Op 30 november 2010 heeft het College van procureurs-generaal de hoofden van de parketten geïnformeerd over het voorlopig
te volgen beleid bij voorgenomen strafrechtelijke ontruimingen van kraakpanden. Hieronder staat de tekst uit deze beleidsbrief.
Aanleiding
Op 8 november 2010 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan over de per 1 oktober 2010 in werking getreden Wet kraken
en leegstand (LJN BO3682). De parlementaire geschiedenis van deze wet noemt het kort geding als mogelijkheid om op te komen
tegen een voorgenomen ontruiming. Naar het oordeel van het Hof is die mogelijkheid echter slechts een effectief rechtsmiddel
indien een ontruiming op een zodanige termijn wordt aangekondigd, dat er voldoende gelegenheid is een kort geding aanhangig
te maken. Als van die mogelijkheid gebruik wordt gemaakt zou – naar de opvatting van het Hof – niet tot ontruiming over mogen
worden gegaan, totdat een voorzieningenrechter in eerste aanleg uitspraak heeft gedaan. Volgens het Hof dienen ten minste
nauwkeurig omschreven en deugdelijk gepubliceerde beleidsregels van het OM te bestaan, waarin dit geregeld wordt. Deze beleidsbrief
voorziet in de door het Hof veronderstelde lacune.
De Staat heeft tegen bovenvermelde uitspraak van het Gerechtshof Den Haag beroep in cassatie ingesteld. In afwachting van
de uitspraak van de Hoge Raad is besloten om, door middel van deze in de Staatscourant te publiceren beleidsbrief, aan de
hoofdofficieren van justitie aan te geven hoe in de komende periode dient te worden omgegaan met strafrechtelijke ontruimingen.
Daarmee wordt naar de mening van het College voldaan aan de vereisten die door het Gerechtshof Den Haag zijn gesteld.
Het in deze brief omschreven beleid geldt tot nader bericht van het College. Het College zal het beleid herbezien nadat de
Hoge Raad uitspraak heeft gedaan.
Uitgangspunt
Het kraakverbod, dat vanaf 1 oktober 2010 van kracht is, zal door politie en Openbaar Ministerie onverkort worden gehandhaafd.
Krakers weten dat zij zich schuldig maken aan een strafbaar feit (overtreding van art. 138, 138a of 139 Sr) en dat zij derhalve
rekening dienen te houden met ontruiming van het door hen gekraakte pand. Krakers hebben de mogelijkheid om tegen een voorgenomen
ontruiming een kort geding aan te spannen. Rekening houdend met het arrest van het Gerechtshof te Den Haag, is besloten dat
ontruimingen op basis van art. 551a Sv in beginsel aan de bewoners van een kraakpand worden aangekondigd en dat in beginsel
zal worden gewacht met ontruimen totdat de voorzieningenrechter zich over een voorgenomen ontruiming heeft uitgelaten, tenzij
sprake is van bijzondere omstandigheden, die hierna nader worden omschreven.
Aankondiging en kort geding
Een ontruiming wordt door of namens het Openbaar Ministerie schriftelijk bij de bewoners van het te ontruimen pand aangekondigd,
tenzij sprake is van de hieronder genoemde uitzonderingsgevallen.
In de aankondiging wordt vermeld dat de ontruiming zal plaatsvinden binnen acht weken na de aankondiging (eventueel, maar
niet noodzakelijk, met vermelding van de precieze voorgenomen ontruimingsdatum), doch niet binnen de eerste zeven dagen van
die termijn, teneinde de krakers in de gelegenheid te stellen binnen die zeven dagen een kort geding aanhangig te maken door
middel van het uitbrengen van een dagvaarding tegen de Staat met daarin een datum en tijd van behandeling. Bij de berekening
van deze termijn wordt de Algemene termijnenwet aangehouden.
Indien (tijdig) van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt, zal het vonnis van de voorzieningenrechter worden afgewacht.
Indien (en zodra) zich een of meer bijzondere omstandigheden voordoen, zoals hieronder omschreven, kan het wederrechtelijk
bewoonde pand terstond – en dus zonder dat een eventueel kort geding wordt afgewacht – worden ontruimd.
Bijzondere omstandigheden
In bepaalde omstandigheden kan worden afgeweken van de hoofdregel om ontruimingen van te voren aan te kondigen en te wachten
met ontruimen tot een voorzieningenrechter in eerste aanleg uitspraak heeft gedaan. Dit betreft de volgende situaties:
− de krakers worden verdacht van huisvredebreuk (138 Sr) waarbij het huisrecht van een ander wordt geschonden;
− de krakers worden verdacht van andere strafbare feiten, tengevolge waarvan de rechthebbende van het pand ernstig wordt getroffen
(bijvoorbeeld: een bedrijf kan door de kraak niet meer functioneren of er worden ernstige vernielingen aangericht);
− door de wederrechtelijke bewoning ontstaat een gevaarlijke situatie of blijft deze in stand voor de krakers zelf, voor hun
omgeving (bijvoorbeeld brandgevaar of instortingsgevaar) of voor bij ontruimingen betrokken personen (bijvoorbeeld door het
barricaderen van panden of het aanbrengen van boobytraps);
− er is sprake van (ernstige vrees voor) verstoring van de openbare orde en veiligheid door de krakers, in of in de omgeving
van het wederrechtelijk bewoonde pand.
Ingangsdatum en publicatie
Het in deze brief omschreven beleid is van kracht vanaf 1 december 2010 en zal, gelet op de door het Gerechtshof te Den Haag
gestelde eisen, worden gepubliceerd in de Staatscourant.