Besluit wijziging grenswaarden Groen Label

18 maart 1999

DGM/DWL/nr.99145446

De Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op artikel 3, derde en vierde lid, van het Convenant Groen Label (Stcrt. 1993, 21);

Gezien de adviezen van het bestuur van de Stichting Groen Label van 24 april, kenmerk 1300, en 6 juli 1998, kenmerk 1493;

Besluiten:

Artikel I

Het besluit van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 10 mei 1996 (Stcrt. 1996, 97, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 27 maart 1998, Stcrt. 1998, 76) wordt als volgt gewijzigd.

1. De zinsnede ’kraamzeugen op 4,0 kg NH3 per dierplaats per jaar’ wordt vervangen door: kraamzeugen op 3,3 kg NH3 per dierplaats per jaar.

2. De zinsnede ’opfokhennen (natte en droge mest) op 0,020 kg NH3 per dierplaats per jaar’ wordt vervangen door: opfokhennen op 0,010 kg NH3 per dierplaats per jaar.

3. De zinsnede ’leghennen (natte en droge mest) op 0,035 kg NH3 per dierplaats per jaar’ wordt vervangen door: leghennen op 0,015 kg NH3 per dierplaats per jaar.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel III

Dit besluit wordt met de toelichting bekendgemaakt in de Staatscourant.


’s-Gravenhage, 18 maart 1999. De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J.P. Pronk. De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
H.H. Apotheker.

Toelichting

Op grond van het Convenant Groen Label (Stcrt. 1993, 21) stellen de Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij de grenswaarden (in de Beoordelingsrichtlijn Groen Label drempelwaarden genoemd) vast voor de ammoniakemissie, waaraan een stalsysteem moet voldoen om het Groen Label te kunnen verkrijgen. Deze vaststelling heeft voor het laatst plaatsgevonden bij besluit van 10 mei 1996 (Stcrt. 1996, 97).

In het Convenant is overeengekomen dat de grenswaarden zullen worden bijgesteld indien ontwikkelingen in de techniek of in het overheidsbeleid daartoe aanleiding geven. Bij het besluit van 27 maart 1998 (Stcrt. 1998, 76), waarbij de werkingsduur van de grenswaarden is verlengd tot 1 januari 2000, is aangegeven dat de Stichting Groen Label voor enkele grenswaarden zou bezien of aanpassing dient plaats te vinden. Dit heeft geleid tot het advies aan de ministers om de grenswaarden zowel voor kraamzeugen als voor opfokhennen en leghennen te verlagen. Het is gebleken dat er voor de genoemde diercategorieën inmiddels stalsystemen op de markt zijn met een emissiefactor die lager is dan de huidige grenswaarden. Om de innovatie op het gebied van emissiearme stalsystemen te blijven stimuleren, is het nodig de betreffende grenswaarden aan te passen. Er blijven dan overigens nog voldoende, in de praktijk goed toepasbare stalsystemen met een Groen Label over die aan de nieuwe grenswaarden voldoen.

Het Groen Label voor stalsystemen die niet aan de nieuwe grenswaarden voldoen, zal door de Stichting Groen Label worden ingetrokken. Met het oog daarop is het wenselijk dat producenten en bouwers van dergelijke stallen enige tijd wordt gegund om op de nieuwe situatie in te spelen. Doordat de Stichting Groen Label de komende wijziging van de grenswaarden reeds in haar nieuwsbrief van juli 1998, en vervolgens ook in die van september en december 1998, heeft aangekondigd, mag worden aangenomen dat belanghebbenden inmiddels op de hoogte zijn. De Stichting heeft daarom in haar vergadering van 18 februari 1999 besloten dat, zodra het besluit tot wijziging zal zijn genomen, de betreffende erkenningen per 1 juli 1999 zullen worden ingetrokken. Na de intrekking zal ook de Uitvoerings-regeling ammoniak en veehouderij ter zake worden aangepast.

In het Convenant is overigens bepaald dat de intrekking van het Groen Label geen terugwerkende kracht heeft. Een stal die is of zal worden gebouwd met toepassing van een dergelijk stalsysteem en waarvoor een milieuvergunning is verleend voordat het Groen Label is ingetrokken, wordt beschouwd als een Groen-Labelstal. De datum van vergunningverlening is dus beslissend. Ten aanzien van een dergelijke stal blijft het vervroegd afschrijven van de investering in het kader van de VAMIL-regeling mogelijk (Aanwijzingsregeling willekeurige afschrijving milieu-investeringen, Stcrt. 1991, 166) en wordt ook de vrijwaringstermijn met betrekking tot toekomstige regelgeving op het gebied van ammoniakemissie niet aangetast.

De intrekking van een Groen Label dient naar ons oordeel voor de betreffende stalsystemen geen gevolgen te hebben voor wat betreft de beoordeling van stankhinder. In de Richtlijn Veehouderij en stankhinder 1996 worden voor het berekenen van de stankhinder (in bijlage 1) bij Groen-Labelstallen gunstiger omrekeningsfactoren gehanteerd dan bij traditionele stallen. Dit is gebeurd op grond van de inschatting van deskundigen dat Groen-Labelstallen niet alleen minder ammoniak maar ook minder stank emitteren. De omrekeningsfactoren voor Groen-Labelstallen zijn afgeleid van de toen geldende grenswaarden. Het feit dat sommige grenswaarden bij dit besluit worden verlaagd en dat in verband daarmee de Groen-Label-erkenningen van stalsystemen die niet aan de nieuwe grenswaarden voldoen, zullen worden ingetrokken, verandert niets aan het stalsysteem als zodanig. De ammoniak- en stankemissie blijven hetzelfde. Er is dan ook geen reden om stallen gebouwd volgens een dergelijk stalsysteem na de intrekking van het Groen Label bij de beoordeling van stankhinder anders te behandelen dan daarvoor. Wel dient er in dit verband op gewezen te worden dat de hiervoor bedoelde omrekeningsfactoren voor Groen-Labelstallen een voorlopig karakter hebben. Deze factoren berusten slechts in beperkte mate op metingen. Thans wordt er uitgebreid onderzoek verricht naar stankemissies uit stallen. De resultaten daarvan zullen op termijn kunnen leiden tot een andere, meer op metingen gebaseerde beoordeling van emissiearme stallen op het gebied van stankhinder.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.P. Pronk.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

H.H. Apotheker.

Naar boven