Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2010, 20735 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2010, 20735 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
Gelet op de artikelen 3, tweede tot en met vierde lid, en 4 van de Wet overige OCW-subsidies;
Besluit:
In deze regeling wordt verstaan onder:
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
het uitvoeringsbesluit WHW 2008;
het historisch bestand hoger onderwijs als bedoeld in artikel 4.4 van het besluit;
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
een persoon die voldoet aan al deze voorwaarden:
– die als student in het CRIHO is ingeschreven,
– die in Nederland, België, Luxemburg of een van de deelstaten Noord-Rijnland-Westfalen, Nedersaksen of Bremen van de Bondsrepubliek Duitsland woont,
– behoort tot een van de groepen van studerenden, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, van de Wet studiefinanciering 2000 of de Surinaamse nationaliteit bezit;
de tweede graad bachelor, inclusief een tweede graad bachelor in een leraren- of gezondheidszorgopleiding, indien artikel 5.2, tweede lid van het besluit van toepassing is, behaald door een persoon voor zover deze graad niet op grond van artikel 4.9 van het besluit wordt bekostigd;
de tweede graad master, inclusief een tweede graad master in een leraren- of gezondheidszorgopleiding, indien artikel 5.2, tweede lid van het besluit van toepassing is, behaald door een persoon voor zover deze graad niet op grond van artikel 4.9 van het besluit wordt bekostigd.
1. De minister verstrekt subsidie met als doel:
de instellingen financieel te ondersteunen in verband met de gevolgen van de inwerkingtreding van de wijzigingen in de bekostiging WHW met ingang van 1 januari 2011, in het bijzonder voor:
a. het verlenen van een tweede bachelorgraad aan een student aan een hoger beroepsopleiding, mits de opleiding voor de tweede graad deels gelijktijdig is gevolgd met de opleiding waaraan de eerste graad bachelor is behaald.
b. het verlenen van een tweede mastergraad aan een student aan een hoger beroepsopleiding, mits de opleiding voor de tweede graad deels gelijktijdig is gevolgd met de opleiding waaraan de eerste graad master is behaald.
c. het verlenen van een tweede mastergraad aan een student aan een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs, mits de opleiding voor de tweede graad deels gelijktijdig is gevolgd met de opleiding waaraan de eerste graad master is behaald.
Voorwaarden voor de subsidieverstrekking zoals genoemd in artikel 2 zijn:
a. de student moet blijkens de gegevens uit het Centraal Register Inschrijvingen Hoger Onderwijs (CRIHO), zoals vastgelegd in een historisch bestand, onafgebroken voor de tweede opleiding ingeschreven zijn geweest en ingeschreven zijn geweest in de maand voorafgaand aan het behalen van de eerste graad; en
b. tussen de eerste en de tweede graad moet blijkens het historisch bestand minimaal een periode van vijf hele maanden liggen.
Subsidie wordt verleend voor tweede graden van bekostigde opleidingen aan bekostigde instellingen voor hoger onderwijs, die zijn opgenomen in de bijlage bij de wet in de onderdelen a tot en met h.
Het subsidiebedrag per instelling bestaat uit de optelsom van bedragen die zijn vastgesteld op grond van het eerste en tweede lid, voor die opleidingen die voldoen aan de vereisten genoemd in artikel 2.
1. Per opleiding wordt een bedrag vastgesteld als het product van:
a. het studentgebonden bedrag per graad, bedoeld in artikel 4.7, derde lid van het besluit, zoals bepaald bij de vaststelling van de voorlopige rijksbijdrage uiterlijk in oktober van het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar waarvoor de subsidie wordt verstrekt;
b. het bekostigingsniveau per opleiding, bedoeld in artikel 4.10, tweede lid van het besluit; en
c. het aantal tweede graden, bedoeld in artikel 2, dat door de instelling is verleend in de periode van 1 oktober in het derde kalenderjaar voorafgaand aan het begrotingsjaar waarvoor de subsidie wordt verstrekt, tot en met 30 september in het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het begrotingsjaar waarvoor de subsidie wordt verstrekt.
2. Een bedrag dat is vastgesteld als het product van het bedrag per gewogen graad vastgesteld op grond van artikel 4.20 van het besluit, zoals bepaald bij de vaststelling van de voorlopige rijksbijdrage uiterlijk in oktober van het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar waarvoor de subsidie wordt verstrekt, en het aantal tweede graden zoals bedoeld in het eerste lid onder c.
1. De subsidie wordt verstrekt voor een begrotingsjaar.
2. De omvang van de subsidie wordt uiterlijk bepaald en ambtshalve vastgesteld in oktober voor aanvang van het begrotingsjaar waarvoor die wordt verstrekt.
De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving, bedoeld in de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. De verklaring van de accountant bij de jaarrekening omvat tevens een oordeel over de rechtmatige besteding van de subsidie.
1. De subsidieontvanger werkt mee aan door of namens de minister ingestelde onderzoeken die erop gericht zijn de minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van het door of namens de minister te voeren beleid.
2. De subsidieontvanger doet zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan de minister van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie. Daarbij worden de relevante stukken overgelegd.
3. Drie jaar na inwerkingtreding wordt deze regeling geëvalueerd.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.
Op 7 december 2009 is een wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 aan de Tweede Kamer gestuurd. De wijziging is de uitvoering van het voornemen in de strategische agenda voor hoger onderwijs-, onderzoeks- en wetenschapsbeleid Het hoogste goed van 23 november 2007 voor een nieuw stelsel voor financiering van het hoger onderwijs (Kamerstukken II 2007/2008, 31 288, nr. 1). Na inwerkingtreding van dit besluit wordt met ingang van 1 januari 2011 de rijksbijdrage die instellingen voor hoger onderwijs ontvangen vanwege het verzorgen van bachelor- en masteropleidingen, gebaseerd op:
• het aantal bekostigde inschrijvingen bij geaccrediteerde bachelor- en masteropleidingen binnen de nominale studieduur.
• het aantal bekostigde bachelor- en mastergraden dat is verleend.
• een instellingsspecifieke onderwijsopslag.
In de nieuwe bekostiging wordt de financiële verantwoordelijkheid van de overheid beperkt tot één bachelor en één master (met uitzondering van lerarenopleidingen en gezondheidszorg, als de student daar nog geen graad in heeft behaald). De bekostiging van tweede graden vervalt hiermee.
In antwoord op vragen van de Tweede Kamer heeft de minister van OCW meegedeeld (HO&S/CBV/184603, 25 januari 2010) dat met VSNU en HBO-raad is afgesproken dat:
1. er voor de eerste drie jaar van de nieuwe bekostiging een subsidieregeling zal komen voor de financiering van de studenten met een tweede opleiding, en
2. de universiteiten en hogescholen in de studiejaren 2010−2011, 2011-2012 en 2012−2013 een instellingscollegegeld gelijk aan het wettelijk tarief zullen hanteren voor studenten die een tweede opleiding volgen die gestart is tijdens een eerste opleiding.
In overleg met VSNU en HBO-raad is besloten bij de invoering van de nieuwe bekostiging gedurende drie jaar tweede bachelor- en mastergraden hbo en tweede mastergraden wo te subsidiëren, van deels gelijktijdig gevolgde opleidingen en met een substantiële omvang aan daadwerkelijk behaalde studiepunten (niet zijnde vrijstellingen).
Er is voor gekozen de tweede graden, waarvoor de opleiding gestart is tijdens een eerste opleiding en ononderbroken gevolgd is, en waarvan de graad ten minste zes maanden ná een eerste graad behaald is, zoals geregistreerd in CRIHO, onder deze subsidieregeling te laten vallen.
Met het tijdelijk subsidiëren van deels gelijktijdig gevolgde tweede hbo-bachelors, hbo-masters en wo-masters kan de nieuwe bekostiging gefaseerd worden ingevoerd zodat de hogescholen en universiteiten er bij de interne allocatie van middelen rekening mee kunnen houden.
Het wettelijk collegegeld is gekoppeld aan de eerste opleiding die een student volgt. Aan een student die een tweede studie volgt, nadat hij een eerste studie met een graad heeft afgerond, wordt het instellingscollegegeld gevraagd. VSNU, HBO-raad, ISO en LSVb hebben echter in een Bekostigingsakkoord (2007) afgesproken dat de tweede opleiding, mits deels gelijktijdig aan de eerste opleiding gevolgd, tegen het wettelijk collegegeld mag worden afgemaakt. De hogescholen en universiteiten hebben toegezegd dat zij in ieder geval voor de duur van deze subsidieregeling als instellingscollegegeld het bedrag gelijk aan het wettelijk collegegeld zullen vragen aan studenten die tijdens een eerste opleiding een tweede opleiding zijn gestart. Dit betekent dat het wettelijk collegegeld voor deze groep studenten geldt in de studiejaren 2010−2011, 2011–2012 en 2012−2013.
Voor studenten die een tweede studie doen in de Croho-onderdelen Onderwijs of Gezondheidszorg en eerder een andere opleiding dan Onderwijs of Gezondheidszorg hebben gevolgd, blijft ook in de nieuwe bekostiging hoger onderwijs gelden dat zij dit tegen wettelijk collegegeld mogen doen.
Een voorontwerp van deze regeling is voor een uitvoeringstoets, inclusief een toets op de administratieve lasten, voorgelegd aan Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De opmerkingen van DUO zijn verwerkt in de regeling en er worden nadere afspraken gemaakt met DUO over de uitvoering.
De berekening en onderbouwing van de administratieve lasten zijn door OCW aan DUO verstrekt bij de uitvoeringstoets. Hierin zijn alle administratieve lasten die de regeling kent opgenomen. De regeling brengt niet veel uitvoeringslasten met zich mee. Jaarlijks wordt DUO gevraagd om uiterlijk op 1 juli een overzicht te leveren van tweede graden waarvan de opleiding gestart is tijdens een eerste opleiding, en die volgens de definitie van deze regeling in aanmerking komen voor subsidie. Voor de instellingen zijn er vrijwel geen administratieve lasten; deze beperken zich tot een informatieplicht en een mogelijkheid van bezwaar en beroep, zoals die al gelden voor de reguliere bekostiging.
De subsidieregeling tweede graden hbo en wo is gebaseerd op de Wet overige OCW-subsidies (WOOS). Volgens artikel 3, tweede en derde lid, van de WOOS moet een ministeriële regeling in de Tweede Kamer en Eerste Kamer worden voorgehangen, indien er in afwijking van een wet subsidie wordt verstrekt ten behoeve van extra activiteiten van bepaalde omvang en duur of extra voorzieningen, een en ander gericht op een specifieke bestemming van de middelen. Aangezien deze regeling in afwijking van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 regelt dat tweede graden onder bepaalde voorwaarden voor een periode van drie jaar wel worden bekostigd, is de regeling op 30 augustus 2010 in beide Kamers der Staten-Generaal voorgehangen (Kamerstuk 32 471, nr. 1, 2009−2010). De voorwaarden voor bekostiging van tweede graden op grond van deze subsidieregeling zijn dat de tweede opleiding gestart moet zijn tijdens de eerste opleiding en er tussen de eerste en tweede graad een periode van ten minste vijf maanden ligt.
De Eerste Kamer heeft binnen de vastgestelde termijn tot 28 september 2010 geen vragen ingediend of de wens geuit deze regeling bij wet te regelen en is daarmee akkoord met de regeling. De Tweede Kamer heeft vragen gesteld over de subsidieregeling (24 september 2010, kenmerk 2010D36492). Deze zijn beantwoord op 16 november 2010 (Kamerstuk 32 471, nr. 2, 2009–2010). De regeling is vervolgens op 23 november 2010 door de Tweede Kamer voor kennisgeving aangenomen.
Voor de bekostiging van de tweede graad maakt het niet uit of de eerste graad aan een hbo- of aan een wo-opleiding is behaald.
Alleen die tweede graad bachelor of tweede graad master komt voor deze subsidieregeling in aanmerking, voor zover deze niet al bekostigd wordt volgens het uitvoeringsbesluit WHW 2008. Voor bepaalde tweede graden Onderwijs en Gezondheidszorg geldt namelijk al bekostiging. Deze krijgen niet ook nog eens subsidie.
a. Wel in de subsidieregeling
Deze regeling geldt wel voor tweede graden in de CROHO-onderdelen Onderwijs en Gezondheidszorg die niet al onder de bekostiging vallen (zie punt b.), dus voor een tweede graad Onderwijs en een tweede graad Gezondheidszorg.
b. Niet in de subsidieregeling, maar wel in de reguliere bekostiging
Voor tweede bachelor- en mastergraden in de CROHO-onderdelen Onderwijs en Gezondheidszorg, na een opleiding in een ander CROHO-onderdeel, geldt al als regel dat zij meetellen voor de bekostiging. Deze zijn daarom niet ook nog opgenomen in deze subsidieregeling.
Tweede graden Onderwijs en Gezondheidszorg worden dus altijd bekostigd, óf onder de subsidieregeling, óf in de bekostiging.
In deze regeling gaat het om twee bachelor- respectievelijk masteropleidingen, die de student deels gelijktijdig heeft gevolgd. De regeling geldt voor graden voor een tweede hbo-bachelor waarvoor de opleiding deels gelijktijdig gevolgd is met een andere bachelor, voor een tweede hbo-master waarvoor de opleiding deels gelijktijdig gevolgd is met een andere master en voor een tweede wo-master waarvoor de opleiding deels gelijktijdig gevolgd is met een andere wo-master. De tweede opleiding mag aan dezelfde of aan een andere instelling zijn gevolgd.
De student moet:
– onafgebroken voor de tweede opleiding ingeschreven zijn geweest met ingang van de maand voorafgaand aan het behalen van de eerste graad, en
– de tweede graad moet ten minste zes maanden ná de eerste graad behaald zijn.
Omdat de gegevens in het CRIHO worden vastgelegd op het niveau van de maand van graadverlening moeten er minimaal vijf hele maanden liggen tussen de maand van graadverlening van de eerste en die van de tweede graad.
Dus één van deze varianten:
Eerste opleiding en graad |
Tweede opleiding en graad |
of:
Eerste opleiding en graad (in tijd de tweede graad) |
Tweede opleiding en graad (in tijd de eerste graad) |
Reguliere bekostiging eerste graad | Subsidie in 2011, 2012, 2013 voor deels gelijktijdig gevolgde tweede graad |
---|---|
– aan bekostigde instelling – een regulier bekostigde opleiding | – aan bekostigde instelling – een regulier bekostigde opleiding – opleiding deels gelijktijdig aan eerste opleiding gevolgd – tweede graad ten minste zes maanden na de eerste graad behaald |
bachelor → | hbo-bachelor |
master → | hbo-master |
master/ongedeeld → | wo-master/ongedeeld |
Voor de toepassing van artikel 3 wordt uitgegaan van de gegevens uit het Centraal Register Inschrijvingen Hoger Onderwijs (CRIHO), zoals vastgelegd in een historisch bestand hoger onderwijs, zoals vermeld in het besluit.
De omvang van de subsidiebedragen is gelijk aan die van de reguliere bekostiging van studenten zoals bepaald conform het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 (hierna: UWHW 2008). Daarvoor worden eveneens de in het UWHW 2008 gehanteerde definities en de tarieven en het zogenaamde peilperiode t-3 – t-2-principe gebruikt (berekening van de bekostiging op basis van de tellingen van het begrotingsjaar t-2):
– voor de subsidie in 2011 de telling van 1 oktober 2008 t/m 30 september 2009
– voor de subsidie in 2012 de telling van 1 oktober 2009 t/m 30 september 2010
– voor de subsidie in 2013 de telling van 1 oktober 2010 t/m 30 september 2011.
De dekking voor deze subsidieregeling is binnen het bestaande budget. De middelen hiervoor komen uit het macrokader wo respectievelijk hbo. Hierbij is gekozen voor een zo eenvoudig mogelijke berekeningsmethode waarbij één keer per jaar het bedrag voor deze subsidieregeling wordt vastgesteld:
– de omvang van de middelen die nodig zijn voor de uitvoering van deze regeling wordt jaarlijks eenmalig bepaald, volgens de berekeningsmethode verwoord in artikel 3, en onttrokken aan het beschikbare uitgavenkader wo respectievelijk hbo;
– er vindt geen loon- en prijscompensatie plaats in de loop van een subsidiejaar;
– als de subsidieregeling ophoudt worden de middelen weer toegevoegd aan het macrobudget hoger onderwijs.
Deze subsidieregeling is opgesteld conform de afspraken met VSNU en HBO-raad (zie onder Toelichting Algemeen) en volgt de systematiek van de reguliere bekostiging. Het gaat hier dus niet om een subsidieregeling met een aanvraag en een bestedings- en verantwoordingsparagraaf.
Overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs wordt de aan het verslagjaar toe te rekenen subsidie in de jaarrekening als bate verantwoord, en worden de lasten verwerkt binnen de daartoe bestemde posten. Omdat sprake is van een niet-geoormerkte subsidie is een afzonderlijke specificatie van de lasten naar kostensoorten niet noodzakelijk.
Drie jaar na inwerkingtreding van de ‘Subsidieregeling tweede graden hbo en wo’ wordt de regeling geëvalueerd op:
• hoe de overgangsproblematiek bij de invoering van de nieuwe bekostiging door de instellingen is opgevangen en wat de reallocatie-effecten zijn.
• eventuele strategische gedragseffecten op het aantal gelijktijdig gevolgde opleidingen en op de feitelijke studieduur bij de inschrijving van studenten voor deels gelijktijdig gevolgde tweede studies, als gevolg van de invoering van bekostiging en wettelijk collegegeldbepalingen voor één bachelor en één master.
Hierbij worden in ieder geval de studentenaantallen en soorten opleidingen (welke CROHO-onderdelen, welke opleidingen) van de behaalde tweede graden betrokken en of er bij deze tweede graden sprake is van excellente studenten.
Bij invoering van de nieuwe bekostiging in 2011 en de gelijktijdige inwerkingtreding van deze subsidieregeling voor 2011, 2012 en 2013, betekent dit dat de evaluatie de eerste helft van 2013 zal plaatsvinden. Omdat de subsidieregeling geëvalueerd zal worden zijn er standaardbepalingen opgenomen die regelen dat de benodigde informatie beschikbaar is en het ministerie van OCW geïnformeerd wordt als belangrijke wijzigingen plaatsvinden in de omstandigheden bij een instelling. Op basis van de evaluatie wordt besloten over het al dan niet bekostigen van tweede graden in de toekomst, eventueel met een uitspraak over wettelijk of instellingscollegegeld.
De instellingen zullen voor deze subsidieregeling nog beoordelen of het nodig is om in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld bij studenten die na een eerste graad heel weinig voortgang boeken in hun tijdens de eerste opleiding gestarte tweede opleiding, toch na een aantal jaren het instellingscollegegeld te vragen.
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2011 en vervalt met ingang van 1 januari 2014.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2010-20735.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.