ARTIKEL I
De Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen
volkshuisvesting wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 4, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Na ‘het eerste lid’ wordt ingevoegd: en artikel 4bis, eerste lid,.
2. Er worden twee volzinnen toegevoegd, luidende: Daartoe voert de toegelaten instelling
overleg met die rechtspersoon of vennootschap, met het oogmerk te bewerkstelligen
dat die rechtspersoon of vennootschap alle handelingen verricht en aan de toegelaten
instelling alle inlichtingen verschaft die voor haar noodzakelijk zijn om aan de eerste
volzin en aan artikel 6 te voldoen. Indien een overeenkomst tussen een toegelaten
instelling en een zodanige rechtspersoon of vennootschap ter zake van de huur en verhuur
van woongelegenheden waarop artikel 4, eerste lid, van toepassing is, die is gesloten
voordat de tweede volzin van dit lid van toepassing was, ertoe leidt dat die toegelaten
instelling niet over alle gegevens beschikt die noodzakelijk zijn voor een beoordeling
als bedoeld in artikel 7, eerste volzin, wordt dat die toegelaten instelling bij die
beoordeling niet aangerekend.
B
Artikel 4bis wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef van het eerste lid wordt na ‘De toegelaten instelling’ ingevoegd: of
een rechtspersoon of vennootschap als bedoeld in artikel 4, tweede lid,.
a. wordt in de onderdelen b en d na ‘de toegelaten instelling’ ingevoegd ‘of aan een
rechtspersoon of vennootschap als bedoeld in artikel 4, tweede lid,’ en
b. komt onderdeel c te luiden:
-
c. indien degenen die de woongelegenheid wensen te betrekken van buiten Nederland afkomstige
personen zijn, die zich hebben ingeschreven bij een instelling voor hoger onderwijs
in de zin van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, en bewijzen
daarvan of verklaringen ter zake aan de toegelaten instelling of aan een rechtspersoon
of vennootschap als bedoeld in artikel 4, tweede lid, zijn overgelegd, en.
3. In het derde lid, onderdeel b, wordt na ‘de aanslag’ ingevoegd: of voorlopige aanslag.
4. In het vijfde lid wordt na ‘de toegelaten instelling’ ingevoegd: of aan een rechtspersoon
of vennootschap als bedoeld in artikel 4, tweede lid,.
C
In artikel 6a, eerste lid, wordt ‘artikel 7, eerste lid’ vervangen door: artikel 7,
eerste volzin.
D
Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In ‘Toelichting:’, tweede bolletje, tweede volzin, wordt na ‘aanslag’ ingevoegd:
of voorlopige aanslag.
a. wordt in het opschrift ‘aanslag IB’ vervangen door ‘(voorlopige) aanslag IB’;
b. wordt in de tweede volzin na ‘aanslag’ ingevoegd ‘of voorlopige aanslag’;
c. vervalt in de eerste voetnoot, onder (iii), ‘maximaal een jaar’ en
d. wordt in de tweede voetnoot ‘Belastingsdienst’ vervangen door: Belastingdienst.
3. In onderdeel B, tweede kader, tweede bolletje, tweede gedachtestreepje, wordt na
‘aanslag’ ingevoegd: of voorlopige aanslag.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Artikel I, onderdelen B, onder 2, b,
en 3, en D, onder 1, 2, a, b en c, en 3, werken terug tot en met 1 januari 2013.
TOELICHTING
1. Inleiding
Met ingang van 1 januari 2011 is de Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch
belang toegelaten instellingen volkshuisvesting (hierna: de regeling) in werking getreden.
Met het oog op enkele uitvoeringsproblemen zijn met deze wijzigingsregeling enkele
onderdelen van de regeling gewijzigd.
2. Verhuur door tussenkomst van andere rechtspersonen en vennootschappen
Op grond van de regeling zijn toegelaten instellingen verplicht ten minste 90 procent
van hun vrijkomende woningen met een huur onder de € 681,02 (prijspeil 2013) toe te
wijzen aan huishoudens met een inkomen tot € 34 229 (prijspeil 2013).
Deze verplichting geldt ook wanneer de toegelaten instelling woningen door tussenkomst
van een andere rechtspersoon of vennootschap (hierna: intermediair) verhuurt (artikel
4, tweede lid, van de regeling). Dit komt in de praktijk bijvoorbeeld voor bij zorginstellingen
of bij verhuur aan instellingen voor bijvoorbeeld dak- en thuislozen. De toegelaten
instelling is eigenaar van vastgoed (bijvoorbeeld een verzorgingshuis) en verhuurt
dit aan een zorginstelling die de zorg verleent en tevens bij de zorginstellingen
gelegen ‘aanleunwoningen’ toewijst. Bij de aanleunwoningen is in dat geval sprake
van een huurcontract tussen de zorginstelling en de huurder waarvoor een inkomenstoets
noodzakelijk is.
Bij de verantwoording over de toewijzing over het jaar 2011 is gebleken dat toegelaten
instellingen zich onvoldoende konden verantwoorden over de toewijzingen van woningen
die door tussenkomst van intermediairs worden verhuurd. Ook in 2012 hebben mij daarover
signalen bereikt. Dit heeft ertoe geleid dat accountants in een aantal gevallen bij
de verantwoording van de woningtoewijzing hun oordeel over de juistheid en volledigheid
daarvan hebben onthouden. Achtergrond daarvan is dat intermediairs in een aantal gevallen
principieel weigerden om een inkomenstoets uit te voeren dan wel claimden daartoe
niet geëquipeerd te zijn. Die intermediairs beriepen zich er onder meer op dat in
de afspraken over verhuur, die veelal dateren van voor inwerkingtreding van de regeling,
geen afspraken zijn gemaakt over inkomenstoetsing. Toegelaten instellingen lopen daarmee
het risico een staatssteunfaciliteit te verliezen. Een eventuele sanctie bij onderschrijding
van de toewijzingsnorm is immers dat er geen borging van nieuwe leningen kan plaatsvinden.
Deze sanctie is onevenredig zwaar wanneer het de toegelaten instelling niet aan te
rekenen valt dat de inkomensgegevens bij verhuur door intermediairs niet voldoende
verantwoord worden.
Met deze wijzigingsregeling is in de eerste plaats verduidelijkt dat de intermediairs
zelf gehouden zijn om volgens de regels de door hen van toegelaten instellingen gehuurde
woongelegenheden toe te wijzen. Dat betekent dat zij, en niet de toegelaten instellingen,
de huishoudinkomens toetsen volgens de daarvoor in artikel 4bis van en de bijlage
bij de regeling neergelegde procedure. Zij ontvangen daartoe ook de gegevens ter zake,
zoals nu uitdrukkelijk in artikel 4bis is neergelegd. De verplichting van toegelaten
instellingen om ervoor te zorgen dat de intermediairs de regeling naleven, neergelegd
in artikel 4, tweede lid, heeft nu uitdrukkelijk ook betrekking op het door de intermediairs
toepassen van artikel 4bis.
Het ontbreken van een afspraak daarover in een overeenkomst tussen een toegelaten
instelling en een intermediair heeft dus niet meer het gevolg dat die intermediair
niet tot die toetsing gehouden is. Andere afspraken daarover in zodanige overeenkomsten
zijn in strijd met deze nieuwe wettelijke voorschriften, wat betekent dat die overeenkomsten
op den duur dienen te worden gewijzigd of in zoverre beeïndigd.
Zodoende komt de intermediair te beschikken over de gegevens met betrekking tot de
individuele toewijzingen, terwijl de toegelaten instelling zich over alle toewijzingen,
met inbegrip van die door intermediairs, dient te verantwoorden. De toegelaten instelling
dient, gezien haar uitgebreide verantwoordelijkheid voor het juiste handelen van de
intermediairs die volgt uit het gewijzigde artikel 4, tweede lid, eerste zin, van
de regeling, zich er dan ook van te verzekeren dat die gegevens juist en volledig
zijn en zij daarover voldoende wordt geïnformeerd. De nieuwe tweede zin van artikel
4, tweede lid, regelt dan ook dat de toegelaten instelling zich er maximaal voor dient
in te spannen dat toereikende afspraken gemaakt worden over de (juistheid en volledigheid
van de) verantwoording over de woningtoewijzing door intermediairs. Overeenkomsten
met intermediairs – in het bijzonder de overeenkomst waarbij zij de woningen van de
toegelaten instelling huren – blijven een instrument dat sterk in aanmerking komt
om een en ander in vast te leggen.
Dit systeem zal in de praktijk geleidelijk ingang vinden. Bestaande situaties worden
namelijk in ruime mate geëerbiedigd. Artikel 4, tweede lid, derde zin, voorziet erin
dat het tekortschieten van de verantwoording de toegelaten instelling niet kan worden
aangerekend, wanneer een overeenkomst van huur en verhuur met een intermediair is
aangegaan voor de datum van inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling, en die overeenkomst
er de oorzaak van is dat de verantwoording niet juist of volledig is. Pas wanneer
na de datum van inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling een overeenkomst of wijziging
van een overeenkomst met een intermediair tot stand komt, is de toegelaten instelling
gehouden zich voor het eerstvolgende volledige verslagjaar te verantwoorden over de
toewijzing door intermediairs. Aan de looptijden van de huidige overeenkomsten met
intermediairs, die steeds voor een periode van rond de 10 jaar plegen te worden aangegaan,
wordt dus uit het oogpunt van rechtszekerheid niet getornd.
3. Verhuur aan buitenlandse studenten
Met ingang van 15 februari jl. is de regeling gewijzigd, omdat de eisen voor de inkomenstoets
een lastige drempel bleken te vormen voor studenten uit het buitenland die voor een
korte periode in Nederland verblijven. De regeling is toen versoepeld voor studenten
die hier voor een jaar of korter studeren en voor minder dan een jaar woonruimte huren.
Gebleken is echter dat ook de voorwaarden in deze gewijzigde regeling lastig uitvoerbaar
zijn en de nodige administratieve lasten met zich meebrengen. Dit terwijl op voorhand
zeer aannemelijk is dat deze groep studenten geen inkomen in Nederland genieten en
dus ook geen inkomen kunnen hebben boven de toewijzingsgrens van € 34 229. Daarom
is besloten deze twee toetspunten te laten vervallen. Er moet bij de woningtoewijzing
wel zekerheid bestaan dat het gaat om een student die uit het buitenland komt om in
Nederland een studie te volgen. De universiteit of hogeschool kan daartoe volstaan
met het afgeven van een verklaring ten behoeve van de toewijzing, die inhoudt dat
de student uit het buitenland komt om in Nederland een studie te volgen en daartoe
bij die universiteit/hogeschool is ingeschreven. Dit komt de uitvoerbaarheid sterk
ten goede. Deze toewijzingen zullen overeenkomstig deze wijziging worden beoordeeld.
Deze wijziging werkt daarom terug tot en met 1 januari 2013.
4. Aanslag inkomstenbelasting
Ten slotte is in de regeling de eis vervallen dat alleen een definitieve aanslag voor
de inkomstenbelasting gebruikt kan worden. Ook een voorlopige aanslag van de belastingdienst
volstaat. Met name deze wijziging komt de uitvoerbaarheid sterk ten goede. De toewijzingen
zullen overeenkomstig deze wijziging worden beoordeeld. Ook deze wijziging werkt daarom
terug tot en met 1 januari 2013.
5. Administratieve lasten
De aanpassing met betrekking tot de huisvesting voor uit het buitenland afkomstige
studenten zal een aanzienlijke administratieve vereenvoudiging en dus lastenverlichting
voor de universiteiten en hogescholen met zich meebrengen. Zij hoeven immers minder
gegevens aan te leveren. De brancheorganisatie voor studentenhuisvesting in Nederland,
het Kenniscentrum studentenhuisvesting, beschikt over ongeveer 13 000 kamers voor
de huisvesting van buitenlandse studenten, waarin jaarlijks ongeveer 20 000 studenten
verblijven.
De administratieve lasten op het punt van de verhuur door tussenkomst van intermediairs
zijn over het geheel genomen naar verwachting bescheiden van omvang. In het geval
dat intermediairs de inkomenstoets zelf moeten gaan uitvoeren, stijgen die lasten
voor hen, maar dalen ze in dezelfde mate voor die toegelaten instellingen die daardoor
die toets niet meer hoeven uit te voeren.
In de komende periode zullen de bestaande gebruikelijke overeenkomsten tussen toegelaten
instellingen en intermediairs als gevolg van deze regeling wijziging kunnen ondergaan.
Ook nu al worden die overeenkomsten op gezette tijden aangepast. Er is geen verplichting
in de regeling opgenomen die ertoe leidt dat die overeenkomsten sneller of frequenter
moeten worden aangepast dan nu in de praktijk gebeurt. Bij de eerstvolgende reguliere
aanpassing kan sprake zijn van het vastleggen van toereikende afspraken over de (juistheid
en volledigheid van de) verantwoording over de toewijzingen in de gevallen dat die
er nog niet zijn. Dit proces zal zich zeer geleidelijk voltrekken. Er is nu sprake
van een grote diversiteit in lopende afspraken, en er kunnen meer of minder ingrijpende
wijzigingen nodig blijken te zijn. In geval van meer ingrijpende wijzigingen zal eenmalig
van enige nalevingskosten sprake kunnen zijn.
Alles bijeengenomen is sprake van een aanzienlijke verlichting van de administratieve
lasten voor universiteiten en hogescholen, blijft de administratieve lastendruk voor
de toegelaten instellingen en de intermediairs gelijk en kan het – niet verplichte
maar wel voor de hand liggende – opnemen in overeenkomsten tussen toegelaten instellingen
en intermediairs van afspraken over de (juistheid en volledigheid van de) verantwoording
tot enige nalevingskosten leiden.
De minister voor Wonen en Rijksdienst,
S.A. Blok.