ALGEMENE TOELICHTING
1 Aanleiding
In de regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 8 december
2012, nr. WJZ/353186 (10126), houdende verlaagde bezoldigingsmaxima voor topfunctionarissen
in het onderwijs1 (hierna verkort Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren) dient een aantal
punten gewijzigd te worden. De wijziging betreft het volgende:
Over de inhoud van deze regeling is de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
gehoord. Deze toelichting is opgesteld in overeenstemming met de Minister van Economische
Zaken.
1.1 Indexatie van de verlaagde bezoldigingsmaxima op het niveau 2014
De Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT)
normeert en maximeert de bezoldiging in de publieke en semipublieke sector. Om recht
te doen aan de grote verschillen tussen de sectoren die onder de wet vallen zijn er
drie verschillende bezoldigings-regimes. De onderwijssectoren vallen onder het regime
met een bezoldigingsmaximum van 130% van het ministerssalaris (de minister van BZK
is verantwoordelijk voor de uitvoering van het regeerakkoord wat betreft de verlaging
van de norm tot 100%). Aangezien het niet wenselijk is dat dit maximum voor alle onderwijsbestuurders
en leden van de Raden van Toezicht bereikbaar is, is gebruik gemaakt van de mogelijkheid
van de WNT om voor de onderwijssectoren een lager maximum vast te stellen. Deze verlaagde
maxima zijn vastgelegd in de Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren
en verschillen per onderwijssoort. In de toelichting bij die regeling is aangegeven
dat de verlaagde maximumbedragen jaarlijks geïndexeerd zullen worden conform de indexering
van het WNT-maximum.
Het vaststellen van verlaagde bezoldigingsmaxima is een bevoegdheid op grond van de
WNT waaraan de voorwaarde is verbonden dat die lagere maxima in de maand november
bekend worden gemaakt.
1.2 Instelling verlaagde bezoldigingsmaxima cultuursector
OCW vindt het reëel voor de zes cultuurfondsen van de rijksoverheid een lager bezoldigingsplafond
dan de wettelijke norm in te voeren om opwaartse druk voorkomen. Met een brief van
15 januari 2013 zijn de fondsen geïnformeerd over de WNT. In deze brief is ook medegedeeld
dat het verlaagd maximum met ingang van 1 januari 2014 wordt ingevoerd aan de hand
van een indeling van de zes cultuurfondsen in twee salarisklassen, vergelijkbaar met
de BBRA-schalen 15 en 16. De cultuurfondsen hebben eerder ingestemd met deze BBRA-schalen
als uitgangspunt voor het vaststellen van de bezoldigingsmaxima.
1.3 Aanlevering gegevens culturele instellingen
In artikel 4 van de Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren staat dat
gegevens worden aangeleverd door middel van het daartoe voorgeschreven e-formulier
(zie www.topinkomens.nl). De culturele instellingen, waaronder de cultuurfondsen zullen deze melding bij
BZK doen en niet bij DUO zoals de onderwijsinstellingen.
2 Reikwijdte
Door de wijziging van de regeling gaat deze ook gelden voor alle topfunctionarissen
in de cultuursector.
De wet en de regeling gelden niet in Caribisch Nederland, en evenmin voor het niet-bekostigd
onderwijs.
3 Jaarlijkse indexatie verlaagde bezoldigingsmaxima
De verlaagde bezoldigingsmaxima voor topfunctionarissen in het onderwijs worden jaarlijks
geïndexeerd, rekening houdend met de wijze waarop het WNT-maximum wordt geïndexeerd.
Dit is aangekondigd in de toelichting bij de Regeling bezoldiging topfunctionarissen
OCW-sectoren.
De mogelijkheid tot indexatie ligt besloten in de bevoegdheid van de minister om een
verlaagd bedrag vast te stellen. De verlaagde plafonds voor het onderwijs bedragen
als gevolg van de indexatie als volgt:
Sector
|
Verlaagde plafond niveau 2013
|
Verlaagde plafond niveau 2014
|
PO
|
€ 164.551
|
€ 165.901
|
VO
|
€ 182.948
|
€ 184.448
|
MBO
|
€ 198.279
|
€ 199.905
|
HBO
|
€ 198.279
|
€ 199.905
|
WO
|
Geen verlaagd plafond
|
|
4 Instelling verlaagde bezoldigingsmaxima topfunctionarissen van de cultuurfondsen
Artikel 2.6 van de WNT biedt de mogelijkheid ook voor de bestuurders van de cultuurfondsen
een verlaagd plafond vast te stellen. De verlaagde bezoldigingsmaxima voor de fondsbestuurders
zijn inclusief onkostenvergoeding en pensioenbijdrage; de maximumbedragen voor 2013
komen uit op € 123.024 en € 147.629.
Max € 123.024
|
Max € 147.629
|
Nederlands Fonds voor de Film
|
Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+
|
Stimuleringsfonds Creatieve Industrie
|
Mondriaan Fonds
|
Fonds voor Cultuurparticipatie
|
|
Nederlands Letterenfonds
|
|
In principe wordt de indeling iedere vier jaar herijkt, steeds in het jaar voorafgaand
aan de vierjaarlijkse subsidieperiode. Voor het eerst gebeurt dit in 2016 voor de
subsidieperiode 2017–2020. Deze indeling is gebaseerd op gegevens over de jaren 2010
tot en met 2013. In verband met bezuinigingen, fusies van fondsen en een overheveling
van taken tussen fondsen is het beeld in die jaren niet voor alle fondsen even stabiel
en voor het jaar 2013 deels op basis van schattingen. Met de fondsen wordt daarom
overlegd over een actualisering van deze indeling in 2014 op basis van gerealiseerde
cijfers 2013.
In artikel 4 van de Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren staat dat
gegevens worden aangeleverd door middel van het daartoe voorgeschreven e-formulier.
De culturele instellingen, waaronder de cultuurfondsen, zullen deze melding bij BZK
doen en niet bij DUO zoals de onderwijsinstellingen.
5 Uitvoering en handhaving
De Dienst Uitvoering Onderwijs acht de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar.
6 Monitoring
De verlaagde bezoldigingsmaxima worden gehandhaafd en de ontwikkeling van bezoldiging
van de topfunctionarissen in het onderwijs wordt gevolgd. In dit kader wordt ook de
nadere onderverdeling in salarisklassen die is opgedragen aan de sectoren zelf, periodiek
geëvalueerd door OCW, na de desbetreffende sector te hebben gehoord.
7 Administratieve lasten
Met deze regeling worden geen nieuwe informatieverplichtingen gecreëerd of geschrapt.
De regeling heeft daarmee geen gevolgen voor de administratieve lasten.
8 Inwerkingtreding en vaste verandermomenten
Deze regeling treedt op 1 januari 2014 in werking, ruim een maand na de publicatie.
Hiermee wordt zo veel mogelijk voldaan aan de afspraken rond de vaste verandermomenten.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I, onderdeel A
Waar het in de gewijzigde regeling gaat om ‘topfunctionarissen van cultuurfondsen’
zijn bedoeld de topfunctionarissen – een term die reeds in de wet is gedefinieerd
– van de verschillende fondsen die (mede) door de minister van OCW zijn opgericht
en die de bevordering tot doel hebben van het in stand houden, ontwikkelen, sociaal
en geografisch spreiden of anderszins verbreiden van één of meer cultuuruitingen door
daartoe subsidies te verstrekken op grond van een wettelijke taak. Het gaat om het
Fonds voor Cultuurparticipatie, het Mondriaan Fonds, het Nederlands Fonds voor de
Film, het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+, het Nederlands Letterenfonds en het
Stimuleringsfonds Creatieve Industrie.
Artikel I, onderdeel B
De bedragen die voor 2013 golden voor nieuwe benoemingen, worden voor 2014 geïndexeerd
met hetzelfde percentage als waarmee het WNT-maximum wordt geïndexeerd (zie de regeling
van de Minister van BZK houdende wijziging van de WNT-bedragen, Stcrt. 2013, 30635).
Artikel I, onderdeel C
Zoals dat reeds voor de verschillende onderwijssectoren gold, wordt met deze wijzigingsregeling
ook een verlaagd bezoldigingsmaximum ingesteld voor de cultuurfondsen. Er worden twee
verlaagde maxima ingesteld en de fondsen zijn in artikel 5b ingedeeld in twee groepen.
De wet regelt het overgangsrecht dat voor de topfunctionarissen van de cultuurfondsen
geldt. Door een verlaagd maximum in te voeren, wordt artikel 7.3, vierde lid, geactiveerd.
Op grond daarvan is een tussen partijen overeengekomen bezoldiging die meer bedraagt
dan het verlaagde maximum tot uiterlijk 31 december 2016 toegestaan, mits de bezoldiging
is overeengekomen vóór de inwerkingtreding van de WNT (1 januari 2013). In het Wetsvoorstel
aanpassingswet WNT (Kamerstukken II 2012/13, 33 715, nrs 2. en 4) is bij nota van wijziging een wijzigingsvoorstel gedaan op dit overgangsrecht.
Na aanvaarding van dat wetsvoorstel is een bezoldiging die is overeengekomen vóór
de inwerkingtreding van een verlaagd maximum nog vier jaar toegestaan vanaf die datum.
Voor de cultuurfondsen betekent dat dus een overgangssituatie die duurt tot en met
31 december 2017.
Artikel II
De instelling van verlaagde maxima gebeurt volgens artikel 2.6, eerste lid, telkens
in de maand november voorafgaand aan het jaar waarvoor het gaat gelden. De inwerkingtreding
is daarom op 1 januari 2014 gesteld.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker.