Wet van 27 september 2019 tot wijziging van onder meer het Wetboek van Strafrecht in verband met de herwaardering van de strafbaarstelling van enkele actuele delictsvormen (herwaardering strafbaarstelling actuele delictsvormen)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in verband met ontwikkelingen in de samenleving de strafrechtelijke aansprakelijkheid voor een aantal gedragingen aan te passen en zodoende de strafrechtelijke aanpak van actuele strafwaardige fenomenen te versterken;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

In artikel 11b, tweede lid, van de Opiumwet wordt «derde en vierde lid» vervangen door: vierde en vijfde lid.

ARTIKEL II

Het Wetboek van Strafrecht wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 71, onderdeel 3°, wordt na «de artikelen 300 tot en met 303, voor zover het feit oplevert genitale verminking van een persoon van het vrouwelijke geslacht die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt» ingevoegd: of voor zover het feit oplevert mishandeling van een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt.

B

Artikel 137d wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie» vervangen door: ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.

2. In het tweede lid wordt «ten hoogste twee jaren» vervangen door: ten hoogste vier jaren.

C

Na artikel 139g wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 139h

  • 1. Met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft:

    • a. hij die opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon een afbeelding van seksuele aard vervaardigt;

    • b. hij die de beschikking heeft over een afbeelding als bedoeld onder a terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze door of als gevolg van een onder a strafbaar gestelde handeling is verkregen.

  • 2. Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft:

    • a. hij die een afbeelding als bedoeld in het eerste lid, onder a, openbaar maakt terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze door of als gevolg van een in het eerste lid, onder a, strafbaar gestelde handeling is verkregen;

    • b. hij die van een persoon een afbeelding van seksuele aard openbaar maakt, terwijl hij weet dat die openbaarmaking nadelig voor die persoon kan zijn.

D

In artikel 140 wordt onder vernummering van het derde en vierde lid tot het vierde en vijfde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Indien een organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer is gesteld, wordt het in het eerste lid bedoelde feit gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren of geldboete van de vijfde categorie.

E

In artikel 140a, derde lid, wordt «vierde lid» vervangen door: vijfde lid.

F

Artikel 304 wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel 1° wordt na «zijn gezin» toegevoegd: of een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.

2. Onder vernummering van de onderdelen 2° en 3° tot onderdelen 3° en 4° wordt een nieuw onderdeel 2° ingevoegd, luidende:

  • 2°. ten aanzien van de schuldige die het misdrijf stelselmatig begaat tegen een minderjarige;.

G

Artikel 311, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. In onderdeel 3° wordt «gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,» geschrapt.

2. In onderdeel 5° wordt «een vals kostuum» vervangen door: het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, of door listige kunstgrepen, of door een samenweefsel van verdichtsels.

H

Na artikel 426bis wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 426ter

Hij die wederrechtelijk een hulpverlener gedurende de uitoefening van zijn beroep in zijn vrijheid van beweging belemmert of met een of meer anderen zich aan hem tegen zijn uitdrukkelijk verklaarde wil blijft opdringen of hem op hinderlijke wijze blijft volgen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de derde categorie.

ARTIKEL III

Artikel 67, eerste lid, onder b, van het Wetboek van Strafvordering wordt gewijzigd als volgt:

1. De zinsnede «137d, tweede lid» wordt vervangen door: 137d, eerste lid.

2. Na «139d, eerste en tweede lid,» wordt toegevoegd: artikel 139h, eerste en tweede lid.

ARTIKEL IV

Artikel 55 van de Wet wapens en munitie wordt gewijzigd als volgt:

1. In het derde lid, onderdeel a, wordt na «wapen van categorie II» ingevoegd:, met uitzondering van onderdeel 2° of onderdeel 7°,.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 7. Met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaar of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft hij die handelt in strijd met de artikelen 9, eerste lid, 14, eerste lid, 26, eerste lid, of 31, eerste lid, en het feit begaat met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 2° of onderdeel 7°.

ARTIKEL V

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 27 september 2019

Willem-Alexander

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Uitgegeven de achtste oktober 2019

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 35 080

Naar boven