Besluit van 23 februari 2013, no. 13.000336 houdende departementale herindeling met betrekking tot publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, d.d. 15 februari 2013, kenmerk3120867;

Gelet op artikel 44 van de Grondwet;

HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN:

Artikel 1

Onze Minister van Economische Zaken wordt belast met de behartiging van de aangelegenheden op het terrein van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie zoals deze voortvloeien uit de Wet op de bedrijfsorganisatie, Tweede hoofdstuk (Van de bedrijfslichamen).

Artikel 2

De taken van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van het ministerie van Economische Zaken worden dienovereenkomstig gewijzigd.

Artikel 3

De organisatorische, personele en rechtspositionele aspecten van de in de artikelen 1 en 2 bedoelde herindeling van departementale taken worden uitgewerkt in overleg tussen Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Onze Minister van Economische Zaken en Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Onze Minister van Economische Zaken en Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst zijn belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de daarbij behorende nota van toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Hoge Colleges van Staat, de Raad van Ministers, de Gevolmachtigd Ministers van Aruba, van Curaçao en van Sint Maarten en de ministeries.

’s-Gravenhage, 23 februari 2013

Beatrix

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte

TOELICHTING

Met dit besluit wordt uitvoering gegeven aan hetgeen in het eindverslag van formateur drs. M. Rutte van 3 november 2012 is opgenomen inzake de overgang van de taken van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (PBO) naar de Minister van Economische Zaken.

Naast de verantwoordelijkheid voor de met die overgang samenhangende overheveling van publieke taken die thans binnen de PBO worden uitgevoerd ziet het onderhavige besluit ook op de verantwoordelijkheid voor het stelsel van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie als zodanig die tot nu toe tot de verantwoordelijkheden van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid behoorde.

De hiervoor aangegeven overgang van verantwoordelijkheden inzake de PBO heeft geen betrekking op het eerste hoofdstuk (Van de Sociaal-Economische Raad) van de Wet op de bedrijfsorganisatie. In dat hoofdstuk zijn de taken, samenstelling en inrichting van de Sociaal-Economische Raad (SER) vastgelegd; de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid blijft stelselverantwoordelijke voor dat onderdeel van de Wet op de bedrijfsorganisatie, en voor overige taken op grond van andere wetten. De taken en de bevoegdheden van de SER die specifiek betrekking hebben op de PBO én derhalve zijn vastgelegd in het Tweede hoofdstuk (Van de bedrijfslichamen) van de Wet op de bedrijfsorganisatie, vallen ingevolge dit besluit wél onder de stelselverantwoordelijkheid van de Minister van Economische Zaken.

De organisatorische alsmede de personele en rechtspositionele aspecten van de overgang van de verantwoordelijkheid voor het genoemde beleidsterrein zullen nader worden uitgewerkt in overleg tussen de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister van Economische Zaken en de Minister voor Wonen en Rijksdienst.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte

Naar boven