Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatscourant 2011, 19798 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatscourant 2011, 19798 | Besluiten van algemene strekking |
27 oktober 2011
Nr. BLKB 2011/26M
Belastingdienst Landelijk Kantoor Belastingregio’s, brieven en beleidsbesluiten
De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.
Dit besluit is een actualisering van het besluit van 10 juni 2010, nr. DGB 2010/2147M (omzetbelasting. Toelichting Tabel I). Er is een aantal tekstuele wijzigingen en inhoudelijke aanwijzingen opgenomen.
Dit besluit geeft een toelichting op de reikwijdte en toepassing van Tabel I bij de Wet op de omzetbelasting 1968. In deze tabel zijn goederen en diensten opgenomen waarvoor het verlaagde omzetbelastingtarief geldt.
De relevante inhoudelijke aanwijzingen betreffen:
− §4 (bijzondere situaties): aangegeven is welk tarief van toepassing is op de bezorgkosten van producten;
− post a 8 (verbandmiddelen): pompen die nodig zijn voor het gebruik van de VAC vallen, als is voldaan aan een aantal voorwaarden, onder de post;
− post a 29 (kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten): het verlaagde tarief is vervallen bij het Belastingplan 2011 (tweede nota van wijziging) met ingang van 1 januari 2011. De toelichting blijft geldend voor de omzetbelastingheffing over tijdvakken tot en met 31 december 2010;
− post a 30 (boeken): er is een verduidelijking opgenomen van het begrip ‘digitale informatie op fysieke dragers, kennelijk uitsluitend of nagenoeg uitsluitend bestemd voor informatieoverdracht in het onderwijs’. Digitale fotoboeken en voorbedrukte postzegelalbums zijn onder de post gerangschikt;
− post a 34 (invalidenwagentjes en invalidenkrukken; sta-opstoelen; hooglaagbedden): de toelichting op ‘hooglaagbedden’ is verduidelijkt;
− post a 35 (kunstledematen enz.): voor de levering van orthesen/orthopedische voetbedden is steeds het verlaagde btw-tarief van toepassing, ongeacht de hoedanigheid van degene die de levering verricht;
− post a 37 (diverse producten op medisch terrein): de toelichting op de begrippen ‘medicijnvernevelaar’ en ‘antidecubitusmatrassen’ is verduidelijkt; het thoraxdrainagesysteem is onder de post gerangschikt;
− post b 3 (gelegenheid geven tot sportbeoefening): er zijn nieuwe richtlijnen opgenomen met betrekking tot de toepassing van het verlaagde btw-tarief voor het gelegenheid geven tot sportbeoefening. De voorwaarde dat degene die gelegenheid geeft tot sportbeoefening ook zelf de aanvullende voorzieningen (zoals kleed- en doucheruimten en sanitaire voorzieningen) ter beschikking moet stellen is daarbij vervallen (zie antwoorden op Kamervragen van 20 april 2011, nr. 20100Z08420);
− post b 10: (gelegenheid geven tot kamperen): verduidelijkt is dat de met het kamperen samenhangende prestaties alleen onder de post vallen als zij worden verricht aan de kampeerders;
− post b 11: (het verstrekken van logies binnen het kader van het hotel-, pension- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijf houden): verduidelijkt is dat op de bijkomende prestaties alleen het verlaagde btw-tarief van toepassing is als zij worden verricht aan personen aan wie logies wordt verstrekt; verder is aangegeven dat het privégebruik van een vakantiewoning niet onder de post valt;
− post b 12 (het verstrekken van voedingsmiddelen voor gebruik ter plaatse binnen de horeca e.d.): kinderfeestjes bij de bakker vallen onder de post;
− post b 13 (diensten aan landbouwers enz.): de toelichting op het begrip ‘diensten door agrarische loonbedrijven’ is verduidelijkt;
− post b 14, onderdeel d (muziekuitvoeringen en toneeluitvoeringen): het verlaagde tarief is vervallen bij het Belastingplan 2011. De toelichting blijft geldend voor de omzetbelastingheffing over tijdvakken tot 1 juli 2011. In de toelichting op post b 14, onderdeel 5, is een overgangsmaatregel en een verwijzing naar een tijdelijke goedkeuring opgenomen;
− post b 17 (optreden door uitvoerende kunstenaars): het verlaagde tarief is vervallen bij het Belastingplan 2011. De toelichting blijft geldend voor de omzetbelastingheffing over tijdvakken tot 1 juli 2011. In de toelichting op deze post is een overgangsmaatregel en een verwijzing naar een tijdelijke goedkeuring opgenomen;
− post b 19 (isoleren): er is aangegeven dat riet geen isolatiemateriaal is;
− post b 21: bij het Belastingplan 2011 is (tot 1 juli 2011; verlengd tot 1 oktober 2011) onder het verlaagde tarief gebracht de renovatie en het herstel van woningen na meer dan twee jaren na het tijdstip van eerste ingebruikneming, met uitzondering van materialen die een deel vertegenwoordigen van de waarde van deze diensten.
Waar in het besluit het begrip levering wordt gebruikt, kunnen daaronder ook de intracommunautaire verwerving en invoer worden begrepen.
De in dit besluit gehanteerde term ‘aan de hand van het spraakgebruik’ moet worden gelezen als synoniem van ‘naar maatschappelijke opvattingen’.
Wet |
Wet op de omzetbelasting 1968 |
uitvoeringsbeschikking |
Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 |
uitvoeringsbesluit |
Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 |
btw-richtlijn |
Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PbEG 2006, L347) |
zesde richtlijn |
Richtlijn 77/388/EEG van de Raad betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting – gemeenschappelijk stelsel van de belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PbEG 1977, L 145) |
De wijze waarop het omzetbelastingtarief bij invoer wordt bepaald, is vastgelegd in artikel 20 van de wet. Uit dit artikel blijkt dat voor de bepaling van het omzetbelastingtarief alleen de omzetbelastingwetgeving (en niet de douanewetgeving) van belang is. Het verlaagde tarief is dus alleen van toepassing als de goederen zijn te rangschikken onder één van de posten van Tabel I. De douanewetgeving is alleen van belang als daar uitdrukkelijk bij wordt aangesloten.
Bij transacties die uit meerdere elementen bestaan (samengestelde prestaties) moet voor de toepassing van het verlaagde tarief van Tabel I eerst worden bepaald of sprake is van één levering of één dienst of van meerdere afzonderlijke leveringen en/of diensten.
Voor de beoordeling van samengestelde prestaties gelden de criteria zoals omschreven door het HvJ EG in met name de uitspraken van 25 februari 1999, Card Protection Plan, zaak C-349/96, punten 28 t/m 31, en 27 oktober 2005, Levob, zaak C-41/04, punten 18 t/m 22. Voor de toepassing van die criteria is niet van belang of de te beoordelen prestaties alleen leveringen, alleen diensten of een samenstel van leveringen en diensten omvatten. De criteria gelden ook voor combinaties van een levering van goederen en (bijkomende) diensten en omgekeerd.
Bij de kwalificatie van een prestatie die uit een serie elementen en handelingen bestaat, moet rekening worden gehouden met alle feiten en omstandigheden. Uit arresten van het HvJ EG over de kwalificatie van prestaties casu quo de eenheid van prestatie volgt dat er geen eenvoudige, absolute splitsingsregel bestaat, die voor alle gevallen tot een correcte uitkomst leidt.
Elke prestatie (levering of dienst) moet normaliter als onderscheiden en zelfstandig worden beschouwd. Dat geldt in beginsel ook voor de afzonderlijke prestaties die deel uitmaken van een samengestelde prestatie. Als echter economisch gesproken, bezien vanuit de positie van de modale consument (objectief), één prestatie wordt verricht, moet deze niet kunstmatig uit elkaar worden gehaald. Van één prestatie is sprake als de samenstellende elementen zeer nauw met elkaar zijn verbonden en die elementen afzonderlijk niet het vereiste praktische nut hebben.
Voor de beoordeling of sprake is van één of meer prestaties is het feit dat door de leverancier van de goederen of diensten één prijs in rekening wordt gebracht niet van doorslaggevende betekenis. Het gaat om de zienswijze van de modale consument. Het berekenen van één prijs kan wel een aanwijzing zijn. De omstandigheid dat één vaste prijs wordt berekend ongeacht of de aangeboden nevenprestaties wel of niet worden afgenomen, zal er sneller toe leiden dat die nevenprestaties als bijkomende prestaties worden aangemerkt.
Bij een samengestelde prestatie bepalen de meest kenmerkende elementen van die prestatie of het geheel is aan te merken als één levering of dienst en hoe die prestatie moet worden gekwalificeerd, rekening houdend met de zienswijze van de modale consument.
Bijkomende prestaties zijn prestaties die voor de modale klant geen doel op zich vormen. Zij maken de hoofdprestatie aantrekkelijker of zijn een middel om daarvan zo goed mogelijk te profiteren. Bijkomende prestaties zijn prestaties die samen met de hoofdprestatie worden verricht (in één transactie), die een kleine invloed hebben op de totaalprijs van de betreffende transactie en die door de leverancier van de hoofdprestatie worden verricht. Voor bijkomende prestaties geldt hetzelfde omzetbelastingtarief als voor de hoofdprestatie waaraan zij ondergeschikt zijn.
Bij een samengestelde prestatie tegen één vergoeding, die voor de tarieftoepassing in zelfstandige delen moet worden gesplitst, bestaan voor de methode van splitsing de volgende mogelijkheden:
− de toerekening vindt plaats op basis van de gangbare prijzen (marktwaardemethode);
− de vergoeding voor de verschillende deelprestaties is in beginsel evenredig aan het bedrag aan vergoeding dat voor de verschillende prestaties als zodanig in rekening is gebracht/ontvangen;
− de vergoeding kan aan de verschillende deelprestaties worden toegerekend op basis van de verhouding van de inkoopprijzen of kostprijzen;
− de toerekening van de vergoeding aan de verschillende deelprestaties moet worden geschat (waarbij eventueel rekening wordt gehouden met de kostprijzen van de onderscheiden prestaties).
De belastingplichtige dient bij de splitsing van een vergoeding de marktwaardemethode te hanteren, tenzij hij kan aantonen dat de methode van de werkelijke kosten voor het betrokken heffingstijdvak de werkelijke samenstelling van de als een geheel geleverde prestaties getrouw weergeeft (Hoge Raad 23 februari 2007, nr. 42. 387).
Verpakkingen dienen als omhulsel voor (andere) producten. Bij het begrip ‘verpakkingen’ kan worden gedacht aan:
− wegwerpverpakkingen (bijv. het plastic, papieren, kartonnen, glazen of kunststof omhulsel van goederen);
− kratten.
Verpakkingen zijn voor de modale afnemer slechts een onderdeel van de producten die hij/zij koopt. De verpakking gaat op in de levering van het product. Cadeauverpakkingen zijn in de regel een vorm van bijkomend dienstbetoon.
Bijzondere verpakkingen die voor de consument een zelfstandige gebruikswaarde hebben, moeten onder omstandigheden wel afzonderlijk worden beschouwd. Dat is bijvoorbeeld het geval als de verpakking een geldswaarde vertegenwoordigt die gelet op de waarde van het verpakte product aanzienlijk is (en die ook tot uitdrukking komt in de verkoopprijs van de combinatie).
Combinaties van goederen kunnen ook samen verpakt worden aangeboden. Dat is bijvoorbeeld het geval bij een kerstpakket dat een verpakte combinatie van onder post a 1 vallende eet- en drinkwaren, alcoholische dranken (algemene tarief) en gebruiks- of cadeauartikelen (algemeen tarief) vormt. Voor de tarieftoepassing moeten de goederen die tot de combinatie behoren, mits deze goederen ook afzonderlijk voor de modale consument te verkrijgen zijn, steeds afzonderlijk in aanmerking worden genomen.
‘Candy novelties’ bestaan uit een combinatie van goederen, waarbij bepaalde goederen onder het verlaagde tarief vallen (meestal snoepgoed) en andere goederen (meestal speelgoed) onder het algemene tarief. Candy novelties worden voor één prijs verkocht en op verschillende manieren aangeboden. Het komt voor dat het snoepgoed in het speelgoed is ‘verpakt’, maar de omgekeerde situatie is ook mogelijk. In een aantal gevallen worden het snoepgoed en het speelgoed los van elkaar, maar als één combinatie, aangeboden.
Candy novelties hebben betrekking op een breed assortiment goederen, waarbij de waarde van de samenstellende delen sterk kan variëren. Bijvoorbeeld:
− chocolade-eieren die speelgoedfiguurtjes bevatten;
− speelgoedfiguurtjes waaraan snoepgoed is bevestigd;
− plastic vormpjes met bijgeleverde bakmix, chocolade, kleurmiddelen e.d., waarmee kinderen zelf koekjes, figuurtjes e.d. kunnen maken;
− ‘feest’pakketjes voor kinderen, bestaande uit zakjes die gevuld zijn met snoepgoed, kauwgom e.d. en speelgoedpoppetjes of ballonnen.
Voor de tarieftoepassing op een als candy novelty aan te merken combinatie van goederen geldt als uitgangspunt dat de verschillende delen (het snoepgoed en het speelgoed) afzonderlijk worden beoordeeld. Dit geldt niet als de zelfstandigheid van de delen verloren is gegaan of als één der delen ten opzichte van de andere delen zodanig belangrijk is dat de andere delen daarin kunnen worden geacht te zijn opgegaan. Als een ondernemer geen splitsing kan of wil aanbrengen tussen het snoepgoed en het speelgoed, moet de candy novelty worden belast naar het algemene tarief.
Als de verkoopprijs van een candy novelty minder dan € 1,50 bedraagt, kan op de levering ervan het verlaagde tarief worden toegepast. Voor deze gevallen wordt er door de in praktijk opgedane ervaringen vanuit gegaan dat het snoepgoed het kenmerkende element van de prestatie is en het bijgeleverde speelgoedfiguurtje alleen is bedoeld om het snoepgoed aantrekkelijker te maken. Dit geldt ook bij grootverpakkingen als de individuele candy novelty als zodanig op de markt wordt gebracht voor een prijs die lager is als € 1,50.
Over het algemeen wordt voor paarden die in een pensionstalling staan één vergoeding berekend. Het Gerechtshof Den Bosch (d.d. 20 maart 2008, nr. 06/00369) heeft bepaald dat de prestatie van het in pension houden van paarden in drie delen kan worden gesplitst, te weten de verzorging en voeding (algemene tarief), de verhuur van de paardenbox (vrijgesteld) en de instructie en training met het gebruik van de rijaccommodatie als het gelegenheid geven tot sportbeoefening (verlaagde tarief).
De driedeling in acht nemende kan de ondernemer uitgaan van de navolgende toedeling van het bedrag dat aan de klant in rekening wordt gebracht voor deze prestaties.
Ruitersportcentra met pensionstalling met zowel een buiten- als een binnenrijbaan (rijaccommodatie):
– 1/3 verhuur box |
vrijgesteld van btw |
– 1/3 gelegenheid bieden tot sportbeoefening |
verlaagde tarief |
– 1/3 overige prestaties |
algemene tarief |
Ruitersportcentra met pensionstalling met alleen een buitenrijbaan:
– 35% verhuur box |
vrijgesteld van btw |
– 12,5% gelegenheid bieden tot sportbeoefening |
verlaagde tarief |
– 52,5% overige prestaties |
algemene tarief |
Pensionstalling met alleen stalling en géén rijbaan:
– 35% verhuur box |
vrijgesteld van btw |
– 65% overige prestaties |
algemene tarief |
Het betreft hier een met de branche overeengekomen richtlijn. Wanneer een ondernemer van deze richtlijn wenst af te wijken omdat naar zijn mening zijn situatie wezenlijk afwijkend is, dient hij dit aannemelijk te maken.
Als de ondernemer goederen levert en hij ook degene is die zich verbonden heeft de goederen bij de klant te bezorgen, is voor wat de bezorging betreft sprake van een bijkomende prestatie die opgaat in de levering van de goederen. Bij levering van goederen tegen verschillende btw-tarieven moeten de kosten naar verhouding van de vergoedingen exclusief de bezorgkosten worden toegerekend aan die goederen.
Hierna worden de tabelposten per post toegelicht, tenzij geen toelichting is vereist.
De tekst van post a 1 luidt:
‘voedingsmiddelen, te weten:
a. eet- en drinkwaren die plegen te worden aangewend voor menselijke consumptie;
b. producten die kennelijk zijn bestemd om te worden aangewend voor de bereiding van de onder a bedoelde eet- en drinkwaren en daarin geheel of ten dele opgaan;
c. producten die zijn bestemd om te worden aangewend als aanvulling op dan wel ter vervanging van de onder a bedoelde eet- en drinkwaren;
met dien verstande dat tot de voedingsmiddelen niet worden gerekend alcoholhoudende dranken;’
De meeste voedingsmiddelen kunnen worden gerangschikt onder post a1, onderdeel a (eet- en drinkwaren). De onderdelen b en c van de post zijn opgenomen om te bereiken dat deze producten, als zij niet rechtstreeks kunnen worden aangemerkt als eet- en drinkwaren, ook vallen onder het begrip voedingsmiddelen. Met voedingsmiddelen worden alleen producten bedoeld die zijn bestemd voor oraal gebruik. De vorm van voedingsmiddelen is niet van belang; zowel verse, bereide als verduurzaamde voedingsmiddelen vallen onder de post.
Voor de afbakening van het begrip ‘voedingsmiddelen’ kan uit praktische overwegingen aansluiting worden gezocht bij de Warenwet en de daarop gebaseerde Warenwetbesluiten en Warenwetregelingen. In deze regelgeving is onder meer aangegeven aan welke voorwaarden producten moeten voldoen om in Nederland te koop aangeboden te mogen worden. Producten die voldoen aan de eisen die worden gesteld aan de verkoop van eet- en drinkwaren – met uitzondering van alcoholhoudende dranken – in de Warenwetgeving kunnen onder de post worden gerangschikt tenzij in de volgende onderdelen anders is bepaald. Producten die niet voldoen aan die eisen zijn onderworpen aan het algemene tarief, tenzij in de volgende onderdelen anders is bepaald. De instantie die beoordeelt of wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn gesteld in de Warenwetgeving is de Keuringsdienst van Waren, onderdeel van de Voedsel en Waren Autoriteit. In geval van twijfel kan de ondernemer contact opnemen met deze instantie.
Het begrip eet- en drinkwaren moet ruim worden opgevat. Ook producten die pas geschikt zijn voor menselijke consumptie na een bepaalde bewerking (zoals het ontdoen van de schil) of na bereiding (toevoeging van water, koken, opwarmen en dergelijke) vallen er onder.
Het moet gaan om eet- en drinkwaren die normaliter gebruikt worden voor menselijke consumptie. De daadwerkelijke bestemming en de vraag of ze uiteindelijk worden geconsumeerd is dus niet van belang.
Voorbeelden van goederen die onder de post vallen:
− snoepgoed, waaronder kauwgom;
− water dat niet onder post a 28 valt maar dat specifiek als voedingsmiddel herkenbaar is, bijvoorbeeld gesteriliseerd en gedemineraliseerd water dat wordt gebruikt voor het aanlengen van babyvoeding en dat ook geschikt is om direct door baby’s te worden gedronken.
Voorbeelden van goederen die niet onder de post vallen:
− pruimtabak en dergelijke genotmiddelen;
− producten die in het algemeen niet door mensen worden geconsumeerd, bijvoorbeeld bevroren spiering die als aasvis wordt verkocht aan sportvissers.
Onderdeel b van de post betreft producten die kennelijk zijn bestemd om te worden aangewend voor de bereiding van de in onderdeel a van de post bedoelde eet- en drinkwaren en daarin geheel of ten dele opgaan.
Met het begrip bereiding wordt gedoeld op zowel de huishoudelijke als de industriële bereiding van eet- en drinkwaren. Voor de voedingsmiddelenindustrie gaat het om producten als vruchtenpulp, diverse extracten, conserveringsmiddelen, geur-, kleur- en smaakstoffen. Meer in het algemeen kan worden gedacht aan producten als gist, meel, bak- en braadmiddelen, kruiden, specerijen, zout, aroma's en essences.
Bij ingrediënten gaat het om een breed scala van producten: niet alleen producten die zijn vervaardigd uit natuurlijke grondstoffen maar ook producten die zijn vervaardigd uit chemische producten. Producten waarvan alleen bepaalde − bijvoorbeeld aromatische − bestanddelen opgaan in de eet- en drinkwaren zijn ook aan te merken als ingrediënten (zoals koffie, thee, kruidnagels en laurierbladen).
Soms moet binnen een groep producten een onderscheid worden gemaakt tussen producten die kennelijk wél voor menselijke consumptie zijn bestemd (verlaagde tarief) en producten die kennelijk niet voor menselijke consumptie zijn bestemd (algemene tarief).
Wel bestemd voor menselijke consumptie |
Niet bestemd voor menselijke consumptie |
---|---|
tafelazijn |
schoonmaakazijn |
koolzuurgas (CO2) dat, gelet op de cilinder waarin het wordt geleverd, uitsluitend kan worden aangewend voor de bereiding van koolzuurhoudende frisdranken waarin het opgaat |
koolzuurgas voor andere toepassingen |
tuinkruiden: tuinkruiden die plegen te worden aangewend voor menselijke consumptie |
tuinkruiden die (vrijwel) uitsluitend worden aangewend als grondstof voor de bereiding van geneesmiddelen |
kaascoating dat ter conservering op de kaaskorst wordt aangebracht en geschikt voor consumptie |
kaascoating, zoals ‘plasticoat’, niet geschikt voor menselijke consumptie |
Niet onder de post vallen essentiële oliën (ook wel etherische oliën genoemd) omdat ze gewoonlijk niet zijn bestemd voor de bereiding van eet- en drinkwaren. Het gaat hier om sterk geurende oliën bereid uit kruiden, planten of bomen die worden gebruikt als luchtverfrisser, bij de lichaamsverzorging, in het kader van aromatherapie en soms als smaakstof in de keuken.
Ook plantaardige olie die wordt geleverd om te worden gebruikt als motorbrandstof valt niet onder de post.
Onderdeel c van de post betreft producten die zijn bestemd om te worden aangewend als aanvulling op of als vervanging van de in onderdeel a van de post bedoelde eet- en drinkwaren. Deze producten kunnen mogelijk niet in de strikte zin van het woord worden beschouwd als een voedingsmiddel, maar het is wenselijk dat zij toch daaronder worden begrepen. Te denken valt aan voedingspreparaten en/of voedingssupplementen zoals vitaminen, mineralen, kruidenpreparaten, vermageringsproducten en vezeltabletten. Voor eventuele afbakeningsproblematiek wordt nog verwezen naar de eerder genoemde aansluiting bij de Warenwetgeving.
Haarlemmerolie, een product dat wordt aangeprezen als een huismiddel ter bestrijding van tal van kwalen en ongemakken bij mens en dier, is vanwege de vele aanwendingsmogelijkheden niet aan te merken als een voedingspreparaat.
Voorbeelden van goederen die onder de post vallen:
− kruidenextracten waarvan volgens de gebruiksaanwijzing per keer enige druppels in water moeten worden opgelost;
− kruidenhoestsiropen waarvan enkele malen per dag één kleine lepel moet worden ingenomen;
− bloesem- of bloemenremedies. Bloesem- of bloemenremedies zijn tincturen – gemaakt van de bloesems van wilde struiken, bomen en planten – waarmee menselijke emoties worden beïnvloed;
− door homeopaten verstrekte (kruiden)preparaten die niet zijn aan te merken als geneesmiddel in de zin van post a 6 van Tabel I.
Als de hiervoor opgesomde producten in vloeibare vorm worden geleverd bevatten zij soms alcohol. Als volgens het gebruiksvoorschrift slechts enkele malen per dag een kleine hoeveelheid mag worden ingenomen – bijvoorbeeld enkele druppels of een lepel – worden zij niet als alcoholhoudende dranken aangemerkt.
Eigenhandig door homeopaten vervaardigde producten zullen in de regel niet aan de voorwaarden van de hiervoor genoemde Warenwetgeving voldoen en zijn dan belast naar het algemene tarief.
Voorbeeld van goederen die niet onder de post vallen zijn kruidenpreparaten die opgelost in alcohol in de handel worden gebracht. Deze producten worden aangemerkt als alcoholhoudende dranken. Te denken valt aan kruidenwijn en op likeuren lijkende kruidenextracten. Kruidendranken met een alcoholgehalte van niet meer dan 1,2% worden niet als alcoholhoudende drank aangemerkt.
Alcoholhoudende dranken worden niet aangemerkt als voedingsmiddelen. Voor het onderscheid tussen alcoholvrije en alcoholhoudende dranken is het alcoholgehalte van belang. Voor bier (waaronder ook de mengsels van bier met wijn of limonade) ligt de grens op 0,5%. Voor andere alcoholhoudende dranken, zoals wijn, port, sherry en gedistilleerd, ligt de grens op 1,2%. Met het begrip dranken wordt gedoeld op producten die naar maatschappelijke opvatting als zodanig worden aangemerkt. In verband hiermee vallen onder het begrip alcoholhoudende dranken ook samengestelde alcoholhoudende dranken zoals advocaat, boerenjongens en boerenmeisjes. Eetwaren die alcoholhoudende stoffen bevatten (zoals bonbons) vallen niet onder het begrip alcoholhoudende dranken, maar onder het begrip voedingsmiddel.
Commerciële internaten houden zich bezig met het verlenen van volledige verzorging van de aan hun zorgen toevertrouwde minderjarigen. De dienstverlening van de commerciële internaten bestaat onder meer uit het verlenen van huisvesting en bewassing en het vormen en begeleiden van de minderjarigen. De samenstellende elementen van deze dienstverlening zijn zo nauw met elkaar verbonden dat zij één prestatie vormen, waarop het algemene tarief van toepassing is. Internaten verstrekken ook voedingsmiddelen. Een redelijke wetstoepassing brengt met zich mee dat het deel van de vergoeding dat is toe te rekenen aan de verstrekking van de in deze post bedoelde voedingsmiddelen wordt belast naar het verlaagde tarief. Dat gedeelte wordt gesteld op de aan de voedingsmiddelen toe te rekenen kosten, met inbegrip van een toe te rekenen deel van de constante algemene kosten, vermeerderd met een op basis van de totale kosten bepaald deel van de winst.
De tekst van post a 2 luidt:
‘granen en peulvruchten die niet zijn te rangschikken onder post a 1;’
De post heeft betrekking op de granen en peulvruchten die niet als voedingsmiddel als bedoeld in post a 1 kunnen worden aangemerkt.
Onder de post vallen tarwe, rogge, haver, maïs, rijst, kanariezaad, sorghumzaad, milletzaad, gierst, gerst, gort en dergelijke. Kanariezaad is het zaad van het gewas phalaris canariensis, kanariegras. Zie voor gemengd kanarievoer onderdeel 3.5 van de toelichting op post a 44.
Voorbeelden van goederen die onder de post kunnen worden gerangschikt:
− gepeld en gebroken graan;
− rijstmeel (ook rijstvoedermeel), gerstvoermeel en havermoutafvalmeel;
− zemelgrint;
− maïs-, rogge- en tarwekiemen;
− boekweit en boekweitdoppen;
− mengsels die uitsluitend al dan niet gebroken granen en/of meel en bloem van granen bevatten. Als er andere bestanddelen worden toegevoegd zoals (gemalen) veekoeken, dierlijke eiwitten, vitaminen en mineralen vallen de mengsels niet onder de post. Eventueel kunnen deze mengsels onder post a 44 vallen.
Niet onder de post vallen pellets (kleine brokken die worden gemaakt door het persen van verschillende soorten meel en bloem), eventueel kunnen deze pellets onder post a 44 vallen.
Getoaste sojabonen vallen onder de post. Dit zijn sojabonen waaruit – door verhitting met stoom – een stof wordt verwijderd die de groei van eenmagige dieren belemmert.
Niet onder de post vallen:
− voor de teelt van peulvruchten bestemde zaden en serradellazaad. Wel vallen deze zaden onder post a 41;
− erwten- en bonenmeel. Dit zijn gemalen schillen, delen van zaadlobben en kiemen die als bijproduct vrijkomen bij de bereiding van voedingsmiddelen uit erwten en bonen.
De tekst van post a 3 luidt:
‘pootgoed bestemd voor de teelt van groenten en fruit;’
Onder de post vallen zowel de jonge groente- en fruitplanten die zijn bestemd voor de uitpoot van groenten en fruit als de delen van dergelijke planten (zoals wortels en wortelstokken), Voorbeelden van dergelijke planten zijn: plantuitjes, witlofwortelen, rabarberplanten, aardbeiplanten, champignonbroed en champignonmycelium.
Niet onder de post vallen champignoncompost en compost voor andere eetbare paddestoelen (zowel entbaar, geënt als doorgroeid) en champost, een champignoncompost die na de oogst is uitgeput en die als bodemverbeteraar kan worden gebruikt.
Champignoncompost is een mengsel van paardenmest, stro, gips en pluimveemest, dat via een specifiek fabricageproces wordt omgevormd tot een voedingsbodem voor champignons. Als de champignoncompost gereed is, kan aan de compost het champignonbroed of champignonmycelium worden toegevoegd. Champignonmycelium bestaat uit gesteriliseerde graankorrels die geheel zijn doorgroeid met champignonsporen. Champignoncompost kan in drie vormen aan champignontelers worden geleverd:
− entbaar, dit is compost waaraan nog geen champignonmycelium is toegevoegd;
− geënt, dit is compost waaraan kort vóór de levering champignonmycelium is toegevoegd;
− doorgroeid, dit is compost waarin het champignonmycelium volledig is doorgegroeid.
De tekst van post a 4 luidt:
a. ‘a. rundvee, schapen, geiten, varkens en paarden;
b. andere dan de onder a vallende dieren die kennelijk zijn bestemd voor de voortbrenging of de productie van de in post 1 bedoelde voedingsmiddelen, alsmede dieren die kennelijk zijn bestemd voor het fokken van die dieren;
c. slachtafvallen van de onder a en b vallende dieren;
d. goederen die kennelijk zijn bestemd voor de voortplanting van de onder a en b vallende dieren;’
Onder paarden zijn ook te begrijpen renpaarden.
Onder de post vallen dieren die kennelijk zijn bestemd voor de voortbrenging of de productie van voedingsmiddelen als bedoeld in post a 1 doordat zij zelf rechtstreeks voedingsmiddelen voortbrengen, of zelf als voedingsmiddel zullen dienen.
Voorbeelden van dieren die onder de post vallen:
− slachtkuikens;
− legkippen;
− hazen;
− fazanten;
− garnalen, mosselen, en dergelijke zeeweekdieren;
− diverse vissoorten zoals zalm en forel;
− konijnen die kennelijk zijn bedoeld voor consumptie door de mens.
Voorbeelden van dieren die niet onder de post vallen:
– zangvogels, sierduiven en aquariumvissen en dergelijke;
– gevogelte en wild dat niet bestemd is voor consumptie maar dat (bijvoorbeeld) bestemd is voor dierentuinen, onderwijsinstellingen, parken of om als huisdier te worden gehouden;
– hommelkolonies voor de bestuiving van cultuurgewassen in de tuinbouwsector.
Onder slachtafvallen zijn te rangschikken:
– kop, tong, hersenen, lever, hart, nieren, darmen, pens, maag, blaas, poten, pezen, longen, milt, zwezerik, uiers, organen voor farmaceutische doeleinden en dergelijke;
– soepbeenderen;
– bloed (waaronder ook gedroogd bloed).
Slachtafvallen die een gebruikelijke bewerking hebben ondergaan (zoals schoonmaken, zouten, drogen of bevriezen) vallen ook onder de post.
Onder de post vallen geen huiden, onderpoten, horens, haren, beenderen en zwoerd.
Slachtafvallen die gemalen of gesneden, in zakjes verpakt of in worstvorm, in de handel worden gebracht onder de benaming honden- of kattenvoer of een soortgelijke aanduiding, vallen onder de post. Dit geldt ook als maximaal 4% zetmeel als bindmiddel is toegevoegd. Als deze producten verdere bewerkingen ondergaan vallen zij niet onder de post. Voorbeelden van dergelijke bewerkingen zijn het toevoegen van groenten, mineralen, vitaminen, geneesmiddelen of het steriliseren en in blik of anderszins verpakken, om bederf te voorkomen.
Onderdeel d van de post is van toepassing op de levering en invoer van goederen, zoals sperma en embryo’s, bestemd voor de voortplanting van de in onderdeel a en b bedoelde dieren. Het gaat hier om de levering van deze goederen zonder de dienst van het kunstmatig insemineren.
Het kunstmatig insemineren van en het transplanteren van embryo’s bij deze dieren valt onder post b 13, onderdeel b. Zie post b 13, onderdeel 4 van dit besluit.
De tekst van post a 6 luidt:
‘geneesmiddelen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Geneesmiddelenwet, voorbehoedmiddelen, infusievloeistoffen, alsmede kennelijk voor geneeskundige doeleinden bestemde inhalatiegassen;’
Een geneesmiddel is een substantie of een samenstel van substanties die bestemd is om te worden toegediend of aangewend voor dan wel op enigerlei wijze wordt gepresenteerd als zijnde geschikt voor:
1e. het genezen of voorkomen van een ziekte, gebrek, wond of pijn bij de mens,
2e. het stellen van een geneeskundige diagnose bij de mens, of
3e. het herstellen, verbeteren of anderszins wijzigen van fysiologische functies bij de mens door een farmacologisch, immunologisch of metabolisch effect te bewerkstelligen.
• De definitie van het begrip ‘geneesmiddel’ onder 2.1 heeft tot gevolg dat ‘in vivo diagnostica’ onder de post vallen. Middelen voor het stellen van een medische diagnose via een laboratoriumonderzoek, de ‘in vitro diagnostica’, vallen niet onder de post.
• Alleen geneesmiddelen die in een farmaceutische vorm in de handel zijn gebracht, kunnen onder de post vallen. Een farmaceutische vorm is de fysieke vorm waarin een geneesmiddel is gebracht met het oog op de toediening of aanwending bij de mens (artikel 1, eerste lid, onderdeel v, van de Geneesmiddelenwet). Hierbij valt te denken aan pillen, poeders, tabletten, capsules, zalven, gels, crèmes, drankjes en injectievloeistoffen. Ook een geneesmiddel dat samen met een medisch hulpmiddel voor éénmalig gebruik één geïntegreerd product vormt, is een farmaceutische vorm. Voorbeelden hiervan zijn:
− gevulde injectiespuiten;
− gassen die geneesmiddelen bevatten;
− vernevelaars gevuld met geneesmiddelen;
− pleisters die geneesmiddelen bevatten;
− implantaten die geneesmiddelen bevatten;
− spiraaltje dat hormonen (oestrogeen) afgeeft;
− ioniserend apparaatje, dat via de huid medicijnen afgeeft;
− wondbehandelingsmiddelen met geneesmiddelen;
− wortelkanaalvullende middelen met geneesmiddelen.
De enkele aanduiding of aanprijzing dat het in farmaceutische vorm in de handel gebrachte product geschikt is voor het genezen (enz.) van enige aandoening (enz.) bij de mens is niet genoeg voor rangschikking onder de post. Een dergelijke aanduiding moet, vanwege het subjectieve karakter ervan, worden ondersteund door gegevens die de aanduiding of aanprijzing in meer objectieve zin ondersteunen. Deze objectivering kan bijvoorbeeld bestaan uit:
− een schriftelijke verklaring van een deskundige op het terrein van de werking van geneesmiddelen dat de aanduiding/aanprijzing van het desbetreffende product klopt. Bij een deskundige valt onder meer te denken aan de onder het ministerie van VWS ressorterende Inspectie voor de Volksgezondheid, een overkoepelende organisatie van apothekers, artsen e.d. (KNMP, KNMG e.d.);
− wetenschappelijke rapporten waarin de aanduiding/aanprijzing van het product wordt bevestigd;
− de aanwezigheid van bepaalde werkzame bestanddelen in het desbetreffende product die ook voorkomen in producten die op basis van de Geneesmiddelenwet als geneesmiddelen zijn geregistreerd.
• Producten die naar spraakgebruik (primair) een andere functie bezitten dan de functie van geneesmiddel (bijv. verzorgingsproducten, cosmetica, alcoholhoudende dranken) vallen buiten het toepassingsgebied van de post. Niet onder de post vallen daarom:
− de van oudsher bekende huismiddelen voor het opheffen van bepaalde kwalen of ter versterking van de algemene fysieke gesteldheid van de mens (zoals bijvoorbeeld Pleegzuster Bloedwijn, Haarlemmerolie, wonderolie, glycerine kamferspiritus en venkelwater);
− collageen implantaten, steriele implantaten die in hoge mate gezuiverd rundercollageen bevatten en die zijn bestemd om in de menselijke huid te worden geïnjecteerd ter correctie van onregelmatigheden in de (opper)huid (zoals acnelittekens, fronslijnen en rimpels);
− huidbeschermende preparaten die worden gebruikt als onderlaag voor verband ten einde de huid tegen beschadiging, irritatie, bloeding of ontsteking te beschermen bij de verwijdering van het verband (zie ook onderdeel 10 bij post a 8);
− zogenoemde ‘handalcoholen’, producten die worden toegepast voor de desinfectie van de handen of de desinfectie van de intacte huid.
• Geneesmiddelen in de zin van de Geneesmiddelenwet vallen soms mede of zelfs uitsluitend onder de werking van een specifieke wettelijke regeling. Voor de toepassing van het verlaagde tarief is dit niet van belang. Zo kan dit tarief ook worden toegepast op de geneesmiddelen in farmaceutische vorm waarvoor mede het bepaalde in de Opiumwet (Stb. 1928, 167) van toepassing is (opiaten) en op geneesmiddelen waarvoor mede het bepaalde in de Kernenergiewet (Stb. 1963, 82) van toepassing is (de zgn. radiofarmaca). Hetzelfde geldt voor uit bloed(plasma) bereide producten en sera en vaccins, die uitsluitend onder de werking van de Wet inzake bloedtransfusie (Stb. 1988, 546) respectievelijk de Wet op sera en vaccins (Stb. 1927, 91) vallen.
• Dialysevloeistoffen zijn doorgaans als geneesmiddelen in de zin van de Geneesmiddelenwet toegelaten (en zijn als zodanig herkenbaar via het aan hen toegekende RVG-nummer) en vallen daarom onder de post.
• Botregeneratieve producten worden gebruikt om defecten in botten te herstellen. Botregeneratieve producten kunnen een synthetische basis hebben maar ook een natuurlijke basis (bestanddelen zijn dan afkomstig van dieren, overleden mensen of lichaamseigen bot). Het basismateriaal wordt op een zodanige manier bewerkt dat een product ontstaat dat te vergelijken is met ‘eigen’ bot. Nadat het botregeneratieve product is geïmplanteerd in het defecte bot, zorgt het er voor dat het lichaam zelf weer botweefsel aanmaakt waardoor het defecte bot herstelt of aangroeit. Botregeneratieve producten zijn bestemd voor eenmalig gebruik en worden toegepast in de tandheelkunde en orthopedie. Gelet op de functie, namelijk herstel van botstructuren, zijn botregeneratieve producten aan te merken als geneesmiddelen in de zin van de post, ongeacht of het geïmplanteerde materiaal na korte of lange tijd weer uit het lichaam verdwijnt.
Met de komst van de Geneesmiddelenwet per 1 juli 2007 wordt de term ‘(niet) geregistreerde geneesmiddelen’ niet langer gebruikt. In bedoelde wet is sprake van ‘het verlenen van een handelsvergunning’ aan degenen die een geneesmiddel op de markt willen brengen. Omdat materieel niets is gewijzigd en in de praktijk (ook bij VWS) nog steeds sprake is van (niet) geregistreerde geneesmiddelen, blijven die termen hierna gehanteerd.
Vrijwel alle geneesmiddelen zijn geregistreerd. Dit geldt voor zowel de reguliere als de homeopatische geneesmiddelen. De door het College ter beoordeling van geneesmiddelen (CBG) voor Nederland toegelaten geneesmiddelen zijn voorzien van een registratienummer. Voor de reguliere geneesmiddelen is dit een RVG-nummer, voor homeopatische geneesmiddelen is dit een RVH-nummer. In de Regeling Geneesmiddelenwet (Stcrt. 29 juni 2007, nr. 123) is aangegeven aan welke voorwaarden (ten aanzien van aanduiding en dergelijke) homeopathische geneesmiddelen moeten voldoen.
Er zijn ook geneesmiddelen die (nog) niet zijn geregistreerd. Het betreft bijvoorbeeld geneesmiddelen die zich nog in het stadium van proefneming bevinden of geneesmiddelen die voor een individueel geval in een apotheek worden bereid. De Geneesmiddelenwet kent als uitgangspunt dat alleen geregistreerde geneesmiddelen mogen worden verkocht als geneesmiddel.
Onder ‘voorbehoedmiddelen’ worden verstaan alle niet als geneesmiddelen aan te merken anticonceptiva. De (anticonceptie)pil, zoals omschreven in de Geneesmiddelenwet, valt als geneesmiddel al onder de post. Als voorbehoedmiddel in de zin van de post kunnen worden aangemerkt: het spiraaltje, het pessarium, het condoom (het klassieke en het vrouwencondoom) en de zaaddodende pasta.
Glijmiddelen kunnen niet onder de post worden gerangschikt. Ik keur goed dat glijmiddelen die samen met één of meerdere condooms in één verpakking voor één prijs worden geleverd, delen in de toepassing van het verlaagde tarief.
De levering van infusievloeistoffen is onderworpen aan het verlaagde tarief. Tot de infusievloeistoffen behoren onder meer suiker- of zoutoplossingen die zijn bestemd om door middel van een infuus te worden toegediend. Een spoelvloeistof voor het spoelen van een (verblijfs)katheter (een wat samenstelling betreft op een infusievloeistof gelijkende zoutoplossing) is overigens een aan registratie onderworpen farmaceutisch product.
De vloeibare voeding die via een sonde aan de mens wordt toegediend is op grond van post a 1 onderworpen aan het verlaagde tarief.
Goedkeuring
Onder de volgende voorwaarden keur ik goed dat steriele medische hulpmiddelen voor eenmalig gebruik onder het verlaagde tarief worden gerangschikt.
Voorwaarden
− de hulpmiddelen zijn uitsluitend bestemd voor het transport en/of de opslag van bloed, bloedcomponenten en/of infuusvloeistoffen en komen daarmee in aanraking en
− de hulpmiddelen voldoen aan de eisen die gesteld zijn in het Besluit medische hulpmiddelen.
Onder de in dit onderdeel van de post bedoelde steriele medische hulpmiddelen kunnen worden gerangschikt steriele, voor eenmalig gebruik bestemde
− infusiesets;
− transfusiesets;
− verlengslangen;
− infusiekranen;
− infuus- en bloedfilters;
− drukmeetsets;
− adaptors;
− lege zakken;
− bloedafnamehulpmiddelen zoals bloedlijnen voor hartlongmachines;
− wafers: hulpstukken waarmee de slangen van verschillende bloedzakken worden doorgesneden en aan elkaar kunnen worden gelast.
Ook de verwerkingsset van het intercept blood system valt onder het verlaagde tarief. Deze set is een steriel medisch hulpmiddel voor eenmalig gebruik en bestaat uit verschillende zakken, een chemische stof en een filter. De verwerkingsset wordt als een geheel verkocht en is bestemd voor de opslag en het transport van bloedbestanddelen (Rechtbank Haarlem, 23 april 2009, nr. AWB 08/03677).
Losse naalden, katheters en dergelijke, die worden gebruikt om de desbetreffende stoffen aan de patiënt toe te dienen, zijn niet aan te merken als steriele medische hulpmiddelen. Deze naalden en katheters worden overigens, omdat hierbij de wensen van de gebruikers een zeer belangrijke rol spelen, nooit in een totaal systeem geleverd. Losse katheters vallen onder post a 37.
Voorbeelden van producten en productgroepen die niet onder de in dit onderdeel bedoelde steriele medische hulpmiddelen kunnen worden gerangschikt zijn:
− infuuspompen;
− bloedscheidingsapparatuur;
− beluchters;
− controllers of volumeregeling;
− lege, niet steriele infuuszakken;
− toedieningsystemen voor enterale voeding;
− voedingssondes;
− katheterspoellijnen;
− sealapparatuur;
− bloedbank hulpmateriaal, zoals tangetjes, klemmen en persen;
− afsluitstopjes en -kapjes;
− mandrijnen;
− ampullen.
Blaasspoellijnen, katheterspoellijnen, intraveneuze katheters, afzuigkatheters en urologiekatheters vallen onder post a 37.
Het komt voor dat in één set goederen worden geleverd die aan verschillende tarieven zijn onderworpen en die hun zelfstandigheid hebben behouden. In dat geval dient de vergoeding voor de set te worden gesplitst in een aan het verlaagde tarief en een aan het algemene tarief onderworpen deel. Wanneer een ondernemer geen splitsing wil aanbrengen wordt de totale vergoeding belast naar het algemene tarief.
Goederen die (ook) worden gebruikt voor diagnostische doeleinden vallen niet onder de goedkeuring. Daardoor vallen bloedbuisjes waarin afgenomen bloed wordt opgevangen en die bepaalde additieven, reagentia of testmiddelen bevatten, niet onder het verlaagde tarief. Dat geldt ook wanneer het doel van de in de bloedbuisjes aanwezige middelen niet verder reikt dan het afgenomen bloed − bijvoorbeeld door het voorkomen van stolling of door het afsplitsen van bestanddelen − geschikt te maken voor verder onderzoek.
Onder de post kunnen mede worden gerangschikt inhalatiegassen die kennelijk zijn bestemd voor medische doeleinden. Het gaat hier bijvoorbeeld om zuurstof die en lachgas dat bij de behandeling van patiënten in ziekenhuizen enz. wordt gebruikt.
Bij de levering van zuurstof en lachgas is voor de tarieftoepassing niet van belang in welke vorm (gas of vloeibaar) de zuurstof wordt aangeboden. Het verlaagde tarief is ook van toepassing op de (eventuele) vergoeding die aan de gebruikers in rekening wordt gebracht voor de terbeschikkingstelling van zuurstofcilinders, -vaten en dergelijke. Zie verder post a 37 voor de hulpmiddelen.
Het inhalatiegas INOmax voor de behandeling van pulmonaire hypertensie bij pasgeborenen valt onder de post. De levering van de INOmax en de terbeschikkingstelling van de daarbij behorende INO-apparatuur (INOvent, INOcal en de INOmeter) wordt als één prestatie aangemerkt, namelijk de levering van medisch inhalatiegas. INOmax kan niet worden toegediend zonder de bijbehorende INO-apparatuur. Vanuit de afnemer staat de levering en toediening van het inhalatiegas centraal. De elementen afzonderlijk hebben geen praktisch nut.
Apothekers brengen aan cliënten die de aan hen geleverde genees- en verbandmiddelen enz. niet contant betalen maar op rekening kopen een bedrag aan administratiekosten in rekening bovenop de prijs voor de geleverde genees- en verbandmiddelen. Dat bedrag moet worden geacht deel uit te maken van de vergoeding voor de geleverde genees- en verbandmiddelen. In verband daarmee zou, strikt genomen, het bedrag aan administratiekosten in voorkomende gevallen moeten worden gesplitst in een gedeelte dat betrekking heeft op aan het verlaagde tarief onderworpen goederen, en een gedeelte dat betrekking heeft op aan het algemene tarief onderworpen goederen. Omdat de goederen die op rekening worden gekocht in overwegende mate aan het verlaagde tarief zijn onderworpen, keur ik om praktische redenen het volgende goed.
Goedkeuring
Ik keur goed dat de vergoeding voor administratiekosten in zijn geheel wordt geacht deel uit te maken van de vergoeding waarop het verlaagde tarief van toepassing is.
De tekst van post a 7 luidt:
‘diergeneesmiddelen als zijn bedoeld in de Diergeneesmiddelenwet, met uitzondering van diergeneesmiddelen voor in vitro gebruik;’
Producten die zijn aan te merken als diergeneesmiddel in de zin van de Diergeneesmiddelenwet (Stb. 1985, 410) zijn belast naar het verlaagde tarief. Voorwaarde is dat zij worden toegepast bij of aan het dier zelf (in vivo gebruik). Niet onder het verlaagde tarief vallen de middelen die nodig zijn om een diagnose te stellen (in vitro gebruik) en die daartoe worden toegepast op weefsel of lichaamsvloeistoffen die uit dieren afkomstig zijn.
Grondstoffen voor de bereiding van diergeneesmiddelen worden niet als diergeneesmiddelen in de zin van de Diergeneesmiddelenwet aangemerkt.
Op grond van artikel 1, eerste lid, van de Diergeneesmiddelenwet wordt als diergeneesmiddel aangemerkt elke substantie die is bestemd om al dan niet na be- of verwerking te worden gebruikt voor:
− het genezen, lenigen of voorkomen van enige aandoening, ziekte, ziekteverschijnsel, pijn, verwonding of gebrek van een dier;
− het herstellen, verbeteren of wijzigen van het functioneren van organen van een dier;
− het onderkennen van een ziekte of gebrek bij dieren door toepassing bij een dier.
De bestemming moet kunnen worden vastgesteld aan de hand van bijvoorbeeld de aard, vorm, verpakking of aanduiding van het product.
Alle informatie over geregistreerde diergeneesmiddelen (Europese en Nederlandse) en de diergeneesmiddelen waarvoor een registratie in Nederland is aangevraagd, is terug te vinden in de diergeneesmiddelendatabase die door het CBG op het internet is gepubliceerd (www.cbg-meb.nl). Als registratie (nog) niet is vereist zal op de verpakking in ieder geval het woord diergeneesmiddel moeten worden vermeld en de diersoort(en) waarvoor het diergeneesmiddel is bestemd. Dit betekent dat het verlaagde tarief voor in Nederland toegelaten diergeneesmiddelen alleen van toepassing is op de levering van producten, die als diergeneesmiddel in de handel worden gebracht en die ook overigens aan de in de Diergeneesmiddelenwet genoemde vereisten voldoen.
Middelen die worden gebruikt voor de bestrijding van ongedierte (zoals vlooien, luizen en teken) bij dieren zijn onder te verdelen in:
a. middelen die zijn bestemd voor inwendig gebruik door het dier (zgn. endoparasiticiden). Deze middelen worden, als zij aan de daartoe in de Diergeneesmiddelenwet gestelde voorwaarden voldoen, als diergeneesmiddel aangemerkt en vallen als zodanig onder de post. Zij zijn herkenbaar aan het registratienummer op de verpakking van deze middelen (zie ook onderdeel 3).
b. middelen die zijn bestemd voor uitwendig gebruik (zgn. ectoparasiticiden), waarbij een onderscheid dient te worden gemaakt tussen:
− middelen die op het dier zelf worden toegepast (bijvoorbeeld vlooienbanden);
− middelen die in de verblijfsomgeving van het dier worden toegepast (bijvoorbeeld sprays).
De op het dier zelf toegepaste middelen vallen vanaf 1 januari 1995 voor het toelatingsregime onder de Diergeneesmiddelenwet. Zij vallen onder de post als zij aan de daarin gestelde voorwaarden voldoen en als zodanig herkenbaar zijn aan het registratienummer op de verpakking.
De middelen die in de verblijfsomgeving van het dier worden toegepast vallen niet onder de werking van de Diergeneesmiddelenwet. Zij worden ook niet toegepast voor of bij het dier zelf. Deze middelen vallen niet onder de post.
In gevallen waarin een dierenarts bij de geneeskundige behandeling van een ziek dier een diergeneesmiddel toedient, is sprake van een naar het algemene tarief belaste dienst waarin het toedienen van het diergeneesmiddel opgaat.
Als de dierenarts na de behandeling van het zieke dier aan de verzorger van het dier diergeneesmiddelen levert, verricht de dierenarts een afzonderlijke aan het verlaagde tarief onderworpen levering van diergeneesmiddelen.
In gevallen waarin het op correcte wijze splitsen van de aan de levering van diergeneesmiddelen toe te rekenen omzet vanuit de administratie onmogelijk is, kan de inspecteur een praktische regeling treffen. Een in dat kader aan te brengen forfaitaire splitsing van de omzet dient gebaseerd te zijn op, en zo nauwkeurig mogelijk aan te sluiten bij, de praktijkgegevens van de betrokken dierenarts.
De tekst van post a 8 luidt:
‘verbandmiddelen zoals watten, windsels, gaas, hechtmiddelen, pleisters, tampons, spalken en daarmee gelijk te stellen artikelen die kennelijk zijn bestemd voor geneeskundige doeleinden, alsmede gevulde verbanddozen, damesverband, kraammatrassen en incontinentiematerialen;’
De opsomming van verbandmiddelen is niet limitatief. Onder de post vallen niet alleen de met name genoemde verbandmiddelen, maar ook middelen die:
1. wat betreft gebruik aan de genoemde verbandmiddelen zijn gelijk te stellen, en
2. zijn ontwikkeld en worden aangeboden voor geneeskundige doeleinden.
Voor een ‘open’ omschrijving van het begrip is gekozen om ook de nieuwste artikelen op het gebied van de verbandmiddelen onder de post te doen vallen.
Het begrip verbandmiddel omvat naar spraakgebruik alleen producten die ertoe dienen een beschadigd (in het bijzonder: gewond) of ziek lichaamsdeel te bedekken.
Verbandmiddelen die gebruikt worden in de diergeneeskunde vallen ook onder de post (zie onderdeel 15 bij deze post).
De zogenoemde bandagelens, een lens die na een oogoperatie wordt gebruikt om het oog af te dekken en dient als ‘verband’, valt onder de post.
Gebruiksartikelen, zoals kleding en schoeisel, die een therapeutische werking bezitten, vallen niet onder de post.
Onder watten zijn te begrijpen celstofwatten, geïmpregneerde watten, verbandwatten, vette watten, steriele wattenstaafjes die zijn bestemd voor chirurgische doeleinden en dergelijke producten. Niet onder de post vallen autopoetswatten, bijouteriewatten (juwelierswatten), poederdonsjes, toiletwatten en niet-steriele wattenstaafjes enz..
Ik keur goed dat witte watten die voor allerlei huishoudelijke doeleinden (waaronder geneeskundige) worden gebruikt, onder de post worden gerangschikt.
Windsels worden gemaakt uit diverse stoffen en gebruikt voor verschillende doeleinden. Het gaat bijvoorbeeld om elastische windsels, hydrofiele windsels, gipswindsels en dergelijke goederen.
Voorbeelden van goederen die onder de post vallen:
− immobiliserende verbandsystemen (bijvoorbeeld een tricot kous waarin een twee componentenvloeistof wordt gegoten) die na het aanleggen dienen om het te fixeren lichaamsdeel te verharden;
− al dan niet elastische kniebanden, dijbeenbanden, enkelbanden, elleboogbanden en polsbanden;
− elastische kousen die door bedlegerige patiënten worden gedragen ter voorkoming van trombose;
− elastische kousen, als zij een drukwaarde van tenminste 25 mm kwik hebben (daaruit volgt indeling in klasse 2 of hoger van de zgn. lijst van Bernink);
− flexibele (kunst)stof omhulsels die zijn gevuld met een substantie, die na verhitting of koeling als warmte- of koudekompres om (delen van) armen, benen en dergelijke worden gewikkeld om blessures te behandelen, als zij als (warmte- of koude) kompres in de handel worden gebracht;
− zogenoemde stompsokken van wol, tricot enz. Dit zijn speciaal vervaardigde hoesjes die een gebruiker in staat stellen om een prothese permanent te gebruiken.
Een redelijke wetstoepassing brengt met zich mee dat ook oefenverbanden, ofwel dikke windsels, die als oefenmateriaal worden gebruikt bij o.a. EHBO-cursussen onder de post vallen.
Producten die naar uiterlijk en gebruiksmogelijkheden als een kant-en-klaar kledingstuk moeten worden aangemerkt vallen niet onder de post.
Het betreft hier niet alleen hydrofielgaas ter afdekking van wonden, maar ook allerlei artikelen van gaas zoals kompressen, stroken en kompressen van bijvoorbeeld celstof in gaas of celstof in textielvlies.
Goedkeuring
Ik keur goed dat incisiefolie (een uiterst dunne kleeffolie die op de huid van patiënten wordt aangebracht voordat de incisie wordt gemaakt), wondfolie en infusiefolie onder de post worden gerangschikt.
Bij hechtmiddelen kan worden gedacht aan de traditionele draad (catgut, zijde, kunststof) en hechtzijde, aan hechtkrammetjes en aan hechtnietjes en -clips.
Bij de levering van hechtdraad wordt de naald soms vast aan de hechtdraad meegeleverd. Ik keur goed dat draad en naald dan als één geheel als hechtmiddel onder de post valt.
Voor het aanbrengen van nietjes en clips wordt zgn. hechtapparatuur (nietmachines) gebruikt. Deze hechtapparatuur kan niet delen in het verlaagde tarief voor hechtmiddelen. Dit geldt ook voor de bij hechtapparatuur behorende instrumenten zoals een verwijdertang en een weefselmeetinstrument.
Vaak wordt een hechtapparaat samen met nietjes of clips tegen één vergoeding geleverd. De nietjes of clips, die meestal vervaardigd zijn van titanium of chirurgisch staal, vertegenwoordigen daarbij een niet onaanzienlijke waarde. Voor de tarieftoepassing moet de vergoeding worden gesplitst in een naar het verlaagde tarief te belasten deel (de nietjes en/of clips) en een naar het algemene tarief te belasten deel (het hechtapparaat). Voor het vaststellen van het naar het verlaagde tarief te belasten deel van de vergoeding kan de prijs die voor een los te leveren cassette nietjes of clips in rekening wordt gebracht, als richtsnoer dienen.
Tot pleisters in de zin van de post behoren niet alleen hecht- en wondpleisters, maar ook:
− elastisch (net)verband waarmee bijvoorbeeld hydrofielgaas kan worden gefixeerd;
− likdoornpleisters en likdoornringen;
− katheterpleisters, dat zijn speciaal gevormde pleisters die worden gebruikt om neussondes, drainagekatheters en dergelijke op hun plaats te houden;
− sporttapes die specifiek zijn ontwikkeld voor gebruik op het lichaam en die dienen om (de gevolgen van) blessures te bestrijden of te voorkomen.
Het betreft alle tampons die gebruikt worden bij geneeskundige behandelingen, bijvoorbeeld gynaecologische tampons en tampons voor tandheelkundig gebruik.
Naast de traditionele rechte spalken vallen (hulp)middelen die dezelfde functie hebben onder de post. Voorbeelden daarvan zijn:
− buigzame aluminium strips voor de behandeling van gebroken vingers;
− scharnierende spalken zoals knie- en elleboogscharnieren;
− verstelbare hielbakjes van kunststof of metaal;
− thermoplastisch polyethyleen schuim (plastazote) dat via verhitting aan het lichaam kan worden gemodelleerd en dat wordt gebruikt voor de vervaardiging van bijvoorbeeld lichte spalken.
Alleen producten die qua functie op één lijn zijn te stellen met verbandmiddelen kunnen onder de post worden gerangschikt. Onder de post kunnen bijvoorbeeld doekjes worden gerangschikt die zijn geïmpregneerd met een ontsmettingsstof en die zijn bestemd voor het – ter voorkoming van infecties – ontsmetten van de huid bij het toedienen van injecties.
Proceduretrays (ook wel aangeduid als behandelmodules, logist-O.K. of O.K.-setjes) zijn pakketten die diverse artikelen bevatten die bij operaties worden gebruikt zoals verbandmiddelen, afdekmaterialen, een operatiejas, handdoekjes, kleef- en steristrips en dergelijke. Omdat wordt aangenomen dat de samenstellende delen hun zelfstandigheid hebben behouden, geldt voor de verbandmiddelen het verlaagde tarief en voor de andere artikelen het algemene tarief.
De Vacuum Assisted Closure (VAC) is een set bestaande uit een steriel verpakte polyurethaan wondbedekker met bijbehorende slangenset, pompen, incisiefolie en/of opvangbeker. De wondbedekker zorgt voor het ontstaan van onderdruk in de wondholte of onder een huidtransplantaat of -flap, waardoor de wondranden naar het centrum van de wond worden getrokken, wat de genezing van de wond bevordert. Het wondvocht wordt verzameld in de bij de set behorende opvangbeker. De set valt niet onder post.
De voor eenmalig gebruik bestemde onderdelen van de VAC (de wondbedekker met slangenset, de incisiefolie en de opvangbeker) kunnen onder de post kunnen worden gerangschikt. Voor pompen geldt het verlaagde tarief slechts als zij:
• geen andere bestemming kennen dan te worden gebruikt als onderdeel van de VAC
• uitsluitend zijn bestemd voor éénmalig gebruik door één patiënt
Voor pompen die niet voldoen aan de hiervoor vermelde voorwaarden en voor andere tot de VAC behorende goederen die meerdere malen zijn te gebruiken geldt het algemene tarief.
Een botregeneratie-membraan is een soort vliesje dat door de tandarts/kaakchirurg onder het worteloppervlak van een tand of kies in het kaakbot wordt geïmplanteerd ter afsluiting van een defect in − onder meer − het kaakbot. Botregeneratie-membranen kunnen van verschillende materialen zijn vervaardigd (kunststof, maar ook dierlijk of humaan weefsel). De membranen zijn al dan niet door het menselijk lichaam afbreekbaar. Gelet op hun eigenschappen en toepassingsmogelijkheden zijn de membranen op één lijn te stellen met verband- of hechtmiddelen. Ze kunnen daarom onder de post worden gerangschikt.
Ook ander botvervangend materiaal dat zorgt voor het bijeenhouden van omliggend bot en dat nieuw eigen lichaamsbot laat opkomen op plaatsen waar het botvervangend materiaal is aangebracht (omdat daar bot is weggeslagen), kan onder de post worden gerangschikt. Botregeneratieve producten vallen onder post a 6.
Ook de zogenoemde tourniquet die wordt aangebracht net iets boven de wond valt onder de post. Dit product bestaande uit een band met een klemfunctie zorgt er voor dat beschadigd weefsel op die plaats zodanig wordt dichtgedrukt, dat de slagader stopt met bloeden.
Voorbeelden van goederen die niet onder de post vallen:
− operatielakens, slopen, afdekdoeken en dergelijke afdekmaterialen (al dan niet steriel en/of voor eenmalig gebruik, of voorzien van een stukje incisiefolie), operatiemaskers, operatiekapjes, overtrekken, spuugdoekjes en dergelijke;
− gebruiksartikelen met een bepaalde therapeutische en/of (veronderstelde) heilzame werking, zoals speciale (rheuma)hemden, steunkousen, ‘medische’ schapenvachten e.d;
− huidbeschermende preparaten die worden gebruikt als onderlaag voor verband om de huid bij verwijdering van het verband te beschermen tegen beschadiging, irritatie, bloeding of ontsteking;
− proprioceptieve inlegzolen ter verbetering van de lichaamshouding en beweging (zie ook onderdeel 11 bij post a 35).
Tot de in de post genoemde gevulde verbanddozen behoren ook gevulde verbandetuis en zakapotheken.
Inwendig en uitwendig damesverband en inlegkruisjes vallen onder de post. Ook de zogenoemde ‘keeper’, een rubberen reservoirtje met een inhoud van 30 cc dat ertoe dient menstruatiebloed op te vangen en dat op dezelfde wijze wordt ingebracht als een damestampon, kan onder de post worden gerangschikt.
Kraammatrassen vallen onder de post. Ik keur goed dat ook zoogkompressen, kraampakketten (met o.a. kraamverband) en sluitlakens onder de post worden gerangschikt. Ook herbruikbare zoogkompressen van siliconen vallen onder de post.
Met het begrip ´incontinentiematerialen´ wordt gedoeld op het gehele scala van producten dat als doel heeft incontinentie te voorkomen of de gevolgen van incontinentie te verlichten of tegen te gaan. Incontinentiematerialen zijn zowel producten die incontinente personen in/aan hun lichaam dragen als producten die op gebruiksartikelen zoals matrassen, meubilair e.d. worden gelegd om die artikelen te beschermen tegen de gevolgen van incontinentie. Bij incontinentie die niet het gevolg is van ziekte (zoals in het algemeen het geval is bij baby’s en kleine kinderen) kan de post geen toepassing vinden. Reguliere babyluiers zijn daarom niet onder de post te rangschikken. De (pyjama)luierbroekjes, die speciaal zijn ontwikkeld voor kinderen vanaf vier jaar en/of met een gewichtsklasse van 17 tot 30 kilogram, kunnen wel onder de post worden gerangschikt.
Bij incontinentiematerialen gaat het zowel om absorberende producten als om producten die juist voorkomen dat absorberende producten moeten worden gebruikt. Voorbeelden van absorberende producten zijn:
− speciale luiers voor incontinente gehandicapte kinderen die op recept van een arts door apothekers worden verstrekt. Hierbij dient de apotheker met behulp van het recept van een arts aannemelijk te maken dat het verlaagde tarief van toepassing is;
− slips en broeken (de zgn. fixatie- of netbroeken) die ten doel hebben incontinentieluiers die niet zijn voorzien van bevestigingspunten op hun plaats te houden;
− badslips voor incontinente personen, die bij het zwemmen worden gedragen.
Voorbeelden van producten die voorkomen dat absorberende producten moeten worden gebruikt zijn incontinentieklemmen en urethrastoppen.
Onder incontinentiematerialen zijn zowel de voor éénmalig gebruik als de voor meermalig gebruik bestemde producten te begrijpen.
De levering van de tot plaswekkersets (sets die ertoe dienen bedplassen bij kinderen van 6 jaar en ouder op te heffen) behorende plasbroekjes en plasmatten met bijbehorende snoertjes, kunnen onder de post worden gerangschikt. Het gaat om broekjes en matten waarin een laagje zilverdraad is verwerkt. De speciale plasbroekjes en -matten zijn via snoertjes aan de plaswekker verbonden en geven aan de plaswekker het signaal dat er urine in het plasbroekje of op de plasmat terecht is gekomen. Als plaswekkersets als één geheel worden geleverd, keur ik goed dat het verlaagde tarief wordt toegepast. De verhuur van de plaswekker met bijbehorende batterijen is aan het algemene tarief onderworpen.
Voorbeelden van goederen die niet onder de post vallen:
− de speciaal voor incontinente personen bestemde hygiënische middelen als speciale zepen en spray;
− matrassen en dergelijke die zijn bekleed met materiaal dat incontinentiebestendig is. De matrassen zijn bedoeld om op te slapen en hebben niet de primaire functie om de (gevolgen van) incontinentie tegen te gaan;
− producten die niet specifiek zijn ontwikkeld om incontinentie te voorkomen, te verlichten of tegen te gaan maar alleen een (al dan niet verondersteld) zijdelings effect hierop hebben, zoals medische schapenvachten.
Aangezien met het begrip geneeskundige doeleinden wordt gedoeld op de aanwending binnen zowel de humane geneeskunde als de diergeneeskunde, kunnen ook de specifiek voor dieren bestemde verbandmiddelen – bijvoorbeeld speciale bandages – onder het verlaagde tarief vallen. Onder het begrip dierverbandmiddelen zijn verder te rangschikken:
− klauwzak en hondensok, die een gewonde dierenpoot tegen vocht en vuil van buiten beschermen en daarnaast dienen voor het op de plaats houden van de − bijvoorbeeld met een gaasje − op de wond aangebrachte medicijnen;
− breuknetje, een verstevigd stukje gaas dat bij een navelbreuk de naar buiten tredende darmen moet terugdringen;
− hechtclips, hechtkrammen, pluggen voor de fixatie van de lebmaag en schede(hecht)band;
− zogenoemde beendraden, met behulp waarvan (soms) bij breuken in de kaak of van de tanden fixatie plaatsvindt;
− uit twee componenten bestaande snelhardende kunststof (zoals ‘Technovit’) die bij de fixatie van breuken wordt gebruikt.
Paardenbandages hebben in hoofdzaak een preventieve functie (voorkomen van blessures e.d.) en zijn daarom niet als dierverbandmiddel aan te merken.
Verbandmiddelensets zijn sets bestemd voor een bepaalde geneeskundige of chirurgische behandeling. De sets bevatten naast verbandmiddelen (gaas, watten, windsels en dergelijke) ook andere artikelen zoals bakjes, schaaltjes, pincetten, mesjes, handschoenen en dergelijke. De sets worden doorgaans gesteriliseerd in één verpakking geleverd. Omdat wordt aangenomen dat de samenstellende delen hun zelfstandigheid hebben behouden, geldt voor de verbandmiddelen het verlaagde tarief. Voor de andere onderdelen van de sets geldt het algemene tarief, tenzij ze kunnen worden gerangschikt onder één van de andere posten van de tabel.
Goedkeuring
Ik keur goed dat een set die is samengesteld uit verbandmiddelen, een bakje of schaaltje voor eenmalig gebruik en ten hoogste twee pincetten voor eenmalig gebruik, wordt gerangschikt onder het verlaagde tarief.
Met het begrip ‘water’ wordt gedoeld op het drinkwater dat via het openbare leidingnet wordt geleverd.
Onder de post vallen ook gedistilleerd water en warm water.
Ik keur goed dat ‘ander’ water, ook wel aangeduid als B-water, grijs water of huishoud/industrie/landbouwwater, onder het verlaagde tarief valt. Het gaat hier om in mindere mate gezuiverd oppervlaktewater dat niet voor menselijke consumptie geschikt is, maar wel bruikbaar is voor niet-consumptieve doeleinden, bijv. voor spoelwerkzaamheden en beregening van gewassen. Onder ander water kan ook regenwater worden begrepen.
Niet onder de post vallen:
− gedemineraliseerd, ontijzerd en onthard water;
− zeewater en rivierwater, al dan niet bestemd voor wetenschappelijke doeleinden;
− ijs en stoom.
Water dat niet onder post a 28 valt maar dat specifiek als voedingsmiddel herkenbaar is, valt onder post a 1.
Het vastrecht en de belasting op leidingwater behoren tot de vergoeding voor de levering van water en vallen ook onder het verlaagde tarief.
De bijkomende verrichtingen van de waterleverancier die rechtstreeks verband houden met de levering van water delen in de toepassing van het verlaagde tarief. Het betreft onder meer de volgende vergoedingen/kosten:
− de meterhuur voor het (ver)plaatsen, onderhouden en herstellen van watermeters;
− de onder de benaming ‘leidinghuur’, ‘onderhoud dienstleiding’, ‘aansluitkosten’ en dergelijke aan de afnemers berekende kosten voor aanleg, aansluiting en onderhoud van een dienstleiding;
− de vergoeding voor het aansluiten van een woonhuis op het openbare leidingnet;
− de vergoeding voor het aanleggen van een tijdelijke aansluiting;
− de vergoeding voor het plaatsen, verhuren, onderhouden en herstellen van brand- en bouwleidingen die als dienstleiding fungeren;
− de vergoeding voor het beschikbaar houden van brandbluscapaciteit;
− de vergoeding voor het plaatsen, verhuren, onderhouden en herstellen van standpijpen;
− de vergoeding voor het inspecteren van binnenhuisaansluitingen en het controleren van watermeetinrichtingen;
− de vergoeding voor het sluiten en openen van een dienstkraan bij de aanvang of het einde van de levering van water;
− de transport- en arbeidskosten voor de levering van water aan schepen, land- en tuinbouwbedrijven, of voor tijdelijke aansluitingen;
− de vergoeding die wordt voldaan om te voorkomen dat de watertoevoer wordt afgesloten wegens wanbetaling.
Het verlaagde tarief is niet van toepassing op:
− het plaatsen, onderhouden en beproeven van brandkranen;
− het aansluiten van een binnenleiding op een brandleiding;
− het beproeven van tanks en meetinstrumenten;
− het verrichten van laboratoriumwerkzaamheden;
− het tegen vergoeding inspecteren van waterleidingen en/of installaties door een waterleidingbedrijf op de aanwezigheid van legionellabacteriën.
Onderstaande tekst is de toelichting zoals die luidde op 31 december 2010
‘a. kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten, voor zover deze worden ingevoerd;
b. kunstvoorwerpen voor zover deze worden geleverd door:
1°. de maker of diens rechtverkrijgende onder algemene titel; of
2°. een ondernemer, andere dan een wederverkoper, die ingevolge artikel 15, eerste lid, de belasting ter zake van zijn verkrijging volledig in aftrek brengt;’
Kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten zijn gedefinieerd in artikel 2a, eerste lid, onderdeel m, van de wet in verbinding met artikel 4, tweede lid, van de uitvoeringsbeschikking en de bij die beschikking behorende bijlage J. Het verlaagde tarief geldt voor leveringen en opleveringen (zie de toelichting op post b16).
In post 1 van bijlage J zijn de volgende goederen als ‘kunstvoorwerpen’ aangewezen:
a. schilderijen, collages en dergelijke decoratieve platen, schilderijen en tekeningen geheel van de hand van de kunstenaar, met uitzondering van bouwtekeningen en andere tekeningen voor industriële, commerciële, topografische en dergelijke doeleinden en van met de hand versierde voorwerpen alsmede van beschilderd doek voor theatercoulissen, voor achtergronden van studio's of voor dergelijk gebruik (GN-code 9701);
b. originele gravures, originele etsen en originele litho's, dat wil zeggen een of meer door de kunstenaar geheel met de hand vervaardigde platen die in een beperkte oplage rechtstreeks in het zwart of in kleuren zijn afgedrukt, ongeacht het materiaal waarop dit afdrukken is geschied en ongeacht de gevolgde techniek, met uitzondering van de mechanische en van de fotomechanische reproductietechniek (GN-code 9702 00 00);
c. originele standbeelden en origineel beeldhouwwerk, ongeacht het materiaal waarvan zij vervaardigd zijn, mits het werk geheel van de hand van de kunstenaar is; afgietsels van beeldhouwwerken in een oplage van maximaal acht exemplaren, die door de kunstenaar of diens rechthebbenden wordt gecontroleerd (GN-code 9703 00 00);
d. tapisserieën (GN-code 5805 00 00) en wandtextiel (GN-code 6304 00 00), met de hand vervaardigd volgens originele ontwerpen van kunstenaars, mits er niet meer dan acht exemplaren van elk zijn;
e. unieke voorwerpen van keramiek, geheel van de hand van de kunstenaar en door hem gesigneerd;
f. emailwerk op koper, geheel met de hand vervaardigd tot maximaal acht genummerde en door de kunstenaar of het atelier gesigneerde exemplaren, met uitsluiting van sieraden, juwelen en edelsmeedwerk;
g. foto's die genomen zijn door de kunstenaar, door hem of onder zijn toezicht zijn afgedrukt, gesigneerd en genummerd, met een oplage van maximaal 30 exemplaren voor alle formaten en dragers samen.
De kunstenaar is de ontwerper en maker van een kunstvoorwerp. Derden die een kunstvoorwerp in opdracht van de maker vervaardigen, vallen dus niet onder dit begrip. De levering van een kunstvoorwerp door deze derden valt niet onder het verlaagde tarief. Voor de beoordeling of iemand kunstenaar is, is bepalend of deze persoon schilderijen, beeldhouwwerken enz. ontwerpt die naar maatschappelijke opvattingen als kunstvoorwerp worden aangemerkt.
Voorwerpen die het karakter hebben van een gebruiksvoorwerp (met uitzondering van lijfsieraden die zijn aan te merken als beeldhouwwerk) vallen niet onder de post. Dit is het geval als het kunstzinnige karakter van de voorwerpen ondergeschikt is aan de gebruiksfunctie ervan. Voorbeelden van voorwerpen die niet als kunstvoorwerp maar als gebruiksvoorwerp worden aangemerkt:
− kunstzinnig vervaardigde tafels of stoelen;
− namaakdieren van kunstbont die het karakter hebben van knuffeldier/speelgoed;
− kledingstukken die door een kunstenaar zijn beschilderd, maar die naar hun functie zijn bestemd om als kleding te worden gedragen;
− lijkkisten, urnen en kleding die door kunstenaars worden vervaardigd ter herdenking van overledenen of voor gebruik bij begrafenissen en crematies;
− objecten die een soortgelijke functie vervullen als amuletten. Deze objecten worden aangeschaft vanwege de (veronderstelde) werking en niet zozeer vanwege een artistieke waarde.
Of een voorwerp als een schilderij kan worden aangemerkt moet naar het spraakgebruik worden beoordeeld. Beschilderde goederen zijn pas dan als schilderijen in de zin van de post aan te merken als zij het karakter hebben van schilderijen. Hierbij geldt de voorwaarde dat het eventuele overige gebruik dat van die goederen kan worden gemaakt onbetekenend van aard is. Kledingstukken die door een kunstenaar zijn beschilderd, maar die naar hun functie zijn bestemd om als kleding te worden gedragen vallen daarom niet onder de post.
Lijsten waarin schilderijen, schilderingen, tekeningen, collages en dergelijke decoratieve platen, gravures, etsen en litho’s zijn ingelijst, volgen het tarief van die kunstvoorwerpen, als de aard en de waarde van die lijsten in overeenstemming zijn met die van bedoelde kunstvoorwerpen.
Goedkeuring
Ik keur goed dat onder de post worden gerangschikt:
− originele houtsneden;
− zeefdrukken die door een kunstenaar − al dan niet in samenwerking met een zeefdrukker − handmatig zijn vervaardigd, mits zij door de kunstenaar handmatig zijn genummerd en gesigneerd in een maximale oplage van 250 exemplaren. Als de oplage hoger is dan 250 exemplaren, geldt voor de gehele oplage het algemene tarief.
Onder de post vallen niet alleen werken die rechtstreeks uit harde materialen, zoals steen en hout, zijn gehouwen, maar ook werken van de beeldhouwkunst die uit brons of andere materialen zijn gegoten en werken van de beeldhouwkunst die uit andere materialen dan steen, hout of metaal zijn vervaardigd.
Lijfsieraden en ander ambachtswerk met een commercieel karakter en in serie vervaardigde reproducties en afgietsels met een commercieel karakter van metaal, gips, enz. kunnen niet worden gerangschikt onder de post.
Beeldhouwwerk met een commercieel karakter valt niet onder de post, zelfs niet als het is ontworpen of vervaardigd door kunstenaars. Er is sprake van een beeldhouwwerk met een commercieel karakter als dat werk naar maatschappelijke opvattingen uiterlijke gelijkenis vertoont met industriële of ambachtelijke producten. Daarbij zijn de vormgeving, de afmetingen, de materiaalkeuze, de kleur enz. van dat werk bepalend voor de beoordeling/waarneming van de gelijkenis. Door de gelijkenis moet voor de toepassing van het btw-tarief worden aangenomen dat het beeldhouwwerk concurreert met gelijkaardige industriële of ambachtelijke producten waarvoor het algemene btw-tarief geldt. In dergelijke gevallen is niet van belang of het betreffende beeldhouwwerk in een museumcollectie wordt opgenomen en of de prijs aanmerkelijk verschilt van de industriële of ambachtelijk vervaardigde, gelijkaardige producten. Voorbeeld: een kunstenaar levert een door hem ontworpen gouden ring met edelstenen, die alleen qua kleur van de edelstenen verschilt van een ambachtelijk vervaardigde gouden ring. Doorgaans zal er geen uiterlijke gelijkenis bestaan waar het gaat om volstrekt persoonlijke en unieke creaties waarmee de kunstenaar een esthetisch ideaal tot uitdrukking brengt.
Een door een kunstenaar ontworpen en geleverde gedenksteen is niet aan te merken als een beeldhouwwerk in de zin van de post. Omdat de gedenksteen uiterlijke gelijkenis vertoont met industriële of ambachtelijke gedenkstenen, is de steen aan te merken als grafmonument. Het verlaagde tarief is daarop niet van toepassing.
Het criterium dat de keramische voorwerpen uniek moeten zijn, houdt in dat van het uiteindelijke voorwerp geen tweede nagenoeg identiek exemplaar is of zal worden vervaardigd. Dit betekent dat in serie gemaakte producten, waarbij de ambachtelijke vaardigheid het artistiek scheppend vermogen overheerst, niet als kunstvoorwerpen in de zin van de post kunnen worden aangemerkt. Een serie met de hand vervaardigde, vrijwel identieke, bekers (bijvoorbeeld voorzien van een beschildering van een kat), is niet aan te merken als een serie unieke voorwerpen van keramiek.
Goedkeuring
Ik keur goed dat de verhuur van kunstvoorwerpen (of het op een andere manier tegen vergoeding ter beschikking stellen) door de kunstenaar onder het verlaagde tarief valt.
Het verlaagde tarief is niet van toepassing als kunstwerken worden verhuurd of uitgeleend door een ander dan de kunstenaar die het kunstwerk heeft vervaardigd. De uitlening van kunstwerken door instellingen voor kunstuitleen is daarom onderworpen aan het algemene tarief.
In post 2 van bijlage J zijn de volgende goederen als ‘voorwerpen voor verzamelingen’ aangewezen:
− postzegels, fiscale zegels, gefrankeerde enveloppen en postkaarten, eerstedag-enveloppen en dergelijke, gestempeld of ongestempeld, voor zover zij niet geldig zijn of niet geldig zullen worden (GN-code 9704 00 00);
− verzamelingen en voorwerpen voor verzamelingen, met een zoölogisch, botanisch, mineralogisch, anatomisch, historisch, archeologisch, paleontologisch, etnografisch of numismatisch belang (GN-code 9705 00 00).
Ongestempelde postzegels vallen alleen onder de post als zij niet (meer) voor het frankeren van poststukken kunnen worden gebruikt. De levering door TNT NV van postzegels die in Nederland kunnen worden gebruikt voor het frankeren van poststukken, valt onder de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel m, van de wet.
De levering van bankbiljetten en munten die in enig land de hoedanigheid van wettig betaalmiddel hebben is vrijgesteld, tenzij zij gewoonlijk niet als wettig betaalmiddel worden gebruikt of verzamelwaarde hebben (artikel 11, eerste lid, letter i van de wet). Munten met verzamelwaarde kunnen worden ondergebracht in een verzameling van numismatisch belang in de zin van de post, mits zij:
− de hoedanigheid van wettig betaalmiddel hebben en bovendien verzamelwaarde hebben; of
− de hoedanigheid van wettig betaalmiddel hebben verloren en verzamelwaarde hebben; of
− nooit de hoedanigheid van wettig betaalmiddel hebben gehad en uitsluitend verzamelwaarde hebben.
Bankbiljetten behoren tot (voorwerpen voor) verzamelingen van numismatisch belang, als aan de hiervoor genoemde voorwaarden is voldaan.
Historische landkaarten kunnen onder de verzamelvoorwerpen van historisch belang worden gerangschikt.
Instellingen voor kunstuitleen stellen zich ten doel hedendaagse beeldende kunstwerken onder een zo groot mogelijk publiek te verspreiden. Daartoe verwerven deze instellingen werken van kunstenaars die zij tegen vergoeding – in het algemeen op basis van abonnement – uitlenen. Als de abonnementhouder dat wil kan hij het kunstwerk – eventueel op termijn – kopen. In verband daarmee kan de abonnementhouder vaak gebruik maken van de mogelijkheid om een bepaald percentage van het abonnementsgeld te sparen. Dit spaartegoed kan de abonnementhouder bij aankoop van het kunstwerk gebruiken om de verschuldigde koopsom geheel of gedeeltelijk te voldoen. Een ondernemer die kunstwerken uitleent, moet omzetbelasting voldoen over het totale abonnementsgeld. Dat geldt dus ook voor het deel van het abonnementsgeld dat als spaartegoed wordt aangehouden. Als dat spaartegoed op een later moment wordt gebruikt om een kunstwerk te kopen, dan wordt dat bedrag opnieuw in de heffing van omzetbelasting betrokken. Om dubbele heffing te voorkomen keur ik het volgende goed.
Goedkeuring
Ik keur goed dat geen omzetbelasting wordt geheven over het gedeelte van het abonnementsgeld dat de abonnementhouder met het oog op de toekomstige aankoop van een kunstwerk als spaartegoed bij een instelling voor kunstuitleen aanhoudt. Als het spaartegoed wordt gebruikt voor de aankoop van een kunstwerk, moet het spaartegoed worden gerekend tot de vergoeding voor de levering van het kunstwerk. Voor deze levering is dan omzetbelasting verschuldigd. Deze goedkeuring geldt ook voor artotheken en instellingen die op commerciële basis kunstwerken uitlenen.
De tekst van post a 30 luidt:
‘boeken, met inbegrip van alle andere dan papieren fysieke dragers waarop de inhoud van een boek is aangebracht; digitale educatieve informatie die is aangebracht op fysieke dragers en die kennelijk uitsluitend of nagenoeg uitsluitend is bestemd voor informatieoverdracht in het onderwijs; dagbladen, weekbladen, tijdschriften en andere tenminste driemaal per jaar periodiek verschijnende uitgaven;’
Of een drukwerk als boek kan worden aangemerkt moet naar spraakgebruik worden beoordeeld. Hierbij spelen verschillende kenmerken van dat drukwerk een rol, zoals:
− de omvang en de inhoud;
− de wijze waarop de bladen tot een geheel zijn verbonden;
− de uiterlijke verschijningsvorm (die moet in belangrijke mate overeenkomen met de gangbare vorm waarin boeken verschijnen).
Niet van belang is wie de leverancier is.
Losbladige boeken en losse banden voor boeken die samen met de inhoud worden geleverd kunnen onder de post worden gerangschikt. Van belang is hier dat de inhoud van deze uitgaven voor iedere afnemer gelijk is, en dat de tekst en afbeeldingen op de afzonderlijke bladzijden samenhang vertonen.
Voorbeelden van drukwerken die onder de post kunnen worden gerangschikt:
− catalogi voor leesbibliotheken en boekhandelaren;
− kleurboeken, al dan niet voorzien van teksten en/of versjes en dergelijke, mits zij de uiterlijke verschijningsvorm van een boek hebben;
− losbladige uitgaven die zonder band worden geleverd en die door de gebruiker zelf worden opgeborgen in een band naar keuze. Het moet dan gaan om uitgaven die aan de hiervoor genoemde kenmerken van een boek voldoen, als zij van een band zouden zijn voorzien;
− losse muziekuitgaven;
− spoorboekjes en dienstregelingen voor autobusondernemingen van minimaal 8 pagina's;
− standaard collegedictaten;
− stripboeken;
− supplementen op boeken;
− voor kinderen bestemde producten die de uiterlijke verschijningsvorm van een boek hebben maar feitelijk bestaan uit een combinatie van producten. Het hoofdbestanddeel van de combinatie wordt gevormd door een boek, de levering van de overige producten is bijkomstig;
− zogenoemde blinde atlassen;
− borduur- en handwerkpatronen, voor zover bestaande uit een samenstel van meerdere, aan de rug samengehechte pagina’s, vervat in een verharde kaft en met een omvang van minimaal 8 pagina’s. De pagina’s zijn genummerd en er wordt informatie gegeven over de schrijver/ontwerper van de patronen en de uitgever. De borduur- en handwerkpatronen hebben de uiterlijke verschijningsvorm van een boek en zijn te koop in de boekhandel;
− voorbedrukte postzegelalbums (vanaf 12 april 2011);
− digitale fotoboeken (vanaf 18 december 2009);
− jaarverslagen van bedrijven.
Voorbeelden van drukwerken die niet onder de post vallen:
− bestekken voor woningbouw en dergelijke;
− blocnotes;
− dagscheurkalenders, bestaande uit een schild met daarop bevestigd een kalenderblok, en losse bloks van dagscheurkalenders. Dit geldt ook als op de voorzijde van de kalenderbladen behalve de datum een religieuze tekst met een verklarend woord is vermeld of op de achterzijde van de kalenderbladen vervolgverhalen met een religieuze strekking zijn opgenomen;
− huishoudelijke reglementen en statuten van verenigingen of stichtingen;
− kantoor-, zak-, of schoolagenda’s, al dan niet voorzien van een informatief gedeelte;
− losse banden voor boeken en stofomslagen voor boeken;
− met tekst en/of illustraties bedrukte planovellen, die deel gaan uitmaken van een werk dat in gerede staat als een boek kan worden aangemerkt;
− muziekschrijfboeken;
− muntalbums bestaande uit ringbanden met transparante plastic opbergvellen die voorbedrukte kaarten met afbeeldingen van originelen kunnen bevatten;
− notitieboekjes;
− plakboeken;
− fotoalbums;
− poëziealbums;
− postcard books, dit zijn in boekvorm gebundelde kaarten met afbeeldingen van door een bepaalde kunstenaar vervaardigde kunstwerken (meestal schilderijen). De kaarten kunnen zonder verdere beschadiging uit de bundel worden verwijderd en vervolgens als ansicht-/wenskaart worden gebruikt. Er bestaat geen samenhang tussen de in de bundel opgenomen tekst en de op de kaarten afgedrukte afbeeldingen;
− schetsboeken;
− schoolboekenlijsten.
Drukwerken die hoofdzakelijk zijn aan te merken als reclamemateriaal vallen niet onder de post, zie ook onderdeel 5.
De tabelpost geldt ook voor andere dan papieren fysieke dragers waarop de inhoud van een boek is aangebracht. Dit betekent dat het verlaagde btw-tarief ook geldt voor luisterboeken.
Wanneer bij een boek een cd-rom of dvd, met een andere inhoud dan het (voorgelezen) boek, is bijgevoegd ter informatie en/of ter vermaak, valt de levering van de cd-rom of de dvd in beginsel onder het algemene tarief. Dit is slechts anders als de fysieke drager educatieve informatie bevat die kennelijk uitsluitend of nagenoeg uitsluitend is bestemd voor informatieoverdracht in het onderwijs (zie 2.2.3).
De bij een boek gevoegde cd-rom of dvd kan qua prijs een substantieel onderdeel vormen van het totale pakket. De levering van bijgevoegde cd-roms of dvd’s kan dan niet als bijkomstig worden aangemerkt. Voor de btw-heffing is sprake van de levering van twee afzonderlijke goederen (splitsing van prestaties). De levering van de cd-roms of dvd’s valt onder het algemene tarief. Hieraan doet niet af dat slechts één prijs in rekening wordt gebracht. Als de levering van een boek met cd-rom tegen één prijs wordt aangeboden moet de vergoeding gesplitst worden op basis van de gangbare prijzen die de uitgever voor elk van de artikelen vraagt. In het geval het boek en de cd-rom niet ook afzonderlijk worden aangeboden, kan de vergoeding worden gesplitst op basis van de gemaakte kosten en de aan elk artikel toe te rekenen winstopslag. Bij het toerekenen van de winstopslag wordt de verhouding van de gemaakte kosten als maatstaf gehanteerd.
Uitgevers van schoolboeken en ander lesmateriaal voor het basis- en hoger onderwijs bieden hun producten aan in de vorm van een leerpakket (leermethode) aan onderwijsinstellingen of rechtstreeks aan de leerlingen van die instellingen (het laatste komt voor in het hoger onderwijs). De leerpakketten bevatten dikwijls een leerboek, een werkboek of werkschrift, een docentenboek en een of meer cd-roms, maar ook andere artikelen, zoals een kopieerboek, wandplaten, bewaarmappen en ringbanden.
Werkboeken met de uiterlijke verschijningsvorm van een boek kunnen worden aangemerkt als boeken in de zin van de post. Dat is het geval als die boeken leerstof en/of leeropdrachten bevatten waarbij alleen op de desbetreffende pagina of de naastgelegen pagina ruimte is opengelaten voor het maken van aantekeningen en/of uitwerken van opdrachten,
Werkschriften, die niet de uiterlijke verschijningsvorm hebben van een boek, vallen onder het verlaagde tarief als ze uit minimaal 32 pagina’s bestaan (aaneengehecht). Bovendien moeten zij zijn voorzien van een omslag en leerstof en/of leeropdrachten bevatten waarbij ruimte is opengelaten voor het maken van aantekeningen en/of uitwerken van leeropdrachten.
Bij de uitgifte van boekwerken worden regelmatig cd-roms toegevoegd als aanvulling op of ter verduidelijking van het lesmateriaal (waaronder videofragmenten e.d.), als oefenmateriaal of als naslagwerk.
Het verlaagde tarief is van toepassing op de levering van digitale educatieve informatie die is aangebracht op een fysieke drager en die kennelijk uitsluitend of nagenoeg uitsluitend is bestemd voor informatieoverdracht in het onderwijs.
Daarbij geldt het volgende:
1. Vóór het op de markt brengen van een nieuw digitaal product beoordeelt de uitgever, zonodig in samenspraak met de belastingdienst, of dat product voldoet aan de voorwaarden voor toepassing van het verlaagde tarief (zie punt 3). Zolang aan de voorwaarden wordt voldaan kan dat product, ook door andere ondernemers, onder het verlaagde tarief worden geleverd.
2. Een ‘fysieke drager’ is een cd of een dvd. Als er nieuwe fysieke dragers op de markt komen waarop uitgevers digitale educatieve informatie aanbrengen (bijvoorbeeld usb-sticks) vindt overleg plaats met de belastingdienst om te beoordelen of de betreffende producten onder het verlaagde btw-tarief kunnen vallen.
3. ‘Digitale educatieve informatie, die kennelijk uitsluitend of nagenoeg uitsluitend is bestemd voor informatieoverdracht in het onderwijs’ (het ‘onderwijscriterium’). In dat kader geldt als noodzakelijke voorwaarde voor toepassing van het verlaagde tarief dat het product is/wordt voorgeschreven door een onderwijsinstelling. Op verzoek moet de uitgever van het product aannemelijk maken dat het product is/wordt ontwikkeld voor de onderwijsmarkt. Hiermee wordt bedoeld dat het product (nagenoeg) uitsluitend is ontwikkeld met het oog op opname in de lespakketten van onderwijsinstellingen. Dit zal onder meer kunnen blijken uit zaken als gepleegd marktonderzoek en marketing. ‘Nagenoeg uitsluitend’ betekent voor minstens 90%. Dat criterium heeft hier betrekking op ‘bestemd voor’ en niet op het daadwerkelijke gebruik voor ‘informatieoverdracht in het onderwijs’. Dit impliceert dat de digitale educatieve informatie op fysieke dragers op zeer beperkte schaal ook aan anderen, tegen het 6%-tarief kan worden geleverd. Daarbij kan worden gedacht aan de levering van een digitaal product als bedoeld in deze post aan de ouders van leerlingen bijvoorbeeld om daarmee gezamenlijk te oefenen.
4. ‘Hybride’ producten. Deze zogenoemde hybride producten betreffen cd’s of dvd’s die voldoen aan de voorwaarden voor toepassing van de tabelpost, terwijl tevens is voorzien in toekomstige updates van die informatie (en/of links naar het internet). Als de oorspronkelijke cd of dvd zonder de latere updates zelfstandig is te gebruiken, is daarop het verlaagde btw-tarief van toepassing. Als sprake is van één betaling vooraf voor zowel het basisproduct als voor de latere update(s) is het verlaagde btw-tarief van toepassing op die betaling (vergoeding). Daarbij is niet relevant in welke vorm de update(s) wordt/worden verstrekt (op een fysieke drager of via downloaden van internet).
Als voor de latere updates apart moet worden betaald kan sprake zijn van de volgende situaties:
1. De update moet worden aangemerkt als een bijkomende prestatie bij het basisproduct en is als zodanig niet zelfstandig te gebruiken. In dat geval is steeds het verlaagde btw-tarief van toepassing, dus zowel als de update wordt geleverd op een fysieke drager als wanneer de update wordt geleverd via internet;
2. De update kan niet worden aangemerkt als bijkomend, maar heeft een zelfstandige betekenis. Als de update wordt geleverd op een fysieke drager (cd, dvd) en ook overigens voldoet aan de voorwaarden van de tabelpost, is daarop het verlaagde btw-tarief van toepassing. Als de update wordt geleverd in de vorm van een link naar het internet die door de afnemer moet worden gedownload, is sprake van een dienst waarop het algemene btw-tarief van toepassing is.
5. Als gelijktijdig met de levering van de CD/DVD de op dat moment beschikbare updates worden ‘meegeleverd’ is op het geheel het verlaagde tarief van toepassing. Ná dat moment verschijnende updates vallen echter onder het algemene tarief (nu 19%). Hierbij is niet van belang op of deze updates worden ‘geleverd’ op een fysieke drager of niet.
6. Als onder de benaming ‘update’ digitale informatie wordt geleverd op een cd/dvd die zelfstandig is te gebruiken en die ook overigens voldoet aan alle voorwaarden voor toepassing van de tabelpost is daarop het verlaagde tarief van toepassing.
7. Indien internetlinks kunnen worden aangemerkt als accessoir aan de informatie die op de cd/dvd staat en daarvoor éénmalig bij de levering van de cd/dvd een vergoeding wordt berekend, kan op het geheel het verlaagde tarief worden toegepast.
8. ‘Onderwijsinstelling’. Een onderwijsinstelling is een instelling die is genoemd of bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel o, van de Wet op de omzetbelasting 1968 juncto artikel 8 van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968. Daaronder vallen ook instituten die beroepsonderwijs verstrekken als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van het Uitvoeringsbesluit en die niet zijn opgenomen in het Register Kort Beroeps Onderwijs, maar die overigens hetzelfde onderwijs verstrekken als instituten die wél daarin zijn opgenomen.
Kopieerboeken zijn losbladige uitgaven met te kopiëren lesmateriaal, vervat in een ringband die speciaal voor de boeken is ontworpen. De boeken vallen onder het verlaagde tarief. Het gekopieerde lesmateriaal wordt gebruikt in de lessen en wordt opgeborgen in een ringband. De ringbanden met de kopieën kunnen eveneens delen in het verlaagde tarief.
Brochures kunnen als boeken in de zin van deze post worden aangemerkt als het betreft drukwerken die bestaan uit minimaal 32 pagina’s, die zijn voorzien van een omslag en die als een geheel zijn aaneengehecht.
Een drukwerk bestaande uit een bundel kaarten dat in een hoek is voorzien van een hechtpin waardoor de kaarten tot een waaier kunnen worden gedraaid, kan door de verschijningsvorm niet als een boek worden aangemerkt. Ditzelfde geldt voor een bundel aaneengehechte bladen als het de bedoeling is dat de bladen door de gebruiker worden losgemaakt.
Als een boek opnieuw wordt ingebonden of gekartonneerd dan verricht de binder een (inbind)dienst die is belast naar het algemene tarief. Is er na het inbinden een nieuw boek ontstaan, dat wil zeggen een boek dat daarvoor niet bestond, dan verricht de binder een dienst die bestaat uit het opleveren van een nieuw boek. Deze dienst valt op grond van post b 16 onder het verlaagde tarief.
Het inbinden van een aantal tijdschriften – bijvoorbeeld een jaargang –, wordt aangemerkt als de oplevering van een nieuw boek. Deze dienst valt op grond van post b 16 onder het verlaagde tarief.
Onder de post vallen uitgaven die regelmatig verschijnen, dat wil zeggen minstens drie maal per jaar op (nagenoeg) vaste tijdstippen. Onder de post vallen ook:
– uitgaven die gedurende één of meer gedeelten van het jaar – bijvoorbeeld bepaalde seizoenen – regelmatig verschijnen;
– uitgaven die met onregelmatige tussenpozen, maar wel elk kalenderjaar op dezelfde tijdstippen of over dezelfde tijdvakken, verschijnen.
Uitgaven die regelmatig verschijnen zullen doorgaans een aanwijzing bevatten waaruit die regelmaat blijkt, bijvoorbeeld de vermelding ‘verschijnt x maal per jaar’.
Onder de post vallen de gewone dagbladen, weekbladen en tijdschriften. Daarnaast kunnen bijvoorbeeld – als aan de hiervoor genoemde periodiciteiteis is voldaan – onder de post worden gerangschikt:
– gidsen van woningbureaus;
– kwartaalverslagen en dergelijke van bedrijven;
– oude exemplaren van tijdschriften (ook als het tijdschrift niet meer verschijnt);
– personeelsbladen;
– verenigingsbladen.
Gemeenten en andere organisaties reserveren soms een of meer advertentiepagina’s in huis-aan-huisbladen. Dergelijke pagina’s zijn niet aan te merken als een zelfstandige periodieke uitgave, ook niet als zij zijn voorzien van een eigen kop, een afzonderlijke jaargang- en nummeraanduiding en een colofon.
Het komt voor dat tijdschriften samen met een bijvoegsel, bijvoorbeeld een receptenboekje, kortingsbonnen, cd’s of cd-roms in één (plastic) verpakking worden geleverd. De beoordeling of sprake is van één of meer leveringen gebeurt met inachtneming van de criteria die het Hof van Justitie te Luxemburg in het arrest van 25 februari 1999, nr. C-349/96 (Card Protection Plan) heeft aangelegd. Dat zal in nagenoeg alle gevallen betekenen dat de vergoeding moet worden gesplitst in een deel dat betrekking heeft op het tijdschrift (verlaagd tarief) en een deel dat betrekking heeft op de cd of cd-rom (algemeen tarief/zie onderdeel 2.2.3). Bij relatief kleine en/of eenvoudige bijgevoegde artikelen als receptenboekjes en kortingsbonnen zal doorgaans sprake zijn van bijkomstige leveringen. De hele vergoeding is dan onderworpen aan het verlaagde tarief.
Bij dagbladen, weekbladen, tijdschriften en andere minstens driemaal per jaar periodiek verschijnende uitgaven in de zin van deze post betreft het drukwerk. Informatie die op een andere manier wordt aangeboden valt niet onder de post. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan de volgende leveringen en diensten:
– abonnee- en kabeltelevisie;
– cd’s, cd-i’s, cd-roms, dvd’s, diskettes en magneetbanden;
– compactcassettes, videobanden en grammofoonplaten;
– het internet;
– het per faxbericht of e-mail verzenden van (bijvoorbeeld) een nieuwsbrief.
De post is niet van toepassing op drukwerk dat hoofdzakelijk is aan te merken als reclamemateriaal. Drukwerk waarbij het stimuleren van de verkoop van goederen of het gebruik maken van diensten voorop staat of doel op zich is (zoals reclamebiljetten van winkelketens, veilingcatalogi en brochures van reisorganisaties, hotelketens en dergelijke waarin reizen en accommodaties worden aangeboden) is daarom belast naar het algemene tarief.
Reisgidsen, hotelgidsen en campinggidsen zijn geen reclamematerialen wanneer zij een min of meer algemene omschrijving bevatten van bijvoorbeeld de bezienswaardigheden en accommodaties in een bepaalde streek. Studiegidsen van universiteiten zijn ook niet aan te merken als reclamemateriaal. Dit geldt ook als het gaat om gidsen van volksuniversiteiten en dergelijke die een overzicht geven van de cursussen waarvoor men zich kan inschrijven en de kosten van de verschillende cursussen. Deze gidsen kunnen delen in het verlaagde tarief als zij voldoen aan de kenmerken van een boek.
Het komt voor dat een ondernemer die drukwerk levert ook de opdracht krijgt om dat drukwerk (boeken; dagbladen, weekbladen, tijdschriften en andere tenminste driemaal per jaar periodiek verschijnende uitgaven)van adresbanden te voorzien, te adresseren, te bundelen en ter post te bezorgen. Niet van belang is of het drukwerk digitaal of offset wordt gedrukt.
Het bedrag dat voor de verzendwerkzaamheden in rekening wordt gebracht, inclusief porto- of frankeerkosten, wordt gerekend tot de vergoeding voor de levering van het drukwerk. Dit geldt ook als er voor de werkzaamheden op de factuur een afzonderlijk bedrag in rekening wordt gebracht. Als het geleverde drukwerk onder post a30 of a 31 valt, is ook de vergoeding voor de genoemde werkzaamheden onderworpen aan het verlaagde tarief.
Als niet de ondernemer die het drukwerk levert de opdracht tot terpostbezorging heeft gekregen, maar die prestatie plaatsvindt op grond van een overeenkomst tussen de postbezorger en de persoon voor wie de post wordt bezorgd, kan het verlaagde tarief ter zake geen toepassing vinden.
Als de porto- of frankeerkosten betrekking hebben op vrijgesteld postvervoer (op grond van artikel 11, eerste lid, letter m van de wet) kunnen die kosten worden behandeld als met doorlopende posten gelijk te stellen bedragen. Dit kan ook als de ondernemer in opdracht van de opdrachtgever drukwerk verzendt dat hij niet heeft geleverd. Zie artikel 8, vijfde lid, letter a van de wet, artikel 4, eerste lid letter c van het uitvoeringsbesluit en artikel 5 van de uitvoeringsbeschikking. Hieraan zijn de volgende voorwaarden verbonden:
– de opdrachtnemer moet het bedrag voor de postverzending afzonderlijk aan zijn opdrachtgever in rekening brengen;
– dit bedrag moet gelijk zijn aan het bedrag dat de opdrachtnemer voor de postverzending daadwerkelijk aan een verlener van de universele postdienst als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel g, van de Postwet 2009 heeft betaald.
De tekst van post a 31 luidt:
‘braille-papier, braille-folie, braille-drukwerk, braille-schrijfmachines, braille-handschrijfhulpmiddelen en dergelijke braille-artikelen; uurwerken, optische leesapparaten, t.v.-leesloepen, leesplateaus, oriëntatie-hulpmiddelen, steun-, tast- en herkenningsstokken speciaal ontworpen voor persoonlijk gebruik door blinden en slechtzienden; blindengeleidehonden; andere bij ministeriële regeling aan te wijzen hulpmiddelen die speciaal zijn ontworpen dan wel bestemd voor het exclusieve en persoonlijke gebruik door blinden en slechtzienden; leespennen en andere apparatuur met een vergelijkbare functie, alsmede programmatuur, die speciaal zijn ontworpen voor gebruik door dyslectici;’
De opsomming van de hulpmiddelen is limitatief. Niet alle hulpmiddelen voor blinden en slechtzienden vallen daardoor onder de post, maar alleen de specifiek aangewezen hulpmiddelen. Bovendien wordt aan die hulpmiddelen de eis gesteld dat zij speciaal zijn ontworpen voor persoonlijk gebruik door de visueel gehandicapten. (Blindengeleidehonden vallen onder de post. Voor zogenoemde hulphonden zie onderdeel 16 van de toelichting op post a 35.)
Sinds 1 januari 1998 kan de lijst van de onder de post opgenomen hulpmiddelen worden aangevuld en aangepast bij ministeriële regeling.
Computerapparatuur die uitsluitend door blinden kan worden gebruikt, valt onder de post. Het gaat bijvoorbeeld om (draagbare) notebookcomputers met een niet los te koppelen brailletoetsenbord.
Braillehardware en -software kunnen onder de post worden ingedeeld als het gaat om los leverbare brailleaanpassingen voor computerapparatuur. Voorbeelden hiervan zijn brailleleesregels, -printers, -toetsenborden.
Een notebookcomputer waaraan met klittenband een brailleleesregel is bevestigd, valt niet onder de post. Braillezetmachines vallen niet onder de post omdat zij niet zijn ontwikkeld voor het persoonlijke gebruik door de blinde zelf.
Optische leesapparaten zijn toestellen die een in zwartdruk op papier aangebrachte tekst rechtstreeks omzet naar een vorm die door blinden of slechtzienden kan worden waargenomen. Dit kan zijn een speciaal voor dit doel ontworpen monitor, geluid (gesproken tekst), brailletekens of reliëfletters. De apparaten moeten de tekst automatisch, zonder de tussenkomst van de visueel gehandicapte, omzetten. Het geheel vormt een gesloten circuit dat speciaal is opgesteld voor het lezen van een tekst en dat bestaat uit een camera die is verbonden met een monitor.
In artikel 34 van de uitvoeringsbeschikking zijn de aangewezen hulpmiddelen opgenomen:
‘Als hulpmiddelen die speciaal zijn ontworpen dan wel bestemd voor het exclusieve en persoonlijke gebruik door blinden en slechtzienden als bedoeld in de bij de wet behorende tabel I, onderdeel a, post 31, worden aangewezen:
a. sprekende koortsthermometers, bloedsuikermeters en bloeddrukmeters die worden aangewend voor zelfdiagnose;
b. programmatuur, alsmede de hiermee samenhangende apparatuur, die door middel van zogeheten spraakoutput er specifiek op is gericht visueel gehandicapten in staat te stellen om met computers te werken;
c. programmatuur die grafische besturingssystemen omzet in voor zogeheten spraakoutput en brailleschrift begrijpelijke informatie;
d. programmatuur die erop is gericht om conventionele geschriften met behulp van een scanner om te zetten in een door een computer te gebruiken tekst waardoor deze geschriften toegankelijk worden voor visueel gehandicapten;
e. programmatuur die erop is gericht de weergave op het beeldscherm van een computer te vergroten en/of te laten contrasteren;
f. bijzondere gezichtshulpmiddelen voor slechtzienden die gewoonlijk door een arts of een optometrist worden voorgeschreven en individueel worden aangemeten, te weten: op of in een bril gemonteerde kijkerloepsystemen; telescoop- en prismaloepbrillen, de daarbij behorende opsteeklenzen daaronder begrepen; in een brilmontuur of brilglazen aan te brengen vergroot- en loepglazen; filterlenzen en -toepassingen en filterglazen bestemd voor een selectieve absorptie van meer dan 400 Nn van het licht met korte golflengte; alsmede tafelloepsystemen, al dan niet voorzien van verlichting, voor vergrotingen tot Nn 2X en bijbehorende toebehoren, en monoculaire handtelescopen.
Artikel 34 uitvoeringsbeschikking ziet niet op producten die kunnen worden aangemerkt als massa-artikelen die doorgaans ook door niet-visueel gehandicapten worden gebruikt. Sprekende weegschalen vallen daarom niet onder de post.Hulpmiddelen die zijn ontworpen en bestemd voor één specifieke visueel gehandicapte vallen ook niet onder de in dit artikel bedoelde hulpmiddelen.
Het gaat hierbij om computertoepassingen die visueel gehandicapten in staat stellen met computers te werken door een volledige sprekende besturing. De spraakoutput wordt gebruikt door slechtzienden om teksten beter te lezen of als hulpmiddel om via een computer verzonden berichten (e-mail) te kunnen ontcijferen c.q. verstaan zonder eerst andere toepassingen te moeten afsluiten.
Deze software maakt het mogelijk om (grafische) besturingssystemen, die doorgaans werken met vensters en iconen, om te zetten in een voor visueel gehandicapten toegankelijk besturingssysteem. De door de computer verstrekte informatie wordt gelezen en/of gebruikt in combinatie met een brailleleesregel of een spraakoutput.
De genoemde gezichtshulpmiddelen zijn bestemd voor (ernstig) slechtzienden. Deze hulpmiddelen worden individueel aangemeten en door een arts of een optometrist voorgeschreven.
Telescoop- en prismalooksystemen worden apart in of op een bril gemonteerd. Een telescoopsysteem heeft een vergroting tot binoculair Nanometer (hierna: Nn) 3x en een prismaloep vergroot tot binoculair Nn 8x. Deze vergrotingswaarden komen pas tot uitdrukking als het hulpmiddel individueel wordt afgesteld.
Monoculaire vergrotingsystemen maken het mogelijk om ver weg te kijken en zodoende bewegwijzering en straatnamen te lezen. In deze categorie worden ook aangewezen kijker/loepsystemen die een gezichtsveldverbredende werking hebben. Hierbij valt te denken aan het groothoeksysteem, het Galilei systeem en een aplanatisch systeem. Een omgekeerd Galilei-systeem verruimt het gezichtsveld voor de groep slechtzienden die een kokergezichtsveld hebben, zoals bij Tapeto Retinale Dystrofie.
Verder zijn aangewezen filterlenzen en filterglazen met een selectieve absorptie van het licht met een korte golflengte, al dan niet photochromatisch, mede gebruikt voor monochromasie van de blauwe kegeltjes en albinisme. Deze absorptie reikt verder dan enkel filtering van de UVB – UVA-straling.
Monoculaire handtelescopen zijn kleine monoculaire vergrotingssystemen die door slechtzienden als incidenteel te gebruiken aanvullend hulpmiddel manueel worden gebruikt.
Spraaksoftware en vergrotingssoftware voor GSM is software waarmee een gewone GSM door visueel gehandicapten kan worden bediend. Deze software is specifiek voor visueel gehandicapten ontwikkeld. De software is echter niet in de post genoemd en valt daar dus niet onder.
Aan de in de post opgenomen hulpmiddelen kunnen passingen worden verricht. Met het begrip passingen wordt gedoeld op het aanpassen aan de individuele handicaps van de gebruiker van het desbetreffende hulpmiddel. In feite heeft de passing ten doel het medische hulpmiddel gebruiksklaar te maken of te houden. De hiervoor in rekening gebrachte paskosten kunnen delen in het verlaagde tarief.
Aan de post zijn per 1 januari 2007 leespennen en andere apparatuur met een vergelijkbare functie, en programmatuur speciaal ontworpen voor gebruik door dyslectici, toegevoegd.
De leespen lijkt op een schrijfpen. In de pen is een microcomputer met scanner en spraakfunctie ingebouwd. De pen stelt dyslectici in staat om zelfstandig te lezen.
Speciaal ontworpen programmatuur is bijvoorbeeld software die ervoor zorg draagt dat bestaande tekst hardop wordt voorgelezen, waarbij een speciale cursor het meelezen vergemakkelijkt, of die er voor zorgt dat getypte teksten hardop worden voorgelezen, woorden fonetisch worden gespeld of woorden die hetzelfde klinken maar verschillende betekenissen hebben van een korte uitleg of van een plaatje worden voorzien.
De tekst van post a 32 luidt:
‘gas en minerale olie voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwproducten. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld inzake de toepassing van deze post;’
Als tuinbouwproducten worden aangemerkt: groenten, fruit en sierteeltproducten.
Bij verwarming ter bevordering van het groeiproces gaat het om het verwarmen van kassen en warenhuizen waarin tuinbouwproducten worden gekweekt.
Verder kunnen onder de post worden gerangschikt de levering van gas en minerale olie als die producten worden gebruikt voor:
– de verwarming van bloembollenschuren voor bloemknopbevordering en kwaliteitsbehandeling van de bloembollen;
– de behandeling van bloembollen door verwarming van de grond via een buizennet;
– de teelt en het drogen van tuinbouwzaden;
– de verwarming ten behoeve van het prepareren van plantuitjes met het doel de kwaliteit van consumptie-uitjes te verbeteren;
– de opwekking van stoom voor het ontsmetten van tuinbouwgronden;
– het stomen (kiemvrij maken) van de mest die benodigd is voor het kweken van champignons;
– de verwarming van champignoncellen;
– de bestrijding van nachtvorst in boomgaarden met kachels;
– het forceren van rabarber en witlof;
– het in cellen in bloei trekken van trekheesters.
Bij het gebruik van petroleum voor verwarmingsdoeleinden ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwproducten komt kooldioxide (CO2) vrij, die vaak wordt gebruikt om de groei van de tuinbouwproducten in gunstige zin te beïnvloeden. Als de petroleum uitsluitend voor het opwekken van kooldioxide wordt gebruikt, is de levering ervan belast naar het verlaagde btw-tarief.
In de artikelen 34a tot en met 34c van de uitvoeringsbeschikking zijn nadere regels gesteld. Er zijn twee regelingen te onderscheiden:
– bij de levering van gas door middel van pijpleidingen aan tuinbouwers mogen de leverancier en de netbeheerder onder bepaalde voorwaarden direct het verlaagde tarief toepassen;
– bij de levering van minerale olie en van op andere wijze gedistribueerd gas wordt het verlaagde tarief via een teruggaaf aan de tuinbouwer – van het verschil tussen het algemene en het verlaagde tarief – geëffectueerd.
De leverancier die gas door middel van pijpleidingen aan een tuinbouwer levert, mag op grond van artikel 34a van de uitvoeringsbeschikking voor die levering het verlaagde tarief toepassen. De leverancier moet een door de tuinbouwer ondertekende verklaring kunnen overleggen waaruit blijkt dat deze het gas gebruikt voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwproducten. De leverancier moet bij de aanvang van het kalenderjaar per aansluiting over een verklaring beschikken. Als slechts een gedeelte van het gas niet wordt gebruikt voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwproducten maar bijvoorbeeld voor de verwarming van een kantine, kantoorruimte, handelsactiviteiten of nevenactiviteiten, moet dit in de verklaring worden vermeld. Dat gedeelte moet in een percentage van het totale verbruik worden uitgedrukt.
Als door een onjuiste verklaring van een tuinbouwer te weinig belasting is voldaan, moet die belasting met toepassing van artikel 20, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van de tuinbouwer worden nageheven.
Ik keur goed dat deze regeling ook wordt toegepast bij de levering van warmte door middel van een ondergronds leidingennet voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwproducten. Dit kan bijvoorbeeld stadsverwarming zijn. Alle regels en aanwijzingen die zijn opgenomen in artikel 34a van de uitvoeringsbeschikking en in onderdeel 4.2.1 en 4.2.3 zijn van overeenkomstige toepassing.
Voor het indienen van de verklaring geldt de volgende procedure. De tuinder moet de verklaring voorafgaand aan de levering aan zijn leverancier en de netbeheerder verstrekken om voor toepassing van het verlaagde tarief in aanmerking te komen. De verklaring moet de volgende gegevens bevatten:
– de dagtekening;
– naam en adres van de afnemer;
– naam en adres van de leverancier c.q. de netbeheerder.
Voorts verwerkt de tuinbouwer in de verklaring de overige gegevens die volgens artikel 34a van de uitvoeringsbeschikking zijn vereist.
Volstaan kan worden met een eenmalige verklaring.
Bij wijziging van de gegevens moet de tuinbouwer binnen zes weken na die wijziging een nieuwe verklaring aan de leverancier en de netbeheerder sturen. Als het aardgas niet langer wordt gebruikt voor tuinbouwdoeleinden trekt de tuinbouwer zijn verklaring binnen zes weken in.
Soms wordt een deel van het geleverde gas door de tuinbouwer gebruikt voor privédoeleinden (bijvoorbeeld huishoudelijk gebruik) en is geen aparte gasmeter voor het woonhuis aanwezig. Het verlaagde tarief is niet van toepassing op het privé-gebruik. Voor de energiebelasting is in de Wet belastingen op milieugrondslag bepaald dat 5000 m3 over een verbruiksperiode van twaalf maanden voor privé-gebruik in de heffing wordt betrokken als dat privé-gebruik niet afzonderlijk wordt gemeten. Voor de omzetbelasting wordt hierbij aangesloten. Bij verbruiksperioden korter dan twaalf opeenvolgende maanden wordt het privé-gebruik tijdsevenredig berekend over 5000 m3 gas. In het tijdvak waarin de jaarlijkse afrekening wordt ontvangen moet afrekening voor dit privégebruik plaatsvinden.
Als het gas niet door middel van een pijpleiding wordt geleverd maar bijvoorbeeld in flessen of bulk (propaan of butaan) kan de leverancier het verlaagde tarief niet toepassen. De teruggaafregeling voor minerale olie is dan van toepassing (zie onderdeel 4.3).
De vergoedingen/kosten ter zake van de verrichtingen die rechtstreeks verband houden met de levering en het transport van gas voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwproducten delen in de toepassing van het verlaagde tarief. Het betreft de volgende verrichtingen:
– de meterhuur voor het (ver)plaatsen, onderhouden en herstellen van gasmeters;
– de onder de benaming ‘leidinghuur’, ‘onderhoud dienstleiding’, ‘aansluitkosten’ en dergelijke aan de afnemers berekende kosten voor aanleg, aansluiting en onderhoud van een dienstleiding;
– de vergoeding voor netuitbreiding dan wel -verzwaring;
– de vergoeding voor het aansluiten van een onroerende zaak van een tuinder op het openbare leidingnet;
– de vergoeding voor het aanleggen en verwijderen van een tijdelijke aansluiting;
– de vergoeding voor het beschikbaar houden van transportcapaciteit voor tuinders;
– de vergoeding voor het inspecteren van aansluitingen binnen het tuindersbedrijf en het controleren van meetinrichtingen;
– de vergoeding voor het aan- en afsluiten bij de aanvang of het einde van de levering van gas;
– de transport- en arbeidskosten ter zake van de levering van gas aan tuinbouwbedrijven bij tijdelijke aansluitingen;
– de vergoeding voldaan om de afsluiting van de gastoevoer wegens wanbetaling te voorkomen;
– administratiekosten;
– de kosten voor dataverwerking en marktfacilitering;
– factureringskosten;
– kosten voor datacollectie.
De bijkomende verrichtingen kunnen alleen delen in het verlaagde tarief als zij tezamen met de levering en het transport van gas door één en dezelfde ondernemer worden uitgevoerd.
Het verlaagde tarief is van toepassing op de levering van minerale olie en/of bulk- en flessengas bestemd voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwproducten. Dat gebeurt door middel van een teruggaaf aan de tuinbouwers.
Voor het aanvragen van de teruggaaf geldt de volgende procedure.
Het aangifteformulier waarmee de aanvrager teruggaaf kan verzoeken bij de Belastingdienst kan worden gedownload van de internetsite van de Belastingdienst: www.belastingdienst.nl. Op het aangiftebiljet vermeldt de tuinbouwer de gegevens die op grond van artikel 34b van de uitvoeringsbeschikking zijn vereist. Ook moet op het aangifteformulier worden aangegeven waarvoor de minerale olie wordt gebruikt.
Het verzoek om teruggaaf wordt ingediend bij het bevoegde kantoor van de Belastingdienst binnen drie maanden na afloop van elk kalenderkwartaal. Bij het verzoek moeten de aankoopfacturen van de olie en/of het bulk- of flessengas worden gevoegd.
De tekst van post a 34 luidt:
‘invalidenwagentjes en invalidenkrukken; sta-opstoelen; hooglaagbedden;
Een invalidenwagentje is een vervoermiddel dat is ingericht om te worden gebruikt door een invalide of een minder valide. Onder de post vallen ook motorvoertuigen die zijn ingericht om te worden gebruikt door een invalide. Hiervan is sprake als het desbetreffende voertuig in het maatschappelijk verkeer op basis van bestemming en presentatie als invalidenvoertuig wordt beschouwd. Zo vallen bijvoorbeeld voertuigen die worden aangedreven door een elektromotor of een verbrandingsmotor met een cilinderinhoud van ten hoogste 250 cm3 onder de post.
Scootmobiels worden doorgaans aangeschaft in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning. Een scootmobiel die wordt aangemerkt als een invalidenvoertuig in de zin van de Wegenverkeerswet is een invalidenwagentje in de zin van de post.
Een specifiek voor een invalide aangepaste personenauto valt niet onder de post.
Onder onderdelen en toebehoren van invalidenwagentjes worden alleen die artikelen begrepen die een noodzakelijke functie vervullen bij het gebruik van invalidenwagentjes. Zonder die onderdelen en toebehoren is een invalidenwagentje in technisch en functioneel opzicht niet compleet.
(Onder)delen en toebehoren die tot de normale uitrusting van invalidenwagentjes behoren en met die wagentjes op grond van één overeenkomst en voor één prijs worden geleverd, worden samen met de wagentjes als één goed beschouwd. De levering van dat goed is belast naar het verlaagde tarief.
(Onder)delen en toebehoren van invalidenwagentjes die afzonderlijk worden geleverd, mogen alleen onder de post worden gerangschikt als zij specifiek zijn vervaardigd en bestemd voor gebruik in invalidenwagentjes.
Voorbeelden van onderdelen en toebehoren van een invalidenwagentje die onder de post kunnen worden gerangschikt:
– driewielers die zijn uitgerust met een draagplateau waarop een invalidenwagentje kan worden vervoerd;
– fietsen zonder voorwiel met zodanige voorzieningen dat zij aan een invalidenwagentje kunnen worden gekoppeld;
– antidecubituskussens, zowel als onderdeel als afzonderlijk geleverd van het invalidenwagentje, nu deze kussens hoofdzakelijk worden gebruikt in invalidenwagentjes;
– de handbike, een onderdeel van een invalidenwagentje dat de inzittende in staat stelt te rijden door middel van een soort trapbeweging die met de handen wordt gemaakt;
– de accu als onderdeel van een elektrisch aangedreven invalidenwagentje.
Voorbeelden van onderdelen en toebehoren van een invalidenwagentje die niet onder de post kunnen niet worden gerangschikt:
– kledingstukken die wat betreft pasvorm voor gebruikers van een invalidenwagentje zijn aangepast (jassen, colberts, pantalons, blouses, ondergoed e.d.);
– artikelen die zijn bestemd om gebruikers van een invalidenwagentje tegen regen of koude te beschermen (bijv. regenhoezen of -capes, beenbekleding, schootkleden e.d.);
– voorzieningen die de toegankelijkheid van gebouwen, woningen en trottoirs voor invalidenwagentjes verbeteren, zoals zogenoemde vlinderopritten;
– een losse acculader.
Voor gehandicapten worden diverse soorten zitsystemen en -elementen aangeboden. Deze zijn speciaal voor gehandicapten ontworpen en vervaardigd en kunnen op verschillende soorten verrijdbare onderstellen zijn gemonteerd.
Deze zitsystemen en -elementen zijn te onderscheiden in:
– systemen die zich niet of nauwelijks lenen voor gebruik als vervoermiddel. Het gaat hier om zitorthesen/zitelementen die zijn gemonteerd op een onderstel met kleine zwenkwieltjes. Deze zitsystemen kunnen niet worden aangemerkt als invalidenwagentjes in de zin van de post;
– systemen die worden gebruikt als zitmeubel en vervoermiddel. Het gaat om zitorthesen/zitelementen die zijn gemonteerd op een onderstel met luchtbanden. Deze zitsystemen kunnen op één lijn worden gesteld met de in de post bedoelde invalidenwagentjes.
De levering van een zogenoemde trippelstoel valt onder de post. De trippelstoel is een verrijdbare stoel waarbij tussen de voorwielen extra ruimte is vrijgehouden voor de voeten. De stoel is een hulpmiddel waarmee mensen met lichamelijke beperkingen stabiel kunnen zitten en zich kunnen verplaatsen in huis. De stoel kan zo hoog worden gezet dat men een positie bereikt vergelijkbaar met rechtop staan. Een voorwaarde is dat de stoel is voorzien van een elektrische verstelling.
Wandelwagens die speciaal zijn aangepast voor het gebruik door een gehandicapt kind (de zogenoemde invalidenkinderbuggy) vallen onder de post.
Verrijdbare douche- en toiletstoelen vallen onder de post.
De volgende apparaten en voorzieningen zijn niet onder invalidenwagentjes te rangschikken:
– patiënten-heftoestellen;
– invalidenliftjes (bijvoorbeeld mono-liften);
– sta-orthesen (hulpmiddelen om gehandicapten te verticaliseren);
– ligorthesen (hulpmiddelen ter ondersteuning dan wel correctie van de romp of bepaalde lichaamsdelen van gehandicapten), al dan niet gemonteerd op een verrijdbaar onderstel.
Onder de post vallen alle soorten hand-, onderarm- en okselsteunkrukken.
Looprekken en rollators vallen ook onder de post. Ook (onder)delen en toebehoren van invalidenkrukken zoals fixatievoorzieningen, steunen e.d. vallen onder de post als zij voor de krukken zijn vervaardigd en bestemd.
Gewone wandelstokken vallen niet onder de post.
Sta-opstoelen worden gebruikt door personen die door functiestoornissen niet (meer) in staat zijn om vanuit normale zithoogte zelfstandig op te staan. Een sta-opstoel bevat een motor die het zitgedeelte en het ruggedeelte (de zgn. sta-oplift) omhoog beweegt, zodat de gebruiker wordt geholpen bij het opstaan.
Onder de post vallen ook stoelen die naast de sta-oplift nog van andere motoren c.q. mogelijkheden zijn voorzien, zoals een kantelverstelling (voor het gelijktijdig kantelen van rugleuning en zitting, zonder dat de zithoek wijzigt), een rugverstelling (voor het verstellen van de rugleuning) en een voetenbankverstelling (voor het verstellen van de voetensteun). Deze stoelen worden doorgaans aan de zorgverzekeraar geleverd, die de stoelen vervolgens aan de verzekerden in bruikleen verstrekt. Een sta-opstoel die meer het karakter heeft van een relaxfauteuil en is voorzien van een handmatig pneumatisch of hydraulisch pompsysteem, valt niet onder de post.
Voor het herstellen van sta-opstoelen wordt verwezen naar onderdeel 2 van de toelichting bij post b 1.
Hooglaagbedden zijn bedden die zijn voorzien van een transfersysteem (waarmee het liggedeelte in zijn geheel omhoog en omlaag kan worden gebracht) of een keermechanisme (waarmee de patiënt van de rug op de zijde of de buik wordt gedraaid). Het transfersysteem of het keermechanisme wordt aangedreven door een aan het bed aangebrachte motor.
Het gaat om bedden die pas worden verstrekt nadat de medische indicatie is aangetoond. De bedden moeten speciaal zijn bedoeld om te worden gebruikt in ziekenhuizen en verpleeginrichtingen of, al dan niet verstrekt via een thuiszorginstelling, door een gehandicapte of zieke thuis.
Het verlaagde tarief geldt voor de levering van het hooglaagbed. Als gelijktijdig met de levering van het hooglaagbed accessoires worden meegeleverd die specifiek voor het hooglaagbed zijn vervaardigd en bestemd delen deze accessoires (zoals een bedgalg, afneembare zijhekken, het hoofd- en voeteneinde en de eventuele tentopbouw) in het verlaagde tarief. Accessoires die niet gelijktijdig met het hooglaagbed worden geleverd zijn echter belast naar het algemene tarief1.
Aan de in de post opgenomen hulpmiddelen kunnen passingen worden verricht. Met het begrip passingen wordt gedoeld op het aanpassen van een medisch hulpmiddel aan de individuele handicaps van de gebruiker van het desbetreffende hulpmiddel. In feite heeft de passing ten doel het medische hulpmiddel gebruiksklaar te maken of te houden. De hiervoor in rekening gebrachte paskosten kunnen delen in het verlaagde tarief.
De tekst van post a 35 luidt:
‘kunstledematen, te weten: arm-, hand-, been- en voetprothesen; hulpmiddelen die speciaal zijn ontworpen voor het overnemen van de fixatiefunctie van een niet of slecht functionerende hand; beenbeugels, breukbanden en kunstgewrichten; kunstogen, -oren en -nieren; aangezichts-, borst-, neus- en larynxprothesen, chirurgische implanteringsprothesen; hart- en spierstimulatoren; gehoorapparaten en andere bij ministeriële regeling aan te wijzen hulpmiddelen die speciaal zijn ontworpen dan wel bestemd voor het exclusieve en persoonlijke gebruik door doven en slechthorenden; oorapparaten tegen stotteren; hulpmiddelen voor stomapatiënten; orthopedisch schoeisel; hulpmiddelen die speciaal zijn ontworpen voor het uittrekken van therapeutische elastische steunkousen; orthopedische maatkorsetten; delen, onderdelen en toebehoren, kennelijk bestemd voor de hiervoor genoemde goederen;’
Het geven van adviezen door een prothesemaker valt buiten het toepassingsbereik van de post.
Sinds 1 januari 2002 geldt voor de toepassing van het verlaagde tarief voor de levering van hulpmiddelen (andere dan gehoorapparaten) die speciaal zijn ontworpen dan wel bestemd voor het exclusieve en persoonlijke gebruik door doven en slechthorenden dat zij moeten zijn aangewezen bij ministeriële regeling (artikel 35 uitvoeringsbeschikking).
Losse (onder)delen en toebehoren van de in de post vermelde goederen vallen alleen dan onder de post, als zij speciaal voor die goederen zijn vervaardigd en bestemd en nodig zijn voor de goede werking van die goederen.
Het overnemen van de fixatiefunctie heeft betrekking op de situatie dat een persoon de niet of slecht functionerende hand gebruikt om een voorwerp vast te houden of tegen te houden (te fixeren) en zijn andere hand gebruikt om het voorwerp feitelijk te kunnen gebruiken. Het hulpmiddel neemt de fixatiefunctie over, zodat de andere hand, die nog goed functioneert, de gewenste handelingen met het voorwerp kan verrichten (bijv. het openen van een fles). Bladomslag- en eetapparaten kunnen niet worden aangemerkt als hulpmiddelen die de fixatiefunctie van een slecht of niet functionerende hand overnemen.
Onder de tabelpost valt niet alleen een volledig kunstoog. Een scleraschaal kan ook onder de post worden gerangschikt. Een scleraschaal is een ‘schelpje’ dat over een blind oog wordt gedragen. De kleur en de tekening van de scleraschaal zijn gelijk aan die van het gezonde oog.
Ook een scleralens met iristekening valt onder de post. Deze lens heeft de vorm van een grote contactlens en wordt gebruikt bij oogbeschadigingen waarbij het gezichtsvermogen totaal is verdwenen. De scleralens zonder iristekening die wordt gebruikt bij gezichtsbeschadigingen waarbij nog wel gezichtsvermogen aanwezig is, valt niet onder de post; de toepassing van deze lenzen heeft tot doel het gezichtsvermogen te corrigeren.
Een zogenoemde keratoconuslens die speciaal wordt gemaakt voor mensen met een afwijkend hoornvlies valt niet onder de post. Deze lens wordt gedragen door mensen met een te corrigeren gezichtsvermogen die een moeilijke oogmaat hebben.
Een kunstnier is een installatie die – buiten het menselijk lichaam – de zuiveringsfunctie van de nier aanvult of vervangt. Bij gebruik van een kunstnier stroomt het bloed vanuit het menselijk lichaam naar de kunstnier. Daar wordt het bloed gezuiverd waarna het weer terugstroomt naar het lichaam. Voor deze bloedstroom wordt gebruik gemaakt van een kunstmatig ‘vaatsysteem’ bestaande uit bloedlijnen, naalden en katheters. Dit kunstmatige vaatsysteem kan niet worden aangemerkt als een (onder)deel of toebehoren van de kunstnier; het systeem zorgt alleen voor het transport van het bloed van en naar de kunstnier en vervult op zichzelf geen functie bij de daadwerkelijke zuivering van het bloed. Op de levering van het vaatsysteem is het verlaagde tarief niet van toepassing.
De bij nierdialyse te gebruiken afdrukklemmen en stoelen zijn geen (onder)deel of toebehoren van de kunstnier. De functie die deze artikelen in het kader van de nierdialyse vervullen houdt geen verband met de werking van de kunstnier zelf. Het verlaagde tarief kan niet worden toegepast op de levering van deze artikelen.
De bij nierdialyse te gebruiken fistulanaalden en femoralis-subclaviakatheters vallen niet onder de post. Het betreft injectienaalden en katheters die dusdanig zijn geconstrueerd dat binnen korte tijd probleemloos een relatief grote hoeveelheid bloed van de patiënt kan worden afgenomen. De bij het kunstmatige vaatsysteem gebruikte katheters vallen onder post a 37.
CAPD-warmteboxen kunnen niet onder de post worden gerangschikt. CAPD-warmteboxen (CAPD = Continue Ambulante Peritoneale (= via het buikvlies) Dialyse) zijn boxen waarmee bij nierdialyse via het buikvlies de dialysevloeistof wordt verwarmd tot lichaamstemperatuur.
Onder chirurgische implanteringsprothesen worden verstaan producten dievia een chirurgische ingreep blijvend in het menselijk lichaam worden ingebracht om de functie van bepaalde organen over te nemen.
Voorbeelden van implanteringsprothesen die onder de post vallen:
– de stent of endoprothese, een buisvormig voorwerp dat ertoe dient delen van een beschadigd buisvormig orgaan in het menselijk lichaam (bijvoorbeeld (slag)aderen, urineleiders, galweggangen, luchtwegen en dergelijke) te vervangen;
– intra-oculaire ooglenzen, uit kunststof vervaardigde lenzen die door de oogarts bij staarpatiënten worden geïmplanteerd na verwijdering en ter vervanging van de originele ooglens;
– platen, pennen, schroeven enzovoorts die worden gebruikt bij het behandelen van breuken in het beendergestel, die in post 9021 van de Gecombineerde Nomenclatuur zijn in te delen.
Niet onder de post valt bijvoorbeeld een Tissue Expander, een ballonachtig reservoir dat tijdelijk onder de huid wordt aangebracht ter voorbereiding op een chirurgische ingreep.
Botcement valt onder de post. Botcement is een buigzame pasta die is ontstaan door samenvoeging van een poeder en een vloeistof en die wordt gebruikt voor het bevestigen van bijvoorbeeld chirurgische implanteringsprothesen en kunstgewrichten.
Producten die tijdens een chirurgische ingreep na het toevoegen van andere (vloeibare) stoffen tot een soort implanteringsprothese worden gevormd, vallen onder de post.
Producten die na het inbrengen in het menselijk lichaam ervoor zorgen dat het lichaam zelf bindweefsel aanmaakt waardoor verloren gegaan lichaamsweefsel wordt vervangen, vallen niet onder de post. Die producten vervangen immers zelf geen weefsel, ook niet als ze in het lichaam aanwezig blijven.
Weefseltransplantaten van dierlijke oorsprong worden gebruikt als alternatief voor menselijke weefseltransplantaten. Dierlijke weefseltransplantaten worden via een chirurgische ingreep in het menselijk lichaam ingebracht. Na een periode van vergroeiing en eventueel absorptie vervangen zij de functie van een bepaald (gedeelte van een) orgaan. Dierlijke weefseltransplantaten kunnen worden aangemerkt als chirurgische implanteringsprothesen als bedoeld in de post. Collageen implantaten zijn niet als chirurgische implanteringsprothesen te beschouwen. Het betreft steriele preparaten die in hoge mate gezuiverd rundercollageen bevatten en die zijn bestemd om te worden geïnjecteerd in de (menselijke) huid ter correctie van onregelmatigheden (zoals acnelittekens, fronslijnen en rimpels) in de (opper)huid.
De levering door tandartsen en tandtechnici van (volledige) tandprothesen is vrijgesteld op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, 1°, b, van de wet. De invoer en de intracommunautaire verwerving van tandprothesen zijn belast naar het algemene tarief.
De post is van toepassing op tandheelkundige implantaten die niet als volledige tandprothesen zijn aan te merken. Hierna volgen enige voorbeelden:
– kunstwortels die in de menselijke kaak worden geïmplanteerd en die de functie van de wortel van een tand of kies overnemen. Als de kunstwortel en de verankeringkraag één geheel vormen (zogenoemd 1-fase-implantaat), valt dit geheel onder de post. Genezing- en afdekschroeven die noodzakelijk zijn voor het adequaat laten vastgroeien van de kunstwortel kunnen ook onder de post worden gerangschikt;
– titanium pijlerschroeven die in de kaak worden ingebracht en na vergroeiing met het kaakbeen dienen als bevestigingspunten (‘wortels’) voor een in de kaak te verankeren brugconstructie.
Niet onder de post vallen andere artikelen, hulpmiddelen of gereedschappen die worden gebruikt voor het aanbrengen van 1- en 2-fase-implantaten of het vervaardigen/plaatsen van kronen, bruggen en gebitsprothesen. Goudkappen, opbouwen en fixatieschroeven vallen niet onder de post.
Een injectiepoort is een uit kunststof vervaardigde (ronde) 'kamer' met een diameter van enkele centimeters die via een chirurgische ingreep bij de patiënt wordt geïmplanteerd. De injectiepoort dient als opslagreservoir voor medicijnen. De katheter fungeert als transportmiddel voor de medicijnen naar de (grote) bloedvaten. De injectiepoorten worden gebruikt bij patiënten waarvan de bloedvaten niet of nauwelijks te prikken zijn. Deze injectiepoorten nemen in feite een functie van de bloedvaten (de mogelijkheid van 'aanprikken') van deze patiënten over. Als zodanig zijn deze injectiepoorten op één lijn te stellen met de in de post genoemde chirurgische implanteringsprothesen.
De combinatie van een kleine monitor om hartstroompjes te meten en een defibrillator om het hart te stimuleren kan als hartstimulator onder de post worden gerangschikt.
Spierstimulatie vindt plaats door elektrostimulatie (stimulatie door middel van elektrische stroom). Hierbij wordt gebruik gemaakt van apparaten die door middel van laag- of middelfrequente stroom spieren rechtstreeks tot activiteit aanzetten en die als spierstimulator in de handel worden gebracht.
Naar spraakgebruik moet onder een spierstimulator worden verstaan: een toestel dat zodanig rechtstreekse prikkels aan de spieren afgeeft dat deze als gevolg daarvan direct tot activiteit worden aangezet of direct daardoor in gang worden gezet om met de werking van de spier een bepaalde lichaamsfunctie te vervullen. Bijkomstig gebruik van een spierstimulator voor andere vormen van elektrotherapie – bijvoorbeeld pijnbestrijding – doet niet af aan toepassing van de post.
Een AED (automatische externe defibrillator) is aan te merken als een hart- en spierstimulator als bedoeld in deze post. Producten die nodig zijn voor de werking van het apparaat (zoals verbruiks- en vervangingsonderdelen die specifiek zijn bestemd voor de AED) volgen het tarief van de AED. Overige apart geleverde of meegeleverde goederen en accessoires die niet direct de werking van het apparaat beïnvloeden (zoals ophangkasten, beugels, tassen, oefensets) vallen niet onder de post. Ook AED-trainingsapparaten vallen niet onder de post.
Apparaten die met de prikkels die zij afgeven geen spieren in gang zetten om deze een bepaalde lichaamsfunctie te laten vervullen maar die wel een gunstig effect kunnen hebben op het functioneren van de spieren zijn geen spierstimulatoren. Zo valt bijvoorbeeld een apparaat dat door middel van een elektrische stroom spieren activeert ten behoeve van de verbetering van de gezondheid, de lichamelijke schoonheid en/of de conditie, niet onder de post.
Naar spraakgebruik zijn proprioceptieve inlegzolen (ter verbetering van de lichaamshouding) niet als spierstimulatoren aan te merken. Zie ook onderdeel 11 bij deze post en onderdeel 10 bij post a 8.
Alleen zenuwstimulatoren die door middel van elektrostimulatie zenuwen rechtstreeks tot activiteit aanzetten, kunnen onder de post worden gerangschikt. Een sporadisch gebruik voor andere doeleinden dan zenuwstimulatie staat de toepassing van het verlaagde tarief niet in de weg. Been- en armmanchetten zijn geen zenuw- of spierstimulatoren.
Apparatuur die niet uitsluitend wordt gebruikt voor spier- of zenuwstimulatie maar die een breed toepassingsgebied kent, is niet aan te merken als een spier- of zenuwstimulator in de zin van deze post. Het gaat onder meer om apparatuur die werkt door middel van ultra geluid, elektromagnetische velden of (soft) laserstraling. Bedoelde apparatuur wordt onder meer gebruikt om de doorbloeding te stimuleren, voor energieopbouw, om oxidatieprocessen op gang te brengen en voor de opbouw van de stofwisseling. Daarbij is niet van belang of de apparatuur wordt aangeschaft met het oog op de stimulatie van spieren en/of zenuwen.
Alleen gehoorapparaten die aan het lichaam worden gedragen en die zijn bedoeld voor het exclusieve en persoonlijke gebruik door dove en slechthorende personen, vallen onder de post.
Onder de post vallen niet alleen de bekende conventionele gehoorapparaten, maar ook de specifiek voor de slechthorende ontwikkelde systemen waarbij gebruik wordt gemaakt van een apparaat dat in het oor wordt gedragen in combinatie met voorzieningen die geluid verzenden naar dat apparaat.
Zo is onder de post bijvoorbeeld te rangschikken infraroodapparatuur voor de overdracht van geluid die uitsluitend verkrijgbaar is bij audiciëns. De specifiek voor de infraroodapparatuur bestemde accublokjes kunnen, ook als zij afzonderlijk worden geleverd, onder de post worden gerangschikt.
Apparaten die algemene toepassingsmogelijkheden hebben en die dus niet speciaal zijn ontwikkeld en worden aangeboden om exclusief en persoonlijk te worden gebruikt door slechthorenden vallen niet onder de post. Voorbeelden:
– koptelefoons die geluidssignalen van audioapparatuur, radio of televisie, doorgeven ongeacht of die geluidssignalen naar de koptelefoon worden overgedragen via draden of via infraroodgolven;
– apparatuur die de gebruikers in staat stelt tijdelijk beter te horen in ruimtes met relatief veel omgevingslawaai zoals conferentie- en vergaderzalen. De omstandigheid dat het ontvangstapparaat aan het lichaam wordt gedragen, vormt op zichzelf geen reden om de apparatuur onder de post te rangschikken;
– ringleidingsystemen die bestaan uit één of meerdere versterkers die zijn verbonden met de in een ruimte aanwezige geluidsbron, ringleidingdraad dat in de ruimte (bijvoorbeeld de vloer) is aangebracht en een speciale luisterspoel die in het gehoorapparaat van een slechthorende is ingebouwd. Via het door de versterker opgewekte magnetische veld wordt het door de geluidsbron voortgebrachte geluid overgebracht naar de in het gehoorapparaat aanwezige luisterspoel. Deze systemen worden zowel in woningen als in openbare ruimten (schouwburgen e.d.) aangelegd. Ringleidingsystemen vallen niet onder de post omdat zij niet zijn aan te merken als gehoorapparaten in de zin van de post (de tot deze systemen behorende onderdelen worden – afgezien van de luisterspoel – niet aan het lichaam gedragen) en zijn bovendien niet uitsluitend bestemd voor persoonlijk gebruik door auditief gehandicapten (ook niet auditief gehandicapten kunnen van ringleidingsystemen gebruik maken);
– infraroodluistersystemen (wat betreft werking vergelijkbaar met ringleidingsystemen). Dergelijke systemen bestaan uit een infraroodzender die is verbonden met de in een ruimte aanwezige geluidsbron en een aan het lichaam gedragen oorbeugel met infraroodontvanger, die het door de geluidsbron voortgebrachte geluid naar de oren van de drager van de oorbeugel leidt. Ook voor infraroodluistersystemen geldt dat zij niet als gehoorapparaten in de zin van de post zijn te beschouwen en dat zij niet uitsluitend zijn bestemd voor persoonlijk gebruik door auditief gehandicapten.
Onder de in de post bedoelde (onder)delen en toebehoren kunnen worden gerangschikt de ronde, platte batterijen en accu’s voor gehoorapparaten met een doorsnede van 12 mm of minder en een dikte van 5,4 mm of minder. Op de verpakking van die artikelen of op een andere objectief toetsbare manier dient te zijn aangegeven dat de batterijen en accu’s zijn bestemd voor gebruik in gehoorapparaten.
Een oorstukje is een kunststof afgietsel van een deel van het inwendige oor van de drager van een gehoorapparaat. Een gehoorapparaat is in functioneel opzicht niet compleet zonder oorstukje. Om die reden is de levering van een los oorstukje aan te merken als de levering van een onderdeel c.q. toebehoren van een gehoorapparaat. Het verlaagde tarief is van toepassing op deze levering.
Niet als onderdeel of toebehoren kunnen worden aangemerkt:
– kunststoffen voor het vervaardigen van oor(zwem)stukjes;
– sets voor het reinigen van de gehoorgang en/of de oorstukjes van gehoorapparaten;
– oordopjes die dienen voor de bescherming van het (inwendige) oor bij zwemmen en dergelijke.
Sinds 1 januari 2002 is in de tabelpost een delegatiebepaling opgenomen voor andere apparatuur dan gehoorapparaten. Bij ministeriële regeling kunnen hulpmiddelen die speciaal zijn ontworpen of bestemd voor het exclusieve en persoonlijke gebruik door doven en slechthorenden onder de werking van de post worden gebracht. Ter uitvoering hiervan is artikel 35 in de uitvoeringsbeschikking opgenomen. Deze bepaling luidt:
‘Als hulpmiddel dat speciaal is ontworpen dan wel bestemd voor het exclusieve en persoonlijke gebruik door doven en slechthorenden als bedoeld in de bij de wet behorende tabel I, onderdeel a, post 35, worden aangewezen:
a. wek- en waarschuwingsapparatuur die er specifiek op is gericht om ten behoeve van auditief gehandicapten geluidssignalen om te zetten in zichtbare of voelbare signalen;
b. teksttelefoons die er specifiek op zijn gericht om ten behoeve van auditief gehandicapten spraak om te zetten in tekst.’
Bij deze hulpmiddelen kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een systeem voor gebruik in en om het huis dat bestaat uit een horloge met trilfunctie, lader, versterker, deur- en telefoonzender en een trilapparaat voor onder het hoofdkussen. Dit systeem attendeert de auditief gehandicapte op het geluid van de deurbel, de telefoon en de wekker. Ook andere signaalbronnen kunnen op dit systeem worden aangesloten, bijvoorbeeld een babyfoon of een brandalarm. Op het herstellen van deze hulpmiddelen is post b 1 van toepassing.
Het oorapparaat zorgt ervoor dat het zelf gesproken woord wordt opgenomen en met een geringe vertraging en een verzwakte frequentie digitaal wordt afgespeeld in het oor. Door deze werking van het apparaat vermindert het stotteren. Het oorapparaat kan onder de post worden gerangschikt.
Onder de post vallen alleen hulpmiddelen die specifiek zijn ontworpen voor stomapatiënten.
Vanwege de algemene gebruiksmogelijkheden vallen niet onder de post:
– preparaten ter reiniging, verzachting en bescherming van (kwetsbare) huidoppervlaktes, zogenoemde klinische huidverzorgingsproducten;
– huidbeschermende preparaten die worden gebruikt als onderlaag voor verband om de huid bij verwijdering van het verband te beschermen tegen beschadiging, irritatie, bloeding of ontsteking (zie ook onderdeel 10 bij post a 8).
Het betreft schoeisel dat op maat voor de zieke voet van een patiënt is vervaardigd door een erkend orthopedisch technicus. Orthopedische technici zijn personen die met zorgverzekeraars een overeenkomst hebben gesloten voor het leveren van (semi-)orthopedisch schoeisel aan patiënten.
Semi-orthopedisch schoeisel dat is aangepast aan de voeten van individuele patiënten kan onder de post wordt gerangschikt. Het gaat om in serie of over serieleesten vervaardigd schoeisel dat alleen is te dragen na aanpassing aan de individuele zieke voet door middel van supplementen, niet zijnde steunzolen en dergelijke. Het schoeisel moet worden geleverd door erkende orthopedische technici.
Confectie- of gezondheidsschoenen die zijn aangepast aan de voeten van individuele patiënten kunnen niet onder de post worden gerangschikt. Zo kan een confectieschoen waaruit de (standaard)binnenzool wordt (of bij aankoop al is) verwijderd en die vervolgens door een orthopedische technicus wordt voorzien van een aan de voeten van de gebruiker aangepast voetbed, niet worden aangemerkt als semi-orthopedisch schoeisel.
Verder vallen niet onder de post:
– gezondheidsschoeisel, dat meestal industrieel is vervaardigd;
– steunzolen;
– nachtschoenen;
– proprioceptieve zolen (leren inlegzolen waarin op diverse, per patiënt verschillende, plaatsen bijzonder dunne kurkelementen worden ingebouwd).
Onder de post valt onder meer een op een plint van de muur aangebracht kastje met daarin een opgerolde band. Die band wordt aan de bovenkant van de steunkous bevestigd en – met een afstandbediening – teruggerold in de behuizing, daarbij de kous afrollend en over de voet trekkend. Ook hulpmiddelen die speciaal zijn ontworpen voor het aantrekken en/of uittrekken van therapeutische elastische steunkousen vallen onder deze post.
Onder de post vallen orthopedische maatkorsetten, die om de romp worden gedragen. Er zijn orthopedische korsetten die alleen de onderzijde van de wervelkolom omsluiten (een lendekorset) en korsetten die tot aan de hals reiken. De korsetten zijn in een aantal gevallen voorzien van – verstelbare – riemen, stangen en banden.
Korsetten die niet speciaal voor de individuele persoon zijn gemaakt of aangepast, vallen niet onder de post.
De hierna vermelde goederen, die wat betreft verschijningsvorm en gebruiksmogelijkheden grote gelijkenis vertonen met de in onderdeel 13 bedoelde hulpmiddelen, vallen onder de post. Het gaat hierbij om producten die op of aan het lichaam worden gedragen en meestal (op maat) worden vervaardigd voor individueel gebruik.
a. Cervicaal steunen
Dergelijke steunen worden als een col of kraag gedragen. Zij omsluiten nek en hals en kunnen zijn voorzien van stangen die rusten op de schouders.
b. Heupluxatie-orthesen
Heupluxatie-orthesen worden gedragen rondom de onderzijde van de romp en de bovenbenen. De dwarsverbinding tussen de delen, die rondom het bovenbeen worden gedragen, houdt de bovenbenen in een spreidstand. Een dergelijke stand kan een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van een gezond heupgewricht.
c. Kniesteunen
Kniesteunen (cages) worden als een soort hoes om het kniegewricht geschoven. De kniesteun is aan de achterzijde voorzien van verstelbare riemen. Hieronder valt ook de zogenoemde Swedish knee-cage die uit een samenstel van banden bestaat en overstrekking van het kniegewricht voorkomt.
d. Correctie-apparaten voor x- en o-benen; diverse hand- en armspalken
Het gaat hier om producten van kunststof, aluminium en/of leer. De voorwerpen omsluiten in een aantal gevallen arm of been of een deel daarvan. Er zijn ook halfronde uitvoeringen die met behulp van sluitbanden worden bevestigd.
Armsteunen en soortgelijke goederen vallen niet onder de post.
e. Klomp-, spits- en hakvoetapparaten
Deze apparaten worden aan de voet gedragen. In een aantal gevallen worden de voeten in een bepaalde stand gefixeerd en door middel van een stang met elkaar verbonden. Ook wordt het voetstuk wel voorzien van stangen en banden die aan het onderbeen worden bevestigd of zelfs tot voorbij de knie reiken. Orthesen en prothesen, uit siliconen vervaardigde hulpmiddelen die een aanvulling vormen op de voet respectievelijk ter vervanging dienen van verloren gegane gedeelten van de voet, vallen onder de post. Deze producten hebben ten doel scheefgroei van vooral tenen op te heffen en/of te voorkomen en zijn voor wat betreft de functie vergelijkbaar met de onder 6. bedoelde prothesen.
f. Rechthouders en rechtherinneraars
Rechthouders en rechtherinneraars zijn voorwerpen, bestaande uit een stang die met behulp van bijvoorbeeld schouder- en taillebanden aan de rug wordt bevestigd. Soms is sprake van een combinatie met een bekkenkorset.
g. Enkelbandage
Een enkelbandage omsluit het enkelgewricht als een hoes. Het wordt vervaardigd van kunststof materiaal en wordt aan beide zijden van de enkel verstevigd met behulp van een metalen strip.
h. Beenbeugels
Beenbeugels worden gebruikt ter voorkoming van groeistoornissen (kromgroeien) van de onderste ledematen van kinderen.
Via drogisterijen, apotheken en televisie- en internetwinkels worden producten aangeboden die worden aangeprezen ter voorkoming en behandeling van al dan niet chronische blessures. Aan deze producten worden functies toegeschreven als ondersteuning, versteviging en/of correctie van bepaalde lichaamsdelen en gewrichten. Voorbeelden zijn houdingscorrectors, al dan niet in de vorm van een kledingstuk. Deze producten worden massaal geproduceerd, zijn niet vervaardigd of aangepast om te worden gebruikt door een bepaalde persoon en kunnen niet onder de post worden gerangschikt.
Ook producten als armsteunen en nachtspalken vallen niet onder de post.
Aan de in de post opgenomen hulpmiddelen kunnen passingen worden verricht. Met het begrip passingen wordt gedoeld op het aanpassen van een medisch hulpmiddel aan de individuele handicaps van de gebruiker van het desbetreffende hulpmiddel. In feite heeft de passing ten doel het medische hulpmiddel gebruiksklaar te maken of te houden. De hiervoor in rekening gebrachte paskosten kunnen delen in het verlaagde tarief.
In dit verband wordt onder hulphonden verstaan honden die speciaal zijn opgeleid om mensen met een lichamelijke of auditieve handicap of met epilepsie te assisteren. Er zijn drie soorten hulphonden, te weten:
a. ADL-honden (ADL = Activiteiten in het Dagelijks Leven)
Een ADL-hond is getraind om iemand met een lichamelijke beperking te assisteren bij diverse handelingen in het dagelijks leven, zoals het openen en sluiten van deuren, het bedienen van knoppen van bijv. de verlichting en de lift, het aan- en uittrekken van kleding en het oppakken en dragen van voorwerpen.
b. signaalhonden
Een signaalhond is getraind om iemand met een auditieve beperking te waarschuwen voor diverse geluiden, zoals een alarm, een deurbel, een wekker, een magnetron en het huilen van een baby.
c. seizurehonden (seizure = aanval)
Een seizurehond is getraind om iemand te helpen tijdens en na een epileptische aanval. Een seizurehond is in staat om bij een epileptische aanval zijn baas in een zijligging te leggen, medicijnen te halen, op een alarmknop te drukken en hulp te halen.
Goedkeuring
Ik keur goed dat ADL-honden, signaalhonden en seizurehonden onder post a 35 worden gerangschikt.
Honden die zijn opgeleid als hulphond maar die niet (langer) als zodanig functioneren, kunnen niet onder de post worden gerangschikt.
De tekst van post a 36 luidt:
‘a. hulpmiddelen die plegen te worden aangewend voor het onderhuids toedienen van insuline, met uitzondering van spuiten en naalden die kennelijk mede voor andere doeleinden zijn geschikt;
b. hulpmiddelen die plegen te worden aangewend bij de zelfdiagnose van het bloedsuikergehalte;’
De post is alleen van toepassing op de genoemde hulpmiddelen die specifiek voor diabetici zijn ontwikkeld en als zodanig worden aangeboden. Algemeen toepasbare hulpmiddelen zoals losse injectienaalden en spuiten vallen niet onder de post.
Voor het onderhuids toedienen van insuline worden onder meer insulinepennen en insulinepompjes gebruikt. Deze goederen vallen onder de post.
Naaldjes die zijn bestemd om in een insulinepen te worden gebruikt, vallen onder de post.
Het verlaagde tarief kan ook worden toegepast op opbergzakjes die zijn bestemd om de insulinepompjes op het lichaam te dragen.
Voor de energievoorziening van een insulinepompje wordt tegelijk met het pompje een drietal voor algemeen gebruik geschikte batterijtjes geleverd. Met het oog op het gebruik in het insulinepompje zijn de batterijtjes in serie geschakeld en als één geheel verpakt. Om praktische redenen keur ik goed dat die verpakking onder het verlaagde tarief wordt gerangschikt.
De bij het gebruik van insulinepompjes benodigde katheters bezitten geen specifieke kenmerken en/of eigenschappen waaruit blijkt dat zij uitsluitend zijn bestemd om te worden gebruikt als hulpmiddel voor insulinepompjes. De levering en de invoer van die katheters zijn op grond van post a 37 aan het verlaagde tarief onderworpen.
De hulpmiddelen voor de zelfdiagnose van het bloedsuikergehalte zijn onder meer de bloedsuiker/urineglucosestrips die door diabetici worden gebruikt voor de controle van hun bloedsuikergehalte. Verder vallen onder de post de bij de zelfdiagnose te gebruiken bloedprikapparatuur en bloedglucosemeters.
De tekst van post a 37 luidt:
‘meetapparatuur en toebehoren voor zelfdiagnose van de stollingtijd van bloed; medicijnvernevelaars; katheters; urinezakken; allergeenvrije hoezen; antidecubitusmatrassen; draagbare infuuspompen; zuurstofconcentratoren met toebehoren, alsmede speciaal voor persoonlijk mobiel gebruik ontworpen draagbanden of -tassen voor een zuurstofcilinder of een zuurstofvat; computermuissoftware, al dan niet langs elektronische weg geleverd, die speciaal is ontwikkeld voor gebruikers met een tremor;’
Het gaat hierbij om een klein apparaat waarmee een persoon via een vingerprik een bloedmonster afneemt om vervolgens met een teststrip de stollingstijd van het bloed te bepalen.
Medicijnvernevelaars zetten medische vloeistoffen om in zeer kleine druppels (nevel). De nevel wordt geïnhaleerd via een gezichtsmasker of een neus-mondstuk; zo bereikt de medicatie de diepere luchtwegen en longvelden.
Katheters zijn buisjes die onder andere zijn bestemd voor:
– het toedienen van geneesmiddelen, vloeistoffen (o.m. zout- en glucose-oplossingen en contrastvloeistoffen) en voedingsmiddelen (m.n. sondevoeding) aan het menselijk lichaam;
– het afvoeren van bloed en lichaamsvocht (urine, wondvocht e.d.) uit het menselijk lichaam;
– het transporteren van hulpmiddelen (ballon, stent) door de aderen ter verbetering van de doorbloeding van de aderen in het menselijk lichaam.
Alle soorten katheters vallen onder de post, bijvoorbeeld:
– spoelkatheters: katheters waarmee spoelvloeistof in de blaas wordt gebracht, om de blaas schoon te spoelen;
– afzuigkatheters: katheters waarmee lichaamsvocht (slijm e.d.) wordt afgevoerd;
– drainagekatheters: interne katheters, voor de afvoer van wondvocht, vocht achter de longen e.d.;
– blaaskatheters;
– ballonkatheters;
– angiokatheters;
– geleidekatheters.
Goedkeuring
Ik keur goed dat afzonderlijk geleverde delen, onderdelen en toebehoren die kennelijk zijn vervaardigd en bestemd voor katheters onder de post worden gerangschikt. Te denken valt aan ventielen, verbindingsstukken enverlengslangen voor katheters.
Voor de tarieftoepassing moet bij kathetersets (de in één verpakking geleverdecombinatievan: katheters, handschoenen, desinfecteer-, glij- en verbandmiddelen, nierbekkens, urinezakken, mondmaskers e.d.) een splitsing worden aangebracht tussen de naar het algemene en de naar het verlaagde tarief belaste artikelen. Als een ondernemer geen splitsing wil of kan aanbrengen, moet de gehele katheterset naar het algemene tarief worden belast.
Bepaalde onderdelen van kathetersets kunnen onder post a 6 vallen. Het gaat om steriele medische hulpmiddelen voor eenmalig gebruik die uitsluitend zijn bestemd voor het transport en/of opslag van bloed, bloedcomponenten en/of infuusvloeistoffen en die daarmee in aanraking komen (zie ook onderdeel 6 bij post a 6).
Tijdens en na afloop van chirurgische ingrepen worden vaak één of meerdere wonddrainages in het lichaam aangebracht. Een wonddrainagesysteem voert het wondvocht af. Dit bevordert een snelle genezing van de patiënt en voorkomt infecties. Een compleet wonddrainagesysteem bestaat uit de volgende onderdelen: een naald, een wonddrain, een terugslagventiel, een aansluitslang met koppeling en een opvangfles waarin een vacuüm is aangebracht en die is voorzien van een zuigkrachtregulator en vacuümmeter. Het volledige wonddrainagesysteem is aan te merken als een katheter in de zin van de post.
Ook het thoraxdrainagesysteem valt onder de post. Met behulp van dit systeem kan het teveel aan lucht of vocht dat tussen twee longvliezen zit, worden afgezogen en afgevoerd naar een speciaal daarvoor ontwikkeld opvangsysteem waarin een vacuüm is aangebracht, voorzien van een zuigkrachtregulator en een vacuümmeter.
Urinezakken zijn bestemd voor het opvangen van urine. De gebruiker draagt de zak op het lichaam (doorgaans aan het boven- of onderbeen). Ook kan de zak aan het bed van de gebruiker zijn bevestigd. Een urinezak is met een verlengslang aan een katheter verbonden. De katheter voert de urine uit het lichaam af.
Afzonderlijk geleverde delen, onderdelen en toebehoren die kennelijk zijn vervaardigd en bestemd voor urinezakken kunnen onder de post worden gerangschikt. Hierbij valt te denken aan:
– beenbandjes (bandjes die om het boven- of onderbeen worden gedragen, die dienen ter bevestiging van de urinezak op het been);
– aan- en afvoerslangen, verlengslangen, verbindingsstukken, aftappunten e.d.;
– ophanghaken (haken waarmee de urinezak bij het bed wordt gehangen);
– beenzakhouder (katoenen hoes, om huidirritaties bij dragers van urinezakken te voorkomen).
Voor de tarieftoepassing moet bij sets die naast urinezakken nog andere goederen bevatten een splitsing worden aangebracht tussen de naar het algemene en de naar het verlaagde tarief belaste artikelen. Het gaat bijvoorbeeld om sets, die een combinatie vormen van een katheter, een urinezak, beenbandjes, handschoenen, alcohol, watten, schaar en pleisters. Als een ondernemer geen splitsing wil of kan aanbrengen, moet de gehele set naar het algemene tarief worden belast.
De speciaal voor dragers van urinezakken bestemde hygiënische middelen (speciale zeep, spray e.d.) vallen niet onder de post. Urinalen en plastuitjes (voor vrouwen) zijn niet onder de post te rangschikken.
Allergeenvrije hoezen zijn hoezen die worden gebruikt door personen met een allergie voor de huisstofmijt. Deze hoezen zijn zo gemaakt dat zij het matras, kussen of dekbed geheel afsluiten van de uitwerpselen van de huisstofmijt, zodat deze niet in het matras, kussen of dekbed kunnen komen. De allergeenvrije hoes wordt niet gebruikt als vervanging van een regulieresloop, laken ofdekbedhoes en blijft meerdere jaren permanent om het matras, kussen of dekbed zitten.
Allergeenvrije hoezen die ook schimmel- en bacterievrij zijn, kunnen ook onder de post worden gerangschikt.
Kussens, dekbedden en matrassen met een allergeenvrije bekleding vallen niet onder de post.
Een antidecubitusmatras is een matras dat geschikt is voor de preventieve, palliatieve en curatieve behandeling van decubitus (doorliggen). Antidecubitusmatrassen zijn er in verschillende uitvoeringen en wijken af van gewone matrassen door de speciale opvang van lokale drukuitoefening. Alleen antidecubitusmatrassen die specifiek zijn ontworpen en geproduceerd ter voorkoming of ter behandeling van decubitus en die als zodanig worden aangeboden en verkocht vallen onder de post. De leverancier moet aannemelijk maken dat het matras voldoet aan de hiervoor genoemde eisen. Een belangrijke aanwijzing in dit verband is dat de matrassen voor dat doel doorgaans door zorg- en verpleeginstellingen worden aangekocht.
Hoezen die kennelijk dienen ter bescherming van een antidecubitusmatras (waterdicht en/of luchtdoorlatend en/of urinebestendig) vallen ook onder het verlaagde tarief. Dit geldt ook voor pompen die kennelijk en uitsluitend zijn vervaardigd en bestemd voor antidecubitusmatrassen. Multifunctionele pompen of hoezen vallen dus niet onder de post.
De verhuur van antidecubitusmatrassen en de hiervoor genoemde hoezen en pompen is onder de post gerangschikt (zie 11). Tot de vergoeding voor de verhuur kunnen ook worden gerekend de kosten voor het bezorgen, installeren en reinigen van het matras en de hiervoor genoemde hoezen.
Draagbare infuuspompen zijn pompen die door de patiënt op het lichaam worden gedragen. De pompen worden gebruikt voor het intraveneus toedienen van geneesmiddelen of voor het toedienen van insuline of voeding.
Zuurstof (in een cilinder of een vat) bestemd voor medicinale doeleinden valt onder post a 6 (zie onderdeel 7 van de toelichting bij deze post). Ook zuurstofconcentratoren met toebehoren delen in het verlaagde tarief. Een zuurstofconcentrator is een apparaat dat zelf medicinale zuurstof maakt (en tijdelijk opslaat). Onder de post vallen ook speciale wagentjes, draagbanden en draagtassen voor het vervoer van de zuurstofcilinders of het zuurstofvat. Hierbij gaat het alleen om wagentjes, draagbanden en draagtassen die zijn ontworpen en bestemd voor het vervoer van één zuurstofcilinder of zuurstofvat (dus voor persoonlijk gebruik).
De tekst van post a 41 luidt:
‘land- en tuinbouwzaden voor zover dienende voor de teelt van de in deze tabel genoemde producten en oliehoudende zaden;’
Onder de post vallen ook:
– zaden voor sierteeltproducten (bloembollen, bloemen, planten en boomkwekerijproducten);
– alle soorten graszaad en alle mengsels van soorten graszaad, ongeacht de uiteindelijke bestemming daarvan;
– karwijzaad.
Land- en tuinbouwzaden worden soms voorbehandeld met bestrijdingsmiddelen. De bestrijdingsmiddelen worden dan als een coating op de zaden aangebracht. De land- en tuinbouwzaden vormen samen met de bestrijdingsmiddelen fysiek één product. Om die reden kan de levering van dergelijke voorbehandelde zaden onder de post worden gerangschikt. Hieraan doet niet af dat in sommige gevallen een afzonderlijke vergoeding (toeslag) wordt berekend voor de voorbehandeling.
Onder de post vallen:
– ongebrande pinda’s (grondnoten), zowel gepeld als in de dop;
– hennepzaden.
Niet onder de post vallen:
– pindaschaafsel (afkomstig van gepelde, ontvliesde, niet-gebrande pinda’s);
– pindagruis (een product dat bij het vervaardigen van pindaschaafsel wordt verkregen).
Aan kwekers die een nieuw ras van een tot het plantenrijk behorend gewas hebben gekweekt, ontdekt of ontwikkeld kan op grond van de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005 een kwekersrecht worden verleend. Licentiehouders, dit zijn degenen die toestemming hebben gekregen om van het nieuwe ras teeltmateriaal voort te brengen, betalen aan de houder van het kwekersrecht hiervoor een vergoeding.
Het komt ook voor dat zogenoemde vermeerderaars het voortkwekingsmateriaal leveren aan de licentiehouders. Deze vermeerderaars hebben daartoe contracten gesloten met de houders van de kwekersrechten. De licentiehouders worden naast de prijs voor het voortkwekingsmateriaal een licentievergoeding verschuldigd die zij rechtstreeks aan de houders van de kwekersrechten moeten voldoen.
Het verlenen van een licentie op een kwekersrecht door de houder van het kwekersrecht wordt aangemerkt als de levering van zaaizaad of plantgoed waarop het recht betrekking heeft. Dit betekent dat de houder van een kwekersrecht op de licentievergoedingen het verlaagde tarief kan toepassen.
Voorbeelden van goederen die onder de post vallen:
– hout op stam;
– alle hout dat niet beslagen, bezaagd of gekloofd in de handel komt. Niet van belang is of dit hout gebruikt wordt als brandhout;
– rondhout dat een bewerking heeft ondergaan om het te conserveren of te verduurzamen, zoals het wateren (uitlogen van het aalvocht of het sap) of het oppervlakkig verkolen;
– overigens onbewerkt hout dat is ontschorst, geschild (ontdaan van de bast) of behakt met de bijl of met de dissel. Het laatste betreft boomstammen en stamstukken waarvan de takken en andere uitgroeisels en hinderlijke delen zijn weggehakt. Hieronder vallen ook boomstammen en stamstukken die zijn ontdaan van het spint of spinthout (het hout van de jongste jaarringen) om bederf te voorkomen en om transportkosten te besparen;
– telefoon-, telegraaf- of elektriciteitspalen, rondhout voor het vervaardigen van fineer, niet-gekloofde en niet-aangepunte palen en staken, stutten enz., mijnhout, pulphout (ook wanneer in vieren gekloofd), luciferhout, hout voor de vervaardiging van houtwaren enz.;
– afgewerkte en gebruiksklare ronde telefoon-, telegraaf- of elektriciteitspalen, ook al is het oppervlak daarvan met een haalmes effen gemaakt of mechanisch ontschorst. Om deze palen te verduurzamen worden zij meestal geverfd, gevernist of geïmpregneerd met creosoot of dergelijke stoffen;
– boomstronken van bepaalde boomsoorten, die gebruikt worden voor de vervaardiging van fineer, uitwassen van de onderstam van bepaalde bomen (ook kwasten en soms wortelhout genoemd), sommige ruw behakte wortels voor de vervaardiging van pijpen en voorts bepaalde houtsoorten zoals teakhout, die met behulp van wiggen of van een dissel ruw in stukken zijn verdeeld.
Voorbeelden van goederen die niet onder de post vallen:
– hout geschikt gemaakt voor de vervaardiging van wandelstokken, ruw bewerkt of afgerond;
– houten dwarsliggers en wisselhouten;
– gezaagd hout, zoals planken, balken en kepers;
– machinaal gefreesde boomstammen die tot een cilindrische, perfect ronde stam worden gemaakt.
Erwten- en bonenstro vallen onder de post.
Niet als stro kunnen worden aangemerkt:
– bladriet, een product van de rietcultuur dat door bloembollenkwekers als afdekmateriaal wordt gebruikt;
– andere producten die worden gebruikt als strooisel in ligboxenstallen en dergelijke, zoals zaagsel, papierslib/-pulp, houtvezel en boomschors.
Veevoeders zijn de voor vee bestemde voedermiddelen en mengvoeders zoals gedefinieerd in de Kaderwet diervoeders. Niet alle voedermiddelen genoemd in de Kaderwet diervoerders vallen onder het begrip veevoeders, omdat deze wet ook betrekking heeft op voeders aan andere dieren dan aan vee (bijvoorbeeld aan huisdieren).
De Kaderwet diervoeders verstaat onder voedermiddelen: ‘diervoeders die zijn bestemd om te worden gebruikt als vervoedering, hetzij als zodanig, hetzij na be- of verwerking, voor de bereiding van mengvoeders voor dieren of als dragers in voormengsels’. Onder diervoeders wordt verstaan: ‘producten van plantaardige of dierlijke oorsprong in natuurlijke staat, vers of verduurzaamd, afgeleide producten van de industriële verwerking van deze producten, alsmede organische of anorganische stoffen, al dan niet gemengd, met of zonder toevoegingsmiddelen en bestemd voor dierlijke voeding langs orale weg’.
In de Kaderwet diervoeders, het Besluit diervoeders en de Regeling diervoeders zijn onder meer regels gesteld voor de etikettering van voedermiddelen. De ondernemer is verplicht bij het in het verkeer brengen van voedermiddelen onder meer de benaming en het woord ‘voedermiddel’ op de verpakking of recipiënt of op een begeleidend document te vermelden. De aanduidingen moeten goed zichtbaar, duidelijk leesbaar en onuitwisbaar zijn.
Deel B van de bijlage bij de Richtlijn 96/25/EG van de Raad van de Europese Unie bevat een niet-limitatieve lijst van de belangrijkste in de EU gebruikte voedermiddelen. Voedermiddelen die in deze lijst zijn opgenomen mogen uitsluitend onder de in die lijst gegeven benaming in het verkeer worden gebracht.
De Kaderwet diervoeders verstaat onder mengvoeders: mengsels van voedermiddelen. Mengvoeders worden onderverdeeld in:
– volledige diervoeders,
– aanvullende diervoeders,
– mineralenmengsels,
– melassevoeders en
– kunstmelkvoeders.
In de Kaderwet diervoeders, het Besluit diervoeders en de Regeling diervoeders zijn onder meer regels gesteld voor de etikettering van mengvoeders. De ondernemer is verplicht bij het in het verkeer brengen van mengvoeders onder meer de volgende informatie op de verpakking, de recipiënt, een daaraan bevestigd etiket of een begeleidend document te vermelden:
– de benaming volledig diervoeder, aanvullend diervoeder, mineralenmengsel, melassevoeder, volledig kunstmelkvoeder, aanvullend kunstmelkvoeder of volledig dieetvoeder al naar gelang de aard van het mengvoeder;
– de diersoort of categorie dieren waarvoor het mengvoeder bestemd is;
– de gebruiksaanwijzing.
De aanduidingen moeten goed zichtbaar, duidelijk leesbaar en onuitwisbaar zijn.
De in de Kaderwet diervoeders genoemde toevoegingsmiddelen, voormengsels en vervangende voederproteïnen vallen niet onder de post, omdat deze producten in de Kaderwet niet als voedermiddel of mengvoeder zijn aangemerkt. De definities van deze producten luiden als volgt.
‘Toevoegingsmiddelen: stoffen of preparaten die in diervoeding worden gebruikt:
1. teneinde;
– de eigenschappen van diervoeders of van de dierlijke producten gunstig te beïnvloeden;
– te voldoen aan de voedingsbehoeften van dieren of de dierlijke productie te verbeteren, met name door in te werken op de maag- en darmflora of op de verteerbaarheid van de diervoeders;
– aan de voeding elementen toe te voegen die het makkelijker maken om bijzondere voedingsdoelen te bereiken of tegemoet te komen aan specifieke tijdelijke behoeften inzake voeding bij dieren, of
– door dierlijke uitwerpselen veroorzaakte hinder te voorkomen of te beperken, of de leefomgeving van de dieren te verbeteren, en
2. niet zijnde:
– diergeneesmiddelen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Diergeneesmiddelenwet;
– een technisch hulpmiddel dat als stof in de verwerking van voedermiddelen of van diervoeders wordt gebruikt om tijdens de behandeling of verwerking aan een bepaalde technologische doelstelling te beantwoorden en die kan leiden tot de onbedoelde maar technisch onvermijdelijke aanwezigheid van residuen van deze stof of derivaten ervan in het eindproduct op de voorwaarde dat deze residuen geen gevaar voor de gezondheid opleveren en geen technologische effecten op het eindproduct hebben, en
– stoffen die van nature aanwezig zijn in voedermiddelen in hun normale samenstelling en die overeenstemmen met een op grond van artikel 5 toegelaten stof, als het geen producten betreft die speciaal verrijkt zijn met stoffen die met toevoegingsmiddelen overeenstemmen.
Voormengsels: mengsels van toevoegingsmiddelen onderling of mengsels van een of meer toevoegingsmiddelen met stoffen die dragers vormen, die bestemd zijn voor de bereiding van diervoeders.
Vervangende voederproteïnen: voor vervoedering bestemde producten die – als zodanig of verwerkt in diervoeders – volgens bepaalde technische procédés worden vervaardigd met het oog op hun directe of indirecte eiwitvoorziening.’
Voorbeelden van goederen die onder de post vallen:
– (meng)voeders voor konijnen, paarden en pelsdieren;
– duivenvoer dat is samengesteld uit granen en peulvruchten, ook als daaraan een kleine hoeveelheid oliehoudend zaad (maximaal 5%) is toegevoegd;
– voer voor andere vogels dan kippen, kalkoenen, enz. en duiven, zoals voer voor parkieten en kanaries, als dit voer voor minimaal 95% uit granen en voor maximaal 5% uit oliehoudende zaden bestaat. In alle andere gevallen is het voer voor parkieten, kanaries, en dergelijke aan het algemene tarief onderworpen;
– maagkiezel voor pluimvee, dit is een product dat bestaat uit grind dat is gewassen, gedroogd, gebroken, geschoond en daarna op de juiste grootte is gesorteerd en dient voor de bevordering van de spijsvertering van kippen en kuikens;
– grit, dit zijn gebrande en fijngemalen schelpen die aan kippen worden gevoerd voor de bevordering van de schaalvorming van de eieren;
– mengsel van grit en maagkiezel, eventueel met toevoeging van gemalen roodsteen;
– likblokken, dit zijn mineralenmengsels die worden gebruikt als aanvulling op diervoeding.
Onder het verlaagde tarief valt:
– een mengsel van grit en maagkiezel dat als ‘duivengrit’ wordt gepresenteerd als en is bestemd voor de bevordering van de spijsvertering en de skelet- en eivorming van duiven;
– afvalvis (beschadigde of bedorven vis), visafvallen (zoals afvallen verkregen in visconservenfabrieken bij het verwerken van vis) en op visveilingen doorgedraaide vis, die onder meer aan eendenfokkers worden geleverd.
Voorbeelden van goederen die niet onder de post vallen:
– voedermiddelen voor gezelschapsdieren. Onder gezelschapsdieren worden verstaan: dieren behorend tot de soorten die normaal door de mens worden gehouden en gevoederd, maar niet gegeten, met uitzondering van dieren die dienen voor de productie van pelzen. (Meng)voeder voor honden, katten, hamsters, cavia’s, muizen, enz. kan daarom niet onder de post worden ingedeeld;
– duivensnoepzaad, dit is voer dat ongeveer 25% oliehoudend zaad bevat;
– (meng)voeders voor vogels in de vrije natuur en voer voor fazanten, die worden gefokt met het oog op de latere uitzetting in de natuur;
– visvoer;
– kuilvoerbewaarmiddelen en inkuilmiddelen.
Melasse en vinasse zijn als kuilvoerbewaar- en inkuilmiddel (algemeen tarief) te gebruiken, maar ook als voedermiddel en mengvoeder voor vee (verlaagd tarief). De specifieke aanwending van deze producten blijkt uit de presentatie op de verpakking of de vermelding in het begeleidend document. Alleen als een van de aanduidingen als bedoeld in onderdeel 3.2 of onderdeel 3.3 op de verpakking of in het begeleidend document is vermeld, valt het product onder het verlaagde tarief.
Onder de post valt vlas, zowel ruw als in de verschillende bewerkingsstadia tot aan het spinnen.
Voorbeelden van goederen die onder de post kunnen worden gerangschikt:
– gebleekte en geverfde vlas;
– afvalvezels van vlas;
– rafelingen, ontstaan door het uitrafelen of scheuren van vodden, lompen, touwwerk en dergelijke tot vlasvezels;
– niet-gesponnen vezelbanden en voorgarens die zijn vervaardigd uit vlasafval.
Voorbeelden van goederen die niet onder de post vallen:
– gesponnen vlas;
– scheven (of lemen), dat zijn de houtachtige deeltjes die tijdens het productieproces worden afgescheiden;
– bepaald plantaardig vezelmateriaal dat niet als vlas in de zin van deze post is aan te merken maar dat soms wel vlas genoemd wordt, bijvoorbeeld Indisch vlas (Abroma augusta) en Nieuw-Zeelandse vlas of Nieuw-Zeelandse hennep (Phormium tenax).
De tekst van post a 48 luidt:
‘sierteeltproducten, te weten: bloembollen, bloemen, planten en boomkwekerijproducten;’
Als bloembollen kunnen onder meer worden aangemerkt: dahliaknollen, knollen van aronskelken en dahliastekken.
Onder bloemen in de zin van de post worden onder meer gedroogde bloemen, orchideeën, anthuriums en bloemboeketten begrepen.
Onder bloemen worden niet begrepen:
– geverfde bloemen (zowel verse snijbloemen als gedroogde bloemen);
– gedroogde plantaardige producten, al dan niet geverfd, zoals takken, twijgen, grassoorten, graansoorten, vruchten, papaverbollen, dennenappeltjes op tak, maïskolven en soortgelijke goederen;
– met geurstoffen gearomatiseerde melanges van gedroogd plantenmateriaal (gedroogde bloemknopjes en -blaadjes) die gewoonlijk in een open schaal worden gestrooid om een aangename geur te verspreiden;
– kunstbloemen (uit zijde, hout, plastic e.d. vervaardigde bloemen).
Onder het begrip ‘planten’ vallen alle sierteeltproducten die niet onder de categorieën boomkwekerijproducten, bloembollen of bloemen kunnen worden ingedeeld.
Onder planten in de zin van de post worden begrepen:
– vaste en niet-vaste (één- en meerjarige) planten;
– delen van planten, bijvoorbeeld loof en varens;
– stekmateriaal;
– krokussen en dergelijke die zijn gevat in eenvoudige glazen of plastic potjes of die zijn verpakt in kartonnen doosjes die al dan niet zijn voorzien van een cellofaanvenster;
– door veilingen en dergelijke geleverde plantjes in bakelieten of aardewerk potten;
– aquariumplanten;
– graszoden.
Onder boomkwekerijproducten in de zin van de post worden begrepen:
– houtgewassen geleverd in hun geheel of als entrijzen, ongewortelde stekken of oculeerogen, in levende staat en niet vervroegd;
– wortelstokgewassen;
– vaste planten die niet in knop- en bloemdragende toestand verkeren;
– bladeren, groen en al of niet in bloeiende toestand verkerende takken, bijvoorbeeld seringentakken, die van houtgewassen zijn afgesneden;
– rozenzetlingen, dit zijn producten die zijn samengesteld uit een stokje van een (wilde) roos waarop een takje van een gecultiveerde roos wordt geënt;
– naaldbomen, ook als zij worden gebruikt als kerstboom.
In de praktijk blijkt de tarieftoepassing op samengestelde bloemstukken, bloemwerken en dergelijke voor ondernemers/kleinhandelaren problemen op te leveren.
Uit praktische overwegingen kan ik mij ermee verenigen dat ondernemers/kleinhandelaren de verschuldigde belasting over zelf samengestelde bloemstukken, bloemwerken en dergelijke berekenen volgens de berekeningsmethode van artikel 16 van het uitvoeringsbesluit, ook als zij over de andere producten die zij verkopen artikel 16 niet toepassen. Zij laten daarbij artikel 17 van het uitvoeringsbesluit buiten beschouwing. Het maakt niet uit of de ondernemers/kleinhandelaren het kasstelsel of het factuurstelsel hanteren.
Daar waar de bloemisten dit wensen, kan vanzelfsprekend van dit uitgangspunt worden afgeweken en mag een andere aanvaardbare methode worden toegepast om de verschuldigde omzetbelasting over de samengestelde bloemstukken te berekenen mits de berekening van de verschuldigde omzetbelasting uit de administratie blijkt.
Als de prijssamenstelling van de bloemstukken voor of op het moment van de verkoop wel administratief is vastgelegd en op basis van die prijssamenstelling wel een splitsing kan worden gemaakt in 6% en 19%, kan de forfaitaire berekeningsmethode niet worden toegepast.
Als de hiervoor bedoelde ondernemers/kleinhandelaren een factuur uitreiken, kan worden volstaan met het vermelden van een btw-bedrag van 6/106 van het factuurbedrag. De vermelding van dit btw-bedrag heeft geen gevolgen voor de berekening van de verschuldigde belasting.
Ik keur om praktische redenen onder voorwaarde het volgende goed.
Goedkeuring
Ik keur goed dat de volgende door groothandelaren (veilingen) geleverde bloemstukken en dergelijke in hun geheel aan het verlaagde tarief zijn onderworpen. Als voorwaarde geldt dat het gaat om producten die door de groothandelaar worden verkocht voor maximaal € 7 exclusief omzetbelasting. De producten moeten zijn bestemd om door de kleinhandel zonder verdere be- of verwerking te worden doorverkocht. Leveringen van deze producten door groothandelaren aan particulieren vallen ook onder de goedkeuring.
Ik keur verder goed dat leveringen door ondernemers/kleinhandelaren van bloemstukken van maximaal € 7 die van de groothandel zijn betrokken tegen het verlaagde tarief, onder het verlaagde tarief vallen (ook bij een verkoopprijs van meer dan € 7).
De aanleg, de uitbreiding en het onderhoud van tuinen, parken en sportvelden en dergelijke door bijvoorbeeld hoveniers zijn diensten die belast zijn naar het algemene tarief. De levering van de benodigde materialen gaat op in deze dienst.
Ik keur goed dat de levering van sierteeltproducten wordt afgesplitst van de overige prestaties. De dienst van het plantklaar maken van de tuin – inclusief het verstrekken van meststoffen, turf- en tuinaarde, grind, tegels, flagstones, hout en andere materialen – valt onder het algemene tarief. De levering van sierteeltproducten is onderworpen aan het verlaagde tarief. Ondernemers die zich bezig houden met het verzorgen van plantenbakken in kantoren, inrichtingen, openbare gebouwen en dergelijke, of met het vervangen van de in die bakken aanwezige planten, vallen ook onder deze goedkeuring.
De tekst van post b 1 luidt:
‘het herstellen van de in de posten a 31 en a 34 tot en met a 37 bedoelde goederen;’
Herstellen moet worden uitgelegd naar spraakgebruik. Onder herstellen mag ook worden begrepen het ‘preventieve’ onderhoud. Dit zijn werkzaamheden die noodzakelijk zijn of worden geacht om de goederen gebruiksklaar te maken of te houden (opknappen van goederen daaronder begrepen).
De tekst van post b 2 luidt:
‘de verhuur van de in de post a 30 bedoelde goederen;.’
In de toelichting bij post a 30 is aangegeven wat moet worden verstaan onder boeken en dagbladen, weekbladen, tijdschriften en andere tenminste driemaal per jaar periodiek verschijnende uitgaven. Ik keur goed dat het verlaagde tarief ook geldt voor het verhuren of uitlenen van cassettes waarop boeken, dagbladen, weekbladen, tijdschriften en andere ten minste driemaal per jaar periodiek verschijnende uitgaven zijn ingesproken.
In bibliotheken worden behalve boeken en dergelijke ook cd’s, dvd’s en dergelijke gegevensdragers verhuurd. De jaarlijkse bijdragen van de leden zijn in die gevallen voor een deel naar het verlaagde en voor een deel naar het algemene tarief belast. De verdeelsleutel wordt gevonden door het aantal uitleenbewegingen van beide categorieën goederen vast te stellen.
De tekst van post b 3 luidt:
‘het geven van gelegenheid tot sportbeoefening en baden;’
De post gaat over het verlenen van het recht gebruik te maken van een sportaccommodatie die dient voor de actieve sportbeoefening door de mens.
Een sportaccommodatie in de zin van de post is een onroerende zaak die is ingericht voor de actieve sportbeoefening door de mens. Voorbeelden zijn: een ijs-, ski-, kart- en golfbaan, een manege, een sporthal, een atletiekbaan en een fitnesscentrum. Daarbij dienen ook attributen en aanvullende voorzieningen (kleed- en/of doucheruimten en sanitaire voorzieningen) ter beschikking te worden gesteld door of vanwege de exploitant aan de sporter(s).
Ook openbare ruimtes zoals wegen, bossen en een vliegveld bestemd voor een zweefvliegvereniging en dergelijke kunnen een sportaccommodatie vormen als deze ruimtes voor de duur van de sportbeoefening zijn gereserveerd voor sportbeoefening. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn bij een marathon, een wandeltocht, een wielerwedstrijd of een skeelertocht. Van belang daarbij is dat het parkoers is gereserveerd voor de sportbeoefenaars die van de organisatie het recht krijgen gebruik te maken van de gereserveerde ruimte.
Wanneer openbare ruimtes zoals bijvoorbeeld een ruiterpad of een zwemwater niet specifiek zijn gereserveerd door de ondernemer die gelegenheid geeft tot sportbeoefening zijn deze ruimtes niet aan te merken als een sportaccommodatie in de zin van de post. Wanneer de sportbeoefening echter incidenteel buiten de sportaccommodatie plaatsvindt keur ik uit praktische overwegingen het volgende goed.
Goedkeuring
Ik keur goed dat het verlaagde tarief toepassing vindt als de sportbeoefening onder begeleiding incidenteel buiten de sportaccommodatie plaatsvindt. Dat is bijvoorbeeld het geval als vanuit de manege waar doorgaans paardrijles wordt gegeven een buitenrit wordt gemaakt onder begeleiding van de instructeur. Of als in het kader van een duikcursus die voor het grootste deel in een zwembad wordt gegeven, een duikles in open water wordt georganiseerd.
Verplaatsbare sportattributen zoals trampolines, klimwanden en zeilboten zijn niet onroerend en zijn niet aan te merken als een sportaccommodatie.
Onder de tabelpost valt de prestatie die wordt gekenmerkt door het ter beschikking stellen van een sportaccommodatie aan sporters. Het verlaagde btw-tarief is van toepassing als:
– de ondernemer die gelegenheid geeft tot sportbeoefening (de exploitant) ervoor zorgt dat het gebruik van de accommodatie voor de afnemer van de prestatie is beperkt tot het daarin beoefenen van sport;
– de afnemer de accommodatie gebruikt om zelf te sporten of om anderen onder zijn/haar leiding te laten sporten. Zo is de post ook van toepassing als de afnemer een (sport)vereniging is die haar leden gelegenheid geeft tot sporten of als de afnemer een school is die de leerlingen laat sporten;
– het onderhouden, schoonmaken of beveiligen van de accommodatie wordt verzorgd door of vanwege de exploitant van de sportaccommodatie;
– samen met de accommodatie de attributen die noodzakelijk zijn voor het beoefenen van de sport door of vanwege de exploitant aan de sporter(s) ter beschikking worden gesteld. Bij bepaalde sporten is het gebruikelijk dat de sporters zelf bepaalde sportattributen (bijvoorbeeld tennisrackets) meenemen. In die gevallen kan niet aan de exploitant van de sportaccommodatie worden tegengeworpen dat hij/zij die attributen niet ter beschikking stelt;
In dergelijke gevallen is geen sprake van de vrijgestelde verhuur van een onroerende zaak. Deze uitleg is onder meer gebaseerd op rechtspraak van het HvJ EG in de zaak Stockholm Lindöpark (arrest van 18 januari 2001, zaak C-150/99), waarin het Hof de volgende aanwijzingen geeft:
– vrijstellingen moeten strikt worden uitgelegd;
– alle omstandigheden waaronder een handeling wordt verricht moeten in aanmerking worden genomen om daaruit de kenmerkende elementen naar voren te halen;
– diensten verband houdende met de sportbeoefening moeten zoveel mogelijk als één geheel worden beschouwd;
– het beheer van een terrein waarop de sport wordt beoefend, behelst in het algemeen niet alleen het passief ter beschikking stellen van een terrein;
– aan de terbeschikkingstelling van een terrein waarop de sport wordt beoefend, zullen in de regel voorwaarden worden verbonden met betrekking tot het doel en de duur van het gebruik.
De terbeschikkingstelling van een sportaccommodatie (anders dan de levering) is voor de btw in beginsel een naar het verlaagde btw-tarief belaste prestatie. Er is sprake van een prestatie tegen vergoeding als tussen degene die de prestatie verricht en de ontvanger van de prestatie een rechtsbetrekking bestaat waarbij over en weer prestaties worden uitgewisseld en waarbij de door degene die de prestatie verricht ontvangen vergoeding de reële tegenwaarde vormt voor de aan de ontvanger verrichte prestatie. Het verlaagde btw-tarief en een daaraan gekoppeld btw-aftrekrecht geldt ondermeer niet als sprake is van een situatie die valt onder de termen van het leerstuk misbruik van recht. Het verlaagde tarief geldt bijvoorbeeld ook niet als de vergoeding voor de terbeschikkingstelling van een sportaccommodatie symbolisch is waardoor het economisch karakter van de handeling ontbreekt. In die gevallen is er voor de btw-heffing geen sprake van een belastbare economische activiteit door een ondernemer.
Misbruik van recht-situatie
Hiervan is sprake als is voldaan aan twee voorwaarden:
1. de betrokken handelingen, in weerwil van de formele toepassing van de voorwaarden die worden opgelegd door de desbetreffende bepalingen van de BTW-Richtlijn en de nationale wettelijke regeling tot omzetting van deze richtlijn, leiden ertoe dat in strijd met het door deze bepalingen beoogde doel een belastingvoordeel wordt toegekend;
2. uit een geheel van objectieve factoren blijkt dat het wezenlijke doel van de betrokken transacties erin bestaat een belastingvoordeel te verkrijgen.
Wanneer voor de betrokken economische activiteit een andere verklaring bestaat dan het wezenlijke doel om een belastingvoordeel te verkrijgen, is geen sprake van misbruik van recht. Uit alle feiten en omstandigheden kan overigens wel blijken dat verkrijging van een belastingvoordeel het wezenlijke doel is geweest, ook al hebben daarnaast andere economische doelen op het vlak van bijvoorbeeld marketing, organisatie en garantie mogelijk een bijkomstige rol gespeeld.
De beoordeling of van een misbruik van recht-situatie sprake is dient plaats te vinden aan de hand van het voorwerp, de doelstelling en de gevolgen (niet de aard) van de betrokken transacties in hun onderlinge samenhang bezien. Van een dergelijke situatie is bijvoorbeeld sprake als btw-aftrek wordt gegenereerd door een oneigenlijk samenstel van rechtshandelingen zoals bijvoorbeeld het contractueel heen en weer laten gaan (bijvoorbeeld via verhuur en terughuur) van opstallen terwijl de rechtstoestand die daardoor wordt gecreëerd niet wezenlijk afwijkt van de rechtstoestand die zonder het plaatsvinden van de rechtshandelingen zou zijn ontstaan.
Het gaat hierbij bijvoorbeeld om verhuurstructuren via speciaal daarvoor opgerichte stichtingen met betrekking tot buitensportaccommodaties, waarbij sprake is van situaties die erop zijn gericht om btw-aftrek te genereren, terwijl de feitelijke beschikkingsmacht over het clubgebouw bij de sportvereniging blijft liggen en de sportvereniging de financiering van de investering verzorgt. Omstandigheden die een rol kunnen spelen, zijn bijvoorbeeld:
– de bestuurders van de stichting worden door de vereniging benoemd;
– de stichting is gevestigd op het adres van de vereniging;
– de stichting is financieel afhankelijk van de vereniging;
– de administratie van de stichting wordt gevoerd door de vereniging;
– de taken van de stichting worden uitgevoerd door de vereniging;
– de sportaccommodatie wordt gerenoveerd.
Een voorbeeld:
Een sportvereniging is zelf eigenaar van sportvelden en bijbehorende accommodatie (bijv. kleedruimten/clubgebouw) en wil deze renoveren. Een sportvereniging heeft volgens de wet geen recht op aftrek van voorbelasting voor de renovatiekosten. De activiteiten van de sportvereniging aan de leden zijn namelijk vrijgesteld van btw. Om toch recht op aftrek te creëren worden de sportvelden en de accommodatie door de vereniging geleverd of verhuurd aan een door de vereniging opgerichte stichting die de renovatie voor haar rekening neemt. De stichting trekt de btw op de renovatiekosten af en stelt de sportvelden en de bijbehorende voorzieningen weer als geheel als sportaccommodatie tegen een vergoeding met berekening van btw ter beschikking aan de vereniging. De vergoeding is zodanig dat er in dit samenstel meer aftrek wordt gecreëerd dan volgens de wetgeving mogelijk zou zijn zonder deze constructie, waarbij de contractvoorwaarden niet beantwoorden aan normale marktvoorwaarden. In dat geval is sprake van een belastingvoordeel verkregen in strijd met het doel van de bepalingen van de BTW-richtlijn en de nationale wettelijke regeling tot omzetting van deze richtlijn. Deze situatie zal worden bestreden met het leerstuk misbruik van recht. In dit voorbeeld is een stichting een tussenschakel, maar deze situatie kan zich ook voordoen als bijvoorbeeld een gemeente deze rol vervult.
Symbolische vergoeding voor ter beschikkingstelling sportaccommodatie
Als ondernemers zoals gemeenten slechts symbolische vergoedingen berekenen voor de terbeschikkingstelling van sportaccommodaties, vormt die terbeschikkingstelling geen belastbare handeling voor de btw-heffing en bestaat daarvoor ook geen recht op aftrek. De beoordeling of sprake is van een symbolische vergoeding, vergt een beoordeling van alle feiten en omstandigheden.
In algemene zin zijn hiervoor geen grensbedragen aan te geven nu de prijsstelling afhankelijk is van de lokale situatie. De prijzen voor de terbeschikkingstelling van met name buitensportaccommodaties zijn historisch gegroeid en vaak ingegeven door de mate waarin een gemeente de sport binnen haar gemeente wenst te subsidiëren. De prijzen zijn daarmee veelal onafhankelijk van de kostprijs van de sportaccommodatie en vormen doorgaans geen kostendekkende vergoeding. De gangbare prijzen voor niet commercieel door gemeenten geëxploiteerde sportaccommodaties variëren op dit moment enorm per gemeente en per verschillende soort sportaccommodatie, zoals grasvoetbalvelden, kunstgrasvoetbalvelden, gymzalen en sportzalen. Voor de bepaling of sprake is van een symbolische vergoeding is van belang welke vergoeding voor soortgelijke in het maatschappelijke verkeer verrichte prestaties wordt bedongen (HR 11/2/2005). Dit is met name het geval als zou blijken dat deze vergoeding abnormaal laag is en niet beantwoordt aan enige economische realiteit. In het geval de prijs voor de ter beschikking gestelde accommodatie zo sterk neerwaarts afwijkt van hetgeen gemiddeld in die gemeente en/of in een andere soortgelijke gemeenten gebruikelijk is voor de terbeschikkingstelling van sportaccommodaties, is mogelijk sprake van een symbolische vergoeding. Als sprake is van een symbolische vergoeding ontbreekt het economisch karakter aan de terbeschikkingstelling van de sportaccommodatie.
Voorbeeld: de laagste prijs voor de terbeschikkingstelling van een sportveld in gemeente X is € 4.902 per jaar. In die gemeente wordt besloten om een soortgelijk sportveld met een vergelijkbare kostprijs aan een vereniging ter beschikking te stellen (verhuren) voor een jaarlijks bedrag van € 100. De € 100 wordt aangemerkt als een symbolische prijs voor de terbeschikkingstelling. Als een dergelijke prijs wordt gehanteerd is er geen sprake van een belastbare economische activiteit en bestaat er geen recht op aftrek.
Als de ondernemer die het recht verleent gebruik te maken van de sportaccommodatie ook les, instructie of begeleiding geeft, geldt het verlaagde tarief ook voor die prestaties. Van een dergelijke situatie is sprake als bijvoorbeeld een tennisleraar zelf een tennisbaan huurt waarop hij tennisles geeft aan zijn klant (die ook betaalt voor de sportaccommodatie). Een ander voorbeeld betreft het verzorgen van een schermclinic in de schermschool van de ondernemer die de clinic verzorgt.
Als de ondernemer niet het recht verleent gebruik te maken van de sportaccommodatie maar wel les, instructie of begeleiding geeft, mist de post toepassing. Voorbeelden:
– een ondernemer verzorgt een schermclinic op locatie bij zijn klant;
– een tennisleraar geeft tennislessen aan zijn klanten die lid zijn van een tennisvereniging op tennisbanen van de tennisvereniging. De leden maken op grond van hun lidmaatschapsrechten gebruik van de tennisbaan waarop de les gegeven wordt. De post is in dit geval niet van toepassing omdat de tennisleraar de sportaccommodatie niet zelf ter beschikking stelt. Het is niet voldoende dat de tennisleraar regelt op welke baan de tennisles plaatsvindt.
Of sprake is van actieve sportbeoefening door de mens moet aan de hand van het spraakgebruik worden beoordeeld.
Actieve sportbeoefening is de geregelde uitoefening van lichamelijke activiteiten die erop is gericht de fysieke prestaties door middel van training en wedstrijden te verbeteren.
Bij twijfel kan voor het onderscheid tussen sportbeoefening en andere vormen van recreatie onder meer van belang zijn of voor de activiteiten:
– organisaties (bonden en verenigingen) actief zijn, die zijn aangesloten bij NOC/NSF;
– (spel)regels zijn vastgesteld;
– wedstrijden worden georganiseerd;
– sprake is van lokale activiteiten (recreatie) of van landelijke activiteiten (sport).
Tai-chi is een vorm van actieve sportbeoefening. Tai-chi zijn kalmerende praktische oefeningen, gericht op een natuurlijke manier van bewegen en gebaseerd op een oosterse vechtsport. Bovendien worden wedstrijden georganiseerd waar Tai-chi als vechtsport wordt beoefend.
In het algemeen is yoga geen vorm van actieve sportbeoefening. Yoga is een combinatie van beweging, rek-, ademhaling- en ontspanningsoefeningen, gericht op de bevordering van het evenwicht tussen lichaam en geest. Yoga vereist een lichamelijke en geestelijke inspanning. Het meest kenmerkende element van yoga is echter niet de actieve inspanning van lichaam of geest. Het is een vorm van lichaamsbeweging en geestelijke inspanning, die zich kenmerkt door ontspanning door middel van gedoseerde/gecontroleerde lichaamshoudingen. Ook worden geen wedstrijden yoga gehouden. De zogenoemde meditatieve yoga (zoals raja, bhaktii, inana, karma of tantra yoga) valt dan ook niet onder de post. Daarentegen zijn vormen van yoga, zoals hathayoga en iyengar yoga, die hoofdzakelijk fysiek van aard zijn en die erop gericht zijn om door het trainen van vaardigheid en kracht een goede conditie te ontwikkelen wel onder de post te rangschikken. Dergelijke vormen van yoga zijn wat de aard en inspanning van de activiteiten betreft gelijk te stellen aan bijvoorbeeld aerobics en gymnastiek (Hof Den Haag 2 juli 2009, nr. BK-08/00479). Voor de beoordeling of de aangeboden yogalessen onder de post vallen, is niet de benaming waaronder zij worden aangeboden doorslaggevend maar de inhoud van de lessen.
Dansen valt in beginsel niet onder de post. Vormen van dansen die qua inspanning en activiteit vergelijkbaar zijn met andere vormen van actieve sportbeoefening vallen wel onder de post. Hierbij kan worden gedacht aan landelijke en regionale danswedstrijden, danscompetities, internationale danswedstrijden en danskampioenschappen. Deze wedstrijden worden normaliter georganiseerd door of onder auspiciën van de Nederlandse Algemene Danssportbond of de ANDOS (of de bij beide organisaties aangesloten organisaties) voor de bij die bonden aangesloten geregistreerde actieve wedstrijddansers. De speciale trainingen die voor deze wedstrijddansers worden georganiseerd kunnen ook onder de post worden gerangschikt mits daarbij aan alle voorwaarden voor toepassing van de post is voldaan.
Activiteiten die in het algemeen worden aangemerkt als spel en vermaak en waarbij dus het recreatieve karakter overheerst, vallen niet onder de post. Van dergelijke activiteiten is sprake bij bijvoorbeeld lasershooting, paintball, en dergelijke.
Als een activiteit naar spraakgebruik geen actieve sportbeoefening is, kan wel sprake zijn van een recreatieve prestatie die in bepaalde gevallen onder post b 14, onderdeel g, valt.
Omdat geen sprake is van actieve sportbeoefening vallen niet onder de post:
– het gelegenheid geven de spieren te versterken op bewegingsbanken (apparaten die door een elektromotor het lichaam of een deel daarvan in beweging brengen). Het lichaam verricht gedurende de behandeling geen actieve inspanning;
– sportmassage.
Sport waarbij de mens samen met een dier actief de sport beoefent, is sport in zin van de post. Een voorbeeld is de paardensport. Als de mens het dier alleen begeleidt bij zijn sportieve prestatie, kan niet worden gesproken van actieve sportbeoefening door de mens. De post mist daarom toepassing in laatstgenoemde situaties. Voorbeelden zijn de duivensport en hondenrennen.
Instellingen die zich bezighouden met het geven van gelegenheid tot sportbeoefening en die al voor 1 januari 2002 gebruik maakten van de per die datum vervallen vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel f, van de wet (vrijstelling voor niet winstbeogende instellingen die zich bezighouden met het geven van gelegenheid tot sportbeoefening), kunnen vrijgesteld blijven exploiteren tot het moment waarop zij zelf willen overgaan tot exploitatie in de belaste sfeer.
De post geldt voor de diensten door exploitanten van bad- en zweminrichtingen.
Tot 1 januari 1999 gold een vrijstelling voor bad- en zweminrichtingen die geen winst beoogden (artikel 11, eerste lid, onderdeel f, van de wet juncto bijlage B, post 11 uitvoeringsbesluit). Exploitanten die voor 1 januari 1999 gebruik maakten van de vrijstelling, kunnen de zwembaden e.d. vrijgesteld blijven exploiteren tot het moment dat zij zelf kiezen voor toepassing van het verlaagde tarief.
Onder de post vallen bijvoorbeeld de diensten bestaande in het gelegenheid geven tot, het begeleiden bij of het toezicht houden op:
– zwangerschapszwemmen;
– therapeutisch zwemmen;
– floaten, een activiteit waarbij de floater zijn/haar lichaam laat drijven op warm water waarin zout is opgelost en verder geen enkele activiteit uitoefent;
– het baden in zee vanuit een inrichting op het strand bestaande uit kleedhokjes, douches en sanitaire voorzieningen.
De diensten door exploitanten van sauna’s kunnen onder de post worden gerangschikt voor het verschaffen van gelegenheid tot het nemen van saunabaden. Als door exploitanten van sauna’s ook andere diensten worden verricht kunnen zich de volgende situaties voordoen:
– de diensten zoals de verhuur van een badjas zijn bijkomend en delen in de toepassing van het verlaagde tarief voor het baden;
– de diensten zijn zodanig zelfstandig dat zij afzonderlijk beoordeeld moeten worden. Zo zal het door de exploitant van de sauna-inrichting tegen vergoeding gelegenheid geven om gebruik te maken van een zonnebank zijn belast naar het algemene tarief;
– de andere diensten overheersen de dienst van het gelegenheid geven tot baden in die mate dat sprake is van een onsplitsbaar geheel van prestaties dat niet onder de post valt. Zo valt een schoonheidsbehandelingkuur waarbij een saunabad, naast de diverse massages, huidbehandelingen en dergelijke, slechts één van de onderdelen is, niet onder de post .
In een aantal openbare zwembaden is het voor bezoekers mogelijk om tegen betaling gebruik te maken van tweepersoons stoombadcabines. Het ter beschikking stellen van een stoombadcabine staat gelijk aan het geven van gelegenheid tot een saunabad.
Onder ‘fiets’ moet worden verstaan: een rijwiel zonder hulpmotor. Voor de toepassing van het verlaagde tarief zijn ook de zoemfietsen, fietsen met een elektrisch of motorisch aangedreven trapondersteuning (zoals de Epacs en Saxonette), als fiets aan te merken. De Spartamet wordt ook als een fiets aangemerkt. Driewielers voor invaliden zijn als invalidenwagentjes aan te merken. De levering daarvan valt op grond van post a 34 onder het verlaagde tarief. Het repareren van deze driewielers is ook naar het verlaagde tarief belast (post b 1). Het verlaagde tarief kan niet worden toegepast op het herstellen van hoofdzakelijk motorisch voortbewogen ‘fietsen’, zoals snor- en bromfietsen en bromscooters.
Onder het ‘herstellen’ van fietsen moet worden verstaan: het door fietsenmakers verrichten van reparaties aan fietsen, zoals het vervangen van onderdelen, het plakken van banden en het verrichten van (preventief) onderhoud. Het verlaagde tarief is alleen van toepassing op de door de fietsenmaker verrichte arbeid (de eigenlijke reparatiedienst). De levering van fietsen, fietsonderdelen en accessoires is altijd belast naar het algemene tarief.
Bij het repareren of vervangen van fietsonderdelen of het aanbrengen van accessoires moet de fietsenmaker het in rekening gebrachte arbeidsloon (verlaagd tarief) afsplitsen van de geleverde onderdelen (algemeen tarief). Daar waar naast de dienst een levering van materialen is te onderscheiden, is op de levering steeds het algemene tarief van toepassing. Op deze splitsingsregel bestaat één uitzondering: het ondersteunend materiaal dat de fietsenmaker verbruikt bij het verrichten van reparaties aan fietsen. Dergelijk materiaal deelt in het verlaagde tarief dat geldt voor de reparatiedienst. Te denken valt aan plakmateriaal dat wordt verbruikt bij het plakken van fietsbanden of olie en vet dat wordt verbruikt bij het smeren van een fietsketting.
Onder schoeisel moet worden verstaan: allerlei soorten voetbedekking, zoals (sport)schoenen, laarzen, sandalen, pantoffels en skischoenen. Ook schaatsen, rollerskates, inlineskates en dergelijke zijn deels, voor het schoengedeelte, als schoeisel aan te merken. Voor de toepassing van de post is niet van belang uit welk materiaal het schoeisel is vervaardigd.
Het begrip lederwaren omvat uit leer vervaardigde kleine(re) gebruiksartikelen, zoals leren koffers en tassen, jassen, handschoenen, portemonnees en ceintuurs. Het herstellen van grote leren gebruiksartikelen zoals leren meubels en leren zadels voor rijdieren valt niet onder de post.
Bij het herstellen van schoeisel en lederwaren gaat het bijvoorbeeld om het repareren van stiksel of scheuren, lijmen, verven, het (opnieuw) waterafstotend maken of het verzolen. Van herstelwerkzaamheden is geen sprake bij bijvoorbeeld het slijpen en het recht maken van schaatsen. Deze prestaties vallen niet onder de post.
Als regel worden herstelwerkzaamheden aan schoeisel en lederwaren uitgevoerd door schoenmakers. Ook andere ondernemers die schoeisel en lederwaren repareren (bijvoorbeeld lederwarenwinkels) kunnen voor hun reparaties het verlaagde tarief toepassen. Als de reparatie in onderaanneming wordt verricht, is het verlaagde tarief zowel in de relatie hoofdaannemer-opdrachtgever als in de relatie hoofdaannemer-onderaannemer van toepassing.
Artikelen die los worden verkocht door schoenmakers, lederwarenwinkels e.d., (zoals veters, schoenzolen en -hakken, schoencrème, sleutels, spuitbussen voor het waterafstotend maken van schoeisel) zijn aan het algemene tarief onderworpen.
De tekst van post b 6 luidt:
‘het herstellen en vermaken van kleding en huishoudlinnen;’
Onder huishoudlinnen wordt verstaan alle textielartikelen, die in het huishouden worden gebruikt, zoals vitrage, gordijnen, dekens, (tafel)lakens, handdoeken en badlakens. Vloerkleden, karpetten en de bekleding van banken en stoelen zijn niet als huishoudlinnen aan te merken.
Zowel het herstellen als het vermaken van kleding valt onder het verlaagde tarief. Als herstelwerkzaamheden kunnen worden aangemerkt het dichtmaken van gaten en scheuren en het vervangen van knopen, ritssluitingen en voering. Van het vermaken van kleding is bijvoorbeeld sprake bij het langer of korter maken van mouwen, broekspijpen enz. en bij het innemen of uitleggen van broeken, rokken en dergelijke. Zowel het vermaken van gebruikte kleding als van nieuwe kleding valt onder het verlaagde tarief.
Voorbeelden van diensten met betrekking tot kleding en huishoudlinnen die niet onder de post vallen zijn: het wassen, chemisch reinigen, stomen en persen van kleding en/of huishoudlinnen en het borduren/appliqueren van kleding en/of huishoudlinnen. Ook het in opdracht vervaardigen van kleding en/of huishoudlinnen, al dan niet onder het ter beschikking stellen van stoffen door de opdrachtgever, valt niet onder het verlaagde tarief.
De tekst van post b 7 luidt:
‘de diensten die door kappers als zodanig worden verricht;’
Diensten die door kappers als zodanig worden verricht zijn handelingen die een kapper gewoonlijk aan menselijk haar verricht zoals knippen, wassen, föhnen, verven, permanenten, scheren en het trimmen van baarden.
De producten die kappers verbruiken bij het behandelen van het haar (zoals shampoo, haarverf, permanentvloeistof, crème en gel) delen in de toepassing van het verlaagde tarief. Goedkope haarversieringen die in een kapsel worden verwerkt en die niet afzonderlijk in rekening worden gebracht (zoals strikken, linten, kralen en veertjes), kunnen delen in het verlaagde tarief voor de diensten door kappers. Ook het aanbrengen van zgn. haarextensies (haarstrengen die in het eigen haar worden verwerkt) en het aanmeten en reviseren van pruiken en toupets zijn als diensten door kappers aan te merken en vallen onder het verlaagde tarief. Hierbij is alleen de door de kapper verrichte arbeid naar het verlaagde tarief belast; de levering van het materiaal (de haarextensie, pruik of toupet) is aan het algemene tarief onderworpen.
Haarverzorgingsproducten (zoals shampoo, haarverf, permanentvloeistof e.d.) die door kappers ‘los’ worden verkocht, zijn onderworpen aan het algemene tarief. Hetzelfde geldt voor losse gebruiksartikelen die door kappers worden verkocht (bijv. oorbellen, haarspeldjes e.d.).
De diensten die niet eigen zijn aan c.q. kenmerkend zijn voor het kappersbedrijf zoals schoonheidsbehandelingen en lichaamsverzorging zijn aan het algemene tarief onderworpen. Het gaat hier bijvoorbeeld om het aanbrengen van make-up (bruidsmake-up e.d.), het uitbrengen van kleur- en make-upadviezen, het manicuren en pedicuren, het gelegenheid geven tot het gebruik van de zonnebank en dergelijke. Ook het verzorgen van haar van (huis)dieren (zoals het trimmen van honden) valt buiten het begrip ‘diensten die door kappers als zodanig worden verricht’.
De tekst van post b 8 luidt:
‘het schilderen en stukadoren van woningen na meer dan twee jaren na het tijdstip van eerste ingebruikneming;’
Woningen zijn onroerende zaken die zijn bestemd voor permanente bewoning door particulieren. Het tijdelijk leegstaan ontneemt aan de onroerende zaak niet haar karakter van woning.
Het maakt niet uit of de onroerende zaak eigendom is van de bewoner of dat hij de onroerende zaak huurt.
Bij een (semi-)permanent verblijf in bijvoorbeeld een bejaarden-, verpleeg- of verzorgingsinstelling, worden de ruimten in die instelling die ter beschikking staan van de bewoner aangemerkt als woning in de zin van de post.
Als woning zijn verder aan te merken de aanleunwoning, de studentenflat, het klooster voor zover in gebruik voor permanente bewoning en de zogenoemde ‘tweede’ woning als permanente bewoning daarvan is toegestaan.
Garages, schuren, serres en aan- en uitbouwen vallen onder het begrip woning als zij zich bevinden op hetzelfde perceel als de woning. Garages die tot hetzelfde gebouwencomplex behoren als woningen (bijv. parkeergarages onder door particulieren bewoonde flats in een flatgebouw) worden ook tot de woning gerekend.
De bij een woning behorende tuin valt niet onder het begrip woning.
De gemeenschappelijke ruimtes in appartementen, bejaardentehuizen/ aanleunwoningen, verpleeg- en verzorgingsinstellingen e.d. (zoals de hal, het trappenhuis, de eetzaal, de recreatieruimte e.d.) volgen het regime dat geldt voor de particuliere woongedeelten.
Niet als woning zijn aan te merken:
– bedrijfsgebouwen en -ruimtes;
– afzonderlijke garageboxen;
– vakantiewoningen waarvan permanente bewoning niet is toegestaan;
– hotels/pensions;
– woonboten/woonwagens;
– asielzoekerscentra;
– ziekenhuizen;
– internaten.
Panden die deels als woning en deels als bedrijfspand worden gebruikt (bijvoorbeeld woon/winkelpanden) mogen in hun geheel als woning worden aangemerkt. Daarbij geldt de voorwaarde dat die panden voor meer dan 50% voor particuliere bewoning worden gebruikt. Bij een percentage van 50% of minder mag het deel dat voor particuliere bewoning wordt gebruikt voor de toepassing van het tarief worden afgesplitst.
Vanaf 1 januari 2010 is het toepassingsgebied van het verlaagde btw-tarief voor het schilderen en stukadoren van woningen ouder dan 15 jaar verruimd naar woningen van 2 jaar en ouder na het tijdstip van eerste ingebruikneming. Overigens was vooruitlopend op deze wetswijziging met ingang van 15 september 2009 goedgekeurd dat het verlaagde tarief wordt toegepast op het schilderen en stukadoren van woningen van 2 jaar en ouder na eerste ingebruikneming.
Voor de bepaling van de eerste ingebruikneming wordt uitgegaan van het feitelijk voor het eerst en op duurzame wijze gebruik maken van de woning overeenkomstig de objectieve bestemming ervan. Bij een pand dat niet vanaf het begin als woning in gebruik is geweest, is bepalend het tijdstip waarop het pand voor het eerst als woning in gebruik is genomen. Te denken valt aan een oud monumentaal pakhuis dat tot een appartementencomplex is omgebouwd. Als een pand in verschillende stadia tot woning wordt omgevormd moet ter bepaling van de ‘leeftijd’ van die woning zijn voldaan aan de voorwaarde dat zij voor minimaal 50% bestaat uit delen die ouder zijn dan 2 jaar.
Om het verlaagde tarief te kunnen toepassen moet de schilder of stukadoor kunnen aantonen dat de woning twee jaar of ouder is na het tijdstip van eerste ingebruikneming. Dat kan bijvoorbeeld met behulp van een schriftelijke verklaring van de opdrachtgever.
Onder schilderen wordt in dit verband verstaan: het verwerken en aanbrengen van een verf- of schildersysteem. Met het aanbrengen van een verf- of schildersysteem wordt gedoeld op het geheel van werkzaamheden dat samenhangt met het voorbehandelen van een bepaalde ondergrond en het in aansluiting daarop afwerken van die ondergrond met bepaalde verfproducten (zoals lakverven, vernissen en beitsen). Uit deze omschrijving volgt dat de voorbereidings- en voorbehandelingswerkzaamheden die een schilder moet verrichten voordat hij kan overgaan tot het eigenlijke schilderwerk ook onder het verlaagde tarief vallen.
Onder de voorbereidings- en voorbehandelingswerkzaamheden bij schilderwerk vallen:
– het schoonmaken, wassen, ontvetten, afbranden, afbijten en schuren van de te schilderen ondergrond;
– zogenoemd ‘preventief onderhoud’: het repareren van de te schilderen ondergrond met materiaal dat van een andere aard is dan het oorspronkelijke materiaal waaruit de ondergrond bestaat. Bij een houten ondergrond valt te denken aan het herstel met verfproducten en pasteuze materialen zoals plamuur en houtrotrenoveerpasta’s (vooral epoxypasta’s). Bij een betonnen ondergrond gaat het om (kleinschalig) herstel met kunststofgebonden mortels;
– het herstel van omtrekspelingen: het afschaven van ramen en deuren vanwege de laagdikte en kleefkracht van verf;
– kitwerk dat een onderdeel vormt van het verfsysteem: het dichtkitten van openstaande verbindingen in de te schilderen ondergrond en het vervangen/herstellen van de kitvoeg tussen het glas en het raam- of deurkozijn;
– het stralen van vooral metalen en betonnen ondergronden, voor zover beperkt tot het handmatig of mechanisch reinigen en verwijderen van oude verflagen, binnen dezelfde opdracht, gevolgd door het aanbrengen van een verfproduct;
– het afplakken van de omgeving van de te schilderen ondergrond c.q. het afdekken van ruimtes waarbinnen schilderwerk plaatsvindt (met afplaktape, plastic e.d.).
De hiervoor bedoelde voorbereidings- en voorbehandelingswerkzaamheden worden meestal niet afzonderlijk aan de opdrachtgever gefactureerd, maar zijn in de prijs voor het schilderwerk verwerkt.
Het eigenlijke schilderwerk omvat de volgende werkzaamheden:
– het verwerken en aanbrengen van impregneer- en voorstrijkmiddelen, grondverf, hechtprimer e.d.;
– het verwerken en aanbrengen van lakverf, structuurverf, vernis, beits, betonverf e.d. op de ondergrond.
‘Verwerken en aanbrengen’ in de hiervoor bedoelde zin kan gebeuren met allerlei hulpmiddelen, zoals de spuit, de kwast en de roller. Ook het schilderen via gieten en dompelen kan als ‘verwerken en aanbrengen’ worden aangemerkt.
De werkzaamheden die te ver afstaan van het eigenlijke schilderwerk zijn aan het algemene tarief onderworpen. In dit verband zijn onder meer de volgende werkzaamheden te noemen:
– zogenoemd curatief onderhoud, dat is het herstel van de te schilderen ondergrond met nieuwe, vervangende delen die bestaan uit een materiaal dat identiek is aan het oorspronkelijke materiaal van de ondergrond. Als curatief onderhoud is bijvoorbeeld aan te merken het aanbrengen van houten inzetstukken in houten kozijnen ter plaatse van hoekverbindingen en het vervangen van houten onderdorpels;
– het vervangen van ramen, deuren en kozijnen;
– kitverwerking als constructieve handeling, zoals het dichtmaken van dilataties, het afkitten van bouwelementen aan gevels en dergelijke;
– betonreparatie, dat is het grootschalig herstel van een betonnen ondergrond met materiaal dat identiek is aan het oorspronkelijke materiaal van de ondergrond;
– het stralen van stenen, metalen en betonnen ondergronden (bijvoorbeeld het schoonstralen van gevels);
– het impregneren en injecteren van stenen, metalen en betonnen ondergronden;
– het enkel herstellen van voegen in metselwerk;
– het aanbrengen van glas met de daarbij behorende werkzaamheden (zoals het plaatsen van glaslatten en het aanbrengen van kitwerk).
Het schuren en lakken van parketvloeren valt niet onder de post. Bij parketvloeren is sprake van de bedekking van een (betonnen of houten) vloer. Het schuren en lakken van (houten) vloeren die in bouwkundig opzicht onderdeel uitmaken van de woning valt wel onder de post.
De term stukadoren heeft betrekking op de volgende werkzaamheden:
– de voorbereidings- en voorbehandelingswerkzaamheden die een stukadoor moet verrichten voordat hij kan overgaan tot het eigenlijke stucwerk;
– het eigenlijke stucwerk.
Als voorbehandelings- en voorbereidingswerkzaamheden bij stukadoorswerk zijn aan te merken:
– het lossteken van de loszittende stuclaag;
– het voorbereiden van de ondergrond ten behoeve van het (nieuw) aan te brengen stucwerk, zoals voorlijmen, impregneren, opruwen of reinigen en het stellen van de benodigde stukadoorsprofielen;
– het aanbrengen van zogenoemde pleisterdragers ten behoeve van onder meer plafondwerk, zoals stucanet, steengaas en stucplaten (speciale stukadoorsgipsplaten), zodat het stucwerk kan worden afgewerkt;
– het afplakken van de omgeving van de te stukadoren ondergrond c.q. het afdekken van ruimtes waarbinnen stukadoorswerkzaamheden plaatsvinden (met behulp van plastic, afplaktape e.d.).
De hiervoor bedoelde voorbereidings- en voorbehandelingswerkzaamheden worden meestal niet afzonderlijk aan de opdrachtgever gefactureerd maar zijn in de prijs voor het stukadoorswerk verwerkt.
Het eigenlijke stucwerk bestaat uit het herstellen van een bestaande stuclaag of het aanbrengen van een nieuwe stuclaag. Het gaat hier om het handmatig dan wel machinaal verwerken, aanbrengen en afwerken van één of meerdere lagen cement-, gips-, kalk- of kunststofgebonden pleister in pasteuze vorm. Bij pleister in pasteuze vorm valt te denken aan diverse soorten kant-en-klare mortels, sierpleister (bijv. spachtel, structuur- of decorpleister en marmerpleister) en aan spuitpleister (spack). Ook het aanbrengen van decoratieve lijsten, ornamenten en dergelijke aan wanden en plafonds valt hieronder.
Met ‘verwerken, aanbrengen en afwerken’ wordt gedoeld op iedere toepassing van de bij het stukadoorswerk gebruikte hulpmiddelen, zoals de spuit, kwast, roller en spaan.
De bij het schilderen en stukadoren gebruikte materialen vallen onder het verlaagde tarief.
Op wanden kan in plaats van stucwerk ook behang worden aangebracht. De voorbereidende werkzaamheden voor het aanbrengen van stucwerk en het aanbrengen van behang zijn identiek. Vanwege die overeenkomst keur ik goed dat de noodzakelijke en direct met behangen samenhangende voorbereidingswerkzaamheden worden belast naar het verlaagde tarief als het een woning betreft die ouder is dan 2 jaar. De goedkeuring geldt ook voor het aanbrengen van het behang. De levering van het behang is onderworpen aan het algemene tarief.
Voor de toepassing van het verlaagde tarief is het niet noodzakelijk dat de schilder-, stukadoors- of behangwerkzaamheden worden verricht door een schilders- of stukadoorsbedrijf of een behanger. Ook aannemers, klusbedrijven enz. die (onderdelen van) schilder-, stukadoors- of behangwerkzaamheden uitvoeren, mogen het verlaagde tarief hanteren. Voor de toepassing van het verlaagde tarief is het ook niet noodzakelijk dat de opdrachtgever een particulier is. Ook als bijvoorbeeld woningbouwcorporaties opdracht geven tot het verrichten van schilder-, stukadoors- of behangwerkzaamheden in particuliere woningen geldt het verlaagde tarief.
Als schilder-, stukadoors- of behangwerkzaamheden in onderaanneming worden verricht (bijv. bij renovatieprojecten) is het verlaagde tarief zowel in de relatie hoofdaannemer-opdrachtgever als in de relatie hoofdaannemer-onderaannemer van toepassing.
Als schilder-, stukadoors- of behangwerkzaamheden deel uitmaken van een bepaald aannemingswerk, mogen die werkzaamheden voor de tarieftoepassing worden afgesplitst. Voorwaarde is dat de werkzaamheden op de door de aannemer uitgereikte offerte en factuur wordt afgesplitst van het overige werk.
De tekst van post b 9 luidt:
‘het vervoer van personen per schip, het vervoer van personen, bedoeld in artikel 1, onderdelen h, i en j, van de Wet personenvervoer 2000, het vervoer met auto’s voor de uitvoering van trouwerijen, begrafenissen en crematies daaronder begrepen, taxivervoer van personen over de weg anders dan per auto, en het vervoer van personen met luchtvaartuigen indien de plaats van vertrek en de plaats van bestemming in Nederland zijn gelegen voor zover dat vervoer geschiedt met ballonnen of met luchtvaartuigen die zijn ingericht voor het vervoer van zieken of gewonden;’
De tekst van artikel 1, eerste lid, onderdelen h, ien j van de Wet personenvervoer 2000 luidt:
– h. openbaar vervoer: voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of een via een geleidesysteem voortbewogen voertuig;
– i. besloten busvervoer: personenvervoer per bus, anders dan bedoeld in onderdeel h;
– j. taxivervoer: personenvervoer per auto, anders dan bedoeld in onderdeel h, tegen betaling.
Bij voertuigen die via een geleidesysteem worden voortbewogen, gaat het om voertuigen die zich voortbewegen langs daartoe in, op of boven de grond geconstrueerde (hulp)banen of kabels. Hieronder vallen onder meer trolleybussen, kabelbanen en magneettreinen.
Op de markt zijn er ook vormen van het tegen betaling vervoeren van personen over de weg (zijnde taxivervoer) anders dan per auto. Hierbij moet worden gedacht aan vervoermiddelen als een motortaxi, tuktuk en fietstaxi. Ook deze vormen van taxivervoer vallen onder de post.
Diensten waarbij de klant door een ondernemer wordt opgehaald met zijn eigen auto of een taxi, waarin een tweede chauffeur meerijdt, zijn niet aan te merken als taxivervoer in de zin van de post. In die gevallen zorgt de ondernemer ervoor dat de klant en zijn auto worden vervoerd naar de plaats die de klant bepaalt.
Het begrip vervoer van personen moet naar spraakgebruik worden uitgelegd.
Onder ‘vervoer van personen’ vallen bijvoorbeeld vistrips. Dat is zowel het geval als sportvissers met een schip naar een vislocatie worden gebracht waar zij – aan boord van dat schip – in de gelegenheid worden gesteld om te vissen als wanneer de sportvissers in een boot door een ander schip worden gesleept naar de vislocatie.
Ik keur goed dat het vervoer van personen met door paarden voortbewogen rijtuigen onder de post valt.
Voorbeelden van diensten die niet onder de post vallen:
– het beoefenen van de zeilsport op individuele basis of door een klein aantal personen, al dan niet onder leiding van een schipper;
– het tegen vergoeding gebruik laten maken van een tolweg;
– de enkele verhuur van een autobus;
– de verkoop van kaarten voor het openbaar vervoer;
– het ter beschikking stellen van paarden voor paardrijlessen.
De tekst van post b 10 luidt:
‘het geven van gelegenheid tot kamperen binnen het kader van het kamp- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijf houden;’
Het begrip ‘kamp- en vakantiebestedingsbedrijf’ moet naar spraakgebruik worden uitgelegd. Zo is sprake van een vakantiebestedingsbedrijf als een stacaravan die de eigenaar zelf gebruikt en die op een gehuurde plaats staat ook regelmatig aan derden wordt verhuurd. Hierbij geldt niet de voorwaarde dat de verhuurder de bijkomende diensten verricht die campingbedrijven normaliter wel verrichten.
Het geven van gelegenheid tot kamperen in de zin van de post moet worden uitgelegd naar spraakgebruik. In elk geval behoort hiertoe het geven van gelegenheid tot het plaatsen van tenten, caravans en zomerhuisjes.
Onder de post valt ook het verhuren in het kader van het kamp- en vakantiebestedingsbedrijf van afgebakende stukjes grond waarop de huurders semi-permanente huisjes bouwen of stacaravans plaatsen. De huurders huren de stukjes grond meestal voor meerdere jaren en hebben het recht gebruik te maken van de accommodatie van het bedrijf (toiletgelegenheid, speelterrein, parkeerplaats enz.). Het feit dat de mogelijkheid tot overnachten gedurende de winterperiode ontbreekt, doet aan de toepassing van het verlaagde tarief niet af.
Niet onder de post vallen de volgende prestaties:
– het geven van gelegenheid tot het plaatsen van tenten en badcabines of strandhuisjes op het strand evenals de verhuur van badcabines of strandhuisjes op het strand;
– het bieden van gelegenheid aan kortkampeerders (meestal watersporters) tot plaatsing van hun caravan, camper of boot op speciaal daartoe ingerichte parkeerplaatsen op de camping tijdens hun afwezigheid.
De volgende prestaties die de exploitant van een kamp- en vakantiebestedingsbedrijf, indien verricht aan de kampeerders, vallen onder de post:
– het verstrekken van gas, elektriciteit en/of water;
– het geven van gelegenheid tot douchen;
– het geven van gelegenheid tot het wassen en drogen van kleding;
– het geven van gelegenheid tot het plaatsen van een auto.
Niet onder de post vallen verder de volgende prestaties:
– het enkel geven van gelegenheid tot parkeren van vervoermiddelen;
– de verhuur van tenten aan niet-campinggasten;
– de levering van campinggas in standaard gasflessen;
– het geven van gelegenheid tot winterstalling.
De activiteiten van watersportbedrijven bestaan onder meer uit het voor recreatieve doeleinden verhuren van ligplaatsen voor vaartuigen en van aan het water gelegen percelen grond. Alleen als de prestatie van het watersportbedrijf bestaat uit de verhuur van een stuk grond waarop een tent of een caravan kan worden geplaatst, is het verlaagde tarief van toepassing.
De aard en de duur van het verblijf zijn bepalend voor de vraag of sprake is van ‘verblijf voor een korte periode’. Van ‘verblijf voor een korte periode’ is in ieder geval sprake als de periode maximaal zes maanden per jaar duurt. Als sprake is van een verblijf dat langer duurt dan zes maanden rust op de verhuurder de bewijslast om aan de inspecteur aannemelijk te maken dat toch sprake is van een verblijf voor een korte periode.
Als de gast het middelpunt van zijn maatschappelijk leven overbrengt naar het bedrijf of daar permanent gaat wonen, is geen sprake van een ‘verblijf voor een korte periode’.
De tekst van post b 11 luidt:
‘het verstrekken van logies binnen het kader van het hotel-, pension- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijf houden;’
Onder het verstrekken van logies binnen de in de post genoemde accommodaties vallen:
– de seizoensverhuur van gemeubileerde kamers en gemeubileerde woningen;
– de verhuur van verblijfsruimte die is toegerust (volledig ingericht) om daarin kort te verblijven;
– de verhuur van gemeubileerde zomerhuisjes en stacaravans;
– het gedurende een zeiltocht verstrekken van logies aan boord van een met schipper en bemanningslid gehuurd zeilschip.
Voor de toepasselijkheid van de post op bijkomende prestaties die worden verricht aan personen aan wie logies wordt verstrekt, wordt verwezen naar onderdeel 3.2 bij post b10.
Deze begrippen moeten naar spraakgebruik worden uitgelegd. Zo is sprake van een vakantiebestedingsbedrijf als een vakantiewoning die door de eigenaar zelf wordt gebruikt door hem ook regelmatig voor korte perioden aan derden wordt verhuurd. Hierbij geldt niet de voorwaarde dat deze verhuurder de bijkomende diensten verricht die hotel-, pension of campingbedrijven normaliter wel verrichten. Overigens is het verlaagde tarief niet van toepassing op het gebruik dat de eigenaar zelf privé maakt van zijn vakantiewoning. Die prestatie valt niet onder de post.
De post is ook van toepassing op het ter beschikking stellen van een vakantie-accommodatie aan een vakantiebestedings- of dergelijk bedrijf dat de accommodatie gebruikt voor het verstrekken van logies aan personen die daar voor een korte periode verblijf houden.
Als het verstrekken van logies in de zin van de post wordt aangemerkt het door een ziekenhuis of andere instelling geven van gelegenheid om tegen vergoeding gebruik te maken van een door die instelling geëxploiteerd gastenverblijf.
De aard en de duur van het verblijf zijn bepalend voor de vraag of sprake is van ‘verblijf voor een korte periode’. Van ‘verblijf voor een korte periode’ is in ieder geval sprake als de periode maximaal zes maanden per jaar duurt. Als sprake is van een verblijf dat langer duurt dan zes maanden rust op de verhuurder de bewijslast om aan de inspecteur aannemelijk te maken dat toch sprake is van een verblijf voor een korte periode.
Als de gast het middelpunt van zijn maatschappelijk leven overbrengt naar het bedrijf of daar permanent gaat wonen, is geen sprake van een ‘verblijf voor een korte periode’.
De (enkele) verhuur van accommodaties voor de opvang van asielzoekers door hotel-, pension- en vakantiebestedingsbedrijfexploitanten aan het Centraal Orgaan voor de opvang van Asielzoekers (COA) of het ministerie van VWS valt onder de post.In dit verband speelt een rol, dat het verblijf van de asielzoekers in de desbetreffende accommodatie ondanks de soms relatief lange duur ervan naar zijn aard als tijdelijk is te beschouwen.
De enkele verhuur van ongemeubileerde onroerende accommodaties buiten het kader van het hotel-, pension-, kamp- en vakantiebestedingsbedrijf (bijvoorbeeld kloosters en kantoorruimte) voor de tijdelijke opvang van asielzoekers valt niet onder de post. Deze verhuur is vrijgesteld op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van de wet.
De enkele verhuur van ongemeubileerde schepen voor de tijdelijke opvang van asielzoekers is aan te merken als de verhuur van roerende zaken. De post is niet van toepassing en de verhuur is onderworpen aan het algemene tarief, tenzij het desbetreffende schip is aan te merken als een zeeschip. In dat geval is op grond van onderdeel 9 bij post b 1 van Tabel II juncto onderdeel 3 bij post a 3 van Tabel II het nultarief van toepassing.
De enkele verhuur van semi-permanente accommodatie voor de tijdelijke opvang van asielzoekers is als de verhuur van roerende zaken belast naar het algemene tarief. Het gaat hier onder meer om de verhuur van ongemeubileerde stacaravans en containers die worden geplaatst op camping- of andere door het COA (of het ministerie van VWS) gehuurde of aangekochte terreinen. Bij de containers gaat het om wooncontainers en containers met keuken-, vaatwas-, koel/vries- en dergelijke apparatuur, die aan elkaar gekoppeld een asielzoekerscentrum vormen.
Exploitanten van hotels, pensions, campings, vakantiebungalowparken, passagiersschepen en dergelijke verzorgen op basis van contracten met het COA of het ministerie van VWS ook ‘all-in’ pakketten met betrekking tot de tijdelijke opvang van asielzoekers. Het ‘all-in’ pakket omvat onder meer het aan asielzoekers verschaffen van (gemeubileerd) onderdak, maaltijden, bewassing, het verstrekken van energie (gas, elektra en dergelijke) en het verschaffen van (enige) begeleiding. Op dit pakket van prestaties is de post van toepassing. Dit is ook het geval als de exploitant voor het verzorgen van de ‘all-in’ opvang van asielzoekers twee afzonderlijke vergoedingen ontvangt, één voor de verhuur van de accommodatie en één voor de door hem voor de verdere opvang en verzorging van de asielzoekers (maaltijdverstrekking, bewassing en dergelijke) verrichte prestaties.
De bedragen die de exploitant ontvangt voor het vrijhouden van kamers voor asielzoekers en het verstrekken van non-foodartikelen (zoals zeep, tandpasta en shampoo) aan die personen kunnen delen in de toepassing van het verlaagde tarief. Het door de exploitant namens het COA of het ministerie van VWS aan asielzoekers doorbetaalde kleding- en zakgeld blijft als doorlopende post buiten de heffing.
Als een deel van de ten behoeve van de tijdelijke opvang van asielzoekers gehuurde accommodatie wordt gebruikt als kantoorruimte voor personen die belast zijn met de uitvoering van het asielbeleid (bijvoorbeeld personeelsleden van het COA en het ministerie van Justitie) bestaat er vanwege het rechtstreekse verband met de opvang van asielzoekers geen bezwaar tegen dat de verhuur van het kantoorgedeelte het tarief volgt dat geldt voor de verhuur van het resterende deel van de accommodatie.
De tekst van post b 12 luidt:
‘het verstrekken van voedingsmiddelen als bedoeld in post a 1, voor gebruik ter plaatse binnen het kader van het hotel-, café-, restaurant-, pension-, en aanverwant bedrijf;’
Post b 12 is (opnieuw) opgenomen naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie van 2 mei 1996, zaak C-231/94 (Faaborg-Gelting Linien A/S / Fza Flensburg). Het Hof heeft in dit arrest onder meer overwogen: ‘De restaurantverrichting wordt derhalve gekenmerkt door een reeks van elementen en handelingen, waarvan de levering van voedsel niet meer dan een onderdeel is en waarin het dienstenaspect ruimschoots de overhand heeft. Zij moet bijgevolg als dienst in de zin van artikel 6, eerste lid, van de zesde richtlijn worden beschouwd. Dit is echter anders, wanneer de verrichting betrekking heeft op ‘afhaal-’maaltijden en niet gepaard gaat met diensten die de nuttiging ter plaatse in een passend kader moeten veraangenamen.’ Met het opnemen van post b 12 is voorkomen dat de levering van voedingsmiddelen door horecaondernemers voor gebruik ter plaatse wordt onderworpen aan het algemene tarief.
Mixdranken zijn dranken die tot stand komen door samenvoeging van één of meer alcoholhoudende dranken met één of meer alcoholvrije dranken. Alcoholhoudende dranken (> 1,2 %) zijn in beginsel belast naar het normale tarief. Voor mixdranken die worden verstrekt voor gebruik ter plaatse binnen het kader van het hotel-, café-, restaurant-, pension-, en aanverwant bedrijf keur ik om praktische redenen het volgende goed.
Goedkeuring:
Ik keur onder voorwaarden goed dat mag worden gehandeld alsof de samenstellende dranken afzonderlijk worden verstrekt.
Voorwaarden:
a. de ondernemer dient de in de mixdrank verwerkte hoeveelheden van de samenstellende dranken ook in ongemixte vorm ten verkoop aan te bieden, en
b. de verkoopprijs van de mixdrank is gelijk aan de som van de prijzen die voor de samenstellende dranken in rekening gebracht zou worden als zij afzonderlijk verstrekt zouden worden.
Als gevolg van deze goedkeuring kan het verlaagde tarief worden toegepast op dat deel van de verkoopprijs dat is toe te rekenen aan de alcoholvrije bestanddelen. Als de ondernemer een forfaitaire berekeningsmethode toepast dan moet de splitsing geschieden volgens de gekozen methode. Hierbij kan de toepassing van de artikelen 17 en 17a van het uitvoeringsbesluit voor deze dranken achterwege blijven.
Voor mixdranken die niet aan de hiervoor genoemde voorwaarden voldoen moet de wettelijke regeling onverkort worden toegepast. Als de mixdrank meer dan 1,2% alcohol bevat, is het algemene tarief van toepassing. Ook mixdranken die in verpakking worden geleverd door bijvoorbeeld supermarkten en slijterijen vallen niet onder het verlaagde tarief.
De mogelijkheid bestaat dat een restauranthouder aan groepen de gelegenheid biedt tot het bereiden van maaltijden onder professionele begeleiding. Het kenmerkende element van de prestatie voor de deelnemers is het samen nuttigen van een maaltijd. Deze dienstverlening van de restauranthouder kan daarom onder de post worden gerangschikt.
Sommige bakkers organiseren kinderfeestjes. Onder leiding van een gediplomeerde bakker worden door de kinderen koekjes en broodjes gebakken die de kinderen mee naar huis nemen. Tijdens het feestje presenteert de bakker veelal koekjes en limonade. Soms wordt een film vertoond over (de geschiedenis van het) broodbakken. Er is sprake van één prestatie die dicht aanligt tegen de normale bedrijfsvoering van de bakker. Die prestatie kan onder de post worden gerangschikt.
Niet onder de post vallen kookcursussen, waarbij de kennisoverdracht het kenmerkende element van de prestatie is en het nuttigen van spijzen en dranken van bijkomstige aard.
De tekst van post b 13 luidt:
‘de volgende diensten aan landbouwers, veehouders, tuinbouwers en bosbouwers:
a. de diensten door agrarische loonbedrijven;
b. de diensten door fokinstellingen, instellingen voor keuring en onderzoek en instellingen voor kunstmatige inseminatie, embryotransplantatie daaronder begrepen;
c. de diensten door boekhoud- en belastingadviesbureaus;
d. het bewaren, drogen, koelen, ontsmetten, schonen, sorteren en verpakken van goederen welke de in de aanhef bedoelde personen in hun vermelde hoedanigheid hebben voortgebracht of geteeld, alsmede het vervoer van die goederen naar veilingen;’
Zie voor een toelichting op de begrippen landbouwer, veehouder, tuinbouwer en bosbouwer het Besluit Landbouw.
Onder de post kunnen bijvoorbeeld worden gerangschikt de in deze post genoemde diensten die worden verricht aan instellingen zoals landbouwproefstations.
Niet onder de post vallen diensten die worden verricht aan:
– veehandelaren;
– andere dan de in de post vermelde opdrachtgevers, zoals publiekrechtelijke lichamen, tenzij die opdrachtgevers de diensten afnemen in de hoedanigheid van landbouwer, veehouder, tuinbouwer of bosbouwer.
– Zie ook onderdeel 4.
Met diensten door agrarische loonbedrijven worden bedoeld diensten die eigen zijn aan en kenmerkend voor het agrarisch loonbedrijf en die hun oorsprong vinden in de bedrijfsuitoefening van de landbouwer, veehouder, tuinbouwer of bosbouwer. Het maakt hierbij niet uit of de presterende ondernemer zelf een agrarisch loonbedrijf exploiteert. De prestaties die worden verricht dienen eigen te zijn aan en kenmerkend te zijn voor het agrarische loonbedrijf. Bij agrarische loonwerkzaamheden gaat het om aangenomen werk in de agrarische sfeer, met een eigen verantwoordelijkheid voor het resultaat van het werk. Het is niet vereist dat het agrarisch loonbedrijf zelf beschikt over machines en apparatuur. Ook is niet van belang of de te verrichten werkzaamheden al dan niet van eenvoudige aard zijn en of sprake is van stukloon of van een tevoren overeengekomen bedrag.
Voorbeelden van werkzaamheden die onder de post vallen:
– aanaarden (opruggen) van gewassen;
– aanleggen van ‘drainreeksen’ (buisstelsels ten behoeve van de afwatering);
– bepaalde onderhoudswerkzaamheden zoals wieden, schoonmaken van sloten, tochten en greppels (verwijderen van planten, modder, vuil enz. en uitdiepen en op vereist profiel terugbrengen, uitbaggeren en het uitgebaggerde materiaal op de kant als mest opwerpen) en schoonmaken van ‘drainreeksen’;
– beregenen;
– enten van kuikens en kippen, dit is het in het bloed van dit pluimvee brengen van een verzwakte of dode entstof ter voorkoming van bepaalde infectieziekten;
– grond ontsmetten (met chemicaliën door grondstomen enz.);
– krijten van kasdekken bij tuinbouwbedrijven met het oogmerk het optimaliseren van de productie van gewassen in de kas;
– loofkappen en looftrekken van aardappelloof;
– loonwerkzaamheden aan geoogste producten, zoals inkuilen – ensileren – of drogen van gras en andere ruwvoeders, hooien van gras (harken, keren, op zwad rijden enz. van gemaaid gras), stomen van aardappelen en dorsen van granen, zaderijen, peulvruchten enz., loonpersen van hooi en stro enz., afdekken van ‘kuilen’ voor gras, andere ruwvoeders, aardappelen enz.;
– (precisie-)zaaien (al dan niet gecombineerd met strookbespuiting) en poten;
– seksen en snavelbranden of ontbekken van kuikens;
– slaan van putten voor beregeningsdoeleinden. Met het slaan van putten voor beregeningsdoeleinden wordt gedoeld op het maken van de put als zodanig. De eventueel in de prijs begrepen vergoeding voor de levering van de bovengronds op de put aan te sluiten buis (of buizen), pomp(en) en overige materialen, is onderworpen aan het algemene tarief;
– spuiten van papiercellulose op landbouwgrond om verstuiven van de grond te voorkomen;
– het vangen van mollen en pluimvee, het vergroten van sloten en greppels en het versnijden, hakken, schaven of zagen van rondhout (waaronder boerengeriefhout);
– verzorgen van bomen (boomchirurgie);
– het schoonspuiten en desinfecteren van stallen voor vee voordat een volgende fokronde begint. Deze werkzaamheden zijn direct van invloed op het (optimaal) fokken van dieren (voorkomen van ziekten, groeistoornissen en dergelijke). Schoonmaakwerkzaamheden aan de buitenkant van de stal hebben niet direct betrekking op het fokken als zodanig en vallen onder het algemene tarief.
Goedkeuring
Ik keur goed dat onder voorwaarden onder de post worden gerangschikt:
1. het vervoer van goederen door een agrarisch loonbedrijf ten behoeve van een landbouwer, veehouder, tuinbouwer of bosbouwer. Het kan bijvoorbeeld gaan om het vervoer van meststoffen naar het land, gevolgd door het strooien van die meststoffen of het vervoer van door een agrarisch loonbedrijf geoogste suikerbieten van het land naar de boerderij, de suikerfabriek of een door de landbouwer aangewezen verzamelplaats. Het enkele vervoer door agrarische loonbedrijven of andere ondernemers is steeds belast naar het algemene tarief.
Voorwaarde
Het vervoer gaat onmiddellijk vooraf aan of volgt op en houdt rechtstreeks verband met de dienst(en) die het agrarisch loonbedrijf verricht aan de landbouwer.
2. het loonmalen van granen en van diverse veevoederproducten, zoals pulp, veekoeken en voor veevoederdoeleinden bestemde peulvruchten.
Voorwaarde
De goederen vallen in gemalen toestand onder één van de posten genoemd in onderdeel a van de Tabel.
3. het schoonspuiten van ramen van, schermdoeken in en goten tussen (tuinbouw)kassen voor tuinbouwers. Hierbij is vooral van belang dat deze schoonmaakwerkzaamheden, anders dan reguliere schoonmaakwerkzaamheden, direct invloed hebben op de groei van de in de kassen geteelde gewassen (via extra lichtinval en dergelijke).
Voorbeelden van werkzaamheden die niet onder deze post vallen:
– teeltwerkzaamheden zoals het bewortelen van plantenstekken en veredelingswerkzaamheden zoals het oculeren van rozen;
– het uitbrengen van adviezen en het opstellen van bosbeheersplannen, het zgn. bestekgereedmaken van die plannen en het toezicht op de uitvoering daarvan (door aannemers);
– het aanleggen van een beregeningsinstallatie, dat is een installatie die dient om fruitbomen te beregenen in tijden van late nachtvorsten ter voorkoming van schade aan de bloesem;
– geitenkappen, dit is het knippen van de nagels van geiten om kreupelheid te voorkomen;
– het schoonspuiten van daken en/of muren, bijvoorbeeld ter verwijdering van mos.
In de volgende gevallen gaat de levering van de gebruikte materialen op in de dienst:
– de melasse en het plastic afdekmateriaal gebruikt bij het inkuilen van gras;
– het plastic folie gebruikt bij het zaaien van maïs onder plastic;
– het materiaal gebruikt bij het aanleggen van een stoomdrainagesysteem, met uitzondering van de bovengronds te plaatsen ventilatoren;
– het materiaal gebruikt bij het aanleggen van drainreeksen met uitzondering van pompen die bij een dergelijke reeks worden geplaatst;
– de papiercellulose die op landbouwgrond wordt gespoten om verstuiven van de grond te voorkomen.
In de volgende gevallen gaat de levering van de gebruikte materialen niet op in de dienst:
– pompen (algemeen tarief) die worden geplaatst bij het aanbrengen van bronbemaling (verlaagd tarief);
– de bestrijdingsmiddelen (algemeen tarief) bij het bespuiten van landbouwgewassen (verlaagd tarief);
– levering van kunstmest bij rijenbemesting. Met het begrip rijenbemesting wordt gedoeld op de situatie waarbij agrarische loonbedrijven tijdens het inzaaien van landbouwgewassen (o.a. maïs) op de ingezaaide rijen gewassen ook kunstmest strooien. Voor de tarieftoepassing moet een splitsing worden aangebracht tussen de levering van kunstmest (algemeen tarief), de levering van landbouwzaad (verlaagd tarief, post a 41) en de (in)zaaidienst (verlaagd tarief, post b 13, onderdeel a).
De aanleg van mestopslagplaatsen (zowel mestsilo’s als mestvijvers en mestbassins) vormt steeds een oplevering in de zin van artikel 3, eerste lid, onderdeel c, van de wet. Bij de aanleg van bedoelde opslagplaatsen worden de grondwerkzaamheden in voorkomende gevallen uitbesteed aan een andere ondernemer, zoals bijvoorbeeld een agrarisch loonbedrijf. Het gaat hierbij meestal om het maken van de bouwput, het graven van de kuil, het maken van een aarden wal met de vrijgekomen aarde en het in de grond aanbrengen van de (zuig)leiding en/of de controleput. Voor deze handelingen is het algemene tarief van toepassing.
Door de toegenomen intensivering van het veehouderijbedrijf ontstaat in regio’s met overwegend veehouderijen een overschot aan mest. Die mest kan niet in alle gevallen binnen dezelfde regio worden afgezet. Voor de afzet van deze binnen de eigen regio als overtollig beschouwde mest is het noodzakelijk (geworden) deze mest over lange(re) afstanden te vervoeren naar akkerbouwers in andere regio’s. Voorheen betaalde de ontvangende akkerbouwer een vergoeding voor de geleverde mest. Nu is het zo dat akkerbouwers in veel gevallen alleen nog tegen ontvangst van een vergoeding aan agrarische loonbedrijven toestaan om mest op hun land uit te rijden/te injecteren.
Bij de distributie van overtollige mest zijn doorgaans drie partijen betrokken:
– een veehouder met een mestoverschot;
– een agrarisch loonbedrijf dat de mest bij de veehouder ophaalt, waarbij de eigendom van de mest op het loonbedrijf overgaat;
– een akkerbouwer die de mest van het loonbedrijf afneemt, dan wel tegen vergoeding toestaat de mest op zijn land uit te rijden/te injecteren.
Als regel bestaat er tussen de veehouder op wiens bedrijf een mestoverschot optreedt en de akkerbouwer die dit mestoverschot wenst af te nemen geen contractuele relatie. De agrarische loonbedrijven hebben zich bij de distributie van overtollige mest ontwikkeld tot zelfstandige schakels tussen de producenten en de afnemers van overtollige mest. Meestal zijn tussen de loonbedrijven en de betrokken veehouders of akkerbouwers langlopende afspraken gemaakt.
Bij de distributie van overtollige mest (drijfmest) verrichten agrarische loonbedrijven een reeks van verschillende nauw met elkaar samenhangende prestaties. In dit verband kunnen worden genoemd het opzuigen, opslaan, mengen, vervoeren, overpompen en verspreiden van mest.
Goedkeuring
Ik keur goed dat de dienst van het ophalen/afnemen van overtollige mest onder de post wordt gerangschikt. Dit geldt zowel als de dienst wordt verricht door agrarische loonbedrijven als in de gevallen dat de dienst wordt verricht door akkerbouwers of andere ondernemers, zoals mestverwerkende instellingen, mesthandelaren en dergelijke. Ook de opslag van overtollige mest in afwachting van de verdere afzet daarvan valt onder de goedkeuring. Bij het ophalen/afnemen van overtollige mest gaat het als regel om vloeibare drijfmest. De goedkeuring geldt echter ook voor het ophalen/afnemen van overtollige stapelbare mest (mest in vaste vorm).
Zoals in onderdeel 3.4.1 is vermeld staan akkerbouwers tegen ontvangst van een vergoeding aan agrarische loonbedrijven toe om mest op hun land uit te rijden/te injecteren. Als dit gebeurt door een akkerbouwer die heeft geopteerd voor heffing in de omzetbelasting is de dienst onderworpen aan het algemene tarief. Post b 13 geldt niet, omdat het hier niet gaat om een dienst door een agrarisch loonbedrijf.
Als een agrarisch loonbedrijf tegen vergoeding mest levert en op het land van de akkerbouwer uitrijdt/injecteert, kunnen de volgende van elkaar gescheiden prestaties worden onderscheiden:
– de levering van de mest (algemeen tarief);
– het uitrijden/injecteren van mest (verlaagd tarief).
Goedkeuring
Ik keur goed dat het scheiden van dierlijke mest onder de post wordt gerangschikt. Het gaat hier om het scheiden van dierlijke mest in een ‘natte’ (vloeibare) substantie en een droge substantie (de ‘rulle fractie’). Het scheiden van de mest vindt plaats op het bedrijf van de mestproducent (de veehouder) via een mobiele mestscheidingsinstallatie, die wordt aangesloten op de mestopslagkelder van de veehouder. De mest wordt gescheiden om deze geschikt(er) te maken voor gebruik in de landbouw. De natte mestsubstantie wordt meestal uitgereden op het land van de veehouder, terwijl de droge substantie vooral wordt gebruikt op het land van in of buiten de desbetreffende regio gevestigde akkerbouwers. De scheiding van de mest kan door de veehouder zelf worden verzorgd, maar ook door coöperatieve verenigingen van veehouders of door agrarische loonbedrijven.
Het is hierbij niet relevant of de dienst wordt verricht door een agrarisch loonbedrijf of door een andere ondernemer en of de eigendom van de mest overgaat van de veehouder naar de ondernemer die de mest scheidt.
Het rooien van bomen door een agrarisch loonbedrijf voor een landbouwer, veehouder, tuinbouwer of bosbouwer valt onder de post. Om het verspreiden van bepaalde boom- en plantziekten tegen te gaan is de gebruiksgerechtigde van een terrein soms verplicht om bomen en struiken te rooien en (gedeeltelijk) te vernietigen. De overheid kan de kosten hiervan subsidiëren. Ik keur goed dat wordt aangenomen dat de landbouwer, veehouder, tuinbouwer of bosbouwer de diensten steeds in die hoedanigheid afneemt, ook al worden de bomen en struiken niet in de uitoefening van het landbouw-, veehouderij-, tuinbouw- of bosbouwbedrijf gebruikt.
Dit geldt in principe ook voor de beheerder van bossen in de zin van onderdeel 1.2 van het Besluit Landbouw. Houtopstanden langs wegen, in parken en plantsoenen, bij zwembaden, bij sportterreinen en dergelijke worden daar echter uitgezonderd van het begrip ‘bossen’. Als te rooien en te vernietigen bomen of struiken deel uitmaken van dergelijke houtopstanden, moet daarom het algemene tarief worden toegepast.
Het komt voor dat de gebruiksgerechtigde de zorg voor het rooien en vernietigen overlaat aan een derde (bijvoorbeeld Staatsbosbeheer). Deze derde ontvangt dan de subsidie en geeft aan een agrarisch loonbedrijf de opdracht om het rooien en vernietigen uit te voeren. Ook in deze situatie kan het agrarisch loonbedrijf het verlaagde tarief toepassen. Dit omdat de verplichting tot het rooien en vernietigen op de gebruiksgerechtigde rust, en de prestatie daarom aan deze gebruiksgerechtigde wordt verricht.
Onderdeel b van de post is ook van toepassing als de presterende ondernemer niet een fokinstelling, een instelling voor keuring en onderzoek of een instelling voor kunstmatige inseminatie (embryotransplantatie daaronder begrepen) is. Dezelfde diensten door exploitanten van stieren, dekhengsten en beren (mannetjesvarkens) kunnen ook onder de post worden gerangschikt.
Ik keur goed dat diensten die fokinstellingen, instellingen voor kunstmatige inseminatie en exploitanten van dekhengsten verrichten aan eigenaren van paarden ook onder de post kunnen worden gerangschikt als die eigenaren geen landbouwer, veehouder, tuinbouwer en bosbouwer zijn.
Bij diensten door instellingen voor keuring en onderzoek moet het gaan om specifieke onderzoeks- en keuringswerkzaamheden aan landbouwproducten, landbouwproductiemiddelen en landbouwproductie (dat wil zeggen onderzoek en keuring aan landbouwproducten in de teeltfase).
Het kunstmatig insemineren van de onder post a 4 vallende dieren en het transplanteren van embryo’s bij deze dieren valt onder de post. De levering van het dierlijke sperma respectievelijk de dierlijke embryo’s gaat hierbij op in de inseminatiedienst respectievelijk de transplantatiedienst.
De aparte levering van het voor de inseminatie benodigde sperma, respectievelijk het voor de transplantatie benodigde embryo, valt onder post a 4.
Drachtigheidsonderzoeken bij vee houden vanuit de bedrijfsvoering van veehouderijen bezien nauw verband met de kunstmatige inseminatie van vee. In verband hiermee kunnen drachtigheidsonderzoeken tot de diensten van instellingen voor kunstmatige inseminatie worden gerekend. Als de drachtigheidsonderzoeken door dierenartsen worden uitgevoerd, keur ik goed dat de post van toepassing is.
Het begrip ‘diensten door boekhoud- en belastingadviesbureaus’ moet naar het spraakgebruik worden uitgelegd. Werkzaamheden vallen onder dit begrip als zij tot het normale en gebruikelijke (traditionele) dienstenpakket van boekhoud- en belastingadviesbureaus behoren (in de hoedanigheid van boekhoud- en belastingadviesbureau wordt verricht) en de diensten in het kader van de onderneming van landbouwers, veehouders, tuinbouwers en bosbouwers worden verricht.
Tot het gebruikelijke dienstenpakket behoren alle werkzaamheden met betrekking tot het stelselmatig aantekenen van wat men bij de betreffende landbouwer, veehouder, tuinbouwer of bosbouwer van belang acht om vast te leggen en fiscale aangelegenheden. Te denken valt aan het systematisch verwerken van financiële transacties, of aan de administratieve verwerking van bedrijfseconomische gegevens. Het gaat hier om bedrijfseconomische gegevens die zijn ontleend aan de bestaande bedrijfsvoering en die worden gebruikt om een efficiënte bedrijfsvoering te stimuleren. Werkzaamheden op het terrein van bedrijfsdoorlichting die zijn bedoeld om vast te stellen of een andere methode van landbouwuitoefening bedrijfseconomisch haalbaar is en de daarmee samenhangende voorlichting, vallen niet onder de post.
Als in het kader van de hiervoor genoemde dienstverlening ook daarmee samenhangende standaardwerkzaamheden op juridisch gebied worden verricht, delen deze werkzaamheden in het verlaagde tarief. Voorbeelden van deze werkzaamheden zijn:
– het opstellen en wijzigen van standaard maatschapscontracten;
– bijkomende juridische werkzaamheden met betrekking tot bedrijfsovername, aankoop van een bedrijf en bedrijfsbeëindiging;
– het opstellen van standaard pachtcontracten.
Specialistische werkzaamheden op juridisch terrein, die normaliter door advocaten en/of notarissen enz. worden uitgevoerd en die niet tot het normale takenpakket van een boekhoud- of belastingadviesbureau horen, vallen niet onder het verlaagde tarief.
De landbouwers, veehouders, tuinbouwers en bosbouwers moeten de diensten door boekhoud- en belastingadviesbureaus afnemen in het kader van hun bedrijf. Het opstellen van aangiften van in de persoonlijke sfeer liggende belastingen valt niet onder de post. Zo kan bijvoorbeeld niet onder de post worden gerangschikt de behandeling van verzoeken om middeling van inkomens. Als voor het verzorgen van de administratie van het bedrijf en het opstellen van de aangiften voor de inkomstenbelasting enz. van een landbouwer, veehouder, tuinbouwer of bosbouwer één vergoeding in rekening wordt gebracht, moet de vergoeding worden gesplitst in een privédeel (algemeen tarief) en een zakelijk deel (verlaagd tarief).
Als notarissen, (register-)accountants of andere ondernemers diensten verrichten aan landbouwers, veehouders, tuinbouwers en bosbouwers die tot het normale en gebruikelijke dienstenpakket van boekhoud- en belastingadviesbureaus behoren, kunnen deze diensten onder de post worden gerangschikt.
Ter bestrijding van de ziekte ‘Chronic Respiratory Disease’ bij pluimvee kunnen broedeieren een dompelbehandeling ondergaan. Dit proces verloopt als volgt. De eieren moeten door de aanbieder met formaline zijn ontsmet. Vervolgens worden de eieren grondig gewassen en daarna nog een keer ontsmet. Daarna worden de eieren in stalen vaten geplaatst waarin de eieren roteren. Door het opwekken en weer opheffen van onderdruk wordt een antibioticumoplossing in de eieren opgezogen waarmee de verwekker van de ziekte in de broedeieren wordt gedood. De aanbieder ontvangt de door hem ter dompeling aangeboden broedeieren terug. Het dompelen van de broedeieren kan worden aangemerkt als het ontsmetten van goederen in de zin van de post. Het moet dan gaan om eieren die zijn voortgebracht in het bedrijf van degene die de eieren ter dompeling aanbiedt. Dit laatste moet blijken uit bijvoorbeeld een door de opdrachtgever verstrekte verklaring.
Veemarkten vallen niet onder het begrip veilingen. Het vervoer van vee in opdracht van veehouders (en veehandelaren) naar veemarkten valt daarom onder het algemene tarief.
Als het vervoer naar veilingen in opdracht van veilingexploitanten wordt verricht, valt de vervoersdienst onder het algemene tarief.
Het vervoer van bloembollen in opdracht van een bloembollenkweker rechtstreeks naar een veiling van bloembollen valt onder de post. Worden de bloembollen eerst naar een plaats vervoerd waar zij een bepaalde behandeling ondergaan zoals drogen, schonen en sorteren dan is voor het vervoer het algemene tarief van toepassing. Worden de bloembollen daarna in opdracht van de bloembollenkweker van die plaats naar de veiling vervoerd, dan kan dat laatste vervoer naar het verlaagde tarief worden belast.
Als de producten niet worden verkocht op de veiling en weer naar de landbouwer, veehouder, tuinbouwer of bosbouwer worden terugvervoerd valt het terugvervoer niet onder de post.
Het vervoer van leeg fust (verpakkingsmateriaal voor sierteelt- en tuinbouwproducten) valt niet onder de post. Bij combinatieritten wordt het vervoer van leeg fust als een zelfstandige prestatie aangemerkt die is onderworpen aan het algemene tarief. Combinatieritten zijn in dit verband ritten waarbij vanaf de veiling naar de tuinbouwer leeg fust wordt vervoerd en vanaf de tuinbouwer naar de veiling vol fust wordt vervoerd en waarvoor de vervoerder aan de tuinbouwer één bedrag in rekening brengt. Ik keur goed dat bij het vervoer van sierteelt- en tuinbouwproducten forfaitair 88% van de vergoeding wordt toegerekend aan het vervoer van vol fust (verlaagd tarief) en dat de resterende 12% wordt toegerekend aan het vervoer van leeg fust (algemeen tarief). Deze forfaitaire regeling is alleen van toepassing op de hiervoor bedoelde combinatieritten. Vervoerders die gebruik willen maken van de forfaitaire regeling moeten deze regeling toepassen bij alle combinatieritten die zij uitvoeren. Vervoerders die geen of niet langer gebruik willen maken van de forfaitaire regeling moeten de vergoeding splitsen op basis van de gegevens uit hun administratie. Vervoerders die hebben afgezien van de toepassing van de forfaitaire regeling en ervoor hebben gekozen de vergoeding voor het vervoer te splitsen op basis van hun individuele administratie, kunnen later niet alsnog of opnieuw gebruik maken van de forfaitaire regeling.
De tekst van post b 14 luidt:
‘het verlenen van toegang tot:
a. circussen;
b. dierentuinen;
c. openbare musea of verzamelingen, daaronder begrepen nauw daarmee samenhangende leveringen van goederen, zoals catalogi, foto’s en fotokopieën;
d. muziekuitvoeringen en toneeluitvoeringen, daaronder begrepen opera’s, operettes, dansen, pantomimes, revues, musicals en cabarets, alsmede lezingen (vervallen per 1 januari 2011, zie overgangsmaatregel en tijdelijke goedkeuringen onder 5);
e. bioscopen;
f. sportwedstrijden, sportdemonstraties en dergelijke;
g. attractieparken, speel- en siertuinen, en andere dergelijke primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorzieningen.’
Onder het begrip circussen kunnen naar het spraakgebruik slechts worden verstaan voorstellingen waarin uitvoeringen en attracties van uiteenlopende aard, zoals van hogeschoolruiters, acrobaten, jongleurs, goochelaars, clowns en gedresseerde dieren, elkaar afwisselen. Het optreden van de Spaanse Rijschool, dat zich beperkt tot de klassieke paardrijkunst, is geen circusvoorstelling.
Onder dierentuinen in de zin van de post vallen voor het publiek toegankelijke inrichtingen waarin gespecialiseerde dierenverzamelingen zijn ondergebracht. Het feit dat naast de toegang tot een dierentuin ook toegang wordt verkregen tot een restaurant en een speeltuin, staat de toepassing van de post niet in de weg.
Onder openbare musea of verzamelingen worden verstaan: instellingen die zich ten doel stellen goederen van historisch, cultureel, wetenschappelijk en/of maatschappelijk belang te verzamelen, te bewaren, eventueel wetenschappelijk te onderzoeken en (tenminste een deel van) deze goederen ten toon te stellen voor het publiek voor doeleinden van studie, educatie en recreatie. Zowel het verlenen van toegang tot permanente museaverzamelingen (de eigen collectie) als het verlenen van toegang tot wisseltentoonstellingen en -verzamelingen, valt onder de post.
De begrippen musea en verzamelingen hebben voor een groot deel dezelfde inhoud. Als regel wordt met het begrip museum gedoeld op een gebouw waarin een bepaalde verzameling goederen is ondergebracht. Er zijn ook verzamelingen die niet in een gebouw zijn ondergebracht, maar die toch als een museum zijn te beschouwen, zoals een openluchtmuseum.
Het begrip verzameling wordt vooral gebruikt om collecties aan te duiden die niet in een bepaald gebouw zijn ondergebracht, zoals een hortus botanicus en een beeldenverzameling op een bepaald terrein. Het moet dan gaan om een duurzaam samenhangende collectie goederen.
– Onder de post valt bijvoorbeeld een voor publiek opengestelde kubuswoning (ook wel boom- of paalwoning genoemd) die is ingericht als ruimte voor een tentoonstelling met speciaal voor deze woning ontworpen inventaris (waaronder speciaal vervaardigde schilderijen) en waarin ook een doorlopende expositie aanwezig is over de achtergronden, het ontstaan en de bouw van dergelijke woningen.
Het verlenen van toegang tot een monumentale kerk met museale objecten valt onder de post.
Niet als musea of verzamelingen zijn aan te merken:
– beurzen en tentoonstellingen, omdat hierbij het verkoopbevorderende karakter voorop staat en niet het oogmerk een verzameling van goederen bijeen te brengen en te verzamelen;
– natuurparken, omdat geen sprake is van een doelbewust bijeengebrachte collectie.
Alleen nauw met het verlenen van toegang tot openbare musea of verzamelingen verband houdende leveringen van goederen vallen onder de post. Van dergelijke leveringen is sprake bij bijvoorbeeld plattegronden, posters en ansichtkaarten waarop voorwerpen zijn afgebeeld die behoren tot de collectie van het museum of tot de verzameling.
Ik keur goed dat nauw met het verlenen van toegang tot openbare musea of verzamelingen verband houdende diensten onder de post worden gerangschikt. Voorbeelden van dergelijke diensten zijn:
– de verhuur aan bezoekers van walkmans met bijbehorende geluidscassettes waarmee informatie wordt verschaft over de in het museum ten toon gestelde goederen;
– het verzorgen van rondleidingen (aan groepen) door de exploitant van het museum of de verzameling.
Niet onder de post vallen:
– ansichtkaarten en posters met afbeeldingen van voorwerpen uit andere museumcollecties of verzamelingen;
– gebruiksartikelen zoals kleding, vazen, speelgoed, pennen, portefeuilles, videobanden, cd’s en dergelijke;
– souvenirs (zoals kopjes, borden, lepeltjes, tegeltjes e.d.) en siervoorwerpen (sierschalen, sierpoppen, sieraden e.d.);
– replica’s of voorbeelden van voorwerpen die in het museum of de verzameling tentoon worden gesteld (zoals etsen, zeefdrukken, beeldjes, miniaturen, etnografische maskers, fossielen, mineralen);
– fotokopieën die worden geleverd met het oogmerk de informatie die een collectiestuk bevat over te dragen, zoals de inhoud van een (deel van een) boek;
– het verzorgen van rondleidingen door anderen dan de exploitant van het museum of de verzameling.
Post B 14, onderdeel d, zoals deze bepaling luidde op 31 december 2010 blijft van toepassing op vergoedingen die vóór 1 januari 2011 zijn ontvangen voor het verlenen van toegang tot muziekuitvoeringen en toneeluitvoeringen, daaronder begrepen opera’s, operettes, dansen, pantomines, revues, musicals en cabarets, alsmede lezingen die op of na 1 januari 2011 plaatsvinden
Tevens is bij de behandeling van het Belastingplan 2011 toegezegd de ingangsdatum van de btw-verhoging voor podiumkunsten uit te stellen. Dit heeft geleid tot de volgende goedkeuring: het verlaagde btw-tarief mag worden toegepast op podiumkunsten die na 31 december 2010 maar vóór 1 juli 2011 plaatsvinden. Deze goedkeuring is opgenomen in besluit DV2010/000537M van 21 december 2010.
Voor podiumkunsten die op of na 1 juli 2011 plaatsvinden, geldt in beginsel het algemene btw-tarief. Alleen indien de vergoedingen voor podiumkunsten die op of na 1 juli 2011 plaatsvinden vóór 1 januari 2011 ontvangen zijn, geldt op grond van de overgangsmaatregel voor deze vergoedingen het verlaagde btw-tarief.
Onderstaande tekst is de toelichting op de bepaling zoals die luidde op 31 december 2010. Deze toelichting blijft geldend voor de omzetbelastingheffing over tijdvakken tot 1 juli 2011.
Bij het verlenen van toegang tot de in de post genoemde podiumkunsten gaat het om optredens van de uitvoerders van de in de post bedoelde podiumkunsten waarvoor afzonderlijk toegang wordt verleend. Dat wil zeggen dat voor de optredens daadwerkelijk aparte toegangsbewijzen worden verstrekt. Zo heeft de post geen betrekking op het verlenen van toegang tot bijvoorbeeld een discotheek of buitenterrein, waarbij het optreden van de artiest(en) een ondergeschikte betekenis heeft en waarbij voor dat optreden geen afzonderlijke toegangsprijs in rekening wordt gebracht.
Het verlenen van diensten op het gebied van muziek- en toneeluitvoeringen aan organisatoren van muziek- en toneeluitvoeringen kan niet onder de post worden gerangschikt, omdat deze diensten als zodanig niet zijn aan te merken als het verlenen van toegang tot muziek- en toneeluitvoeringen. Als deze diensten zijn aan te merken als optredens door uitvoerende kunstenaars, is post b 17 van toepassing.
Het rollenspel waarin de gasten van dinnergameshows door de organisator een rol krijgen toebedeeld, is niet aan te merken als een toneel- of muziekuitvoering in de zin van de post.
Muziekfestivals (een samenvoeging van verscheidene muziekuitvoeringen) kunnen in hun totaliteit worden aangemerkt als een muziekuitvoering in de zin van de post.
Dance-parties zijn evenementen waarbij diskjockeys en/of live-muzikanten optreden. Deze parties zijn als muziekuitvoeringen in de zin van de post te beschouwen.
Het verlenen van toegang tot voorstellingen van poppenspelers dan wel poppentheaters kan worden gerangschikt onder deze post.
Sinds 1 januari 2008 is een peepshow (een erotische voorstelling op een draaiende schijf) en ieder ander optreden dat primair is gericht op erotisch vermaak (zoals een paaldans-act) nimmer aan te merken als een toneeluitvoering.
Bij het begrip lezingen moet vooral worden gedacht aan literaire of wetenschappelijke lezingen. Bij literaire of wetenschappelijke lezingen gaat het om lezingen die bijdragen aan het culturele leven. Alleen de dienst bestaande uit het verlenen van toegang tot vorenbedoelde lezingen valt onder de post.
Het bijwonen van een seminar valt niet onder de post. Weliswaar kan een lezing deel uitmaken van een seminar, maar een seminar biedt meer en heeft eerder het karakter van een (intensieve) cursus gericht op het bestuderen, bespreken en oplossen van praktische vraagstukken en problemen. De betaling voor seminars heeft dan ook niet het karakter van het verlenen van toegang, zoals dat wel het geval is bij de overige in onderdeel d genoemde culturele activiteiten.
De reserveringskosten die de organisator/zaalhouder berekent bij de voorverkoop van toegangsbewijzen voor de onder de post vallende podiumkunsten kunnen (evenals de toegangsprijs) onder het verlaagde tarief worden ingedeeld. Ook de reserveringskosten die derden/voorverkopers (zoals postkantoren, platenwinkels, VVV-kantoren e.d.) aan de afnemer berekenen en aan de organisator/zaalhouder verantwoorden, kunnen onder het verlaagde tarief worden gerangschikt.
Het begrip ‘verlenen van toegang tot bioscopen’ dient te worden uitgelegd tegen de achtergrond van de context waarin het in de Zesde richtlijn wordt gebruikt. De verschillende in bijlage H, categorie 7, eerste alinea bij de Zesde richtlijn genoemde evenementen en voorzieningen hebben met name als gemeenschappelijk kenmerk dat ze voor het publiek toegankelijk zijn tegen voorafgaande betaling van een toegangsrecht, zodat al wie dit toegangsrecht betaalt, het recht krijgt gezamenlijk gebruik te maken van de voor deze evenementen of voorzieningen kenmerkende culturele diensten en ontspanning.
Onder een bioscoop is naar spraakgebruik te verstaan: een voor het publiek tegen betaling toegankelijke inrichting waarin als hoofdactiviteit films worden vertoond. Uit de gebruikelijke betekenis van het woord bioscoop en de context waarin dit begrip dient te worden uitgelegd vloeit voort dat de post niet van toepassing is op het door een consument individueel bekijken van één of meer films of filmfragmenten in een afgesloten ruimte als bijvoorbeeld een sexcabine. (zie ook HvJ EG, 18 maart 2010, C-3/09)
De aard van de vertoonde films of de techniek van de filmvertoning spelen voor de toepassing van deze post geen rol.
De verhuur van voorbespeelde videocassettebanden en van andere beelddragers kan niet onder onderdeel e van de post worden gerangschikt.
De post heeft uitsluitend betrekking op het verlenen van toegang aan toeschouwers van sportwedstrijden, -demonstraties en dergelijke. Sportwedstrijden en dergelijke zijn manifestaties waar mensen actief sport beoefenen in de zin van post b 3.
Met betrekking tot het ‘toegang verlenen tot’ moet het geheel van de aangeboden prestaties in het oog worden gehouden. Niet doorslaggevend is dat er sprake is van één entreeprijs, ook bij het berekenen van toegang voor de afzonderlijke attracties kan de post van toepassing zijn als de attracties een integrerend onderdeel vormen van een attractiepark of een ander primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorziening.
Het recreatieve aspect staat bij de in de post bedoelde voorzieningen voorop. Of dat het geval is moet naar spraakgebruik worden beoordeeld. Bij een samenstel van handelingen moet worden beoordeeld wat het kenmerkende element van het samenstel is. Aan het recreatieve aspect moeten andere eventueel aanwezige aspecten van de voorzieningen ondergeschikt zijn.
Het verlenen van toegang tot de Huishoudbeurs, de RAI, ruilbeurzen e.d. valt niet onder post, omdat bij deze voorzieningen het verkoopbevorderende aspect voorop staat.
Het verlenen van toegang tot een jaarlijks van plaats naar plaats reizend theaterevenement waar verschillende theatervoorstellingen op een dag kunnen worden bezocht, valt niet onder de post. Het (dag)recreatieve aspect van het evenement is ondergeschikt aan het culturele aspect van de voorstellingen. Bovendien is niet voldaan aan de voorwaarde dat sprake moet zijn van een permanent ingerichte voorziening (zie onder 8.3).
Een voorziening waar door middel van het beoefenen van bepaalde (kans)spelen een bepaald geldbedrag kan worden gewonnen valt niet onder de post. Het spelen met geld c.q. winnen van een geldbedrag staat voorop, het (dag)recreatieve aspect van het spelen is daaraan ondergeschikt. Bovendien is veelal geen sprake van het tegen vergoeding verlenen van toegang tot de voorziening.
Een primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorziening is een terrein of gebouw met voorzieningen die zijn gericht op vermaak en recreatie, waarbij niet vooraf is bepaald dat men er slechts een beperkte tijdsduur kan of mag vertoeven (hierna aan te duiden als recreatieve inrichting).
Eenmalige of jaarlijks terugkerende evenementen en exposities die gedurende een beperkte tijdsduur plaatsvinden voldoen niet aan het vereiste dat de voorziening permanent moet zijn ingericht en vallen daardoor niet onder de post. De voorziening moet gedurende minimaal twee maanden jaarlijks aaneensluitend geopend zijn, wil voldaan zijn aan het begrip ‘permanent’.
Om te kunnen worden aangemerkt als een primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorziening moet sprake zijn van voldoende zelfstandigheid van de voorziening. De achterzaal van een café waar permanent oud Hollandse spellen staan opgesteld is niet aan te merken als een dergelijke voorziening.
Een (voetbal)stadion of dergelijke voorziening is niet aan te merken als een primair voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorziening, maar als een sportaccommodatie die primair is ingericht voor het beoefenen van sport.
Parken
Grote parken en tuinen, zoals het Nationale Park de Hoge Veluwe, waarbij het aspect van dagrecreatie de boventoon voert, zijn aan te merken als primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorzieningen.
Complex met forellenvijvers
Op een complex met een aantal forellenvijvers, een kikkerpoel, speeltoestellen voor kinderen en een vlindertuin is het mogelijk om tegen een extra vergoeding zelf forellen te vangen. Het complex wordt beschouwd als recreatieve inrichting. De activiteit wordt naar spraakgebruik gezien als vermaak en dagrecreatie.
Onder een attractiepark is te verstaan: een afgebakend terrein of park, waarin als regel een veelheid van bezienswaardigheden aanwezig is waar(mee) het publiek zich na betaling van een toegangsprijs (al dan niet per attractie) kan vermaken.
De niet-winstbeogende speeltuinverenigingen zijn vrijgesteld (post b 10 van bijlage B bij het uitvoeringsbesluit). Zij vallen daarom niet onder de post.
Het verlenen van toegang tot kinderboerderijen valt onder de post. Niet alleen is een kinderboerderij aan te merken als een voorziening voor vermaak en dagrecreatie, ook ligt een kinderboerderij in het verlengde van een speeltuin.
Siertuinen worden voor het publiek opengesteld primair om er te recreëren en ideeën op te doen over de inrichting en opbouw van tuinen. Het verkoopbevorderende karakter is bij siertuinen van bijkomstige aard.
Het tegen betaling verlenen van toegang tot modeltuinen bij tuincentra en dergelijke valt niet onder de post. Het verkoopbevorderende karakter van deze prestatie staat voorop. Het recreatieve karakter is secundair.
Door diverse bedrijven wordt op een eigen locatie een grote verscheidenheid aan activiteiten aangeboden, meestal in de vorm van een arrangement. Het kan daarbij gaan om activiteiten zoals paintball, lasergame en touwtrekken. Ook kan sprake zijn van een parcours met touwbruggen en netten en soortgelijke al dan niet sportieve activiteiten. Veel van deze arrangementen worden aangeboden voor groepen deelnemers in het kader van personeelsuitstapjes, teambuildingdagen, cursusonderbrekingen, vrijgezellenparty’s enz.. Hoewel een aantal van de activiteiten sportieve elementen bevat, is het geheel nadrukkelijk gericht op het recreatieve aspect. Als de activiteiten plaatsvinden op een recreatieve inrichting kan het verlaagde tarief op grond van de post worden toegepast.
De betreffende ondernemers bieden soms de mogelijkheid om activiteiten te organiseren op een andere locatie, naar keuze van de klant. Als die locatie geen recreatieve inrichting is, is op deze prestatie het algemene tarief van toepassing. Als echter de voormelde activiteiten op of in een sportaccommodatie, zoals gedefinieerd in post b 3, worden georganiseerd, bestaat er geen bezwaar tegen de sportaccommodatie voor deze gelegenheid als recreatieve inrichting te beschouwen.
Als de recreatieve inrichting wordt verhuurd, geldt de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van de wet.
Het gebruik van de garderobe is te beschouwen als een bijkomende dienst die op dezelfde wijze belast wordt als de hoofddienst. Bij het gebruik van de garderobe van een in de post opgenomen voorziening zijn drie situaties te onderscheiden. Het gebruik van de garderobe is in de toegangsprijs begrepen (verlaagd tarief), de bezoeker betaalt een aparte vergoeding aan de exploitant van de voorziening (verlaagd tarief) of voor het gebruik van de garderobe wordt een afzonderlijke vergoeding betaald aan een derde/ondernemer (algemeen tarief).In het laatste geval vormt de dienst voor de desbetreffende ondernemer de hoofddienst, die enkel bestaat in het in bewaring nemen van jassen en dergelijke.
De tekst van post b 16 luidt:
‘de oplevering van roerende zaken als bedoeld in onderdeel a door degene die de zaken heeft vervaardigd;’
Deze post is opgenomen omdat vóór 1996 de oplevering van een roerende zaak als een levering werd aangemerkt. Was het goed opgenomen in een post van onderdeel a van Tabel I, dan gold het verlaagde tarief. Deze opleveringen worden nu als diensten beschouwd. Met deze bepaling is beoogd de toepassing van het verlaagde tarief voor deze opleveringen te continueren. Dit geldt bijvoorbeeld voor de oplevering van een kunstwerk als bedoeld in post a 29 door een kunstenaar aan een instelling voor kunstuitleen.
Het in opdracht van derden opfokken van dieren of opkweken van planten, groente, e.d. werd in de Nederlandse rechtspraak aangemerkt als de oplevering van roerende zaken. De oplevering van deze goederen was daardoor aan het verlaagde tarief onderworpen, als die goederen waren opgenomen in onderdeel a van Tabel I. Zie in dit verband HR 17 december 1997, nr. 32 593. Het Stenholmen-arrest van het HvJ EG heeft echter bepaald dat in deze gevallen geen sprake kan zijn van de oplevering van roerende zaken, zijnde de vervaardiging van zaken die van tevoren niet bestonden (arrest van 1 april 2004, nr. C-320/02; zie ook het Besluit Landbouw, onderdeel 1.2). Vooruitlopend op wijziging van de wetgeving keur ik het volgende goed.
Goedkeuring
Prestaties, die als gevolg van het Stenholmen-arrest vanaf 1 april 2004 aan het algemene tarief zijn onderworpen, blijven vooralsnog belast tegen het verlaagde tarief.
De diensten die onder deze goedkeuring vallen betreffen het opfokken van dieren, het opkweken van planten, groente, e.d. en het zodanig trainen van een dier dat op basis van HR 17 december 1997, nr. 32 593, een nieuw goed ontstaat.
De opfok van paarden houdt in de zuivere opfok en de africhting. In de praktijk wordt onder ‘zuivere opfok’ verstaan de tijd waarin het jonge paard kan opgroeien tot jong volwassen paard. Gedurende deze periode wordt het paard verzorgd, groeit het op in groepsverband en wordt het sociaal en handelbaar gemaakt. Er worden geen prestaties van het jonge paard verwacht. De africhting is het (verder) socialiseren van het paard, het zadelmak maken van het paard en het paard zodanig africhten dat het geschikt is voor gebruiksdoeleinden als rij- of menpaard. De africhtingsfase duurt, wil deze fase nog gerekend worden tot de opfokperiode, niet langer dan 6 maanden. Bij een langere termijn is het aan de africhter om aan te tonen dat geen sprake is van training.
De africhtingfase eindigt in ieder geval als er een startkaart wordt aangevraagd dan wel aan het einde van het vijfde levensjaar van het paard.
Het trainen van een paard tot dressuur- of springpaard op B of ander niveau behoort niet tot de opfok van paarden.
Overgangsmaatregel: Post B 17 zoals deze bepaling luidde op 31 december 2010 blijft van toepassing op vergoedingen die vóór 1 januari 2011 zijn ontvangen voor de optredens door uitvoerende kunstenaars die op of na 1 januari 2011 plaatsvinden.
Tevens is bij de behandeling van het Belastingplan 2011 toegezegd de ingangsdatum van de btw-verhoging voor podiumkunsten (waaronder de optredens door uitvoerende kunstenaars) uit te stellen. Dit heeft geleid tot de volgende goedkeuring: het verlaagde btw-tarief mag worden toegepast op podiumkunsten die na 31 december 2010 maar vóór 1 juli 2011 plaatsvinden. Deze goedkeuring is opgenomen in besluit DV2010/000537M van 21 december 2010.
Onderstaande tekst is de toelichting op de bepaling zoals die luidde op 31 december 2010. Deze toelichting blijft geldend voor de omzetbelastingheffing over tijdvakken tot 1 juli 2011.
Voor het antwoord op de vraag of sprake is van een optreden door een uitvoerende kunstenaar is bepalend of een artistieke prestatie wordt verricht.
De post is ook van toepassing op uitvoerende kunstenaars die hun diensten door middel van een rechtspersoon verlenen.
De post is in ieder geval van toepassing op optredens door kunstenaars die uitvoeringen zijn als bedoeld in post b 14, onderdeel d. Het gaat daarbij om muziekuitvoeringen en toneeluitvoeringen, daaronder begrepen opera’s, operettes, dansen, pantomimes, revues, musicals en cabarets.
De toepassing van de post is echter niet beperkt tot dergelijke uitvoeringen. Ook de publieksoptredens van andere uitvoerende kunstenaars vallen onder de post. Zo vallen ook de optredens door bijvoorbeeld komieken, goochelaars en buiksprekers onder de post.
De post geldt ook voor de diensten van sneltekenaars en karikaturisten bij bedrijfsfeesten, workshops, enzovoorts, voor en te midden van publiek. De post geldt niet voor het maken van sneltekeningen/karikaturen die anders dan bij wijze van een publieksoptreden worden gemaakt.
Een diskjockey, videojockey en Master of Ceremony/vocalist bezit de hoedanigheid van uitvoerende kunstenaar voor zijn optreden op dance-parties, festivals, poppodia en dergelijke.
Optredens van (aankomende) circusartiesten vallen onder de post, omdat deze optredens elementen bevatten uit optredens van uitvoerende kunstenaars.
Het verlaagde tarief geldt alleen voor optredens. Daaronder moet worden verstaan: optredens die middellijk of onmiddellijk door het publiek kunnen worden beluisterd of aanschouwd. Repetities die samenhangen met en noodzakelijk zijn voor die optredens worden hieronder begrepen.
Niet onder de post vallen:
– het spel van gasten van dinnergameshows die door de organisator een rol krijgen toebedeeld;
– de diensten van een regisseur, geluidstechnicus of fotomodel;
– de dienst van een vaste dirigent, bestaande in het leiden van repetities;
– diensten van schrijvers en componisten.
Deze personen zijn geen uitvoerende kunstenaars die zelf een artistieke prestatie verrichten.
Onder de post kunnen bijvoorbeeld worden gerangschikt:
– het optreden van musici voor televisie of radio (al dan niet ‘live’ uitgezonden) of voor een Cd-opname;
– het optreden van een acteur in een (reclame)film;
– het uitvoeren van muziek voor een film;
– rollenspellen in het kader van cursussen gespeeld door acteurs.
Het deelnemen van een acteur aan een spelprogramma voor de televisie is geen optreden, omdat niet wordt opgetreden als acteur. Een door een pianist verzorgde begeleiding bij ballet- of koorrepetities is ook geen optreden, omdat geen sprake is van een uitvoering die middellijk of onmiddellijk door publiek wordt aanschouwd of beluisterd.
Uitvoerende kunstenaars verlenen hun prestaties doorgaans door tussenkomst van een bemiddelaar. Daarbij komen in de praktijk twee vormen voor.
1. De bemiddeling leidt er toe dat een overeenkomst tot stand komt tussen de uitvoerende kunstenaar en de opdrachtgever. Het optreden van de uitvoerende kunstenaar is aan het verlaagde tarief onderworpen (als de zogenoemde artiestenregeling omzetbelasting niet op hem van toepassing is). De dienst van de bemiddelaar is onderworpen aan het algemene tarief.
2. De bemiddelaar sluit op eigen naam maar op order en voor rekening van een ander (zoals bedoeld in artikel 4, derde lid, van de wet) overeenkomsten met de uitvoerende artiesten en de opdrachtgevers. De vergoeding die voor het optreden aan de opdrachtgever in rekening wordt gebracht, dus inclusief de vergoeding voor de bemiddelingsdienst (soms ook wel uitkoopsom genoemd), is onderworpen aan het verlaagde tarief.
Ook de dienst die de uitvoerende kunstenaar verleent aan de bemiddelaar kan onder de post worden gerangschikt.
De tekst van post b 18 luidt:
‘het vervoer van gas dat valt onder de toepassing van post a 32. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld inzake de toepassing van deze post.’
Op grond van post a 32 van de tabel is het verlaagde btw-tarief onder meer van toepassing op de levering van gas voor verwarming ten behoeve van het groeiproces van tuinbouwproducten. Het vervoer van gas naar de tuinbouwer werd aanvankelijk door de leverancier verzorgd en vormde als zodanig een onderdeel van de levering van dat gas. Daardoor werd op de kosten van het vervoer die waren begrepen in de vergoeding voor de levering, ook het verlaagde tarief toegepast.
Als gevolg van de totstandkoming van de Gaswet zijn de levering en het vervoer van gas twee afzonderlijke prestaties geworden die ook door afzonderlijke ondernemers worden verricht. Deze post voorziet erin dat in de nieuwe situatie het verlaagde tarief toegepast kan blijven op het vervoer van gas bestemd voor de tuinbouw.
De tekst van post B 19 luidt:
‘het aanbrengen van op energiebesparing gericht isolatiemateriaal, met uitzondering van het aanbrengen van glas, aan vloeren, muren en daken van woningen na meer dan twee jaren na het tijdstip van eerste ingebruikneming, met uitzondering van materialen die een beduidend deel vertegenwoordigen van de waarde van deze diensten.’
De tabelpost heeft alleen betrekking op diensten en niet op leveringen van isolatiemateriaal, daaronder begrepen het aanbrengen van een goed aan een ander goed in de zin van artikel 3, eerste lid, onderdeel f, van de wet.
De tabelpost is alleen van toepassing bij het aanbrengen van op energiebesparing gericht isolatiemateriaal aan vloeren, muren en daken van woningen. De werkzaamheden moeten erop gericht zijn de woning energiezuiniger te maken en moeten ertoe leiden dat de warmteweerstand van de betreffende scheidingsconstructie tenminste voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit. Dit kan bijvoorbeeld worden bereikt met het aanbrengen van glas-, steenwol, thermoskussens, schelpen, kleikorrels of EPS ‘piepschuim’. Het isoleren van de bodem van een woning met isolatiemateriaal valt ook onder de post. Dit geldt eveneens voor het zogenoemde opgaand werk, het isoleren van de fundering vanaf de bodem van de kruipruimte tot de vloer. Het aanbrengen van isolatiemateriaal aan de binnen- of buitenzijde van de gevel en/of het vullen van de spouwmuur met isolatiemateriaal valt ook onder de post.
Constructieonderdelen zoals ramen en deuren zijn een normaal onderdeel van de woning en zijn als zodanig geen isolatiemateriaal. Op het aanbrengen van glas is het algemene btw-tarief van toepassing.
Overgangsmaatregel
Van 1 juli 2009 tot 1 januari 2010 was hetaanbrengen van ramen, deuren en kozijnen en daarmee gelijk te stellen constructieonderdelen inclusief beglazing met ten hoogste een warmtedoorgangscoëfficient (W/m2K) zoals genoemd in het Bouwbesluit onder deze post gerangschikt. Wanneer met betrekking tot het aanbrengen van ramen, deuren en kozijnen inclusief beglazing zoals hierboven genoemd met een klant een verplichting is aangegaan voor 1 januari 2010 maar de werkzaamheden zelf worden pas afgerond na 31 december 2009 maar voor 1 april 2010, kan voor deze werkzaamheden het verlaagde tarief worden gehanteerd. Deze overgangsmaatregel geldt ook voor het aanbrengen van isolatieglas tenzij de waarde van het glas een beduidend deel vertegenwoordigt van de waarde van de totale dienst.
Werkzaamheden die te ver af staan van het aanbrengen van op energiebesparing gerichte isolatiemateriaal vallen niet onder het verlaagde tarief. Te denken valt aan sloopwerkzaamheden zoals het verwijderen van de oude vloer, het dak of de kozijnen voorafgaand aan de daadwerkelijke isolatiewerkzaamheden. Ook het aanbrengen van zonwering of een dakkapel valt niet onder de post omdat geen sprake is van het aanbrengen van op energiebesparing gericht isolatiemateriaal.
Het komt voor dat bij het vervangen van bestaande delen van een woning, zoals een dak of een muur, werkzaamheden betrekking hebben op zowel de vervanging/vernieuwing van de bestaande delen als op het aanbrengen van isolatiemateriaal. In dat geval mag voor de tarieftoepassing worden gesplitst in een deel dat betrekking heeft op de vervanging/vernieuwing en een deel dat betrekking heeft op de isolatiewerkzaamheid. Als bijvoorbeeld een bestaand dak wordt vervangen door een rieten dak waarbij dit dak is geplaatst op isolatiemateriaal, dan geldt het verlaagde tarief alleen voor de werkzaamheden met betrekking tot het isolatiemateriaal. Riet kan niet worden aangemerkt als een dergelijk materiaal.
Het hiervoor vermelde standpunt geldt ook als bij verbouw, aanbouw of uitbouw van een woning isolatiewerkzaamheden worden verricht. Als de werkzaamheden alleen vervanging betreffen, bijvoorbeeld een oud dak wordt vervangen door een nieuw (rieten) dak zonder dat isolatiemateriaal wordt aangebracht, valt het geheel onder het algemene btw-tarief.
Het aanbrengen van isolatieglas valt tot 1 januari 2010 onder het verlaagde tarief, tenzij de waarde van het glas een beduidend deel vertegenwoordigt van de waarde van de totale dienst. Een levering van glas valt niet onder het verlaagde tarief.
Voor de uitleg van het begrip ‘woning’ wordt aangesloten bij de in Tabel I – post b.8 gegeven uitleg van dit begrip.
Het verlaagde tarief is niet van toepassing op de materialen als die materialen een beduidend deel vertegenwoordigen van de waarde van de totale dienst (isolatiewerkzaamheid). Onder ‘beduidend’ dient hier te worden verstaan meer dan 50%.
Voorbeeld A
arbeidsloon € 1000
isolatiemateriaal € 800
In deze situatie is de waarde van de materialen minder dan 50% van de waarde van de totale dienst (€1800). Dit betekent dat de totale dienst (isolatiewerkzaamheid) is onderworpen aan het verlaagde tarief.
Voorbeeld B
arbeidsloon € 1000
isolatiemateriaal € 1001 of meer
In deze situatie is de waarde van de materialen meer dan 50% van de waarde van de totale dienst (€2001). Dit betekent dat alleen het arbeidsloon is onderworpen aan het verlaagde tarief.
De verhouding tussen materialen en isolatiewerkzaamheid wordt in beginsel vastgesteld door de ondernemer die de bedragen factureert voor materiaal en werkzaamheden. Als voor het geheel (maken en aanbrengen van materiaal) één vergoeding in rekening wordt gebracht dient voor de splitsing tussen materiaal- en arbeidskosten aangesloten te worden bij de marktwaardemethode. Dit betekent een vergelijking met soortgelijke prestaties op de markt. Als soortgelijke prestaties ontbreken, wordt gesplitst op basis van de kostprijs.
De kosten van in eigen productie vervaardigde materialen valt geheel onder materiaalkosten (ook de factor arbeid). Overheadkosten mogen naar evenredigheid over de twee kostenposten worden verdeeld. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de kosten van de huur van een steiger voor het aanbrengen van dakisolatie.
Het moment waarop de dienst wordt verricht, is bepalend voor het antwoord op de vraag of het verlaagde tarief van toepassing is. Het verlaagde tarief is pas van toepassing als de dienst wordt afgerond op of na 1 juli 2009.
Als er deelfacturen zijn uitgereikt met het normale btw-tarief dan kan op de definitieve factuur de btw worden verrekend.
De tekst van post B 20 luidt:
‘het verrichten van schoonmaakwerkzaamheden binnen woningen’.
Schoonmaakwerk in de woning valt onder het verlaagde tarief. Schoonmaakwerkzaamheden aan de buitenkant van woningen, zoals gevelreiniging en glazenwassen, alsmede specifieke schoonmaakdiensten binnen woningen zoals schoorsteenvegen en CV-reiniging en andere niet tot de normale werkzaamheden van een schoonmaker behorende diensten, vallen buiten de reikwijdte van de post. Alle schoonmaakwerkzaamheden die meestal door speciale bedrijven met bijzondere apparatuur worden verricht (zoals het in de was zetten van parketvloeren, het reinigen van portieken met hoge drukreinigers, brand- en roetreiniging, schoonmaak bij zware vervuiling, reiniging waterschade, ontruimen en reiniging na overlijden bewoner) behoren niet tot de normale werkzaamheden van een schoonmaker en vallen dus niet onder de post.
Voor de uitleg van het begrip ‘woning’ wordt aangesloten bij de in Tabel I – post b.8 gegeven uitleg van dit begrip. Het gaat hier om onroerende zaken die zijn bestemd voor permanente bewoning door particulieren.
Het schoonmaken van een gesloten galerij (inpandige gemeenschappelijke ruimte) kan tot de post worden gerekend. Het schoonmaken van ramen aan de buitenzijde van de flat aan een open galerij valt niet onder de post.
Overigens is huishoudelijke verzorging vrijgesteld van btw, voor zover het personen betreft die voor thuiszorg geïndiceerd zijn op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Post B 20 is van toepassing op andere dan de hiervoor bedoelde gevallen.
De tekst van post B 21 luidt:
‘renovatie en herstel van woningen na meer dan twee jaren na het tijdstip van eerste ingebruikneming, met uitzondering van materialen die een deel vertegenwoordigen van de waarde van deze diensten’.
De toepassing van het verlaagde btw-tarief op renovatie en herstel van woningen kent terugwerkende kracht tot en met 1 oktober 2010. Post B 21 vervalt per 1 oktober 2011. De toelichting houdt gelding voor de voldoening op aangifte voor tijdvakken van 1 oktober 2010 tot 1 oktober 2011.
De Europese BTW-richtlijn maakt de toepassing van het verlaagde btw-tarief alleen mogelijk voor het renoveren en herstellen van particuliere woningen. Tegen deze achtergrond is voor de uitleg van het begrip ‘woning’ aangesloten bij de term ‘onroerende zaken die zijn bestemd voor permanente bewoning’, zoals toegelicht bij post b 8 van dit besluit. Onder het begrip ‘woning’ vallen niet: woonschepen en -wagens, kerken en gebouwen van maatschappelijke instellingen. De bij een woning behorende tuin inclusief toebehoren valt niet onder het begrip woning.
Het verlaagde tarief is van toepassing op de arbeidscomponent van alle renovatie- en herstelwerkzaamheden die in en aan een woning worden verricht. Onder renovatie- en herstelwerkzaamheden worden in dit verband verstaan: het vernieuwen, vergroten, herstellen of vervangen en onderhouden van (delen van) de woning.
Enkele voorbeelden van werkzaamheden waarop het verlaagde tarief van toepassing is:
– het aanbrengen, vernieuwen en onderhouden van de badkamer, toilet, keuken, dakterras, veranda, boilers, geisers, cv-installaties, gaskachels, zonnepanelen, zonneboilers, warmtepompen, invalidentrappen en rioleringen;
– het aan- en uitbouwen, vernieuwen (waaronder het slopen en opnieuw opbouwen) en onderhouden van garages, schuren, carports, erkers, tuinhuisjes en dergelijke wanneer deze zich bevinden op hetzelfde perceel als de woning en de functie van het bijgebouw gelijk blijft;
– het aanbrengen, vernieuwen van (dubbel) glas;
– het onderhouden (w.o. vegen) en vernieuwen van schoorstenen;
– het onderhouden, vernieuwen en herstellen van een gevel;
– het aanbrengen, vernieuwen en onderhouden van wandafwerking zoals tegels die zodanig zijn aangebracht dat verwijdering daarvan schade toebrengt aan de wand als geheel;
– het aanbrengen, vernieuwen en onderhouden van vloeren die in bouwkundig opzicht onderdeel (gaan) uitmaken van de woning. Onder vloeren die in bouwkundig opzicht onderdeel uitmaken van de woning worden ook vloeren begrepen, die zodanig zijn aangebracht dat verwijdering daarvan schade toebrengt aan de vloer als geheel. Bedoeld worden onder meer betonnen gietvloeren, plavuizen, tegels en sommige parketvloeren. Ook het via volledige verlijming aanbrengen van (onder)tapijt rechtstreeks op de originele vloer of trap valt onder de post.
– het renoveren en herstellen van een bejaardentehuis, aanleunwoning, appartementencomplex. Alleen die ruimten die ter beschikking staan van de bewoners (waaronder de gemeenschappelijke ruimten zoals de hal, trappenhuis, lift en recreatieruimten) worden als woning aangemerkt.
Enkele voorbeelden van werkzaamheden waarop het verlaagde tarief niet van toepassing is:
– het aanbrengen, vernieuwen en onderhouden van zonwering, rolluiken, alarm- en airco-installaties en sauna’s die in bouwkundig opzicht geen onderdeel (gaan) uitmaken van de woning;
– het aanleggen, vernieuwen en onderhouden van een buitenzwembad, omheiningen, tuinhekken, voetpaden en opritten naar de woning (worden tot de tuin en niet tot de woning gerekend);
– het in eigen bedrijf of op locatie vervaardigen van kasten, deuren, kozijnen en dakkapellen. Slechts de arbeidskosten van het plaatsen vallen onder het verlaagde tarief;
– het bestrijden van ongedierte;
– het glazenwassen;
– het slopen van een bestaande woning en het bouwen van een nieuwe woning; er is sprake van een nieuw vervaardigd goed;
– de diensten van architecten, calculatoren en dergelijke personen die verricht worden ter voorbereiding op de renovatie- en herstelwerkzaamheden;
– sloopwerkzaamheden die niet in het kader van renovatie- en herstelwerkzaamheden plaatsvinden;
– het verrichten van bodemonderzoek of het verwijderen van een olietank.
Het verlaagde tarief is uitsluitend van toepassing op de arbeidscomponent en niet op de materiaalcomponent van de renovatie- en herstelwerkzaamheid. Dit brengt met zich mee dat het verlaagde tarief ook niet van toepassing is op het kostprijselement arbeid van het materiaal. Slechts de arbeidskosten van de plaatsing/montering van het materiaal vallen onder het verlaagde tarief. Bij het aanbrengen van goederen in of aan een woning die van rechtswege overgaan op de eigenaar van de woning (bijvoorbeeld bij de vervanging van een keuken of een cv-installatie), kan over de ter zake van die aanbrenging verrichte arbeid het verlaagde tarief worden toegepast.
De verhouding tussen de materialen en de arbeidscomponent van de renovatie-/herstelwerkzaamheid wordt vastgesteld door de ondernemer die factureert. Als voor het geheel één vergoeding in rekening wordt gebracht en er is op de factuur geen splitsing aangebracht tussen de materialen en de arbeid, dan dient voor de splitsing tussen de arbeid en de materialen aangesloten te worden bij de marktwaardemethode. Dit betekent een vergelijking met soortgelijke prestaties op de markt. Als een soortgelijke prestatie ontbreekt, wordt gesplitst op basis van de kostprijs. Daarbij worden de kosten van in eigen productie vervaardigde materialen aangemerkt als materiaalkosten (ook de factor arbeid). De (voorbereidende) installatiewerkzaamheden vallen wel onder het kostprijselement arbeid. Overheadkosten mogen naar evenredigheid over de arbeid en de materialen worden verdeeld.
Voorbeeld:
– A (arbeidsuren)= € 10.000
– B (materialen)= € 2.500
– C (arbeid en materiaal) = € 12.500
– D (overheadkosten) = € 1.500
– E (Aanneemsom excl. btw) = € 14.000
Toerekenen overheadkosten:
– F: overheadkosten arbeid = (A/C) x D= € 1.200
– G: overheadkosten materiaal = (B/C) x D = €300
De btw bedraagt:
Arbeidskosten: (A + F) x 6% = € 672
Materiaalkosten: (B + G) x 19% = € 532
Aanneemsom inclusief btw E + € 672 + € 532 = € 15.204
Om praktische redenen kunnen voor de toepassing van deze post algemene kosten, met uitzondering van de winstopslag, worden gerekend tot de overheadkosten Onder algemene kosten kunnen worden begrepen de arbeidskosten (salariskosten van algemene leiding, secretariaat en stafdiensten), afschrijvingen en huren (van gebouwen en inventaris) en overige algemene bedrijfskosten (zoals advieskosten, energiekosten, ict-kosten etc.).
In de bouwsector is het gebruikelijk de bouwsom in termijnen te factureren. Als bij het opstellen van de begroting een (voorlopige) verdeling is gemaakt tussen arbeid en materiaal kan deze verdeling bij de tussentijdse facturen worden aangehouden. Bij de eindafrekening moet de opdrachtnemer dan verrekenen naar de werkelijke verdeling tussen arbeid en materiaal.
Wanneer een overeenkomst is gesloten op basis van ‘aangenomen werk’ betekent dit dat het risico voor hogere kosten (omdat het werk tegen zit) voor rekening van de bouwonderneming is. Indien het mee zit, is het voordeel voor de bouwonderneming. De opdrachtgever weet vooraf waar hij aan toe is. De extra uren (of de eventuele minder uren) worden naar de klant toe niet verrekend. Dat heeft als resultaat dat bij ‘aangenomen werk’ de verhouding arbeid, materiaal en overheadkosten zoals opgegeven in de aanneemovereenkomst, aangehouden mag worden tot en met de eindfactuur. Het is bij aangenomen werk niet nodig voor de eindfactuur de arbeid opnieuw te berekenen en het eventuele verschil te verrekenen.
Als onderaannemers de verleggingsregeling toepassen vindt geen facturering plaats met btw tegen algemeen of verlaagd btw-tarief. Ten behoeve van de hoofdaannemer dient de onderaannemer een splitsing aan te brengen tussen arbeid en materiaal voor de toepassing van deze post.
Het moment waarop de dienst wordt afgerond, is bepalend voor het antwoord op de vraag of het verlaagde tarief van toepassing is. Het verlaagde tarief is alleen van toepassing als de dienst is afgerond op of na 1 oktober 2010 en vóór 1 oktober 2011. De dienst wordt als afgerond beschouwd als de oplevering heeft plaatsgevonden. De oplevering vindt plaats als het afgesproken werk is voltooid en de klant het werk heeft aanvaard. De aanvaarding kan ook blijken uit het feit dat de klant het werk heeft betaald.
Indien er vóór 1 oktober 2010 deelfacturen met toepassing van het algemene btw-tarief zijn uitgereikt maar de dienst wordt afgerond in de periode tussen 1 oktober 2010 en 1 oktober 2011, dan dient op de definitieve factuur het verlaagde btw-tarief te worden toegepast. Als er deelfacturen met het verlaagde btw-tarief zijn uitgereikt in de genoemde periode maar de dienst is pas afgerond ná 1 oktober 2011 dient op de definitieve factuur het algemene btw-tarief te worden toegepast. De verrekening van btw dient op de gebruikelijke wijze plaats te vinden. In gevallen waarin een factureringsverplichting geldt is de ondernemer verplicht een creditfactuur uit te reiken.
Wanneer de dienst van een onderaannemer aan een hoofdaannemer (bijvoorbeeld het betegelen van een badkamervloer) is afgerond voor 1 oktober 2010 kan deze dienst niet delen in het verlaagde tarief. Als de hoofdaannemer de dienst (bijvoorbeeld de renovatie van de gehele badkamer) aan de klant afrondt in de periode tussen 1 oktober 2010 en 1 oktober 2011 kan de dienst van de hoofdaannemer aan de klant wel in het verlaagde tarief delen. Wanneer echter de (onder)aannemer zelf een overeenkomst met de klant heeft gesloten dan geldt het tarief van het moment waarop de (onder)aannemer de dienst heeft voltooid.
In die situatie waarin een onderaannemer een deel van een groot renovatieproject aan een hoofdaannemer in de periode vóór 1 oktober 2010 heeft opgeleverd (bijvoorbeeld de eerste 10 huizen in een totaalproject van 100 huizen) kan het verlaagde btw-tarief voor deze (deel)oplevering niet worden toegepast.
Voor onderhoudswerkzaamheden aan bijvoorbeeld CV-installaties worden veelal onderhoudsabonnementen afgesloten. Als daarnaast ook afspraken worden gemaakt waarbij de ondernemer zich tegen een relatief geringe (extra) vergoeding verplicht om binnen een bepaalde termijn een storing te verhelpen is sprake van een serviceabonnement. Voor storingsbeurten kunnen afspraken worden gemaakt over het al dan niet berekenen van arbeidsloon. De materialen worden echter altijd apart in rekening gebracht. Kenmerkend voor onderhouds- en serviceabonnementen is dat op een vast moment per jaar onderhoudswerkzaamheden worden verricht. De vergoeding kan éénmalig en voorafgaand aan de werkzaamheid, in termijnen of op het moment waarop de onderhoudswerkzaamheden zijn afgerond, worden betaald. Zowel bij de onderhoudsabonnementen als bij de serviceabonnementen is de onderhoudsdienst de hoofdprestatie; het moment waarop die dienst is afgerond, is daarom bepalend voor de bepaling van het toepasselijke btw-tarief.
Voor de toepassing van het verlaagde tarief is het niet noodzakelijk dat de opdrachtgever een particulier is: ook als woningbouwcoöperaties opdracht geven tot het verrichten van renovatie- of herstelwerkzaamheden in of aan woningen geldt het verlaagde tarief. Als renovatie- of herstelwerkzaamheden in onderaanneming worden verricht, is het verlaagde tarief zowel in de relatie hoofdaannemer-opdrachtgever als in de relatie hoofdaannemer-onderaannemer van toepassing.
De volgende besluiten zijn met de inwerkingtreding van dit besluit ingetrokken:
– besluit van 10 juni 2010, nr. DGB 2010/2147M;
– besluit van 30 augustus 2010, nr. DV-10-339M;
– besluit van 18 januari 1999, nr. VB99/0081
– besluit van 9 mei 1995, nr. VB94/4584
– besluit van 22 februari 1999, nr. VB/1999/380
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met de datum van dit besluit. In afwijking hiervan treedt post B 21 in werking met terugwerkende kracht tot 1 oktober 2010 en vervalt met ingang van 1 oktober 2011.
Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2011-19798.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.