Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
- Minister:
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
- vroegschoolse educatie:
een programma, gericht op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes doorstromen in het basisonderwijs, dat wordt
verzorgd in groep 1 en 2 van een basisschool;
- basisschool:
school waar basisonderwijs wordt gegeven, niet zijnde een speciale school voor basisonderwijs;
- gewichtenregeling:
gewichtenregeling, bedoeld in de artikelen 27 en 28 van het Besluit bekostiging WPO;
Artikel 2. Doelomschrijving
1. De Minister verstrekt zonder voorafgaande aanvraag subsidie voor het verhogen van de kwaliteit van vroegschoolse educatie
alsmede het vergroten van het bereik en het aanbod daarvan.
2. De subsidie wordt verstrekt voor de volgende activiteiten:
a. aanschaf van programma’s waarvan wetenschappelijk is aangetoond dat zij tot positieve resultaten leiden bij het tegengaan
en bestrijden van taalachterstand bij kinderen;
b. het volgen van trainingen behorende bij de programma’s, bedoeld onder a, door schoolpersoneel dat betrokken is bij vroegschoolse
educatie;
c. activiteiten ter versterking van de doorlopende leerlijn van voor- naar vroegschoolse educatie; en
d. meten en registreren van opbrengsten van vroegschoolse educatie, training van schoolpersoneel dat betrokken is bij vroegschoolse
educatie om hun interventies af te stemmen op de meetresultaten waardoor de registratie onderdeel uitmaakt van het kwaliteitszorgsysteem
binnen de school.
Artikel 3. Subsidieontvanger
1. Subsidie wordt slechts verstrekt aan het bevoegd gezag van een basisschool dat in aanmerking komt voor aanvullende bekostiging
op grond van de gewichtenregeling op de teldatum 1 oktober 2006.
2. Het bevoegd gezag van een basisschool dat geen aanspraak wenst te maken op de subsidie kan dit kenbaar maken door vóór 15
oktober 2008 een volledig ingevuld en ondertekend retourformulier, waarvan het model is opgenomen in de bijlage bij deze regeling,
in te dienen bij de Minister.
Artikel 4. Subsidieplafond
Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is een bedrag van € 20.000.000 beschikbaar.
Artikel 5. Tijdvak subsidiëring
De subsidie wordt verstrekt voor de periode van 1 augustus 2008 tot en met 31 juli 2009.
Artikel 6. Subsidiebedrag per subsidieontvanger
De Minister verdeelt het bedrag, genoemd in artikel 4, naar rato van het aantal basisscholen dat van deze regeling gebruik
maakt.
Artikel 7. Subsidieverplichting: samenwerking met de gemeente en kinderopvang
Het bevoegd gezag van de basisscholen werkt samen met de gemeente en kinderopvang, voor zover daar voorschoolse educatie wordt
verzorgd.
Artikel 8. Besteding subsidie
De subsidie wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. Eventueel niet-bestede middelen na afloop
van de looptijd van deze subsidie zullen worden teruggevorderd. De subsidie wordt uiterlijk in het jaar 2009 besteed.
Artikel 9. Verantwoording en controle
De verantwoording van de subsidie geschiedt met model G, bedoeld in de richtlijn RJ 660, alinea 212, zoals vastgesteld door
de Raad voor de Jaarverslaggeving. De verantwoording van eventueel niet-bestede middelen geschiedt in de jaarrekening van
het laatste jaar van besteding. De verklaring van de accountant bij de jaarrekening omvat tevens een oordeel over de rechtmatige
besteding van de subsidie.
Artikel 10. Informatieplicht
De subsidieontvanger werkt mee aan door of namens de Minister ingestelde onderzoekingen die erop gericht zijn de Minister
inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van het beleid.
Artikel 11. Betaling
Het subsidiebedrag wordt in twee delen betaald: 50% in december 2008 en 50% in februari 2009.
Artikel 12. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst
en vervalt met ingang van 1 januari 2011.
Artikel 13. Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Stimuleringsregeling vroegschoolse educatie 2008–2009.
TOELICHTING
Dit kabinet is er alles aan gelegen om onderwijsachterstanden vroegtijdig aan te pakken. Daartoe wordt er de komende jaren
fors geïnvesteerd in voor- en vroegschoolse educatie (vve). Doel van vve is de taal- en ontwikkelingsachterstand bij kinderen
tussen de 2,5 en 6 jaar met (het risico op) een taalachterstand te voorkomen, dan wel zo snel mogelijk aan te pakken. De ambitie
van dit kabinet is dat in 2011 alle kinderen met (het risico op) een taalachterstand een vve-programma krijgen aangeboden.
Daarnaast is het streven om de komende jaren de kwaliteit van vve te vergroten door het gebruik van effectieve vve-programma’s
te stimuleren en de uitvoeringscondities te verbeteren. De uiteindelijke bedoeling is dat in 2011 de taalachterstand van leerlingen
aan het eind van de basisschool door vve, maar ook door schakelklassen, onderwijsachterstandenbeleid en kwaliteitsbeleid met
40% is gereduceerd ten opzichte van het meetjaar 2002.
In het voorjaar van 2008 heeft in het kader van de Monitor vve (uitgevoerd door Sardes in opdracht van het Ministerie van
OCW) een meting plaatsgevonden naar het aantal kinderen dat deelneemt (bereik) aan de voor- en vroegschoolse educatie. Uit
deze meting is gebleken dat het bereik van de vroegschoolse educatie aan het teruglopen is.
Om te stimuleren dat scholen hun aandacht meer gaan vestigen op vroegschoolse educatie wordt voor de jaren 2008 en 2009 een
eenmalige financiële impuls gegeven in de vorm van een subsidie voor alle schoolbesturen die thans gewichtenmiddelen ontvangen.
In 2009, 2010 en 2011 zal er een verhoging plaatsvinden van het budget van de gewichtenregeling, respectievelijk met 10,
40 en 70 miljoen euro boven het huidige budget.
Administratieve lasten
De regeling is zo ontworpen dat de uitgaven apart verantwoord moeten worden. Daarnaast zijn afspraken met de gemeente over
een samenhangende aanpak van voor- en vroegschoolse educatie vereist. De afgelopen jaren is de aandacht voor vroegschoolse
educatie wat verslapt en is de samenhang in de aanpak van voorschoolse en vroegschoolse educatie onder druk komen te staan.
De regeling is bedoeld om scholen te helpen deze ontwikkeling te keren. Dat vraagt dan wel expliciete aandacht voor de vroegschoolse
educatie, ook in de verantwoording. Dat brengt administratieve lasten met zich mee. Voor een school zitten die vooral in
de verantwoording. Uitgaande van twee jaren een last van 3 uur tegen een uurtarief van € 50, kost dat een school totaal €
300. Kosten voor een samenwerkingsplan zijn beperkt, daar dit binnen het overleg over Lokale Educatieve Agenda al is meegenomen.
Deze kosten worden op maximaal € 50 geschat. Scholen kunnen de subsidie weigeren. Dat betekent dat ze daarvoor een formulier
moeten insturen, waarmee voor die scholen de overige administratieve lasten vervallen. Daar ongeveer 2600 scholen voor een
vergoeding in aanmerking komen, zijn de administratieve lasten een kleine 5% van de voor deze subsidie beschikbare middelen.
Artikelsgewijs
Artikel 2
Programma’s voor vroegschoolse educatie
De middelen uit deze subsidie kunnen onder meer aangewend worden voor de aanschaf van programma’s voor vroegschoolse educatie.
Echter, dit geldt alleen voor de programma’s waarvan de positieve effecten in het tegengaan en bestrijden van achterstanden
wetenschappelijk zijn aangetoond. Het Nederlands Jeugd Instituut heeft op haar website (www.nji.nl) een databank van de verschillende
programma’s, met hierbij – indien voorhanden – de uitkomsten van onderzoek naar de effectiviteit van de programma’s.
Deze subsidie is uitdrukkelijk ter stimulering en verbetering van vroegschoolse educatie en kan dan ook niet gebruikt worden
voor de aanschaf van methoden en opzet van activiteiten die dienen als vervolg op vroegschoolse educatie.
Trainingen behorende bij programma’s voor vve
Voor de kwaliteit van vroegschoolse educatie is het belangrijk dat de leerkrachten en begeleiders die betrokken zijn bij vroegschoolse
educatie voldoende gekwalificeerd zijn. Diverse organisaties en instanties organiseren hiervoor trainingen en nascholing.
Informatie over mogelijke nascholing voor begeleiders en leerkrachten kan onder meer gevonden worden op de website van het
programma vversterk (zie www.vversterk.nl).
Doorlopende leerlijn
Uit onderzoek is gebleken dat de taalachterstand die is ingelopen tijdens de voorschoolse educatie uitdooft als er op de basisschool
geen vroegschoolse educatie wordt aangeboden of als er geen of onvoldoende sprake is van een doorgaande leerlijn. Daarom
is van groot belang dat de doorlopende leerlijn van voorschoolse educatie naar het basisonderwijs wordt gegarandeerd én dat
de samenwerking die hiervoor nodig is tussen scholen, de voorschoolse sector (peuterspeelzalen en kinderopvang) en gemeenten
wordt bestendigd. Dit betekent dat er aansluiting moet zijn tussen de programma’s die aangeboden worden in de voorschoolse
sector (peuterspeelzalen en kinderopvang) en die aangeboden worden in de vroegschoolse sector (basisonderwijs).
Vaak zullen er reeds afspraken gemaakt zijn over de doorlopende leerlijn van voor- naar vroegschoolse educatie in de Lokale
Educatieve Agenda (LEA).
Activiteiten die de doorlopende leerlijn versterken kunnen liggen op het gebied van het uitwisselen van kennis en gegevens
tussen peuterspeelzalen en kinderopvang enerzijds en basisscholen anderzijds (met inachtneming van de wet bescherming persoonsgegevens).
Opbrengstgericht werken
Aan het meten en registreren van opbrengsten van vroegschoolse educatie wordt veel waarde gehecht, aangezien dit de toegevoegde
waarde laat zien. Door middel van training van leerkrachten om hun interventies af te stemmen op de meetresultaten waardoor
de registratie onderdeel uitmaakt van het kwaliteitszorgsysteem binnen de school kan de kwaliteit nog verder verbeterd worden.
Artikel 3
Indien het bevoegd gezag van een basisschool of van een of meer basisscholen het subsidieweigering retourformulier niet voor
15 oktober 2008 heeft verstuurd naar CFI, dan wordt ervan uitgegaan dat het bevoegd gezag de subsidie wil ontvangen en deze
wordt vervolgens behandeld als een gehonoreerde aanvraag.
Het retourformulier wordt ingediend bij CFI, postbus 606, 2700 ML Zoetermeer. Het subsidieweigering retourformulier met kenmerk
CFI 68051 is te downloaden op www.cfi.nl en opgenomen als bijlage.
Indien het bevoegd gezag meerdere scholen bestuurt kan enkel het geheel toegekende subsidiebedrag geweigerd worden (het bedrag
voor alle basisscholen vallend onder het bevoegd gezag).
Artikel 4
De verwachting is dat nagenoeg alle scholen die in aanmerking komen voor onderhavige subsidie hier ook gebruik van willen
maken. Deze aanname is gebaseerd op het grote draagvlak onder besturenorganisaties, onderwijsvakorganisaties en de PO-raad,
alsook hun betrokkenheid bij de ‘Agenda: Focus op vroegschoolse educatie’. Daarom is gekozen voor een aanvraagprocedure die
zo min mogelijk administratieve lasten voor scholen met zich meebrengt. Namelijk enkel de bevoegde gezagsorganen van de basisscholen
die geen subsidie willen ontvangen dienen dit aan te geven voor de termijn van 15 oktober 2008. Er wordt vanuit gegaan dat
van de scholen waarvan geen retourformulier is ontvangen, dat zij de subsidie willen ontvangen.
Artikel 6
Subsidiebedrag
In december 2008 wordt in het Overzicht Financiële beschikkingen aan de bevoegde gezagsorganen de toekenning van deze subsidie
kenbaar gemaakt. De subsidie bedraagt in ieder geval (bij deelname van alle in aanmerking komende basisscholen) € 7.700,–.
Artikel 7
Deze samenwerking kan aangetoond worden door het overleggen van een samenwerkingsplan met de gemeente (en via deze met de
peuterspeelzaalinstellingen) en kinderopvang dat betrekking heeft op de doorlopende lijn en de registratiesystemen.
Artikel 12
Deze subsidieregeling is afwijkend van het bepaalde ten aanzien van de implementatietermijn zoals vastgelegd in de Vaste Verander
Momenten (VVM). De afwijking van de VVM komt voort uit de urgentie van de subsidieregeling. Wanneer de VVM aangehouden waren,
zou de termijn voor inwerkingtreding op 1 januari 2009 zijn. Dit zou betekenen dat de middelen van 2008 niet meer aangewend
kunnen worden, en zou leiden tot bijna een halvering van het subsidiebedrag. Het moge duidelijk zijn dat dit niet in het belang
van de voor subsidie in aanmerking komende scholen is. Op basis hiervan is na zorgvuldige afweging besloten tot een afwijking
op de VVM.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S.A.M. Dijksma.