisch ontwerp met als doel om hergebruik en verwerking
van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur te vergemakkelijken. Bij de
implementatie van de ingetrokken richtlijn, die een vergelijkbaar artikel kende, is
gekozen voor implementatie door stimuleringsbeleid. Deze werkwijze wordt voortgezet.
Ecologisch ontwerp (ecodesign) is in Europees verband gereguleerd middels richtlijn
2009/125/EG van het Europees Parlement en de raad van 21 oktober 2009 betreffende
de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch
ontwerp voor energiegerelateerde producten (herschikking) (Pb 2009, L285). Op basis
van de Ecodesign-richtlijn worden wettelijke eisen gesteld aan vele zogeheten energiegerelateerde
producten. Nederland is voorstander van verbreding van deze richtlijn: waar nu alleen
aandacht is voor energiegebruik van apparatuur, zou ik daar materiaalgebruik en productontwerp
aan willen toevoegen. Daarom ben ik voornemens nader onderzoek te laten uitvoeren
naar de mogelijkheden om wettelijke Recource Efficiency-eisen (herbruikbaarheid, recyclebaarheid,
aandeel gerecycled materiaal, keuze soort materiaal, toepassing gevaarlijke stoffen
en levensduur) onder te brengen in de richtlijn. In 2014 zal hierover in Europees
verband worden overlegd. De Nederlandse bevindingen uit dit onderzoek zullen bij dit
overleg worden ingebracht.
4 Hoofdlijnen van de regeling
De implementatie heeft plaatsgevonden in de vorm van een ministeriële regeling. De
reden hiervoor is de verplichting, bedoeld in artikel 21.6, zesde lid, van de Wet
milieubeheer. Daarin is bepaald dat de implementatie van voor Nederland bindende internationale
voorschriften in beginsel niet in een algemene maatregel van bestuur, maar bij ministeriële
regeling geschiedt.
De implementatie bestaat uit deze nieuwe regeling die in de plaats is gekomen van
de ingetrokken Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur, welke de implementatie
vormde van de ingetrokken richtlijn. Er is gekozen voor het opstellen van een nieuwe
regeling, omdat het wijzigen van de ingetrokken regeling bewerkelijk en onoverzichtelijk
zou zijn geweest.
De ingetrokken richtlijn en de nieuwe richtlijn hebben veel gemeen. Dit is ook tot
uiting gekomen in deze regeling die dan ook veel overeenkomsten vertoont met de ingetrokken
regeling. Om onnodige verschillen met de situatie voorafgaand aan deze regeling te
voorkomen, is ernaar gestreefd om daar waar dat mogelijk was de tekst van de oude
regeling over te nemen. Dat geldt ook voor delen van de bijbehorende artikelsgewijze
toelichting, verwijzingen naar de toelichting bij de ingetrokken regeling zijn daarmee
vermeden.
Deze implementatie heeft ook tot gevolg dat het Besluit beheer elektrische en elektronische
apparatuur kan worden ingetrokken. Hiermee zal de zogenaamde mededelingsplicht komen
te vervallen. Het betreft hier een zogenaamde ‘nationale kop’ op de regelgeving die
bij AMvB was geregeld. Het schrappen van de mededelingsplicht is nodig, omdat de richtlijn
tot registratie door producenten en distributeurs verplicht over de wijze waarop zij
op de markt gezette elektrische en elektronische apparatuur in het afvalstadium gaan
inzamelen en verwerken. Een aparte meldingsplicht daar bovenop was overbodig geworden.
5 Verhouding tot bestaande regelgeving
De ingetrokken richtlijn was geïmplementeerd in het Besluit beheer elektrische en
elektronische apparatuur en de Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur.
Omdat de richtlijn bij ministeriële regeling geïmplementeerd moest worden, is de Regeling
beheer elektrische en elektronische apparatuur ingetrokken en wordt het Besluit beheer
elektrische en elektronische apparatuur eveneens ingetrokken.
Deze regeling laat de verplichtingen die voortvloeien uit verordening (EG) nr. 1013/2006
van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging
van afvalstoffen (PbEU 2012, L190/1) (hierna: EVOA-verordening) onverlet.
6 Uitvoering en handhaving
Deze regeling is gebaseerd op de Wet milieubeheer. Handhaving kan zowel bestuursrechtelijk
als strafrechtelijk plaatsvinden. Bij bestuursrechtelijke handhaving kan gebruik worden
gemaakt van het instrumentarium van hoofdstuk 18 van de Wet milieubeheer, zoals bestuursdwang
of het opleggen van een dwangsom. Krachtens de Wet op de economische delicten zijn
overtredingen van deze regeling strafbaar. Op grond van die wet kunnen bijvoorbeeld
geldboetes worden opgelegd.
Het toezicht op de naleving van deze regeling en de bestuursrechtelijke handhaving
zijn op grond van artikel 18.2b, eerste lid, van de Wet milieubeheer verantwoordelijkheden
van de Minister van Infrastructuur en Milieu. De uitvoering ervan is gemandateerd
aan de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). De strafrechtelijke vervolging geschiedt
door het Openbaar Ministerie, mogelijk op voorstel van de ILT.
Voor de bepalingen die gelden voor inrichtingen voor het verwerken van afgedankte
elektrische en elektronische apparatuur geldt op grond artikel 5.2, eerste lid, van
de Wet algemene bepalingen milieubeheer dat het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning
tevens het bevoegd gezag is met betrekking tot de handhaving daarvan. Dit betekent
dat het bevoegd gezag dat in het kader Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de omgevingsvergunning
verleent voor een inrichting waar afgedankte elektrische en elektronische apparatuur
wordt verwerkt ook verantwoordelijk is voor de handhaving van de aan de omgevingsvergunning
verbonden voorschriften. Deze regeling bepaalt dat een omgevingsvergunning in overeenstemming
moet zijn met de bepalingen die deze regeling stelt voor de verwerking van afgedankte
elektrische en elektronische apparatuur. Dit betekent dat het bevoegd gezag ook voor
de handhaving daarvan verantwoordelijk is. Het betreft onder andere de inrichtinggeboden
gebonden aspecten genoemd in artikel 11, tweede lid.
Er bestaat derhalve een gedeelde handhavingbevoegdheid ten aanzien van het bepaalde
bepalingen van deze regeling. Gelet op het voorgaande ligt de volgende taakverdeling
voor de hand. Het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning is verantwoordelijk voor
het toezicht en de handhaving van de inrichtingsgebonden voorschriften die op grond
van deze regeling zijn gesteld en die betrekking hebben op de vereisten van toepassing
op de inrichting. Op het moment dat hier onregelmatigheden worden aangetroffen die
eveneens in strijd zijn met de bepalingen in de regeling waarschuwt het bevoegd gezag
de ILT en zullen de partijen gecoördineerd optreden naar de inrichting.
Daarnaast, parallel aan de mogelijkheden van publieke toezichthouders om toezicht
te houden op naleving van de bepalingen in deze regeling, is er voor certificerende
instellingen een belangrijke rol weggelegd wat betreft de bevordering van de naleving.
Verwerkers van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur moeten op grond
van artikel 11, tweede lid, onder d, voldoen aan WEEELABEX Treatment en daarvoor door
een certificerende instelling zijn gecertificeerd. Alleen gecertificeerde verwerkers
mogen afgedankte elektrische en elektronische apparatuur verwerken. Voldoen aan WEEELABEX
Treatment betekent onder meer dat binnen de inrichting voorzieningen moeten zijn getroffen
en interne werkprocedures zijn vastgesteld. Om te kunnen worden gecertificeerd moet
bij de verplichte externe audit door de certificerende instelling worden aangetoond
dat de inrichting de verplichtingen van deze regeling naleeft.
Als signalen binnenkomen dat een gecertificeerde verwerker deze verplichtingen mogelijk
niet naleeft, kan de desbetreffende certificerende instelling worden geïnformeerd.
Deze ziet via reguliere audits toe op een goede naleving van de regels die nodig zijn
voor het behouden van het certificaat. Een doorgegeven signaal zal bij de certificerende
instelling veelal leiden tot een extra audit of een extra aandachtspunt tijdens een
reguliere audit. Los hiervan kan de ILT te allen tijde bij overtredingen van de bepalingen
in de regeling optreden met de haar ter beschikking staande toezichtsinstrumenten.
7 Gevolgen
Structurele lasten vanwege de regeling
De totale jaarlijkse regeldruk voor de betrokken bedrijven neemt als gevolg van de
regeling toe met circa € 439.600 per jaar aan administratieve lasten (AL) en circa
€ 103.200 per jaar aan nalevingskosten (NK). De onderstaande tabel geeft een overzicht
van de wijzigingen vanwege de regeling en hun respectievelijke structurele effecten
op de administratieve lasten en nalevingskosten.
Tabel
1. Structurele regeldrukeffecten op de AL en NK per onderwerp
Nr.
|
Onderwerp
|
AL (€)
|
NK (€)
|
1
|
Inzamelingsdoelstelling producenten/collectieven
|
€ 0
|
€ 0
|
2
|
Melding producenten in het nationaal register
|
€ 0
|
€ 0
|
3
|
Toename inzamelpunten detailhandel
|
€ 0
|
Beperkte toename
|
4
|
Passende verwerking: certificering
|
€ 75.600
|
€ 103.200
|
5
|
Rapporteren verwerkte afgedankte elektrische en elektronische apparatuur door producenten
en verwerkers aan het nationaal register
|
€ 364.000
|
€ 0
|
|
Totaal
|
€ 439.600
|
€ 103.200
|
Voor de duidelijkheid moet vermeld worden dat het hier gaat om toename van regeldruk
ten opzichte van de regeldruk die al bestond op basis van de ingetrokken regeling.
De toename van de regeldruk wordt voornamelijk veroorzaakt door:
-
– De AL die samenhangen met de registratie van de hoeveelheden verwerkte afgedankte
elektrische en elektronische apparatuur en de melding hiervan aan het nationaal register.
Deze veroorzaken 83% van de totale toename.
-
– De opleiding voor het personeel van verwerkers om te zorgen dat zij op de juiste wijze
met afgedankte elektrische en elektronische apparatuur omgaan. Deze veroorzaakt de
voornaamste NK vanwege de regeling.
Eenmalige lasten van de regeling
Naast de jaarlijkse administratieve lasten en de nalevingskosten is er ook sprake
van eenmalige regeldrukeffecten. Als gevolg van de regeling worden beperkte eenmalige
NK verwacht van € 18.000. Wel worden eenmalige AL van ongeveer € 1 miljoen verwacht.
De onderstaande tabel geeft een overzicht van de wijzigingen die de regeling te weeg
brengt en hun respectievelijke eenmalige effecten op de administratieve lasten en
nalevingskosten.
Tabel 2. Eenmalige regeldrukeffecten op de AL en NK per onderwerp
Nr.
|
Onderwerp
|
AL (€)
|
NK (€)
|
1
|
Inzamelingsdoelstelling producenten/collectieven
|
€ 0
|
€ 0
|
2
|
Registratie producenten in het nationaal register
|
€ 0
|
€ 0
|
3
|
Toename inzamelpunten detailhandel
|
€ 0
|
Beperkte toename
|
4
|
Passende verwerking: certificering
|
€ 1.009.000
|
€ 18.000
|
5
|
Rapporteren verwerkte afgedankte elektrische en elektronische apparatuur door producenten
en verwerkers aan het nationaal register
|
€ 0
|
€ 0
|
|
Totaal
|
€ 1.009.000
|
€ 18.000
|
De toename van de regeldruk wordt voornamelijk veroorzaakt door de kosten die samenhangen
met de certificering van de verwerkers. Vooral voor verwerkers die nog niet zijn aangesloten
bij Wecycle zal dit eenmalige NK geven voor het opzetten en vastleggen van de procedures.
Hierbij kan deels worden aangesloten bij de procedures die al voor andere certificaten,
zoals ISO en voor de MRF, zijn opgesteld. Deze kosten zijn opgenomen omdat de verplichting
uit de regeling leidt tot administratieve processen die kunnen worden gecontroleerd
door de overheid. Ook al is de uitwerking van de verplichtingen gebeurd door de bedrijven
zelf. Voor de NK zijn er alleen eenmalige kosten voor het opzetten en uitvoeren van
een interne cursus bij de verwerkers die al zijn aangesloten bij Wecycle.
Er zijn geen aparte eenmalige AL berekend voor de kennisname van de veranderingen
in de regelgeving. De kosten die hiervoor nodig zijn, zijn opgenomen onder de aanpassingen
die de overige eenmalige AL veroorzaken. Het was voor de respondenten niet mogelijk
om dit beperkte deel van de kosten apart weer te geven.
8 Advisering en consultatie
Deze regeling is tot stand gekomen na intensief overleg met vertegenwoordigers van
producenten en verwerkers. De resultaten hiervan zijn toegelicht in paragraaf 3 van
deze toelichting. Daarnaast is er twee keer een zogenaamde stakeholdersbijeenkomst
gehouden waarin de voortgang van implementatie is gepresenteerd aan de belangrijkste
actoren in het werkveld. Naaste een bredere vertegenwoordiging van producenten en
verwerkers waren daarbij vertegenwoordigers aanwezig van de VNG, de detailhandel,
vervoerders en de ILT. Een concept van de regeling is ter consultatie verzonden aan
vertegenwoordigers van producenten, verwerkers, de detailhandel en gemeenten. Op grond
van deze consultatie is geconstateerd de regeling wordt gedragen door partijen. Op
basis van de consultatie is een aantal verbeteringen en verduidelijkingen doorgevoerd.
Een belangrijk discussiepunt was de wens van vertegenwoordigers van de verwerkers
en producenten om ook een certificatieplicht in te voeren voor inzamelaars en vervoerders.
Deze wens is niet gehonoreerd vanwege het uitgangspunt van strikte implementatie.
Voor een nadere toelichting over deze keus wordt verwezen naar paragraaf 3 van deze
toelichting.
9 Inwerkingtreding/overgangsrecht
Deze regeling treedt op 14 februari 2014 in werking. Dit is de datum waarop de richtlijn
moet zijn geïmplementeerd. In verband met deze in de richtlijn bepaalde datum van
inwerkingtreding wordt afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten
(Kamerstukken II 2006/07, 29 515, nr. 181 en 2008/09, 29 515 nr. 270). Deze afwijking berust op de vierde afwijkingsgrond die betrekking heeft op Europese
of internationale regelgeving.
De regeling kent een overgangsbepaling waarmee de jaarrapportage over 2013 op grond
van artikel 16 van de ingetrokken regeling is gewaarborgd. De getrapte verruiming
van de werking richtlijn is geregeld in artikel 2. Verder is een overgangstermijn
opgenomen in artikel 11, eerste lid, onder d. Verwerkers krijgen tot 1 juli 2015 de
tijd om te voldoen aan het WEEELABEX Treatment.
II. Artikelsgewijs
Artikel 1
In dit artikel is een aantal definities opgenomen. Deze zijn direct ontleend aan de
richtlijn. De definities zijn daarom niet verder toegelicht. Voor een nadere toelichting
wordt verwezen naar het FAQ-document.
Opgemerkt wordt dat een aantal definities overeenkomt met die van richtlijn nr. 2011/65/EU
van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 betreffende beperking van het
gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur
(PbEU 2011, L 174/88).
Ook wordt opgemerkt dat de definitie in onderdeel h betreffende grote, niet-verplaatsbare
industriële werktuigen afwijkt van de tekst in de Nederlandse vertaling van de richtlijn.
In deze vertaling is per abuis ‘werktuigen’ vertaald met ‘installaties’. Met de keuze
voor de term ‘werktuigen’ is de definitie gecorrigeerd conform de richtlijn.
Wat betreft onderdeel j wordt opgemerkt dat bij de bepaling of er sprake is van heel
kleine afgedankte elektrische en elektronische apparatuur uitgegaan kan worden van
een ring met een diameter van 25 centimeter waar het apparaat doorheen kan. Is dat
niet het geval, dan is er geen sprake van heel kleine afgedankte apparatuur.
Wat betreft onderdeel k wordt opgemerkt dat in de handel brengen met zich meebrengt
dat producten daadwerkelijk worden verkocht of verhandeld. Het enkel doen van reclame
uitingen brengt niet met zich mee dat er al sprake is van in de handel brengen.
Wat betreft onderdeel p wordt opgemerkt dat diegene die uitsluitend voorziet in financiering
op grond van of in het kader van een financieringsovereenkomst niet als producent
wordt aangemerkt, tenzij hij tevens optreedt als producent in de zin van het bepaalde
in onderdeel 1 tot en met 4, van dat onderdeel.
Artikel 2
Dit artikel betreft de reikwijdte van de regeling. De reikwijdte van de regeling komt
geheel overeen met die van de richtlijn. Het tweede en derde en lid bevatten een aantal
uitsluitingen. In het ‘frequently asked questions’-document van de Europese Commissie
is voor elke uitsluitingscategorie een aantal voorbeelden van bedoelde elektrische
en elektronische apparatuur gegeven.
In de voorbereiding van deze regeling is er discussie geweest of (retrofit)LED lampen
onder het bereik van de richtlijn vallen. Verwezen wordt naar de beantwoording onder
1.5 van het FAQ-document waarin is aangegeven dat dit wel het geval is.
Artikel 3
In het eerste lid is bepaald dat de gemeente verantwoordelijk is voor de inzameling
(ophalen) van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur van particuliere
huishoudens. De inzameling moet gescheiden plaatsvinden. Dit is noodzakelijk om de
verwerking op efficiënte wijze uit te kunnen voeren. Eenmaal gescheiden ingezamelde
en ingenomen elektrische en elektronische apparatuur moet gescheiden gehouden worden.
Dit is geregeld in de vergunning van de gemeentelijke milieustraat of een ander inzamelpunt. Overigens is de gemeente (op grond van artikel 10.21
van de Wet milieubeheer) alleen verantwoordelijk voor de inzameling van afval van
particuliere huishoudens. De gemeentelijke inzamelplicht geldt niet voor apparatuur
die wordt afgedankt door bedrijven en instellingen, ook niet als deze naar aard en
hoeveelheid vergelijkbaar is met die van apparatuur van particuliere huishoudens.
Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat het in dit artikel om alle binnen de werkingssfeer
van de regeling vallende elektrische en elektronische apparatuur gaat, dus ook het
zogenaamde klein wit- en bruingoed.
Het tweede lid regelt dat de gemeente voldoende brengvoorzieningen heeft om afgedankte
apparatuur in te nemen. Hier kunnen zowel particulieren, niet-particuliere ontdoeners,
als distributeurs de afgedankte apparaten inleveren. Het moet hier dan wel gaan om
apparatuur afkomstig van particuliere huishoudens dan wel om hiermee naar aard en
hoeveelheid vergelijkbare apparatuur van andere dan particuliere huishoudens (zie
de definitie onder artikel 1, eerste lid, onder c). De gemeente mag geen kosten in
rekening brengen voor deze voorziening, ook niet voor de apparaten die afkomstig zijn
van niet-particulieren of distributeurs. De woorden ‘in voldoende mate’ geven aan
dat er zowel in beschikbaarheid (aantal) als in toegankelijkheid (openingstijden)
voldoende brengvoorzieningen moeten zijn. Er moet dus onder meer rekening gehouden
worden met de bevolkingsdichtheid. De woorden ‘in voldoende mate’ houden ook in dat
het afdoende is indien voor grote hoeveelheden afgedankte apparatuur (afkomstig van
particuliere huishoudens) die door detaillisten worden gebracht, een andere brengvoorziening,
bijvoorbeeld een grotere bovengemeentelijke brengvoorziening opengesteld wordt. Vanzelfsprekend
is geen sprake van ‘in voldoende mate’ indien alleen laatstgenoemde brengvoorziening
wordt opengesteld voor afgedankte apparatuur die door particulieren wordt gebracht,
alsmede de kleine hoeveelheden die door detaillisten worden gebracht. Het begrip ‘kleine
hoeveelheden’ wordt in de praktijk ingevuld door het aantal van ten hoogste 7 grote
apparaten.
Overigens kunnen gemeenten ook uitvoering geven aan hun verplichting door samen te
werken met andere gemeenten. Ook kunnen zij voorzieningen aanwijzen die zij niet zelf
in eigendom (of beheer) hebben zoals regionale overslagstations (voorzieningen die
mede gefinancierd worden uit de afvalbeheersbijdragen). Vanzelfsprekend dienen deze
locaties ook te voldoen aan alle verplichtingen en is de gemeente hiervoor verantwoordelijk.
Dit artikel en de toelichting daarop zijn ontleend aan artikel 3 van de ingetrokken
regeling.
Artikel 4
Bij de levering van een nieuw apparaat is de distributeur verplicht om een ander soortgelijk
apparaat in te nemen als hem dat wordt aangeboden. Een distributeur wijst kopers van
elektrische en elektronische apparatuur duidelijk zichtbaar op deze mogelijkheid,
bijvoorbeeld door middel van een (schriftelijke) mededeling in de winkel. Onder een
schriftelijke mededeling kan worden verstaan een voorziening bij de ingang in de winkel,
of een mededeling bij de kassa, servicepunt of informatiebalie. In geval van verkoop
op afstand dient dat te gebeuren in de bestelfase voordat de koop is afgerond. Deze
bepaling geldt alleen voor apparatuur van particuliere huishoudens (dus ook de daarmee
naar aard en hoeveelheid vergelijkbare producten die afkomstig zijn van andere dan
particuliere huishoudens). Deze inname vindt gratis plaats. Er is sprake van een gelijkwaardig
apparaat als het om een apparaat gaat dat dezelfde functie heeft en gelijkwaardig
is aan het geleverde nieuwe apparaat. Dus bij aankoop van een koffiezetapparaat mag
een ander koffiezetapparaat (ongeacht merk of omvang) worden ingeleverd. Alle bijbehorende
onderdelen en hulpstukken kunnen ook ingeleverd worden. Het is geen vereiste dat het
afgedankte apparaat nog werkt.
Dit artikel en de toelichting daarop zijn ontleend aan artikel 4 van de ingetrokken
regeling.
Artikel 5
Met dit artikel zijn distributeurs via de exploitanten van winkels (detailhandelszaken)
met een verkoopoppervlak van ten minste 400 vierkante meter, waaraan zij leveren,
verplicht om de inzameling van kleine afgedankte elektrische en elektronische apparatuur
te verzorgen in of nabij deze winkels. Van belang is op te merken dat het uitsluitend
gaat om verkoopoppervlak waarop elektrische en elektronische apparatuur te koop wordt
aangeboden en niet het totale verkoopoppervlak van een winkel. Het aantal winkels
met een dergelijk groot verkoopoppervlak voor elektrische en elektronische apparatuur
in Nederland wordt geschat op 100.
Met dit artikel is invulling gegeven aan de verplichting van de richtlijn om voor
kleine apparaten een ‘oud voor niets’-regeling te introduceren bij de relatief grote
winkels van elektrische en elektronische apparatuur. Dit betekent dat eindgebruikers,
degenen die zich willen ontdoen van elektrische en elektronische apparatuur, dergelijke
apparatuur mogen inleveren zonder dat daarvoor kosten in rekening worden gebracht
en zonder de verplichting om gelijktijdig bij de inlevering een nieuw, vergelijkbaar
apparaat te moeten kopen.
Het tweede lid biedt de mogelijkheid om deze verplichting op een andere wijze in te
vullen, indien met onderzoek is aangetoond dat die andere wijze even doeltreffend
is. Een dergelijk onderzoek moet uiteraard zorgvuldig, onafhankelijk en objectief
zijn uitgevoerd.
Artikel 6
Dit artikel biedt producenten de mogelijkheid om naast de reguliere systemen nog een
ander systeem zelf in te voeren. De ingetrokken richtlijn kende deze mogelijkheid
ook al. Deze was geïmplementeerd in artikel 6 van de ingetrokken regeling.
Artikel 7
In dit artikel is geregeld dat elektrische en elektronische apparatuur die is verontreinigd
en die daardoor een gevaar kan opleveren voor degene die deze inneemt, niet ingenomen
hoeft te worden door de gemeente (artikel 3) of de distributeur (artikel 4). Er moet
sprake zijn van een reëel risico voor de gezondheid en de veiligheid van het personeel
dat de afgedankte apparatuur inneemt en dit risico moet veroorzaakt worden door verontreiniging
van de apparatuur die bij gebruik is ontstaan. Het is ook redelijk om deze apparatuur
te weren uit het systeem, omdat de gebruiker verantwoordelijk gehouden kan worden
voor de verontreiniging. Een dergelijke situatie doet zich in ieder geval voor als
er handelingen in strijd met andere regelgeving (bijvoorbeeld op het gebied van arbeidsomstandigheden)
zouden moeten plaatsvinden. Een voorbeeld waarin geen sprake is van een verontreiniging
die bij gebruik is ontstaan, is een koffiezetapparaat met een warmhoudplaatje waarin
asbest is verwerkt. Weliswaar kan het asbest een risico opleveren, maar er is geen
sprake van een verontreiniging die bij gebruik is ontstaan. Overigens kan de geweigerde
afgedankte apparatuur, afkomstig van particuliere huishoudens, altijd bij de gemeente
ingeleverd worden, omdat het huishoudelijk afval is waarop het reguliere afvalstoffenregime
op van toepassing is. De gemeenten zijn verplicht dit in te nemen, op grond van artikel
10.21 van de Wet milieubeheer.
Dit artikel en de toelichting daarop zijn ontleend aan artikel 5 van de ingetrokken
regeling.
Artikel 8
Dit artikel regelt de verantwoordelijkheid voor de inzameling van afgedankte apparaten
van andere dan particuliere huishoudens. Het betreft afgedankte apparatuur van bedrijven,
instellingen, kantoren enzovoorts. Apparatuur die naar aard en hoeveelheid vergelijkbaar
is met die van particuliere huishoudens valt overigens onder de reikwijdte van de
artikelen 3, tweede lid, en 4.
De producent of een derde die in zijn naam handelt, is verantwoordelijk voor de inzameling,
maar kan de feitelijke werkzaamheden uitbesteden aan bijvoorbeeld een professionele
inzamelaar. De uitvoering van deze verplichting zal vergemakkelijkt worden door een
collectieve uitvoering in een of meer systemen waarbij producenten gezamenlijk optreden.
Het staat een ontdoener altijd vrij om zelf zorg te dragen voor de afvoer van zijn
afgedankte apparaten, door bijvoorbeeld gebruik te maken van de diensten van een inzamelaar.
Dit artikel en de toelichting daarop zijn ontleend aan artikel 7 van de ingetrokken
regeling.
Artikel 9
Dit artikel vloeit voort uit artikel 6 van de richtlijn, dat handelt over verwijdering
en vervoer van ingezamelde afgedankte elektrische en elektronische apparatuur. Artikel
6 van de richtlijn bestaat uit 3 elementen. Ten eerste dienen lidstaten de verwijdering
van gescheiden ingezamelde afgedankte elektrische en elektronische apparatuur die
nog geen passende verwerking heeft ondergaan te verbieden. Deze verplichting behoeft
niet in deze regeling te worden opgenomen omdat deze al onderdeel uitmaakt van regelgeving
vanwege de EVOA-verordening en de kaderrichtlijn afval.
Het tweede element betreft de verplichting dat de inzameling en het vervoer van gescheiden
ingezamelde afgedankte elektrische en elektronische apparatuur zodanig moet plaatsvinden
dat de voorbereiding voor hergebruik, de recycling en de inperking van gevaarlijke
stoffen optimaal kan verlopen. Dit is geregeld in artikel 9, eerste lid.
Ter derde dient op inzamellocaties de mogelijkheid geboden worden om herbruikbare
afgedankte elektrische en elektronische apparatuur apart te houden. Hiertoe dient
personeel van hergebruikscentra toegang verleend te worden. Dit is geregeld in artikel
9, tweede lid.
Artikel 10
Met dit artikel zijn de verplichtingen voor inzameling en verwerking waaraan producenten
op grond van hun producentenverantwoordelijkheid moeten voldoen vastgelegd. De verplichtingen
vloeien voort uit artikel 7, eerste lid, van de richtlijn. Producenten kunnen ervoor
kiezen om het voldoen aan deze verplichtingen op collectieve wijze uit te voeren.
Zie ook de toelichting in paragraaf 2 van het algemeen deel van deze toelichting onder
het kopje Inzameldoelstelling en de laatste alinea van de beantwoording onder 1.23
van het FAQ-document.
Artikel 11
Dit artikel regelt dat afgedankte elektrische en elektronische apparatuur passend
moet worden verwerkt. Op grond van de ingetrokken richtlijn gold een verwerkingsplicht
gebaseerd op de beste beschikbare technieken. Deze verplichting was geïmplementeerd
in artikel 8 van de ingetrokken regeling.
Met de richtlijn is de verwerkingsplicht verder ingevuld in de vorm van de verplichting
tot zogenaamde ‘passende verwerking’ van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur.
Dit is bepaald in artikel 11, eerste lid. In het tweede lid is bepaald wat minimaal
moet worden verstaan onder passende verwerking.
De verplichting om te verwerken volgens de beste beschikbare technieken is daarin
aangevuld met een verplichting tot selectieve behandeling van bepaalde materialen
en onderdelen.
In de toelichting bij de ingetrokken regeling werd voor de bepaling van de beste beschikbare
technieken gewezen op de procedures van ingetrokken richtlijn nr. 96/61/EG van de
Raad van de Europese Unie van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en
bestrijding van verontreiniging (PbEG L257), thans Richtlijn 2010/75/EU van het Europees
Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde
preventie en bestrijding van verontreiniging) (herschikking). Deze richtlijn betreft
de grotere afvalverwerkende bedrijven.
In artikel 11, tweede lid, onder c, is bepaald dat de verwerking moet geschieden volgens
de technische voorschriften van bijlage VIII van de richtlijn. De bijlage bevat een
aantal eisen waaronder een verplichting om afgedankte elektrische en elektronische
apparatuur op te slaan op een ondoorlatende grond met opvangvoorzieningen voor lekolie.
Deze bijlage geeft vergelijkbare voorschriften voor locaties voor de verwerking van
afgedankte elektrische en elektronische apparatuur.
In het tweede lid, onder d, is bepaald dat de verwerking van afgedankte elektrische
en elektronische apparatuur geschiedt door afvalverwerkers die gecertificeerd zijn
volgens WEEELABEX Treatment. Ten einde verwerkers voldoende gelegenheid te bieden
om zich te laten certificeren geldt deze verplichting pas vanaf 1 juli 2015. Voor
een verdere toelichting op deze norm wordt verwezen naar paragraaf 2 van het algemeen
deel van deze toelichting.
Het derde lid bepaalt dat in geval van huishoudelijke koel- en vriesapparatuur voldaan
moet worden aan NEN-EN 50574 in plaats van WEEELABEX Treatment.
In het vierde lid is bepaald dat in geval afgedankte elektrische en elektronische
apparatuur buiten Nederland wordt verwerkt de verwerking plaats moet vinden conform
het tweede lid. Dit artikel vloeit voort uit artikel 10 van de richtlijn die handelt
over overbrenging van elektrische en elektronische apparatuur. Voor de volledigheid
wordt opgemerkt dat in het eerste lid van dat artikel is bepaald dat verwerkingshandelingen
ook buiten de betrokken lidstaat of de Europese Unie mogen plaatsvinden, indien voldaan
wordt aan de daarvoor geldende Europese verplichtingen. Dit lid is niet geheel in
deze regeling geïmplementeerd, omdat een deel van die verplichtingen al zijn geregeld
door middel van de implementatie van de verplichtingen van de EVOA-verordening en
de nationale eisen vanwege de Kaderrichtlijn afval. In artikel 10, derde lid, van
de richtlijn is overigens bepaald dat de Commissie uiterlijk op 14 februari 2014 gedelegeerde
handelingen zal vaststellen met gedetailleerde regels ter aanvulling van het tweede
lid voor afgedankte elektrische en elektronische apparatuur die buiten de Unie wordt
uitgevoerd.
In geval van hergebruik moet voldaan worden aan de verplichtingen opgenomen in bijlage
VI van de richtlijn. Deze bijlage bevat minimumvoorschriften die van toepassing zijn
op overbrenging met hergebruik als doel. Indien niet wordt voldaan aan deze voorwaarden
is er sprake van illegaal overbrengen, zie onderdeel 5 van deze bijlage.
Artikel 12
Dit artikel brengt met zich mee dat het bevoegd gezag (gemeente of provincie) in het
kader van de vergunningverlening wat betreft milieu zo nodig voorschriften moet opnemen
ten einde te waarborgen dat voldaan wordt aan de eisen van de richtlijn. De ingetrokken
richtlijn kende al een dergelijke verplichting. Met de nieuwe richtlijn is deze verplichting
iets verder gedetailleerd. Dat is bijvoorbeeld gebeurd met betrekking tot passende
verwerking. Het voldoen aan WEEELABEX Treatment betekent dat voldaan wordt aan de
verplichtingen van de richtlijn.
Artikel 13
In het eerste en derde lid is bepaald dat een producent vanaf de afgifte bij de gemeentelijke
inzamelplaats of bij de distributeur zorg moet dragen voor de financiering van de
inzameling en verwerking van de afgedankte elektrische en elektronische apparatuur
van particuliere huishoudens waarvan hij de producent is en die na 13 augustus 2005
in de handel is gebracht. Het is dus een producentgebonden verplichting. Deze verplichting
is niet gewijzigd ten opzichte van de ingetrokken regeling.
Het tweede lid reguleert de financiering van de verwerking van de zogenaamde historische
voorraad. Dat is apparatuur die voor of op 13 augustus 2005 op de markt is gebracht.
Dit lid komt overeen met artikel 11, tweede lid, van de ingetrokken regeling.
Artikel 14
In dit artikel is de verantwoordelijkheid voor de financiering van het afvalbeheer
(kosten voor de inzameling, verwerking, nuttige toepassing en milieuhygiënische verantwoorde
verwijdering) voor afgedankte elektrische en elektronische apparatuur apparaten afkomstig
van niet-particuliere huishoudens geregeld. De producent is verantwoordelijk voor
de financiering van het afvalbeheer van apparatuur die na 13 augustus 2005 door hem
in de handel is gebracht. De ontdoener is verantwoordelijk voor het afvalbeheer van
de afgedankte apparatuur die voor dat tijdstip in de handel is gebracht.
De ingetrokken richtlijn bood in artikel 9, eerste lid, derde alinea, de mogelijkheid
om de producenten ook verantwoordelijk te stellen voor de financiering van het afvalbeheer
van apparaten die vervangen worden door een nieuw apparaat. Bij de implementatie is
er destijds voor gekozen om de financiering van de historische voorraad bij de ontdoener
te laten, omdat dit aansloot bij het regime zoals dat van toepassing was vóór de implementatie
van de ingetrokken richtlijn. Producenten en ontdoeners konden evenwel onderling overeenkomen
dat de financiering geheel of gedeeltelijk bij de andere partij kwam te liggen. Deze
werkwijze is in lijn met de verplichtingen van artikel 13 van de richtlijn en kan
derhalve worden voortgezet.
Artikel 15
Apparatuur die in de handel wordt gebracht wordt voorzien van een symbool (doorgekruiste
verrijdbare afvalbak) dat duidelijk zichtbaar is. Dit symbool is bedoeld om de consument
bewust te maken van het feit dat deze apparatuur bij afdanking gescheiden ingeleverd
moet worden.
Van de hoofdregel, dat het symbool op de apparatuur zelf moet zijn aangebracht, mag
in geval van noodzaak worden afgeweken. Dat mag indien de afmetingen of de functie
van het apparaat het niet toelaten dat het symbool op het apparaat zelf wordt aangebracht.
Artikel 16
Op grond van dit artikel moeten producenten met betrekking tot door hen in de handel
gebrachte apparatuur informatie verstrekken over de voorbereiding voor hergebruik
en de verwerking ervan. In artikel 14 van de ingetrokken regeling was een vergelijkbare
verplichting opgenomen.
Artikel 17
Met dit artikel zijn ter implementatie van artikel 11 van richtlijn 2006/66/EG van
het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 inzake batterijen en accu’s,
alsook afgedankte batterijen en accu’s en tot intrekking van Richtlijn 91/157/EEG
(PbEU 1991, L 266) enkele voorschriften ten aanzien van het inbouwen van batterijen
en accu’s in elektrische en elektronische apparatuur opgenomen. Het voornaamste doel
van deze voorschriften is dat de ingebouwde batterijen en accu’s eenvoudig uit het
apparaat gehaald kunnen worden om zo op de voor batterijen en accu’s voorgeschreven
wijze ingezameld, verwerkt en hergebruikt te kunnen worden. In de bij het apparaat
meegeleverde gebruiksaanwijzing dient vermeld te worden wat voor soort batterij of
accu in het apparaat is ingebouwd en op welke wijze de batterij of accu uit het apparaat
verwijderd kan worden.
Dit artikel vloeit voort uit verplichtingen van de bovengenoemde richtlijn welke waren
geïmplementeerd in de ingetrokken Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur.
Artikel 18
In het eerste lid is bepaald dat het register wordt belegd bij de Stichting Nationaal
(W)EEE Register. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 3 van het
algemeen deel van de toelichting.
In het tweede lid is een aantal inhoudelijke aspecten gewaarborgd. Het nationaal register
en de gegevensverzameling daarin moeten voldoen aan de eisen van de richtlijn. Verder
is gewaarborgd dat de gegevens beschikbaar zijn voor toezicht en handhaving.
In het derde lid is bepaald dat het register jaarlijks aan de minister de gegevens
levert die nodig zijn om de verplichte 3-jaarlijkse rapportage aan de Europese Commissie
(artikel 16, vijfde lid van de richtlijn) te kunnen opstellen.
Artikel 19
Met dit artikel zijn producenten verplicht om zich te melden bij het in artikel 18
genoemde register en hun gegevens in dit register na het melden actueel te houden.
Dit is een voortzetting van de situatie voorafgaand aan deze regeling. Voor een verdere
toelichting wordt verwezen naar paragraaf 2 van de algemene toelichting.
Artikel 20
Met dit artikel is bepaald dat alle verwerkers van afgedankte elektrische en elektronische
apparatuur de door hen verwerkte hoeveelheden afgedankte elektrische en elektronische
apparatuur dienen te rapporteren aan het register. Deze registratie wordt uitgevoerd
door de verwerkers die onbewerkte afgedankte elektrische en elektronische apparatuur
ter verwerking krijgen aangeboden. De registratie betreft de hoeveelheid onbewerkte
apparatuur (in kg) afkomstig van Nederlandse ontdoeners en de mate waarin deze conform
de streefcijfers nuttige toepassing van bijlage V van de richtlijn is verwerkt. De
te rapporteren hoeveelheden worden onderverdeeld in productcategorieën volgens bijlage
I en III van de richtlijn. Verwerkers die deels bewerkte afgedankte elektrische elektronische
apparatuur of in het buitenland afgedankte elektrische en elektronische apparatuur
verwerken rapporteren deze hoeveelheden niet in het register. De verwerker die registreert
moet kunnen aantonen dat voldaan is aan bijlage V van de richtlijn. De certificering
volgens de standaarden van WEEELABEX Treatment voorziet in werkprocedures die dit
inzichtelijk maken en waarborgen. De Europese Commissie voert overigens in 2014 en
2015 een studie uit om te komen tot een geharmoniseerd format voor registratie en
rapportage. De resultaten van deze studie zullen worden gebruikt om de uitvoeringshandelingen,
zoals vermeld in artikel 16, derde lid, van de richtlijn invulling te geven.
Voorafgaand aan deze regeling rapporteerden de verwerkers die een contract hadden
voor verwerking met Wecycle deze gegevens al. De melding van de hoeveelheid afgedankte
elektrische en elektronische apparatuur vloeide voort uit artikel 16 van de ingetrokken
regeling.
Het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen, dat regels stelt
wat betreft het melden van afgifte en verwerking van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke
afvalstoffen kent een uitzondering voor het melden van het verwerken van afgedankte
elektrische en elektronische apparatuur die op grond van de ingetrokken regeling werd
verwerkt. Deze uitzondering zal worden uitgebreid tot alle afgedankte elektrische
en elektronische apparatuur. Hiermee wordt overlap en dubbel melden ten opzichte van
het register voorkomen. Zie ook de beantwoording van de vragen 1.19 en 1.27 in het
FAQ-document.
Artikel 21
Een producent die elektrische en elektronische apparatuur in Nederland in de handel
brengt of verhandelt maar in een andere lidstaat is gevestigd moet op grond van artikel
17, eerste lid, van de richtlijn de mogelijkheid krijgen om een gemachtigde aan te
stellen. Artikel 21, eerste lid, voorziet hierin. Dit artikellid is met name bedoeld
voor gevallen waarbij een producent direct levert zonder tussenkomst van een importeur
of distributeur. Hiermee kan een producent bijvoorbeeld voorkomen dat detailzaken
waaraan hij direct levert als distributeur moeten worden geduid.
In het tweede lid is bepaald dat indien een in Nederland gevestigde producent elektrische
en elektronische apparatuur verkoopt in een andere lidstaat hij in die lidstaat een
natuurlijke persoon of rechtspersoon moet aanstellen die verantwoordelijk is voor
het nakomen van zijn, uit deze regeling voortvloeiende, verplichtingen. Dit vloeit
voort uit artikel 17, tweede lid, van de richtlijn. Dit artikellid is bedoeld voor
de verkoop op afstand zoals verkoop via internet door buitenlandse aanbieders.
De ingetrokken richtlijn kende geen regels betreffende volmacht.
Artikel 22
Met dit artikel is in artikel 3.44, eerste lid, onder i, van de Activiteitenregeling
een verwijzing naar de ingetrokken regeling vervangen door een verwijzing naar deze
regeling.
Artikel 23
Met dit artikel wordt bereikt dat toekomstige wijzigingen van bijlagen van de richtlijn
automatisch doorwerken in deze regeling. Dit is een zogenaamde ‘dynamische verwijzing’.
Artikel 24
Met dit artikel is de Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur ingetrokken
en is een overgangsbepaling opgenomen waarmee de jaarrapportage over 2013 is gewaarborgd.
Artikel 25
Deze regeling treedt in werking op 14 februari 2014. Dit is de datum waarop de richtlijn
dient te zijn geïmplementeerd.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
W.J. Mansveld