Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 24 augustus 2011, nr. IENM/BSK-2011/113986, tot wijziging van de Regeling gefluoreerde broeikasgassen en gereguleerde stoffen koelinstallaties, de Regeling gefluoreerde broeikasgassen brandbeveiligingssystemen en de Regeling gefluoreerde broeikasgassen hoogspanningsschakelaars (wijzigingen in verband met de lekdichtheid van koelinstallaties en enkele verbeteringen)

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikel 15.13, eerste en tweede lid, van de Wet milieubeheer, artikel 4, eerste, tweede en derde lid, van het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer en de artikelen 4, eerste en tweede lid, en 5, eerste, tweede en derde lid, van het Uitvoeringsbesluit EG-verordening ozonlaagafbrekende stoffen;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling gefluoreerde broeikasgassen en gereguleerde stoffen koelinstallaties wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de begripsomschrijving van ‘lekcontrole’ wordt ‘als bedoeld in artikel 3.2, onder c, van de Regeling lekdichtheid koelinstallaties in de gebruiksfase 2006’ vervangen door: als bedoeld in artikel 23 van de EG-verordening ozonlaagafbrekende stoffen en artikel 29a.

2. In de begripsomschrijving van ‘minister’ wordt ‘de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer’ vervangen door: de Minister van Infrastructuur en Milieu.

B

In artikel 15, onderdeel b, vervalt: afgegeven door de minister.

C

In artikel 16 wordt ‘of de Regeling lekdichtheid koelinstallaties in de gebruiksfase 2006’ vervangen door: artikel 3 van het Uitvoeringsbesluit EG-verordening ozonlaagafbrekende stoffen of artikel 29a.

D

Artikel 17 vervalt.

E

In artikel 19 wordt onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Een bedrijf bewaart de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, ten minste vijf jaar.

F

Artikel 22, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt ‘artikel 19, vierde of vijfde lid,’ vervangen door ‘artikel 19, vierde, vijfde of zesde lid’ en wordt ‘, of’ vervangen door een puntkomma.

2. De punt aan het slot van onderdeel c wordt vervangen door: , of.

G

Na hoofdstuk 3 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 3A. LEKDICHTHEID KOELINSTALLATIES

Artikel 29a
  • 1. De EG-verordening standaardlekcontroles stationaire koelinstallaties is van overeenkomstige toepassing op koelinstallaties voor zover het gereguleerde stoffen betreft.

  • 2. Artikel 23, tweede en derde lid, van de EG-verordening ozonlaagafbrekende stoffen, is van overeenkomstige toepassing op mobiele koelinstallaties voor zover het gereguleerde stoffen betreft.

Artikel 29b

De exploitant van een koelinstallatie die gereguleerde stoffen bevat en is voorzien van een lekdetectiesysteem, draagt er zorg voor dat ten minste een keer per twaalf maanden dat lekdetectiesysteem wordt gecontroleerd door een persoon die beschikt over het bij de betreffende categorie werkzaamheden behorende diploma, bedoeld in artikel 2, eerste lid, om te garanderen dat dat lekdetectiesysteem behoorlijk functioneert, waarbij wordt verstaan onder:

a. exploitant:

natuurlijke of rechtspersoon die de feitelijke controle uitoefent over het technisch functioneren van de koelinstallatie;

b. lekdetectiesysteem:

geijkt mechanisch, elektrisch of elektronisch apparaat om lekken van gereguleerde stoffen op te sporen, dat waarschuwt als het deze stoffen heeft vastgesteld.

H

Bijlage II, behorend bij artikel 3, zesde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 2.04 wordt ‘de ozonverordening, het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen milieubeheer en de Regeling lekdichtheid koelinstallaties in de gebruiksfase 2006’ vervangen door: de EG-verordening ozonlaagafbrekende stoffen, het Uitvoeringsbesluit EG-verordening ozonlaagafbrekende stoffen en de Regeling gefluoreerde broeikasgassen en gereguleerde stoffen koelinstallaties.

2. In onderdeel 4.03 wordt ‘Regeling lekdichtheid koelinstallaties in de gebruiksfase 2006’ vervangen door: de relevante bepalingen van de Regeling gefluoreerde broeikasgassen en gereguleerde stoffen koelinstallaties.

I

In onderdeel 1.3 van bijlage III, behorend bij artikel 3, zevende lid, wordt ‘de ozonverordening, het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen milieubeheer en de Regeling lekdichtheid koelinstallaties in de gebruiksfase 2006’ vervangen door:

de EG-verordening ozonlaagafbrekende stoffen, het Uitvoeringsbesluit EG-verordening ozonlaagafbrekende stoffen, het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer en de Regeling gefluoreerde broeikasgassen en gereguleerde stoffen koelinstallaties.

J

Paragraaf 1 van bijlage V, behorend bij artikel 23, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a. onderdeel a wordt als volgt gewijzigd:

1°. aan het slot van het eerste gedachtestreepje wordt toegevoegd:

, waarbij onder adequate instrumenten worden verstaan instrumenten waarmee de werkzaamheden zodanig kunnen worden uitgevoerd dat lekkage van gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde stoffen kan worden voorkomen of tot een minimum kan worden beperkt;

2°. het vierde gedachtestreepje komt te luiden:

  • bepalingen voor de stationaire en mobiele koelinstallaties ten aanzien van het uitvoeren van lekcontroles overeenkomstig de EG-verordening standaardlekcontroles stationaire koelinstallaties en de artikelen 29a en 29b;.

b. aan het slot van onderdeel b, eerste gedachtestreepje, wordt toegevoegd: , waarbij onder adequate instrumenten worden verstaan instrumenten waarmee de werkzaamheden zodanig kunnen worden uitgevoerd dat lekkage van gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde stoffen kan worden voorkomen of tot een minimum kan worden beperkt.

c. onderdeel c wordt als volgt gewijzigd:

1°. aan het slot van het eerste gedachtestreepje wordt toegevoegd:

, waarbij onder adequate instrumenten worden verstaan instrumenten waarmee de werkzaamheden zodanig kunnen worden uitgevoerd dat lekkage van gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde stoffen kan worden voorkomen of tot een minimum kan worden beperkt;

2°. het derde gedachtestreepje, komt te luiden:

  • bepalingen voor de stationaire en mobiele koelinstallaties ten aanzien van het uitvoeren van lekcontroles overeenkomstig de EG-verordening standaardlekcontroles stationaire koelinstallaties en de artikelen 29a en 29b;.

2. In onderdeel 3, eerste volzin, wordt ‘de Regeling lekdichtheid koelinstallaties in de gebruiksfase 2006’ vervangen door: artikel 29a.

3. Onderdeel 5 wordt als volgt gewijzigd:

a. onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:

1°. het eerste gedachtestreepje komt te luiden:

  • het type koelinstallaties overeenkomstig de door het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) gehanteerde categorie-indeling in de ‘Guidelines for National Greenhouse Gas Inventories’;

2°. in het derde gedachtestreepje wordt ‘ozonverordening’ vervangen door: EG-verordening ozonlaagafbrekende stoffen;

3°. het vierde gedachtestreepje vervalt;

4°. in het vierde gedachtestreepje (nieuw) vervalt: , uitbreiding, bijvullen nominale vulling;

b. onderdeel b, wordt als volgt gewijzigd:

1°. in de aanhef, wordt ‘ozonverordening’ vervangen door: EG-verordening ozonlaagafbrekende stoffen;

2°. in het derde gedachtestreepje vervalt: , uitbreiding, bijvulling nominale vulling.

K

Bijlage VI, onderdeel A, komt te luiden:

Hij beschikt over relevante koeltechnische werkervaring.

ARTIKEL II

Artikel 18 van de Regeling gefluoreerde broeikasgassen brandbeveiligingssystemen vervalt.

ARTIKEL III

Artikel 17 van de Regeling gefluoreerde broeikasgassen hoogspanningschakelaars vervalt.

ARTIKEL IV

De Inzamelingsregeling CFK en halonen wordt ingetrokken.

ARTIKEL V

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 30 juni 2011.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J.J. Atsma.

TOELICHTING

I. ALGEMEEN

1. Doelstelling en aanleiding

Deze regeling strekt in hoofdzaak tot wijziging van de Regeling gefluoreerde broeikasgassen en gereguleerde stoffen koelinstallaties (hierna: Regeling koelinstallaties). De Regeling koelinstallaties bevat eisen voor de examinering en diplomering van personen die werkzaamheden verrichten aan koelinstallaties waarbij gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde stoffen kunnen vrijkomen.

Met deze regeling wordt uitvoering gegeven aan het Uitvoeringsbesluit EG-verordening ozonlaagafbrekende stoffen (hierna: Uitvoeringsbesluit). Het Uitvoeringsbesluit strekt tot uitvoering van verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 september 2009 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (herschikking) (PbEU L 286) (hierna: verordening 1005/2009). Het Uitvoeringsbesluit heeft het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen milieubeheer vervangen. De vervanging van laatstgenoemd besluit was noodzakelijk omdat de hieraan ten grondslag liggende Verordening (EG) nr. 2037/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 juni 2000 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (PbEG L 244) (hierna: verordening 2037/2000) is vervangen door verordening 1005/2009.

Verordening 1005/2009 is op 1 januari 2010 in werking getreden. De verordening geeft uitvoering aan de afspraken in het op 16 september 1987 te Montreal tot stand gekomen Protocol betreffende stoffen die de ozonlaag aantasten, met bijlagen (Trb. 1988, 11) (hierna: Montreal-protocol). Verordening 1005/2009 is een uitwerking en aanscherping van de verplichtingen in het Montreal-protocol. De verordening scherpt de regels aan voor de terugwinning, het hergebruik en vernietiging van ozonlaagafbrekende stoffen ter voorkoming van emissies van deze stoffen. Het beperken van emissies door het verplicht stellen van terugwinning en de vernietiging van ozonlaagafbrekende stoffen draagt niet alleen bij aan het herstel van de ozonlaag, maar in belangrijke mate ook aan de aanpak van klimaatverandering. Veel van deze stoffen tasten namelijk niet alleen de ozonlaag aan, maar hebben ook het vermogen het klimaat op te warmen.

De belangrijkste wijziging van verordening 1005/2009 ten opzichte van verordening 2037/2000 is (voor zover in dit kader relevant) dat ondernemingen alle uitvoerbare voorzorgsmaatregelen moeten treffen om lekkage en emissies van gereguleerde stoffen te voorkomen of tot een minimum te beperken, ook als die stoffen onopzettelijk bij vervaardiging van andere chemicaliën worden geproduceerd.

De bepalingen van verordening 1005/2009 waarvan de nadere uitvoering in de Regeling koelinstallaties is neergelegd zijn het stellen van nadere regels om lekkage en emissies van gereguleerde stoffen te voorkomen of tot een minimum te beperken (artikel 23, vierde lid, van verordening 1005/2009).

Hiertoe is hoofdstuk 3A ‘Lekdichtheid koelinstallaties’ in de Regeling koelinstallaties opgenomen (artikel I, onderdeel G, van deze regeling).

In het Uitvoeringsbesluit is het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen milieubeheer ingetrokken. Hierdoor is ook de Regeling lekdichtheid koelinstallaties in de gebruiksfase 2006 vervallen. De belangrijkste bepalingen in de Regeling lekdichtheid koelinstallaties in de gebruiksfase 2006 zijn al geregeld in verordening 1005/2009. Als sluitstuk is in de Regeling koelinstallaties Hoofdstuk 3A ‘Lekdichtheid koelinstallaties’ (artikelen 29a en 29b) opgenomen.

Daarnaast is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele verbeteringen in de Regeling koelinstallaties aan te brengen.

Tenslotte zijn de Regeling gefluoreerde broeikasgassen brandbeveiligingssystemen (hierna: Regeling brandbeveiligingssystemen) en de Regeling gefluoreerde broeikasgassen hoogspanningsschakelaars (hierna: Regeling hoogspanningsschakelaars) op één onderdeel aangepast en is de Inzamelingsregeling CFK en halonen ingetrokken.

In deze toelichting wordt onder ‘koelinstallatie’ zowel een stationaire als mobiele koelinstallatie verstaan, tenzij nadrukkelijk anders is vermeld. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat een airco van een mobiel werktuig of voertuig geenmobiele koelinstallatie is (zie ook de begripsomschrijvingen in artikel 1 van de Regeling koelinstallaties) en dat de wijzigingen in deze regeling geen betrekking hebben op mobiele airco’s.

De conceptregeling is vooraf voor commentaar voorgelegd aan de relevante brancheorganisaties.

2. Lekdichtheid koelinstallaties

Het uitgangspunt van de Regeling koelinstallaties is dat zoveel mogelijk dezelfde eisen voor gefluoreerde broeikasgassen en gereguleerde stoffen worden gehanteerd. Voor de praktijk is dat namelijk het meest efficiënt en overzichtelijk, omdat bedrijven en personeel bij koelinstallaties zowel met gefluoreerde broeikassen als gereguleerde stoffen werken. In dat verband gelden er op grond van de Regeling koelinstallaties al gelijke eisen voor de examinering, diplomering en bedrijfscertificering voor bedrijven en personeel die werkzaamheden aan koelinstallaties verrichten. Door de toevoeging van de artikelen 29a en 29b aan de Regeling koelinstallaties gelden zoveel mogelijk vergelijkbare eisen voor de controle op lekdichtheid van koelinstallaties.

Op grond van artikel 23, eerste lid, van verordening 1005/2009 treffen ondernemingen alle uitvoerbare voorzorgsmaatregelen om lekkage en emissies van gereguleerde stoffen te voorkomen of tot een minimum te beperken (de zogenoemde zorgplicht).

Op grond van artikel 23, tweede lid, van die verordening worden waargenomen lekkages zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen veertien dagen hersteld.

Artikel 3, eerste lid, van de verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2006 inzake bepaalde gefluoreerde broeikasgassen (PbEU L 161) (hierna: verordening 842/2006) kent een vergelijkbare bepaling.

Volgens artikel 3, eerste lid, van verordening 842/2006 dragen de exploitanten van koelinstallaties met gefluoreerde broeikasgassen er zorg voor dat zij gebruik maken van alle maatregelen die technisch uitvoerbaar zijn en geen buitensporige kosten meebrengen om lekkage te voorkomen. Voorts dienen vastgestelde lekkages zo spoedig mogelijk te worden hersteld. De zinsnede ‘zo spoedig mogelijk’ in verordening 842/2006 wordt naar analogie van verordening 1005/2009 geïnterpreteerd. Dat wil zeggen dat ook hier de termijn van maximaal veertien dagen voor herstel van de lekkage wordt aangehouden.

Uit de zorgplicht (artikel 23, eerste lid, van verordening 1005/2009) vloeit ook voort dat een koelinstallatie die als gevolg van een defect gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde stoffen verliest of kan verliezen onverwijld buiten bedrijf gesteld wordt zodra dit wordt geconstateerd. Deze plicht rust op de exploitant. Zo lang het defect niet is gerepareerd mogen geen gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde stoffen worden bijgevuld. Hiermee wordt tevens nader uitvoering gegeven aan artikel 23, eerste lid, van verordening 1005/2009 en artikel 3, eerste lid, van verordening 842/2006.

Uit de zorgplicht vloeit tevens voort dat ter voorkoming van emissies bij werkzaamheden aan de koelinstallatie de druk hierin wordt teruggebracht tot 1,05 bar of lager. Indien de werkzaamheden de ontmanteling van de installatie betreffen, dient de druk op 0,3 bar (absoluut) of lager te worden gebracht om te waarborgen dat alle gereguleerde stoffen en gefluoreerde broeikasgassen teruggewonnen kunnen worden. Ook dit sluit aan op de reeds bestaande praktijk.

Volgens artikel 23, tweede lid, van verordening 1005/2009 en artikel 3, tweede lid van verordening 842/2006 wordt binnen een maand nadat een lek is hersteld op lekkage geïnspecteerd ter controle of de reparatie effect heeft gehad. Het moment van deze controle is afhankelijk van de aard van de reparatie en kan variëren van enkele minuten tot enkele uren of dagen na de reparatie met een maximum van een maand nadat de reparatie is uitgevoerd.

Ten algemene geldt: lekdichtheidscontroles zijn nodig ongeacht of de koelinstallatie in bedrijf is of niet. Relevant is alleen dat zich in de desbetreffende koelinstallatie gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde stoffen bevinden. Wanneer een koelinstallatie tijdelijk buiten bedrijf is gesteld en de gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde stoffen in een vloeistofvat of condensor zijn verzameld worden de controles door een gediplomeerd persoon op het vloeistofvat of de condensor uitgevoerd.

In aansluiting op de praktijk zoals die gold voor de inwerkingtreding van deze regeling mogen de lekcontroles samenvallen met andere reguliere (verplichte) controles of keuringen, zoals een APK-keuring, mits de minimale voorgeschreven frequentie van de lekcontroles in acht wordt genomen.

Een groot aantal eisen dat in het verleden op grond van de Regeling lekdichtheid koelinstallaties in de gebruiksfase 2006 gold, geldt nu op grond van verordening 1005/2009. Dit betreft o.a.:

  • de frequentie van de lekcontroles (zie artikel 23, tweede lid, van verordening 1005/2009);

  • het bijhouden van een register (lees: het logboek) (zie artikel 23, derde lid, van verordening 1005/2009)

  • eisen ten aanzien van etikettering (kenbaarheids- en bedieningsvoorschriften) (zie artikel 11, zesde lid, van verordening 1005/2009).

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de belangrijkste verplichtingen voor het onderhoud aan koelinstallaties gevuld met gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde stoffen welke per 30 juni 2011 gelden op grond van verordening 842/2006, verordening 1005/2009, het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer, het Uitvoeringsbesluit, en de Regeling koelinstallaties:

Koelinstallatie

Controle frequentie

Logboek verplichting

Lekdetectie systeem verplicht

Standaard voor de lekcontrole verplicht

Eisen aan personeel en bedrijven

Juist gediplomeerd personeel1

Bedrijfscertificaat

Stationaire koelinstallaties met < 3kg gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde stoffen (NB: indien gevuld met gefluoreerde broeikasgassen en hermetisch gesloten: < 6kg)

Ja (categorie II, categorie I, alleen terugwinnen: categorie III)

Ja

Stationaire en mobiele koelinstallaties met ≥ 3kg < 30 kg gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde stoffen (NB: indien gevuld met gefluoreerde broeikasgassen en hermetisch gesloten: < 6kg)

Minimaal 1 keer per 12 maanden2

Ja

Ja

Ja (categorie I, alleen lekcontrole3: categorie IV)

Ja

Stationaire en mobiele koelinstallaties met ≥ 30kg < 300 kg gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde stoffen

Minimaal 1 keer per 6 maanden2

Ja

Ja

Ja (categorie I, alleen lekcontrole3: categorie IV)

Ja

Stationaire en mobiele koelinstallaties met > 300 kg gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde stoffen

Minimaal 1 keer per 3 maanden2

Ja

Ja: installaties gevuld met gefluoreerdebroeikas-gassen. (NB: indien lekdetec-tiesysteem aanwezig is wordt deze minimaal 1 keer per 12 maanden gecontroleerd, ongeacht of het gereguleerde stoffen of f-gassen betreft)

Ja

Ja (categorie I, alleen lekcontrole3: categorie IV)

Ja

Mobiele airco (= airco van een mobiel werktuig of voertuig) met < 3kg gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde stoffen

Ja (alleen terugwinnen f-gassen)

Nee

X Noot
1

Volgens categorie als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Regeling koelinstallaties.

X Noot
2

Voor koelinstallaties die voorzien zijn van een naar behoren functionerend lekdetectiesysteem mag de controlefrequentie worden gehalveerd.

X Noot
3

Voor zover niet wordt ingebroken in het koudemiddelcircuit.

3. Toezicht en handhaving

De Regeling koelinstallaties is gebaseerd op artikel 4 van het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer en op de artikelen 4 en 5 van het Uitvoeringsbesluit. Beide algemene maatregelen van bestuur zijn weer gebaseerd op artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer (hierna: Wm). Op grond van hoofdstuk 18 van de Wm kan ten aanzien van overtredingen van artikel 9.2.2.1 van de Wm bestuursrechtelijk worden opgetreden. Indien de overtreding is begaan door een bedrijf (d.w.z. een inrichting als bedoeld in de Wm) ten aanzien waarvan burgemeester en wethouders of gedeputeerde staten op grond van artikel 2.4 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bevoegd zijn een omgevingsvergunning te verlenen of waaraan het bedrijf op grond van artikel 8.41, tweede lid, van de Wm, een melding moet doen, zijn burgemeester en wethouders respectievelijk gedeputeerde staten ook in het kader van de Regeling koelinstallaties het bevoegd gezag. Zij kunnen dan op grond van artikel 18.1b of 18.2, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, van de Wm handhaven wegens overtreding van:

  • a. verordening 1005/2009 in verbinding met het Uitvoeringsbesluit respectievelijk de Regeling koelinstallaties, en de verordening (EG) nr. 1516/2007 van de Commissie van 19 december 2007 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van basisvoorschriften inzake controle op lekkage van stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur die bepaalde gefluoreerde broeikasgassen bevat (Pb EU 2007 L 335) (hierna: verordening: 1516/2007) in verbinding met de Regeling koelinstallaties;

  • b. het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer in verbinding met verordening 842/2006 c.q. verordening 1516/2007.

De lekcontroles en het voorkomen van lekkage van gereguleerde stoffen zijn concreet geregeld in:

  • a. artikel 23 van verordening 1005/2009 in verbinding met artikel 3, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit;

  • b. de artikelen 2 tot en met 10 van verordening 1516/2007 (o.a. logboek) in verbinding met artikel 29a, eerste lid, van de Regeling koelinstallaties, en

  • c. de artikelen 29a en 29b van de Regeling koelinstallaties.

De lekcontroles en het voorkomen van lekkage van gefluoreerde broeikasgassen zijn concreet geregeld in:

  • a. de artikelen 3, eerste, tweede, derde en zesde lid, van de verordening 842/2006 in verbinding met artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer, en

  • b. de artikelen 2 tot met 10 van de verordening 1516/2007 (o.a. logboek) in verbinding met artikel 3, tweede lid, onderdeel c, van het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer.

Indien burgemeester en wethouders of gedeputeerde staten niet het bevoegd gezag zijn op grond van de genoemde bepalingenvan de Wm, is de Minister van Infrastructuur en Milieu1 (feitelijk: de Inspectie leefomgeving en transport) het bevoegd gezag en vindt bestuursrechtelijke handhaving plaats op grond van artikel 18.2b van de Wm.

Overtreding van een bepaling in de Regeling koelinstallaties is tevens een economisch delict in de zin van de Wet op de economische delicten. In artikel 1a, onder 1°, van de Wet op de economische delicten wordt dit geregeld: voor de strafbaarstelling wordt verwezen naar voorschriften die bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 9.2.2.1 van de Wm zijn gesteld.

4. Administratieve lasten

4.1 Algemeen

Voor zover uit deze regeling nieuwe administratieve lasten voortvloeien, volgen deze direct uit de uitvoering van verordening 1005/2009. De stroomlijning en vereenvoudiging van de eisen voor koelinstallaties die gevuld zijn met gereguleerde stoffen en de aansluiting op de eisen voor de lekdichtheid van koelinstallaties die met gefluoreerde broeikasgassen zijn gevuld, zullen leiden tot een bescheiden vermindering van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven.

Omdat deze regeling strekt tot uitvoering van een Europese verordening die rechtstreeks werkend is, zijn geen alternatieven onderzocht.

Er zijn naar schatting circa 1.000 bedrijven waar deze regeling directe consequenties voor heeft. Het betreft de bedrijven die het onderhoud aan de koelinstallaties ten behoeve van de exploitanten verrichten. De administratieve lasten die de wijzigingen van de Regeling koelinstallaties met zich meebrengen zullen deze onderhoudsbedrijven doorberekenen aan hun afnemers, de exploitanten. Immers, feitelijk berust bij die exploitanten de plicht te voldoen aan het lekdichtheidsregime.

Voor deze bedrijven geldt dat ten gevolge van de vereenvoudiging ten opzichte van de bestaande regelgeving de administratieve lasten structureel iets zullen verminderen, omdat een aantal verplichtingen op grond van de Regeling lekdichtheid koelinstallaties in de gebruiksfase 2006 zijn vervallen. Daarnaast zijn de verplichtingen in de Regeling koelinstallaties op een aantal punten, zoals voor de koudemiddelregistratie, vereenvoudigd. Wel zal de aanpassing van de regelgeving initieel tot administratieve lasten leiden.

4.2 Initiële administratieve lasten

Deze regeling brengt eenmalig extra lasten met zich mee die geraamd worden op € 164.000,– voor de onderhoudsbedrijven. Deze bestaan uit:

  • a. kennisname van de nieuwe regeling: € 74.000,–;

  • b. interne voorlichting: € 90.000,–.

4.3 Structurele administratieve lastenvermindering

Als gevolg van de vereenvoudiging van de regelgeving inzake het lekcontrole regime zullen de administratieve lasten jaarlijks met € 195.000,– verminderen. Deze besparing heeft met name betrekking op het bijhouden van het logboek die vereenvoudigd is: er gelden ter zake nu identieke regels voor koelinstallaties met gefluoreerde broeikasgassen en gereguleerde stoffen.

Ook de aanpassingen in de verplichtingen voor het bijhouden van de koudemiddelregistratie zullen tot een, zij het bescheiden, lastenverlichting leiden van € 30–50.000,– per jaar.

Voor het overige heeft deze regeling geen noemenswaardige invloed op de administratieve lasten.

Voor een uitgebreidere toelichting inzake de administratieve lasten wordt verwezen naar paragraaf 4 van het algemeen deel van de nota van toelichting bij het Uitvoeringsbesluit (Stb. 2011, 281).

II ARTIKELSGEWIJS

Artikel I

Onderdeel A

In dit artikel is de verwijzing naar de Regeling lekdichtheid koelinstallaties in de gebruiksfase 2006 vervangen door de verwijzing naar artikel 23 van de EG-verordening ozonlaagafbrekende stoffen en artikel 29a van de Regeling koelinstallaties. Deze aanpassing was nodig omdat de Regeling lekdichtheid koelinstallaties in de gebruiksfase 2006 met de inwerkingtreding van het Uitvoeringsbesluit is komen te vervallen.

Onderdeel B

Van de gelegenheid is tevens gebruik gemaakt artikel 15, onderdeel b, van de Regeling koelinstallaties aan te passen met het oog op een verlaging van de uitvoeringslasten: het is niet meer nodig dat het registratienummer op het diploma door de Minister van Infrastructuur en Milieu (hierna: minister) is afgegeven.2 Dit registratienummer mag ook uitgegeven zijn door een exameninstelling. Daarom is de eis dat het registratienummer door de minister moet zijn afgegeven in artikel 15, onderdeel b, van de Regeling koelinstallaties geschrapt.

Onderdeel C

De Regeling lekdichtheid koelinstallaties in de gebruiksfase 2006 is met de inwerkingtreding van het Uitvoeringsbesluit op 30 juni 2011 vervallen. Daarom wordt de verwijzing naar de Regeling lekdichtheid koelinstallaties in de gebruiksfase 2006 vervangen door een verwijzing naar artikel 3 van het Uitvoeringsbesluit (verbodsbepaling) en artikel 29a van de Regeling koelinstallaties (lekdichtheid).

Onderdeel D

In de uitvoering van de Regeling koelinstallaties door de minister zijn enkele wijzigingen aangebracht die forse bezuinigingen op de uitvoeringslasten van die regeling met zich meebrengen door het beperken van de relevante administratieve handelingen voor het afgeven van een diploma. De door een deelnemer verschuldigde vergoeding aan de minister voor het ontvangen van de uitslag van het examen kon daarom vervallen.

Onderdeel E

Abusievelijk was verzuimd in artikel 19 van de Regeling koelinstallaties – in aansluiting op de reeds vele jaren bestaande praktijk – op te nemen dat een bedrijf de koudemiddelenregistratie ten minste vijf jaren dient te bewaren. Deze omissie is door deze wijziging hersteld.

Onderdeel F

In verband met de toevoeging van een lid aan artikel 19 van de Regeling koelinstallaties is ook de verwijzing naar dat artikel in artikel 22 van die regeling aangepast (zie ook de toelichting bij artikel I, onderdeel E).

Onderdeel G

In verband met het vervallen van de Regeling lekdichtheid koelinstallaties in de gebruiksfase 2006 als gevolg van de inwerkingtreding van het Uitvoeringsbesluit per 30 juni 2011, is aan de Regeling koelinstallaties hoofdstuk 3A ‘Lekdichtheid koelinstallaties’ (artikelen 29a en 29b) toegevoegd.

De artikelen 29a en 29b van de Regeling koelinstallaties strekken er toe om de bepalingen inzake koelinstallaties gevuld met gereguleerde stoffen zoveel mogelijk gelijk te trekken met die gelden voor koelinstallaties met gefluoreerde stoffen.

Artikel 29a van de Regeling koelinstallaties
Eerste lid

Het eerste lid verklaart verordening 1516/2007 van overeenkomstige toepassing op koelinstallaties gevuld met gereguleerde stoffen. Op grond van verordening 1516/2007 dient een exploitant over een logboek te beschikken. Hierin wordt informatie opgenomen over de vulling van de koelinstallatie en de resultaten van controles en onderhoud. Bij controle van een koelinstallatie wordt dit logboek eerst geraadpleegd door de desbetreffende gediplomeerde onderhoudsmonteur. Voor mobiele koelinstallaties geldt dat aan de eis tot het bijhouden van een logboek kan worden voldaan indien de logboekkaart (of het voorblad van het logboek) bij de mobiele koelinstallatie aanwezig is. Het volledige logboek dient aanwezig te zijn bij de eigenaar van het voertuig waarin de mobiele koelinstallaties zich bevindt. Overigens geldt ten algemene dat het logboek ook digitaal mag worden bijgehouden indien dit te allen tijde voor controle door het bevoegd gezag beschikbaar is.

In verordening 1516/2007 staat tevens beschreven op welke wijze de lekcontroles aan de koelinstallaties moeten worden uitgevoerd. Door de bepalingen van verordening 1516/2007 van overeenkomstige toepassing te verklaren, zijn de eisen voor de lekcontroles voor koelinstallaties gevuld met gereguleerde stoffen gelijk getrokken met de eisen die gelden voor koelinstallaties gevuld met gefluoreerde broeikasgassen. Deze eisen zijn bovendien goeddeels gelijk aan de eisen die tot de inwerkingtreding van deze regeling golden op grond van de Regeling lekdichtheid koelinstallaties in de gebruiksfase 2006.

Al deze controles zijn ingegeven om lekkage van gefluoreerde broeikasgassen en gereguleerde stoffen te voorkomen. Dit betekent bijvoorbeeld ook dat bij het verwijderen van olie uit een koelinstallatie door een gediplomeerd persoon zodanige maatregelen moeten worden getroffen dat de desbetreffende gereguleerde stoffen die vrijkomen uit de olie van een compressor worden opgevangen.

Tweede lid

In het tweede lid wordt artikel 23, tweede en derde lid, van verordening 1005/2009 van overeenkomstige toepassing verklaard op mobiele koelinstallaties. Zo wordt aangesloten op de eisen die tot de inwerkingtreding van deze regeling op grond van artikel 3.1, eerste tot en met derde lid, van de Regeling lekdichtheid koelinstallaties in de gebruiksfase 2006 golden. Bovendien gelden vergelijkbare eisen voor mobiele koelinstallaties die gefluoreerde broeikasgassen bevatten (artikel 3, eerste tot en met zesde lid, van verordening 842/2006 in verbinding met artikel 2a van het Besluit gefluoreerde broeikassen milieubeheer).

Volgens artikel 23, tweede lid, van verordening 1005/2009 dragen ondernemingen (exploitanten in de zin van artikel 23, vierde lid, van de Regeling koelinstallaties) die gebruik maken van stationaire koelinstallaties er zorg voor dat deze regelmatig op lekdichtheid worden gecontroleerd. De frequentie is afhankelijk van de koudemiddeleninhoud van de koelinstallatie. Voorts wordt de hoeveelheid en de aard van de gereguleerde stoffen geregistreerd evenals het bedrijf dat respectievelijk de persoon die de koelinstallatie onderhoudt.

Artikel 29b van de Regeling koelinstallaties

Ingevolge artikel 29b van de Regeling koelinstallaties is de exploitant van een koelinstallatie die gereguleerde stoffen bevat en is voorzien van een lekdetectiesysteem verplicht er zorg voor te dragen dat ten minste een keer per twaalf maanden het lekdetectiesysteem wordt gecontroleerd. Alhoewel het niet verplicht is om een koelinstallatie die gereguleerde stoffen bevat, te voorzien van een lekdetectiesysteem, is het wel van belang dat als zo’n systeem aanwezig is het ook naar behoren functioneert.

Voor de goede orde wordt opgemerkt dat gereguleerde stoffen na 2015 niet meer in koelinstallaties mogen worden gebruikt. Mede om die reden wordt het gebruik van een lekdetectiesysteem niet verplicht gesteld in de Regeling koelinstallaties.

De omschrijvingen van ‘exploitant’ en ‘lekdetectiesysteem’ sluiten volledig aan op de omschrijvingen in artikel 2 van verordening 842/2006.

Onderdeel H

In bijlage II bij de Regeling koelinstallaties is een aantal verwijzingen aangepast.

Onderdeel I

Abusievelijk was verzuimd in onderdeel 1.3 van bijlage III bij de Regeling koelinstallaties een verwijzing naar het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer op te nemen. Hiertoe strekt deze wijziging. Voorts is het genoemde onderdeel 1.3 gewijzigd, opdat naar de meest actuele regelgeving wordt verwezen.

Onderdeel J

Op enkele plaatsen in bijlage V bij de Regeling koelinstallaties is de verwijzing naar de Regeling lekdichtheid koelinstallaties in de gebruiksfase 2006 vervangen door verwijzingen naar artikel 29a of 29b van de Regeling koelinstallaties.

Van de gelegenheid is tevens gebruik gemaakt omwille van de duidelijkheid enkele aanpassingen door te voeren. De belangrijkste wijzigingen zijn:

  • a. er is nader omschreven wat onder ‘adequate instrumenten’ wordt verstaan;

  • b. de verplichtingen voor het bijhouden van de koudemiddelenregistratie zijn verduidelijkt en vereenvoudigd.

Voor de indeling per type koelinstallatie is aangesloten op de indeling die door het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) wordt gehanteerd in de ‘Guidelines for National Greenhouse Gas Inventories’.3 Het betreft de volgende categorieën: huishoudelijke koeling, commerciële koeling, industriële koeling, stationaire airconditioning, transportkoeling en mobiele airco (airco van een mobiel werktuig of voertuig). Meer informatie is te vinden op www.f-gassenverordening.nl, waaronder een leidraad voor het bijhouden van de koudemiddelenregistratie.

Onderdeel K

Onderdeel A van bijlage VI bij de Regeling koelinstallaties is grotendeels geschrapt. Hierin stonden meerdere algemene eisen die werden gesteld aan degenen die de beoordelingen van de bedrijven namens de keuringsinstanties verrichten in verband met het bedrijfscertificaat. In de praktijk bleken deze criteria niet toetsbaar.

Artikel II

In de uitvoering van de Regeling brandbeveiligingssystemen door de minister is een wijziging aangebracht die forse bezuinigingen op de uitvoeringslasten van de regeling met zich meebrengen door het beperken van de relevante administratieve handelingen voor het afgeven van een diploma. De door een deelnemer verschuldigde vergoeding aan de minister voor het ontvangen van de uitslag van het examen kan daarmee vervallen. Daarom is artikel 18 van die regeling geschrapt.

Artikel III

In de uitvoering van de Regeling hoogspanningsschakelaars door de minister is een wijziging aangebracht die forse bezuinigingen op de uitvoeringslasten van de regeling met zich meebrengen door het beperken van de relevante administratieve handelingen voor het afgeven van een diploma. De door een deelnemer verschuldigde vergoeding aan de minister voor het ontvangen van de uitslag van het examen kan daarmee vervallen. Daarom is artikel 17 van die regeling geschrapt.

Artikel IV

De Inzamelingsregeling CFK en halonen is ingetrokken. Ooit was deze regeling bedoeld om te zorgen dat de CFK’s en de halonen die vóór 2004 moesten worden uitgefaseerd in korte tijd zouden worden ingezameld voor vernietiging.

Die regeling stelde voorwaarden om voor subsidie in aanmerking te komen voor de vernietiging van deze stoffen. Sinds enige jaren wordt deze subsidie echter niet meer verleend.

Om meerdere redenen is besloten de Inzamelingsregeling CFK en halonen in te trekken:

  • a. de regeling gold alleen voor CFK’s en halonen: CFK’s worden vrijwel niet meer gebruikt en voor halonen zijn er ook steeds minder toepassingen;

  • b. voor de meest gebruikte stoffen, zoals HCFK’s en HFK’s, is niets specifieks geregeld buiten de algemenen afvalregelgeving;

  • c. de inhoud van de termijnen en verplichtingen in de regeling vormden slechts op enkele minimale punten nog een aanvulling op de afvalregelgeving;

  • d. de toegevoegde waarde ten opzichte van de verordening 1005/2009 en 842/2006 was minimaal;

  • e. het is ten algemene de wens om de regeldruk te verminderen en regelgeving te vereenvoudigen.

In de praktijk mag de inzamelstructuur zoals neergelegd was in de Inzamelingsregeling CFK en halonen uiteraard nog wel worden gehanteerd. Meer informatie wordt beschikbaar gesteld op www.ozonverordening.nl.

Artikel V

Dit artikel regelt dat de regeling met terugwerkende kracht, gelijktijdig met het Uitvoeringsbesluit (30 juni 2011), in werking is getreden. De reden dat de regeling met terugwerkende kracht tot en met 30 juni 2011 in werking is getreden is dat artikel 29 van verordening 1005/2009 verplicht tot uitvoering van die verordening op uiterlijk die datum.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J.J. Atsma.


X Noot
1

Het milieubeleid valt in de portefeuille van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu. Waar in de Regeling koelinstallaties een taak of bevoegdheid wordt opgedragen aan de minister, wordt die taak of bevoegdheid uitgeoefend door die staatssecretaris.

X Noot
2

NB: In de praktijk worden de taken die ingevolge de regeling door de minister moeten worden uitgevoerd op basis van de gemaakte werkverdeling door de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu verricht.

X Noot
3

Zie http://www.ipcc-nggip.iges.or.jp/public/2006gl/vol3.html

Naar boven