Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2013, 15595 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2013, 15595 | beleidsregel |
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op de artikelen 25 en 29, zesde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht.
Besluit:
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
openbare of uit ’s Rijks kas bekostigde dagschool voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de artikelen 7, 8, en 10 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
school waar een aangepast toezichtarrangement geldt zoals beschreven in het voor dat jaar geldende toezichtskader als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Wet op het onderwijstoezicht;
bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de wet;
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
Wet op het voortgezet onderwijs;
de stichting Dans- en Muziekscholen;
school die een licentie van de minister heeft ontvangen, dat aan DAMU-leerlingen op grond van de regeling ontheffing kan worden verleend;
cursus aangeboden door een hogeschool, aan vo leerlingen, die voorafgaat aan een hbo-bachelor op het gebied van dansvakonderwijs of muziekvakonderwijs;
beschikking van de minister aan een bevoegd gezag van een school waarin een aanvraag als bedoeld in artikel 3 wordt ingewilligd;
leerling die is toegelaten tot het HBO-voortraject en daardoor wordt beschouwd als toptalent op het gebied van dans of muziek.
Het doel van deze regeling is om een DAMU-leerling in staat te stellen gedurende het vo-onderwijs deel te nemen aan een HBO-voortraject, met verlichting van een dubbele studielast en integratie van regulier en kunstonderwijs daar waar mogelijk.
1. De minister kan op grond van een aanvraag van het bevoegd gezag van een school een DAMU-licentie verstrekken voor een periode van vier schooljaren.
2. Een aanvraag voor een DAMU-licentie wordt ingediend bij de minister.
3. Het aantal scholen met een DAMU-licentie bedraagt niet meer dan 12.
4. Aanvragen voor een nieuwe DAMU-licentie worden op volgorde van binnenkomst behandeld, met dien verstande, dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvulling door de minister is ontvangen, als datum van binnenkomst geldt.
5. Aanvragen voor verlenging van eerdere licenties hebben voorrang boven aanvragen voor een nieuwe licentie.
6. Een aanvraag van het bevoegd gezag van een school dient te voldoen aan het gestelde in artikel 4.
7. Zeer zwakke en zwakke scholen komen niet in aanmerking voor een DAMU-licentie.
8. De aanvraag voor een DAMU-licentie dient uiterlijk 1 oktober van een jaar te zijn ontvangen.
9. De minister kan aan de Stichting DAMU advies vragen over de aanvraag.
10. De Stichting DAMU geeft dan uiterlijk 1 december van het betreffende jaar advies.
11. De minister besluit over het verstrekken van een DAMU-licentie uiterlijk 1 februari van het aansluitende jaar.
De aanvraag gaat vergezeld van de volgende documenten:
1. een verklaring van de VO-school dat op de administratie van de desbetreffende VO-school een door de hogeschool goedgekeurde lijst met de namen en adressen van de DAMU-leerlingen die toegelaten zijn tot het HBO-voortraject voor het huidige jaar aanwezig is;
2. het schoolplan, met daarin een beleidsnotitie waaruit blijkt op welke wijze de school waar nodig zorg draagt voor flexibiliteit in de lesprogramma’s en voor flexibiliteit bij het afleggen van toetsen en examens, en hoe de specifieke kunstvakken worden ingevuld rekening houdend met de belangen van de betrokken DAMU-leerling;
3. een schriftelijke steunverklaring van de HBO-raad voor de aanvraag van een DAMU-licentie.
De school, waarvoor het bevoegd gezag een aanvraag als bedoeld in artikel 4 heeft ingediend, voldoet aan de volgende voorwaarden:
a. op de school zijn ten minste 15 DAMU-leerlingen ingeschreven;
b. op de school met de DAMU-licentie is onderwijzend personeel aanwezig en aanspreekbaar op de afstemming van de werkzaamheden die verband houden met de DAMU-licentie en dat voorziet in de begeleiding van de DAMU-leerlingen.
1. Het bevoegd gezag van een school die over een DAMU-licentie beschikt, kan een verzoek tot verlenging indienen.
2. Een verzoek tot verlenging van de DAMU-licentie dient uiterlijk 1 oktober van het kalenderjaar, voorafgaande aan het kalenderjaar waarin de licentie expireert te worden ingediend.
3. Op de verlenging van de DAMU-licentie zijn de artikelen 3, 4 en 5 van toepassing.
Indien de DAMU-leerling niet langer deelneemt aan het HBO-voortraject en daardoor niet langer kan worden beschouwd als een DAMU-leerling, dient de desbetreffende leerling vanaf dat moment aan het reguliere onderwijsprogramma deel te nemen. Een reeds geëffectueerde ontheffing op grond van artikel 9 tot en met 13 blijft van kracht, evenals een reeds lopende spreiding van het examen op grond van artikel 14.
Indien de DAMU-licentie niet wordt verlengd, behouden de betrokken leerlingen de onder de oorspronkelijke DAMU-licentie verkregen mogelijkheden aan die school. Indien dit niet mogelijk is, is de school verplicht een alternatief te verzorgen.
1. Het bevoegd gezag dat beschikt over een DAMU-licentie kan voor DAMU-leerlingen afwijken van de normen voor onderwijstijd als gesteld in artikel 6g van de WVO.
2. Het bevoegd gezag, bedoeld in het eerste lid, richt in het eerste en tweede leerjaar van het vmbo, havo en vwo een onderwijsprogramma in dat per leerjaar ten minste 800 klokuren onderwijstijd omvat.
3. Het bevoegd gezag, bedoeld in het eerste lid, richt in het derde leerjaar vmbo, derde, vierde leerjaar havo en het derde, vierde en vijfde leerjaar vwo een onderwijsprogramma in dat per leerjaar ten minste 800 klokuren onderwijstijd omvat.
4. In afwijking van artikel 6g, eerste lid, van de wet richt het bevoegd gezag voor DAMU-leerlingen in het vierde leerjaar vmbo, het vijfde leerjaar havo en het zesde leerjaar vwo een onderwijsprogramma in dat ten minste 500 klokuren onderwijstijd omvat.
Het bevoegd gezag dat beschikt over een DAMU-licentie kan in afwijking van artikel 11c, eerste lid, onder a, van de wet de DAMU-leerling in de eerste twee leerjaren, ontheffing verlenen van de onderdelen van het onderwijsprogramma die betrekking hebben op de kerndoelen bewegen en sport, bedoeld in bijlage 1, onderdeel G, bij het Besluit kerndoelen onderbouw VO, onder voorwaarde dat de school zorg draagt voor een alternatieve adequate begeleiding op het gebied van de gezondheidsaspecten van beweging en houding in relatie tot het voortraject dansvakonderwijs of muziekvakonderwijs.
Het bevoegd gezag dat beschikt over een DAMU-licentie kan afwijken van de bepalingen in de artikelen 10, vijfde en zevende lid, van de wet en van de bepalingen in de artikelen 22, eerste lid, van het Eindexamenbesluit, door een DAMU-leerling, die de theoretische leerweg in het vmbo volgt, ontheffing te verlenen voor:
– maatschappijleer en lichamelijke opvoeding.
Het bevoegd gezag dat beschikt over een DAMU-licentie kan, in afwijking van artikel 14 en artikel 6d van de wet, artikel 26c van het Inrichtingsbesluit WVO en artikel 13, eerste lid, van het Eindexamenbesluit een DAMU-leerling in het havo ontheffing verlenen voor:
– lichamelijke opvoeding;
– maatschappijleer en culturele en kunstzinnige vorming (CKV);
– het keuzevak, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder c, van het Eindexamenbesluit VO of het profielkeuzevak, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder b, van het Eindexamenbesluit VO.
Het bevoegd gezag dat beschikt over een DAMU-licentie kan, in afwijking van artikel 13 en artikel 6d van de wet, artikel 26b van het Inrichtingsbesluit WVO en artikel 11, eerste lid, dan wel artikel 12, eerste lid, van het Eindexamenbesluit VO een DAMU-leerling in het vwo ontheffing verlenen voor:
– lichamelijke opvoeding;
– maatschappijleer, algemene natuurwetenschappen en culturele en kunstzinnige vorming;
– het keuzevak, bedoeld in artikel 11, eerste lid, onder c, dan wel het keuzevak, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onder c, van het Eindexamenbesluit VO of het profielkeuzevak, bedoeld in artikel 11, eerste lid, onder b, dan wel het profielkeuzevak, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onder b, van het Eindexamenbesluit VO.
1. In uitzonderlijke gevallen kan het bevoegd gezag, dat beschikt over een DAMU-licentie, voor een DAMU-leerling beroep doen op artikel 59 van het Eindexamenbesluit.
2. Alleen een DAMU-leerling die in het laatste leerjaar wordt geconfronteerd met activiteiten in het kader van uitoefening van de dans of muziek, waardoor buiten de wil om van de DAMU-leerling, het niet mogelijk is het eindexamen in het laatste schooljaar volledig af te leggen, komt hiervoor in aanmerking.
1. Voor een school die voorafgaand aan deze beleidsregel al beschikt over een gelijkwaardige licentie op grond van één van de Raamregelingen genoemd in artikel 17, kan deze gebruiken tot en met 31 juli 2014, daarna komt deze te vervallen.
2. Een school als bedoeld in het eerste lid dient voor 1 oktober 2013 een aanvraag in te dienen, met dien verstande dat deze aanvraag wordt beschouwd als verlenging als bedoeld in artikel 6.
De ‘Voorlopige raamregeling voor de integratie van de vooropleiding dans in het voortgezet onderwijs (10 januari 1989)’, ‘Voorlopige raamregeling voor de integratie van de vooropleiding muziek (10 januari 1989)’, ‘Raamregeling voortrajecten dans/muziek profielen vwo/havo (13 juli 1999)’ en ‘Raamregeling voortrajecten dans/muziek profielen vwo/havo per 1 augustus 2007’ worden per 1 augustus 2013 ingetrokken.
Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en bekend worden gemaakt op de internetsite (www.duo.nl ) van DUO van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker.
De achtergrond voor deze beleidsregel ligt in het bevorderen van de talentontwikkeling op het hoogst mogelijke niveau in het voortgezet onderwijs. De beleidsregel is bedoeld voor leerlingen die een reëel perspectief hebben op een doorstroom naar een dansvak- of muziekvakopleiding. De beleidsregel biedt daartoe aangewezen scholen de mogelijkheid om te kunnen afwijken van de wettelijke inrichtings- en examenvoorschriften voor het voortgezet onderwijs. Scholen in het voortgezet onderwijs kunnen op grond van deze beleidsregel een aanvraag indienen bij de minister voor een DAMU-licentie. Nadat de minister het bevoegd gezag van de school een DAMU-licentie heeft verstrekt, kan de school ontheffing verlenen aan een DAMU-leerling van delen van leerstof, van delen van les- of contacturen of integratie van kunstonderwijs in het regulier onderwijs en aanpassingen aanbieden in de examinering qua fasering, maar niet qua inhoud. De opleiding moet gericht zijn op het behalen van een regulier diploma.
In vergelijking met de regelingen ‘Voorlopige raamregeling voor de integratie van de vooropleiding dans in het voortgezet onderwijs’, ‘Voorlopige raamregeling voor de integratie van de vooropleiding muziek’, ‘Raamregeling voortrajecten dans/muziek profielen vwo/havo’ en ‘Raamregeling voortrajecten dans/muziek profielen vwo/havo per 1 augustus 2007’, is een aantal belangrijke onderdelen van de beleidsregel aangepast dan wel zijn nieuwe onderdelen toegevoegd:
• DAMU-licenties worden voor een periode van 4 jaar afgegeven door de minister.
• Het maximum aantal scholen dat in aanmerking kan komen voor een DAMU-licentie is 12. Dit aantal is vastgesteld na overleg met de scholen.
• Het minimum aantal leerlingen per school is vastgesteld op 15 DAMU-leerlingen per school. Na overleg met de scholen en om concentratie van de leerlingen te bevorderen is dit aantal vastgesteld.
• Zwakke en zeer zwakke scholen zullen niet in aanmerking komen voor een DAMU-licentie.
• In het kader van de DAMU-regeling, kunnen de uren dans en muziek in beperkte mate (zie artikel 9) worden opgegeven als onderwijstijd (maatwerkuren), mits ze voldoen aan de criteria voor onderwijstijd.
De gekozen termijnen in de beleidsregel zijn gelijk aan die van de Beleidsregel verstrekking Loot-licentie VO, Stcrt. Nr. 17310, d.d. 17 november 2009 (een soortgelijke regeling voor toptalenten in de sport) en zijn bedoeld om scholen tijd te geven om zich te kunnen voorbereiden op hun nieuwe status als DAMU-school. Scholen kunnen zich ongeveer een half jaar voorbereiden na toekenning van de DAMU-licentie op 1 februari.
Daarnaast lopen de scholen die verlenging van de licentie vragen, gelijk op met de nieuwe aanvragen, waarbij een school die verlenging vraagt, voorrang heeft boven een nieuwe aanvraag op het moment dat het maximum aantal scholen wordt overschreden.
DUO heeft de beleidsregel getoetst en uitvoerbaar geacht.
Aan deze beleidsregel zijn geen financiële verplichtingen verbonden.
Bij de voorbereiding van dit voorstel is nagegaan of sprake is van administratieve lasten voor instellingen, bedrijfsleven of burgers. OCW heeft deze gevolgen in kaart gebracht met behulp van het standaardkostenmodel (SKM) voor administratieve lasten.
Er kunnen maximaal 12 scholen in aanmerking komen voor een DAMU-licentie. Voor deze scholen zijn de administratieve lasten berekend op 270 Euro per school per 4 jaar. Dit betreft de administratieve lasten voor het 1 maal per 4 jaar aanvragen. Gegeven het doel van het beleid zijn de noodzakelijke lasten van de informatieverplichting zoveel mogelijk beperkt. Om de noodzakelijke lasten zoveel mogelijk te beperken zijn bij de vormgeving alternatieven overwogen en is, gegeven de noodzaak om een informatieverplichting op te leggen, het minst belastende alternatief gekozen. Tevens zijn de uitvoerings- en toezichtlasten minimaal gegeven het doel van het beleid.
Een DAMU-licentie wordt verstrekt aan het bevoegd gezag van een school. Veel scholen vallen onder een scholengemeenschap en de DAMU-school is vaak één specifieke vestiging. De licentie wordt uitgegeven voor het specifieke vestigingsvolgnummer (brinnummer+locatienummer) van een school. De licentie is ook alleen op deze locatie toepasbaar en niet overdraagbaar.
Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst. In het uitzonderlijke geval dat bij het goedkeuren van de aanvragen het maximum van 12 scholen wordt overschreden, komen eerst de verlengingen voor goedkeuring in aanmerking, daarna in dien de desbetreffende aanvragen gelijktijdig zijn binnengekomen, komt de school met het hoogste aantal DAMU-leerlingen in principe als eerste in aanmerking voor een DAMU-licentie.
Hiermee wordt bedoeld scholen die op het moment van aanvraag zwak of zeer zwak zijn. Dit artikel is niet van toepassing op scholen die reeds een licentie hebben. Scholen die zwak of zeer zwak zijn, zouden andere prioriteiten moeten hebben dan het aanvragen van een DAMU-licentie.
De in artikel 4 genoemde documenten zijn vastgesteld naar analogie van artikel 3 van de Beleidsregel verstrekking Loot-licentie VO.
In een bij het schoolplan opgenomen beleidsnotitie dient de school aan te geven hoe invulling wordt gegeven aan de specifieke kunstvakken voor de DAMU-leerling. De invulling van deze vakken kan in onderling overleg tussen VO en HBO worden afgestemd met het programma van de vooropleiding, om zo een dubbele studielast in deze vakken zoveel mogelijk te voorkomen.
Alhoewel hiervoor geen verplichting is opgenomen, staat niets in de weg tussen VO en HBO om een samenwerkingsovereenkomst te sluiten voor een nadere invulling van de kunstvakken.
Voor de borging dat er een samenwerking is tussen de VO school en het HBO is een steunverklaring van de HBO-raad nodig, bij de aanvraag voor een DAMU-licentie.
Leerlingen die op een bepaald moment hun status van DAMU-leerling, doordat zij geen deelnemer (meer) zijn aan het HBO-voortraject, verliezen, kunnen geen gebruik meer maken van ontheffingen en zijn vanaf dat moment leerlingen die onverkort moeten voldoen aan de Wet op het voortgezet onderwijs. Als de achterstand niet meer valt in te halen, blijven de reeds afgesproken ontheffingen van kracht.
Op 1 augustus 2013 treedt de Wet van 28 juni 2012, Stb. 339, wijziging WVO onder meer inzake onderwijstijd in werking, op grond van het Besluit van 29 augustus 2012, Stb. 409. In verband daarmee wordt in dit artikel verwezen naar artikel 6g van de wet, omdat daarin vanaf 1 augustus 2013 de normen voor de onderwijstijd voor zowel de onderbouw als de bovenbouw zijn geregeld.
Leerlingen die in hun examenjaar zitten en onverwacht door audities of optredens niet kunnen deelnemen aan het examen, kunnen hun examens spreiden over twee jaar.
Ook scholen die reeds een licentie hebben op grond van één van de voorgaande regelingen moeten opnieuw een aanvraag indienen, deze aanvraag wordt beschouwd als een verlenging in de zin van artikel 6 van de beleidsregel. Vanaf de publicatie van deze regeling totdat de daadwerkelijke licentie afloopt, hebben de scholen de tijd om te voldoen aan de nieuwe criteria.
Er wordt in deze regeling aangesloten bij de vaste verandermomenten van regelgeving.
voorjaar 2013 publicatie beleidsregel
1 augustus 2013 inwerkingtredingbeleidsregel
1 oktober 2013 uiterste datum nieuwe aanvragen en verlengingen
1 februari 2014 uiterste datum afgifte licentie
1 augustus 2014 ingang licentie
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2013-15595.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.