TOELICHTING
Algemeen
De onderhavige regeling betreft de opname van nieuwe modellen van verblijfsdocumenten ter uitvoering van Verordening (EG)
nr. 380/2008 van de Raad van de Europese Unie van 18 april 2008, een aantal wijzigingen in de hoogte van de legestarieven
voor de reguliere verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, nadere regels omtrent de inschrijving in de vreemdelingenadministratie
op grond van richtlijn 2004/38/EG en een aanpassing van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 naar aanleiding van het arrest
van het Europese Hof van Justitie van 9 december 2010 inzake Toprak en Oguz (C-300/09 en C-301/09).
De invoeringstermijn wijkt af van het in het Kabinetsstandpunt inzake Vaste Verandermomenten neergelegde uitgangspunt. Deze
regeling betreft een verhoging van de leges, mede ter uitvoering van het regeerakkoord, reparatieregelgeving vanwege een rechterlijke
uitspraak en implementatie van een Europese richtlijn, waarvoor afwijking van het kabinetsstandpunt is toegestaan (uitzonderingsgronden
1, 3 en 4, Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309, blz. 4).
Artikelsgewijs
A
Ter uitvoering van de Verordening (EG) nr. 380/2008 van de Raad van de Europese Unie van 18 april 2008 tot wijziging van Verordening
(EG) nr. 1030/2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen zijn
de verblijfsdocumenten I tot en met V, die zijn opgenomen in de bijlagen 7a tot 7e, aangepast.
B
Bij regeling van de Staatssecretaris van Justitie van 16 oktober 2007, nr. 511261/07, houdende wijziging van het Voorschrift
Vreemdelingen 2000 (eenenzeventigste wijziging) is Richtlijn 2005/71/EG van de Raad van de Europese Unie betreffende een specifieke
procedure voor de toelating van onderdanen van derde landen met het oog op wetenschappelijk onderzoek (PbEU L289) geïmplementeerd
in het Voorschrift Vreemdelingen 2000. Bij die gelegenheid is in artikel 3.18c, tweede lid, opgenomen, dat de onderzoeksinstelling
die is opgenomen in de Nederlandse Onderzoek Databank in aanmerking komt voor erkenning. Per 1 mei 2011 is de Nederlandse
Onderzoek Databank geïntegreerd in de National Academic Research and Collaborations Information System (NARCIS). Artikel 3.18c,
tweede lid, onder a, is aldus aangepast.
C, D, E
Deze drie onderdelen wijzigen een aantal legestarieven die op grond van artikel 24, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000
worden geheven voor de aanvraag (artikel 3.34) en verlenging (artikel 3.34d) van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde
tijd en de aanvraag om wijziging (artikel 3.34c) van een verblijfsvergunning. Bij brief van 27 juni 2011 is de Tweede Kamer
over de verhoging van de leges geïnformeerd.
Voor de aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd waarbij de vreemdeling in het bezit is van een machtiging
tot voorlopig verblijf bedraagt het legestarief in het eerste lid van artikel 3.34 € 300, met uitzondering voor de aanvraag
met een geldige machtiging tot voorlopig verblijf voor verblijf als kennismigrant of als houder van de Europese blauwe kaart,
waarvoor een legestarief van € 188 geldt.
Het legestarief in de aanhef van het tweede lid voor onder andere arbeid in loondienst en het volgen van studie bedraagt € 600.
Het legestarief in onderdeel a van het tweede lid bedraagt € 950 en geldt voor de volgende verblijfsdoelen: verblijf ter adoptie
of als pleegkind, het afwachten van onderzoek naar de geschiktheid van de aspirant-adoptiefouders, het verrichten van arbeid
als zelfstandige, het verrichten van arbeid als geestelijk voorganger of godsdienstleraar, het ondergaan van medische behandeling,
het afwachten van het verzoek op grond van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap, voortgezet verblijf, wedertoelating
en verblijf als vreemdeling die buiten zijn schuld niet uit Nederland kan vertrekken. Voorts geldt dit legestarief voor aanvragen
op grond van artikel 3.4, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (discretionaire bevoegdheid), met uitzondering van
aanvragen met betrekking tot de verblijfsdoelen ‘verblijf gedurende zoekjaar afgestudeerde’ en ‘verblijf gedurende zoekjaar
hoogopgeleide’. Voor deze twee verblijfsdoelen is het legestarief € 600.
Het legestarief voor het verblijfsdoel gezinshereniging of gezinsvorming en familiebezoek in onderdeel b van het tweede lid
bedraagt € 1250. Het legestarief voor de gezinskorting in de onderdelen c, d van het tweede lid bedraagt € 250, evenals het
legestarief in onderdeel e van het tweede lid voor de hier te lande geboren kinderen. In een nieuw onderdeel f van het tweede
lid is het legestarief voor de aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor kennismigranten en de
houder van de Europese blauwe kaart vastgesteld op € 750.
Voor de legestarieven in artikel 3.34c voor de wijziging van de verblijfsvergunning gelden dezelfde uitgangspunten die hierboven
voor artikel 3.34 zijn vermeld.
Het legestarief in artikel 3.34d voor de aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning regulier
voor bepaalde tijd bedraagt € 375. Het tarief voor de uitzonderingen in de onderdelen a en b, respectievelijk voor het volgen
van studie en voor verblijf van kinderen bij hun ouders, bedraagt € 150. Het tarief in onderdeel c van artikel 3.34d blijft
ongewijzigd.
F
Artikel 7.2a
In het vijfde lid van artikel 8.12 van het Vreemdelingenbesluit 2000 is bepaald dat de gegevens en bescheiden, die kunnen
worden verlangd ten behoeve van de inschrijving in de vreemdelingenadministratie, nader kunnen worden omschreven bij ministeriële
regeling. Deze lijst van bescheiden, die voortvloeit uit artikel 7, eerste lid, van de richtlijn betreffende het recht van
vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun gezinsleden (Richtlijn 2004/38/EG),
is in het onderhavig artikel opgenomen. De gegevens zien met name op het doel van het verblijf in Nederland, zoals verblijf
als werknemer, zelfstandige, student of economisch niet-actieve, omdat zonder bekendheid met het verblijfsdoel niet kan worden
bepaald of en zo ja, welke bescheiden kunnen worden verlangd. Als het bewijs dat aan de voorwaarden voor verblijf van langer
dan drie maanden wordt voldaan is geleverd, wordt de burger van de Unie ingeschreven in de vreemdelingenadministratie en
wordt onmiddellijk een verklaring van inschrijving afgegeven. Aan de inschrijving in de vreemdelingenadministratie en afgifte
van de verklaring waaruit de inschrijving blijkt zijn geen leges verbonden. Ingevolge de imperatieve aard van artikel 8.12,
vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 is deze aanmelding tot inschrijving verplicht.
Artikel 7.2b
Met dit artikel wordt voldaan aan de toezegging (Kamerstukken II 2010/11, 30 573, nr. 64) om de relevante wet- en regelgeving aan te passen conform het arrest van het Europese Hof van Justitie van 9 december 2010
inzake Toprak en Oguz (C-300/09 en C-301/09) en de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van
16 maart 2011 (200803358/1/V3-A). Dit artikel is ontleend aan de Vreemdelingencirculaire 1982 (Deel B, Hoofdstuk 19, paragraaf
4.3.1, van de Vreemdelingencirculaire 1982), geldend op 1 februari 1983. De eerste twee leden regelen het zogenoemde zoekjaar,
ontleend aan de Vreemdelingencirculaire 1982. Dit betekent dat na de ontwrichting of ontbinding van het huwelijk voor de duur
van één jaar een vergunning kan worden verleend voor het zoeken en verrichten van arbeid onder de in het tweede lid opgenomen
voorwaarden. Slechts indien de vreemdeling na dat jaar beschikt over een arbeidsplaats voor nog een jaar waarmee hij zelfstandig
en duurzaam voldoende middelen van bestaan verwerft, kan worden toegekomen aan voortgezet verblijf op grond van het derde
lid.
Voor de formulering van dit artikel is aangesloten bij artikel 9.6 van het Vreemdelingenbesluit 2000. Dat artikel diende als
overgangsrecht bij de afschaffing van het zoekjaar-beleid.
De Minister voor Immigratie en Asiel,
G.B.M. Leers.