ARTIKEL I
De Regeling maximumtarief en bekendmaking tarieven taxivervoer wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1a, derde lid, wordt ‘36,60’ vervangen door: 38,98.
B
Artikel 1b wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt ‘2,66’ vervangen door ‘2,83’ en wordt ‘5,40’ vervangen door
‘5,75’.
2. In onderdeel b wordt ‘1,95’ vervangen door ‘2,08’ en wordt ‘2,46’ vervangen door
‘2,62’.
3. In onderdeel c wordt ‘0,32’ vervangen door ‘0,34’ en wordt ‘0,37’ vervangen door
‘0,39’.
ARTIKEL II
De Regeling taxibestuurders 2005 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onderdeel f, wordt ‘Minister van Verkeer en Waterstaat’ vervangen door:
Minister van Infrastructuur en Milieu.
B
Aan artikel 4, tweede lid, wordt na ‘Amsterdam’ de volgende zinsnede toegevoegd: dan
wel van een geldig certificaat van het nadien afgegeven CCV praktijkexamen medegebruik vrije tram- en busbanen gemeente Amsterdam voor de aldaar aangegeven geldigheidsduur.
C
Bijlage 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het onderdeel ‘Theorie-examen’ wordt in hoofdstuk I (Administratie en documenten)
‘chauffeurspas’ vervangen door: chauffeurspas, chauffeurskaart,.
2. In het onderdeel ‘Theorie-examen’ wordt in hoofdstuk II (Wet- en regelgeving) ‘Inspectie
van Verkeer en Waterstaat’ vervangen door: Inspectie Leefomgeving en Transport.
3. In het onderdeel ‘Praktijkexamen taxivervoer’ wordt hoofdstuk V (Route, rijtijd en
betalingen) als volgt gewijzigd:
a. De punten 2 en 5 vervallen.
b. Onder vervanging van het leesteken ‘punt-komma’ aan het slot van punt 4 (oud) door
het leesteken ‘punt’, worden de punten 3 en 4 vernummerd tot 2 en 3.
c. Punt 2 (nieuw) komt te luiden:
-
2. de opbouw van een ritprijs kunnen noemen en de taxameter / boordcomputer juist kunnen
gebruiken, reageren op vragen van klanten over afstand en ritprijs, rekening houdende
met de relevante omstandigheden;.
d. In punt 3 (nieuw) wordt na de tekst ‘een route kunnen rijden:’ een subonderdeel ingevoegd,
luidende:
4. In het onderdeel ‘Praktijkexamen beperkte taxidienst’ wordt in hoofdstuk IV (Route)
na ‘(navigatieapparatuur, plattegrond of stratenboek)’ ingevoegd: naar een opgegeven
bekend object.
ARTIKEL III
Van het bepaalde in artikel 76, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000, voor zover
het de in dat lid bedoelde zichtbare aanwezigheid van het vergunningbewijs voor de
reiziger betreft, wordt vrijstelling gegeven.
ARTIKEL IV
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2013, met uitzondering van
de artikelen I en II die in werking treden met ingang van 1 februari 2013.
TOELICHTING
Algemeen
Deze regeling heeft betrekking op een drietal onderdelen van de taxiregelgeving. De
regeling strekt in de eerste plaats tot aanpassing van de in de Regeling maximumtarief
en bekendmaking tarieven taxivervoer (hierna te noemen: Tariefregeling) vastgestelde
tariefbedragen in verband met de verwachte kostenontwikkeling in het jaar 2013. Overeenkomstig
de toezegging aan de Tweede Kamer1 worden deze tarieven in beginsel jaarlijks bijgesteld aan de hand van de voor het
komende jaar ingeschatte kostenontwikkeling. Deze aanpassing ligt vast in Artikel I van de onderhavige regeling.
Artikel II van de regeling leidt op een enkel onderdeel tot een actualisatie van de vakbekwaamheidseisen
voor taxichauffeurs zoals die zijn opgenomen in de Regeling taxibestuurders 2005.
Deze aanpassing heeft met name betrekking op de vereiste routekennis waarbij thans
beter wordt aangesloten op de huidige praktijk met de actuele navigatiemiddelen.
Met Artikel III wordt voorzien in een vrijstelling van de in artikel 76, derde lid, van de Wet personenvervoer
2000 (Wp2000) opgenomen eis van zichtbare plaatsing in het taxivoertuig van het in
dat artikel bedoelde vergunningbewijs. Deze vrijstelling wordt verantwoord geacht
omdat de gegevens van het vergunningbewijs, op grond van dwingende regelgeving, door
de vervoerder reeds op andere wijze voor de consument actief zichtbaar worden gemaakt.
Artikel 76, vijfde lid, van de Wp2000 voorziet in de mogelijkheid van deze vrijstelling.
De onderdelen van deze regeling worden in het onderstaande nader toegelicht.
Indexering tarieven (Artikel I)
Het maximumtarief voor een taxirit bestaat op grond van artikel 1b van de Tariefregeling
in beginsel uit een combinatie van een vast bedrag, een bedrag per kilometer van de
afgelegde afstand van de taxirit en een bedrag per minuut van de duur van de taxirit.
Dit zogenoemde dubbeltariefsysteem met het verplichte ritbewijs is op 1 april 2012
in werking getreden. Daarnaast kan de vervoerder op grond van artikel 1, vijfde lid,
van de Tariefregeling een tarief in rekening brengen voor de wachtperiode bij aanvang
van de rit. Het maximumtarief van deze wachtperiode is vastgelegd in artikel 1a, derde
lid, van de Tariefregeling.
De indexering van de vervoerstarieven is in beginsel gebaseerd op de toepassing van
de zogenoemde samengestelde OV-index. Deze OV-index is samengesteld uit informatie
van het Centraal Planbureau en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Als uitzondering op dit uitgangspunt wordt de indexering van de taxitarieven over
de jaren 2012 en 2013 gebaseerd op de zogenoemde Kostenontwikkelingsindex Taxi. Deze
index wordt jaarlijks opgesteld door NEA in opdracht van het Sociaal Fonds Taxi. Deze
index is samengesteld op basis van de volgende kostencategorieën: vaste capaciteitskosten
rijdend materieel (wegingsfactor 13,50%), kilometerkosten (wegingsfactor 14,92%),
chauffeurskosten (wegingsfactor 58,54%) en algemene kosten (wegingsfactor 13,04% ).
Voor 2013 is deze index berekend op 6,5%, zijnde de te verwachten gemiddelde kostenstijging
in het taxivervoer.
Anders dan in de OV-index werken lopende CAO-afspraken in de taxibranche direct door
in de Kostenontwikkelingsindex Taxi. Overwogen is dat een zekere doorwerking van deze
actuele CAO-afspraken in de maximumtarieven in dit stadium verantwoord is. De index
voor 2013 is net als in 2012 hoger dan de CBS-index. De belangrijkste reden daarvoor
is de stijging van het loon van het taxipersoneel. De sociale partners zijn namelijk
in de CAO Taxivervoer 2009–2013 overeengekomen om de CAO-lonen van chauffeurs stapsgewijs
te verhogen omdat de beloning te laag werd geacht. Dit mede tegen de achtergrond van
de overweging dat een redelijke vergoeding voor geleverde diensten en het kunnen doorberekenen
van kostenstijgingen een belangrijke ondersteuning kan zijn van het ingezette traject
gericht op verbetering van de kwaliteit van het taxivervoer. Dit kwaliteitstraject
heeft een belangrijke basis in de op 1 oktober 2011 in werking getreden wijziging
van de Wet personenvervoer 2000, houdende regels ter bevordering van de kwaliteit
in het taxivervoer2. De toepassing van de Kostenontwikkelingsindex Taxi voor de jaren 2012 en 2013 is
uitvoerig met de Tweede kamer besproken, en vastgelegd en nader gemotiveerd in de
genoemde brieven van de Minister van Infrastructuur en Milieu van 31 mei 2011 en 30
augustus 2011.3
Aanpassing vakbekwaamheidseis (routekennis) taxichauffeurs (Artikel II)
Op grond van artikel 82, aanhef en eerste lid, onderdeel d, van het Besluit personenvervoer
2000 (Bp2000) moet een taxichauffeur in het bezit zijn van een erkend getuigschrift
van vakbekwaamheid. De taxichauffeur zal daartoe aan een aantal exameneisen moeten
voldoen die zijn omschreven in de Regeling taxibestuurders 2005. Gelet op de door
het ter zake bevoegde en deskundige Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR)
overgelegde informatie waarbij ook is gelet op de opvattingen van de taxibranche,
sluiten de hier aan orde zijnde praktijkexamens4 op enkele onderdelen niet meer goed aan bij de praktijk. Aldus komt in het ‘Praktijkexamen
taxi volledig’ de mondelinge toets te vervallen. In dit toetsonderdeel werd met behulp
van een stadsplattegrond en objectenlijst de plaatselijke bekendheid met straten en
objecten getoetst. Met de huidige navigatiemiddelen sluit dit onderdeel niet meer
aan bij de huidige praktijk.
In de opzet van het vernieuwde praktijkexamen wordt voorts een extra rijopdracht toegevoegd.
In dit toetsonderdeel moet de kandidaat zonder gebruikmaking van een hulpmiddel (in
de zin van navigatieapparatuur, plattegrond of stratenboek) naar een opgegeven bekend
object rijden, zoals naar een bekend te veronderstellen (plaatselijk) ziekenhuis of
station. Door deze examenopbouw wordt de bekendheid met de plaatselijke situatie getoetst
in combinatie met het rijgedrag. Met inachtneming van de kaders van de Regeling taxibestuurders
2005 vindt de detailuitwerking van de toetsen plaats door het CBR en wordt de kandidaat
daarover adequaat geïnformeerd.
Het ‘Praktijkexamen taxi beperkt’ heeft met name betrekking op taxichauffeurs die
contractvervoer verrichten. Dit komt tot uitdrukking in de reeds bestaande beperktere
toetsing, in die zin dat een kandidaat een route mag rijden mét gebruik van hulpmiddelen.
Omdat taxichauffeurs in dit vooraf geplande vervoer vaak naar vaste adressen rijden,
is er thans voor gekozen om ook in dit beperkte examen gebruik te maken van de systematiek
van de bovenbedoelde objectenlijsten.
Een en ander is tot uitdrukking gebracht in de aanpassingen zoals vastgelegd in Artikel
II.
Vrijstelling zichtbare plaatsing vergunningbewijs in taxivoertuig (Artikel III)
Op grond van artikel 76, eerste lid, van de Wp2000 is het verboden taxivervoer te
verrichten zonder een daartoe verleende vergunning (de ondernemersvergunning). De
Minister van Infrastructuur en Milieu is het bevoegde toetsende en vergunningverlenende
orgaan. Op grond van artikel 76, derde lid, Wp2000 moet de taxivervoerder dan wel
de taxibestuurder ervoor zorg dragen dat het desbetreffende vergunningbewijs ‘zichtbaar
voor de reiziger’ in de taxi aanwezig is. Deze bepaling van ‘zichtbare aanwezigheid’
is destijds in de regelgeving opgenomen om de consument, mede gelet op mogelijke klachten
van die zijde over geleverde taxidiensten, een ingang te bieden om op relatief eenvoudige
wijze de relevante gegevens van de taxivervoerder te achterhalen.
Dit op zichzelf nuttige aangrijpingspunt voor consumenten is echter ook en recent
zelfs steviger verankerd en uitgewerkt in andere onderdelen van de taxiregelgeving.
Op grond van reeds elders in de regelgeving vastgelegde verplichtingen moeten de relevante
gegevens van de ondernemer(svergunning), tezamen met andere voor consumenten relevante
gegevens, op duidelijke wijze voor de consument leesbaar worden getoond zowel in de
desbetreffende taxi als aan de buitenzijde van de taxi; hierbij wordt in het algemeen
gebruik gemaakt van de zogenoemde taxi-informatiekaart, veelal tariefkaart genoemd.
Daarnaast dienen de voor de consument relevante gegevens, waaronder dus gegevens over
de ondernemer(svergunning) te worden vermeld op het na afloop van elke taxirit aan
de consument te overhandigen ritbewijs. De verplichting van de taxi-informatiekaart ligt vast in artikel 2 van de Tariefregeling.
De verplichting van het automatisch en verplicht te genereren ritbewijs voor consumenten
ligt vast in artikel 1c van de Tariefregeling, van kracht sinds 1 april 2012.
Tegen deze achtergrond heeft het bepaalde in artikel 76, derde lid, – op het punt
van de zichtbare aanwezigheid – geen toegevoegde waarde meer, reden waarom van dat
punt vrijstelling wordt gegeven. Deze vrijstelling ligt vast in Artikel III. Artikel
76, vijfde lid, van de Wp2000 biedt daartoe de basis. Voor alle duidelijkheid wordt
er op gewezen dat de taxivervoerder zich voor het overige onverkort aan alle verplichtingen
betreffende het vergunningbewijs dient te houden: alleen van het element van ‘zichtbare
plaatsing in het taxivoertuig’ wordt om de genoemde redenen vrijstelling gegeven.
De vergunning of het vergunningbewijs zal nog steeds in de taxi zelf aanwezig moeten
zijn en gelet ook op de reguliere toezichtbepalingen van de Algemene wet bestuursrecht,
op verzoek van de bevoegde instanties, getoond moeten worden.
Administratieve lasten
Artikel I (indexering tarieven)
De regeling heeft betrekking op taxiondernemers die actief zijn op de straattaximarkt
(telefonisch bestellen, aanhouden op straat of taxistandplaats). Als taxiondernemers
op basis van de nieuwe (geïndexeerde) maximumtarieven kiezen voor het aanpassen van
hun tarieven, kan dit administratieve lasten tot gevolg hebben.
De (administratieve) lasten hangen samen met de volgende handelingen:
-
– (laten) aanpassen van de taxameter;
-
– bestellen van nieuwe tariefkaarten dan wel
-
– downloaden, printen en invullen van nieuwe tariefkaarten;
-
– vervangen van tariefkaarten binnen en buiten het taxivoertuig.
De eenmalige (administratieve) lasten die samenhangen met de aanpassing van de taxameters
komen overeen met: 16.000 taxi’s x 0,25 uur x € 49 = € 196.000.
De eenmalige (administratieve) lasten die samenhangen met de nieuwe tariefkaarten
komen overeen met: 16.000 taxi’s x 0,5 uur x € 28 = € 224.000.
De eenmalige (administratieve) lasten die samenhangen met het kennisnemen van de nieuwe
regelgeving (inclusief Artikel III; zie verder hieronder) komen overeen met: 4.500
ondernemers x 0,2 uur x € 28 = € 25.200.
Als alle taxiondernemingen deze handelingen verrichten komen de totale (administratieve)
lasten overeen met € 445.200. Per taxivoertuig zou dit neerkomen op € 27,83. De feitelijke
lasten zullen naar verwachting lager uitvallen omdat in de praktijk niet alle taxiondernemers
de (geïndexeerde) maximumtarieven doorberekenen.
Artikel II (actualisatie exameneis taxibestuurders)
De in Artikel II bedoelde aanpassing van de exameneis leidt niet tot een wijziging
in de administratieve lasten. De exameneisen met inbegrip van de onderhavige aanpassing
worden vermeld en uitgewerkt in de bestaande CCV-documenten en overige bestaande CCV-communicatiemiddelen5; in dat verband zijn geen relevante extra handelingen voorzien.
Artikel III (vrijstelling zichtbare plaatsing vergunningbewijs)
De vrijstelling van de verplichting van zichtbare plaatsing van het vergunningbewijs,
leidt voor nieuwe taxiondernemers tot lastenverlichting.
Deze lastenverlichting wordt jaarlijks berekend op ca. € 34.000, zijnde het gemiddeld
aantal toegetreden nieuwe taxi’s (ca. 6000) x 0,2 uur x € 28.
Advies Overlegorgaan Infrastructuur en Milieu
Een ontwerp van deze regeling is overeenkomstig artikel 106 van de Wp2000 voorgelegd
aan het Overlegorgaan Infrastructuur en Milieu (OIM). Reacties zijn ontvangen van
KNV Taxi (Koninklijk Nederlands Vervoer), reizigersvereniging ROVER en van een tweetal
(taxi)ondernemingen zijnde Connexxion en De Vier Gewesten (DVG).
De georganiseerde taxibranche (ondernemersvereniging KNV) ondersteunt de voorgestelde
onderdelen. Dit geldt ook voor de genoemde (taxi)ondernemingen.
ROVER plaatst enkele kanttekeningen bij de voorgestelde indexering en pleit ervoor
om versneld terug te gaan naar toepassing van de genoemde OV-index. Hierover zij opgemerkt
dat in de bovenstaande toelichting de achtergrond van toepassing van de NEA-index
over de jaren 2012 en 2013 reeds uitvoerig is gemotiveerd alsmede het uitgangspunt
dat nadien de OV-index weer wordt toegepast. In verband met de intrekking van de eis
van zichtbare plaatsing van het vergunningbewijs, wijst ROVER voorts meer ten algemene
op het belang van een goede handhaving van de taxiregelgeving. Daarover wordt opgemerkt
dat de Inspectie Leefomgeving en Transport mede in samenwerking met de reguliere politieinstanties
stelselmatig toeziet op een goede naleving van de regelgeving. Het traject van naleving
en handhaving van taxiregelgeving heeft voorts een extra impuls gekregen door de
op 1 oktober 2011 in werking getreden wijziging van de Wet personenvervoer 2000, houdende
regels ter bevordering van de kwaliteit in het taxivervoer6. Op grond van deze wetswijziging kunnen ook gemeenten toegesneden aanvullende taxiregels
instellen en daarop handhaven.
Tijdstip van invoering
Deze regeling treedt voor wat betreft Artikel III, overeenkomstig de bestaande systematiek
van de vaste verandermomenten, in werking op 1 april 2013.
De indexering van de taxitarieven (Artikel I) alsmede de actualisatie van de bovenbedoelde
exameneis voor taxibestuurder (Artikel II) treden in werking met ingang van 1 februari
2013. Dit tijdstip wijkt af van de genoemde systematiek van de vaste verandermomenten.
Deze systematiek biedt overigens de ruimte om onder omstandigheden van deze vaste
momenten af te wijken. De motivering daarvan in de voorliggende situaties is de volgende.
Voor wat betreft de indexering van de taxitarieven wordt inwerkingtreding met ingang
van 1 februari 2013 noodzakelijk en verantwoord geacht gelet op de toezegging aan
de Tweede Kamer om in beginsel aan het begin van elk jaar tot indexering over te gaan
en gelet ook op de omstandigheid dat geen nieuwe verplichtingen worden opgelegd. Ook
ondernemersvereniging KNV Taxi heeft aangedrongen op invoering met ingang van 1 februari
2013. Hier speelt ook mee dat de nieuwe NEA-index steeds pas tegen het eind van het
lopende jaar bekend wordt.
In de overleg- en adviesprocedure over de aanpassing van de exameneis is indringend
geadviseerd om ook die aanpassing aan het begin van 2013 te laten ingaan omdat de
uitvoeringsorganisatie reeds geheel op deze actualisatie is voorbereid. Tegen deze
achtergrond en gelet ook op de omstandigheid dat ook op dit punt geen sprake is van
nieuwe verplichtingen, maar van een betere aansluiting op de praktijkmogelijkheden
(navigatiemiddelen), wordt ook op dit punt inwerkingtreding met ingang van 1 februari
2013 passend geacht.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
W.J. Mansveld.