De Minister van Veiligheid en Justitie,
Gelet op artikel 17, vijfde lid, van de Financiële verhoudingswet;
Besluit:
ARTIKEL I
De Vergoedingsregeling gemeenten voor handhaving parkeren en overlast 2010 wordt als
volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt: onder a, komt als volgt te luiden:
1. Onderdeel a komt als volgt te luiden:
- a. Minister:
-
de Minister van Veiligheid en Justitie;
2. In onderdeel b sub 2. komt de zinsnede ‘of 74c’ te vervallen.
B
Artikel 4 komt als volgt te luiden:
Artikel 4
-
1. Het bedrag dat per begrotingsjaar kan worden aangewend voor vergoedingen aan deelnemende
gemeenten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a en b, is te herleiden
uit de jaarlijkse begrotingsstaten van het ministerie van Veiligheid en Justitie in
de begrotingswet.
-
2. De hoogte van de totale vergoeding per deelnemende gemeente wordt bepaald door het
aandeel van het aantal bij het CJIB geregistreerde beschikkingen en processen-verbaal
als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a en b, van die gemeente, op het totale
aantal voornoemde beschikkingen en processen-verbaal van alle deelnemende gemeenten.
-
3. De vergoeding bedraagt per bij het CJIB geregistreerde beschikking als bedoeld in
artikel 2, eerste lid, onderdeel a, maximaal € 25,00 en voor een bij het CJIB geregistreerd
proces-verbaal als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, maximaal € 40,00.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.
ARTIKEL III
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanpassing Vergoedingsregeling gemeenten
voor handhaving parkeren en overlast 2014.
’s Gravenhage, 15 oktober 2013
De Minister van Veiligheid en Justitie,
I.W. Opstelten.
TOELICHTING
Algemeen
Deze regeling strekt ertoe de Vergoedingsregeling gemeenten voor handhaving parkeren
en overlast 2010 (hierna: de Regeling) financieel meer beheersbaar te maken. Het totaal
beschikbare bedrag dat voor vergoeding aan gemeenten in aanmerking komt, vindt zijn
basis in de begroting van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Het bedrag dat
vergoed kan worden, is gemaximeerd op 14,5 mln. euro. Door in de Regeling dit financiële
plafond in te bouwen, wordt overschrijding van dit vergoedingsbedrag, hetgeen voorgaande
jaren plaatsvond, voorkomen. De deelnemende gemeenten krijgen een vergoeding uitgekeerd
naar rato van het aantal processen-verbaal en beschikkingen dat zij aanleveren bij
het CJIB, waarbij rekening wordt gehouden met de verhouding overlastfeiten en parkeerfeiten.
Hierbij geldt een maximum pv-vergoeding voor een overlastfeit van € 40,00. Voor een
parkeerfeit geldt een maximum pv-vergoeding van € 25,00.
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel B
In artikel 4, eerste lid, van de Regeling wordt verwezen naar de jaarlijkse begrotingsstaten
van het ministerie van Veiligheid en Justitie. In de begroting is het bedrag voor
de vergoedingsregeling opgenomen. Wanneer de Tweede Kamer instemt met de begroting
van het ministerie van Veiligheid en Justitie, is het maximaal beschikbare bedrag
voor de vergoedingsregeling vastgesteld voor het daaropvolgende jaar. Op deze wijze
is de Regeling verbonden aan de bedragen van de begrotingswet. Jaarlijks zullen gemeenten
per brief op de hoogte worden gesteld van het maximaal beschikbare bedrag. Deelnemende
gemeenten kunnen op deze wijze een inschatting maken van de vergoeding die zij kunnen
verwachten.
In het eerste lid is een plafond voor het jaarlijks beschikbare bedrag voor alle deelnemende
gemeenten opgenomen. Daarop aansluitend is in het tweede lid opgenomen op welke wijze
per gemeente het maximaal te ontvangen bedrag wordt berekend. Er is voor gekozen om
de hoogte van de uitkering per strafbaar feit te koppelen aan het totaal aantal geschreven
processen-verbaal en beschikkingen per jaar. Daarmee zal de hoogte van de pv-vergoeding
per strafbaar feit per jaar fluctueren. Het bedrag dat gemeenten vergoed zullen krijgen
per proces-verbaal en beschikking is afhankelijk van het totaal aantal landelijke
processen-verbaal en beschikkingen dat geschreven wordt. Daarnaast is het bedrag per
pv-vergoeding gemaximeerd.
In artikel 4, tweede lid van de Regeling staat beschreven dat de hoogte van de vergoeding
per gemeente wordt bepaald door het aandeel van de hoeveelheid processen-verbaal en
beschikkingen dat een deelnemende gemeente heeft geschreven op het totale aantal processen-verbaal
en beschikkingen van alle deelnemende gemeenten. Het totaalbedrag wordt verdeeld tussen
overlast- en parkeerfeiten op basis van de verhouding tussen deze twee in de afgelopen
drie jaar.
In artikel 4, derde lid, is het maximum bedrag dat een deelnemende gemeente vergoed
kan krijgen bepaald op € 25,00 per beschikking voor een parkeerfeit en € 40,00 per
proces-verbaal voor een overlastfeit. Deze maximumbedragen zijn gelijk aan de bedragen
die werden genoemd in de tekst van het oude artikel 4.
Artikel II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.
De Minister van Veiligheid en Justitie,
I.W. Opstelten.