Besluit van 11 juli 2018, houdende wijziging van enkele besluiten op het terrein van Justitie en Veiligheid in verband met het doorvoeren van technische verbeteringen (Verzamelbesluit Justitie en Veiligheid 2018)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 31 mei 2018, kenmerk 2281553, directie wetgeving en juridische zaken;

Gelet op de artikelen 11 van de Wet op de rechterlijke organisatie, 3, derde lid, van de Wet veiligheidsregio’s, 18, derde lid, 20d en 244 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, 30c, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, 8:36b, tweede lid, en 8:36d, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, 126m, negende lid, 126ee, 226l en 410, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, 48ab, tweede lid, en 48ac, vierde lid, van de Advocatenwet, 21, zesde lid, en 34, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 13 juni 2018, No. W16.18.0129/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 5 juli 2018, kenmerk 2304836, directie wetgeving en juridische zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I. AANPASSINGSBESLUIT VEREENVOUDIGING EN DIGITALISERING PROCESRECHT

Artikel IV, onderdeel C, van het Aanpassingsbesluit vereenvoudiging en digitalisering procesrecht (Stb. 2016, 293) komt te luiden:

C

Artikel 15

  • 1. Het bestuur van een gerecht draagt er zorg voor dat steeds een overzicht van de bij dat gerecht te behandelen zaken elektronisch beschikbaar is, onder vermelding van:

    • a. het zaaknummer en

    • b. de stand waarin de procedure zich bevindt.

  • 2. Het bestuur van een gerecht draagt er tevens zorg voor dat tijdig voor elke openbare zitting een overzicht van de te behandelen zaken beschikbaar is waarop de namen staan vermeld van de behandelende rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast. Dit overzicht kan elektronisch beschikbaar worden gesteld.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid kan het bestuur ter bescherming van zwaarwegende belangen van anderen, waaronder die van partijen, geen of een beperkte vermelding van de te behandelen zaak ter beschikking stellen.

ARTIKEL II. BESLUIT BRANDVEILIG GEBRUIK EN BASISHULPVERLENING OVERIGE PLAATSEN

Het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.5, tweede lid, wordt «artikel 2.4» vervangen door «artikel 2.4, derde lid».

B

Artikel 3.5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «artikel 3.5 eerste lid» vervangen door «artikel 3.4, eerste lid».

2. In het tweede lid wordt «artikel 3.5, eerste lid» vervangen door «artikel 3.4, eerste lid».

3. In het derde lid vervalt de komma na «eerste lid».

4. In het vierde lid wordt «artikel 3.5, tweede en derde lid» vervangen door «artikel 3.4, tweede en derde lid».

C

In artikel 3.6 wordt «artikel 3.5» vervangen door «artikel 3.4».

D

In artikel 3.15 wordt «artikel 3.9» vervangen door «artikel 3.8».

E

In artikel 3.34, eerste lid, wordt «artikel 3.36, eerste lid» vervangen door «artikel 3.33, eerste lid».

F

In artikel 4.3, tweede lid, wordt «en hellingbaan» vervangen door «een hellingbaan».

G

In artikel 5.10, eerste lid, onderdelen a en b, wordt «artikel 3.33» telkens vervangen door «artikel 3.30».

ARTIKEL III. BESLUIT BURGERLIJKE STAND 1994

In artikel 17, eerste lid, van het Besluit burgerlijke stand 1994 wordt «artikel 8, derde lid, van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer» vervangen door «artikel 16, vierde lid, van de Wet gebruik Friese taal».

ARTIKEL IV. BESLUIT DIGITALE STUKKEN STRAFVORDERING

Artikel 2, eerste lid, onderdeel a, onder 6°, van het Besluit digitale stukken Strafvordering komt als volgt te luiden:

  • 6°. een schriftuur als bedoeld in de artikelen 410, eerste lid, 437, tweede en derde lid, 438, tweede lid, onderdelen a en b, en 439, vijfde lid, van de wet;

ARTIKEL V. BESLUIT DIGITALISERING BURGERLIJK PROCESRECHT EN BESTUURSPROCESRECHT

Het Besluit digitalisering burgerlijk procesrecht en bestuursprocesrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 5, eerste lid, wordt «tweede lid» vervangen door «eerste lid».

B

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Het indienen en ontvangen van stukken en mededelingen langs elektronische weg is uitgesloten voor:

    • a. natuurlijke personen die niet beschikken over een burgerservicenummer, en

    • b. ondernemingen of rechtspersonen die niet op grond van artikel 5 of 6 Handelsregisterwet zijn ingeschreven in het handelsregister.

ARTIKEL VI. BESLUIT GETUIGENBESCHERMING

In artikel 3 van het Besluit getuigenbescherming wordt «of 226k» vervangen door «, 226k of 226m».

ARTIKEL VII. BESLUIT GEZAGSREGISTERS

In artikel 2, onderdeel a, van het Besluit gezagsregisters vervalt «251,».

ARTIKEL VIII. BESLUIT ORDE VAN DIENST GERECHTEN

Artikel 15 van het Besluit orde van dienst gerechten, zoals dat luidt na inwerkingtreding van het Aanpassingsbesluit vereenvoudiging en digitalisering procesrecht (Stb. 2016, 293), wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede tot derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Het bestuur van een gerecht draagt er tevens zorg voor dat tijdig voor elke openbare zitting een overzicht van de te behandelen zaken beschikbaar is waarop de namen staan vermeld van de behandelende rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast. Dit overzicht kan elektronisch beschikbaar worden gesteld.

2. In het derde lid (nieuw) wordt «het eerste lid» vervangen door «het eerste en tweede lid».

ARTIKEL IX. BESLUIT TECHNISCHE HULPMIDDELEN STRAFVORDERING

Het Besluit technische hulpmiddelen strafvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2 wordt «bedoeld in artikel 141, onderdeel b en c» vervangen door «bedoeld in artikel 141, onderdelen b, c en d,».

B

In artikel 3, tweede lid, wordt «als bedoeld in artikel 141, onderdeel b» vervangen door «als bedoeld in artikel 141, onderdelen b, c en d».

C

In artikel 5, eerste en tweede lid, wordt «Door of namens de korpschef of Onze Minister van Defensie» telkens vervangen door «Door of namens de korpschef, Onze Minister van Defensie of Onze Minister van Financiën».

D

In artikel 16 wordt «de korpschef of Onze Minister van Defensie» vervangen door «de korpschef, Onze Minister van Defensie of Onze Minister van Financiën».

ARTIKEL X. BESLUIT TENUITVOERLEGGING TUCHTRECHTSPRAAK ADVOCATUUR

Het Besluit tenuitvoerlegging tuchtrechtspraak advocatuur wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, tweede gedachtestreepje, wordt «artikel 46a, eerste lid» vervangen door «artikel 46aa, eerste lid».

B

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

De tenuitvoerlegging van een beslissing als bedoeld in artikel 48ab, eerste lid, of 48ac, eerste lid, onderdeel c, van de wet geschiedt door Onze Minister voor Rechtsbescherming.

C

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

Dit besluit berust mede op artikel 48ac, vierde lid, van de wet.

ARTIKEL XI. VREEMDELINGENBESLUIT 2000

In artikel 3.107a, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 wordt na «het eerste lid buiten toepassing» ingevoegd «laten».

ARTIKEL XII. INWERKINGTREDING

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, met uitzondering van artikel IX.

  • 2. Indien artikel I, onderdelen B en D, van de Wet van 6 december 2017 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten strekkende tot aanpassing van enkele bepalingen betreffende de uitvoering van bijzondere opsporingsbevoegdheden en tot regeling van enkele bijzondere procedures van strafvorderlijke aard en aanverwante onderwerpen met het oog op een doeltreffende uitvoeringspraktijk in werking treedt of is getreden, treedt artikel IX van dit besluit in werking.

ARTIKEL XIII. CITEERTITEL

Dit besluit wordt aangehaald als: Verzamelbesluit Justitie en Veiligheid 2018.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 11 juli 2018

Willem-Alexander

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Uitgegeven de eenendertigste juli 2018

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Dit verzamelbesluit brengt verbeteringen van technische aard aan in een aantal algemene maatregelen van bestuur op het terrein van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Het gaat hier om het herstel van onjuiste verwijzingen, verschrijvingen en taalkundige en technische onvolkomenheden.

De kwaliteit van wet- en regelgeving vergt dat voornoemde onvolkomenheden worden hersteld. Om redenen van efficiëntie wordt ervoor gekozen het herstel van een en ander middels een verzamelbesluit door te voeren. De samenhang tussen de onderwerpen in dit verzamelbesluit is gewaarborgd door het feit dat de wijzigingen uitsluitend zien op het terrein van Justitie en Veiligheid en allemaal technisch of van ondergeschikte aard zijn die omissies herstellen.

Dit verzamelbesluit beoogt geen inhoudelijke wijzigingen door te voeren. Hierdoor voldoet dit besluit aan het criterium dat verzamelregelgeving geen (politiek) omstreden wijzigingsvoorstellen mag bevatten. Dit besluit brengt wijzigingen aan in onder meer het Vreemdelingenbesluit 2000, het Besluit technische hulpmiddelen strafvordering en het Besluit gezagsregisters.

Artikelsgewijs

Artikel I. Aanpassingsbesluit vereenvoudiging en digitalisering procesrecht en artikel VIII. Besluit orde van dienst gerechten

De wijziging van artikel IV, onderdeel C, van het Aanpassingsbesluit vereenvoudiging en digitalisering procesrecht met artikel I van dit besluit hangt samen met de wijziging van artikel 15 van het Besluit orde van dienst gerechten met artikel VIII van dit besluit.

Wijziging Besluit orde van dienst gerechten

Bij de wijziging van het Besluit orde van dienst gerechten in het Aanpassingsbesluit vereenvoudiging en digitalisering procesrecht (onderdeel van de wetgeving van het Programma Kwaliteit en Innovatie rechtspraak (hierna: KEI)) is in artikel 15, eerste lid, van het Besluit orde van dienst gerechten bij het formuleren van een nieuw onderdeel de inhoud van onderdeel b, zoals dat voordien luidde, abusievelijk weggevallen. Dit wordt met dit besluit hersteld door het oorspronkelijke onderdeel b van het eerste lid terug te laten keren in een nieuw tweede lid. Daarmee is artikel 15, eerste lid, toegespitst op het in de praktijk gangbare observeren van zaken langs digitale weg door advocaten van wie de cliënt (nog) geen partij is bij die zaak. Het tweede lid strekt tot de controleerbaarheid van de onpartijdigheid van de behandelend rechters. De uitzondering op het beschikbaar stellen van een overzicht vanwege zwaarwegende belangen van partijen in het vernummerde derde lid, kan – net als voorheen – zowel ten aanzien van het overzicht in het eerste als het tweede lid toepassing vinden.

In verband met de gefaseerde inwerkingtreding van de wetgeving KEI is deze wijziging alleen relevant voor artikel 15 van het Besluit orde dienst van gerechten, zoals dat luidt na de inwerkingtreding van het Aanpassingsbesluit vereenvoudiging en digitalisering procesrecht voor de procedures en gerechten waarvoor digitaal procederen geldt.

Wijziging Aanpassingsbesluit

Voor de procedures en gerechten waarvoor digitaal procederen in de toekomst wordt ingevoerd, wordt het Aanpassingsbesluit vereenvoudiging en digitalisering procesrecht met artikel I van dit besluit gewijzigd. Hiermee wordt bereikt dat het met dit besluit gewijzigde artikel 15 van het Besluit orde van dienst gerechten ook gaat gelden voor procedures en gerechten waarvoor de wetgeving KEI in de toekomst in werking zal treden.

Artikel II. Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen

In het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen zijn enkele onjuiste of onvolledige verwijzingen verbeterd, en zijn twee redactionele onvolkomenheden hersteld.

Artikel III. Besluit Burgerlijke stand 1994

Deze wijziging betreft een correctie van een onjuiste verwijzing. In artikel 17, eerste lid, van het Besluit burgerlijke stand 1994 wordt verwezen naar de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer. Deze wet is op 1 januari 2014 ingetrokken, waarbij de bepalingen over het gebruik van de Friese taal in het rechtsverkeer zijn overgenomen in de Wet gebruik Friese taal. De uitzondering die in artikel 8, derde lid, van de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer was opgenomen, is gehandhaafd door overname in artikel 16, vierde lid, van de Wet gebruik Friese taal, zodat akten van de burgerlijk stand in twee talen, het Nederlands en Fries, worden opgemaakt en ingeschreven.

Artikel IV. Besluit digitale stukken Strafvordering

Met de Wet digitale processtukken Strafvordering is in het Wetboek van Strafvordering onder andere ingevoerd een regeling voor het langs elektronische weg doen van aangifte, indienen van verzoeken, schrifturen en klaagschriften, het instellen van rechtsmiddelen en het kennisnemen van processtukken door de rechtstreeks belanghebbende, zoals de verdachte of het slachtoffer. Deze regeling is nader uitgewerkt in het Besluit digitale stukken Strafvordering. Om dit elektronische berichtenverkeer tussen de rechtstreeks belanghebbende en de rechterlijke instanties te faciliteren en te kanaliseren wordt het gebruik van een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen elektronische voorziening vereist. In artikel 2, eerste lid, van het Besluit digitale stukken Strafvordering is de reikwijdte bepaald van de stukken die kunnen worden overgedragen door de elektronische voorziening. Abusievelijk zijn in onderdeel a, onder 6°, van het eerste lid, niet de artikelen 438, tweede lid, onderdelen a (schriftuur houdende toelichting) en b (schriftuur houdende tegenspraak) welke kennisgevingen ook langs elektronische weg kunnen worden gedaan, en artikel 439, vijfde lid (de zogenoemde Borgersbrief), van het Wetboek van Strafvordering opgenomen in de opsomming. Met de wijziging van artikel 2 van het besluit wordt deze omissie hersteld.

Artikel V. Besluit digitalisering burgerlijk procesrecht en bestuursprocesrecht

Onderdeel A

Dit betreft een technische wijziging waardoor een onjuiste verwijzing wordt verbeterd. Door de Wet uitvoering EU-verordening elektronische identiteiten en vertrouwensdiensten is in artikel 8:36d van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het oorspronkelijke eerste lid vervallen en zijn het oorspronkelijke tweede en derde lid vernummerd tot eerste en tweede lid. In verband hiermee is de verwijzing naar artikel 8:36d Awb in artikel 5, eerste lid, Besluit digitalisering burgerlijk procesrecht en bestuursprocesrecht aangepast.

Onderdeel B

Op dit moment is het voor natuurlijke personen die geen burgerservicenummer hebben en voor ondernemingen of rechtspersonen die niet zijn ingeschreven in het handelsregister technisch onmogelijk om het digitale systeem van de rechtspraak te gebruiken. Uit artikel 7, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in combinatie met de artikelen 30c, vierde lid, Rv en 8:36b, derde lid, Awb blijkt dat partijen die niet verplicht zijn om langs digitale weg te procederen er wel voor kunnen kiezen om digitaal te procederen. De wijziging strekt ertoe het op vrijwillige basis indienen en ontvangen van stukken en mededelingen uit te sluiten voor de partijen voor wie het op dit moment technisch niet mogelijk is om het digitale systeem voor de rechtspraak te gebruiken.

Artikel VI. Besluit getuigenbescherming

Bij de inwerkingtreding van de Wet afgeschermde getuigen is abusievelijk artikel 3 van het Besluit getuigenbescherming niet aangepast. Dit wordt met dit besluit hersteld.

Artikel VII. Besluit gezagsregisters

In artikel 2 van het Besluit gezagsregisters wordt in onderdeel a, welk onderdeel verwijst naar artikelen waarin melding wordt gemaakt van rechterlijke beslissingen, per abuis nog verwezen naar artikel 251 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

Door de wijziging van artikel 251 met de Wet bevordering voorgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding per 1 maart 2009 ziet dit artikel echter niet langer op een rechterlijke beslissing. De verwijzing naar artikel 251 in artikel 2, onderdeel a, van het Besluit gezagsregisters dient daarom te worden geschrapt.

Artikel IX. Besluit technische hulpmiddelen strafvordering

Met de Wet van 6 december 2017 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten strekkende tot aanpassing van enkele bepalingen betreffende de uitvoering van bijzondere opsporingsbevoegdheden en tot regeling van enkele bijzondere procedures van strafvorderlijke aard en aanverwante onderwerpen met het oog op een doeltreffende uitvoeringspraktijk (Stb. 2017, 489, Wet bijzondere procedures Strafvordering) worden onder meer de artikelen 126l en 126s van het Wetboek van Strafvordering (Sv) gewijzigd. De in die artikelen opgenomen bevoegdheid tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel is ook toegekend aan de opsporingsambtenaren van de bijzondere opsporingsdiensten (artikel 141, onderdeel d, Sv). In verband daarmee zijn met dit besluit de artikelen 2 en 3, tweede lid, van het Besluit technische hulpmiddelen strafvordering gewijzigd.

Onderdeel A

Het Besluit technische hulpmiddelen strafvordering richt zich tot de opsporingsambtenaren die bevoegd zijn tot toepassing van de bijzondere opsporingsbevoegdheden van het Wetboek van Strafvordering. Bij de redactie van een aantal artikelen is er omwille van de leesbaarheid voor gekozen om de bepaling te richten tot de korpschef en niet tot de werkgever van de overige opsporingsambtenaren. In de gevallen waarin de korpschef wordt aangesproken, is de bepaling echter eveneens gericht tot de werkgever van de opsporingsambtenaren van de Koninklijke Marechaussee (KMar) en de werkgever van de bijzondere opsporingsdiensten. Artikel 2 is zodanig aangepast dat de bepalingen in het besluit waarin sprake is van de korpschef, niet alleen van gelijke toepassing zijn binnen de politie en de KMar, maar ook binnen de bijzondere opsporingsdiensten.

Onderdeel B

In het tweede lid van artikel 3 van het Besluit technische hulpmiddelen strafvordering is bepaald welke opsporingsambtenaren kunnen worden belast met de plaatsing, verwijdering en inzet van een technisch hulpmiddel voor het opnemen van vertrouwelijke communicatie en het opnemen van telecommunicatie. Oorspronkelijk was het opnemen van vertrouwelijke communicatie slechts toegekend aan de ambtenaren van politie.1 In een wetswijziging is deze bevoegdheid ook toegekend aan de opsporingsambtenaren van de KMar.2 Destijds is, ondanks de oorspronkelijke gedachte van de wetgever dit wel te doen, abusievelijk achterwege gelaten artikel 3, tweede lid, van het besluit in overeenstemming te brengen met die wetswijziging.3 Nu de bevoegdheid tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie ook is toegekend aan de opsporingsambtenaren van de bijzondere opsporingsdiensten is het tweede lid van artikel 3 aangevuld met zowel de opsporingsambtenaren van de KMar als die van de bijzondere opsporingsdiensten (artikel 141, onderdelen c en d).

Onderdeel C

In artikel 5 van het Besluit technische hulpmiddelen strafvordering werd bepaald dat de korpschef of de Minister van Defensie een plaats aan kunnen wijzen voor de opslag van technische hulpmiddelen en dat zij ervoor zorgdragen dat deze plaats beveiligd is en slechts toegankelijk is voor geautoriseerd personeel. Een soortgelijke bepaling ten aanzien van scanapparatuur is opgenomen in artikel 2 van het Besluit bijzondere vergaring nummergegevens telecommunicatie. Bij besluit van 19 mei 2017, houdende wijziging van het Besluit bijzondere vergaring nummergegevens telecommunicatie in verband met bijzondere vergaring nummergegevens door de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (Stb. 2017, 265) is artikel 2 van het Besluit bijzondere vergaring nummergegevens telecommunicatie gewijzigd. Ook de Minister van Financiën kan op grond van artikel 2, tweede lid, van het Besluit bijzondere vergaring nummergegevens telecommunicatie plaatsen aanwijzen voor de opslag van scanapparatuur. Abusievelijk is bij deze wijziging van het Besluit bijzondere vergaring nummergegevens telecommunicatie niet artikel 5 van het Besluit technische hulpmiddelen strafvordering overeenkomstig aangepast. Deze omissie wordt hierbij hersteld. Ook de Minister van Financiën kan een plaats aanwijzen voor de opslag van technische hulpmiddelen.

Onderdeel D

In artikel 16 van het Besluit technische hulpmiddelen strafvordering wordt bepaald wie bevoegd is tot het gebruik van de technische hulpmiddelen, waarmee overeenkomstig artikel 3.22 van de Telecommunicatiewet (Tw) een gebruik wordt gemaakt dat afwijkt van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 3 van de Tw. Bevoegd waren de door de korpschef of door de Minister van Defensie aangewezen opsporingsambtenaren, die voldoen aan de door de Minister van Justitie en Veiligheid vastgestelde eisen betreffende kennis van de juridische, operationele en technische aspecten van het gebruik van de technische hulpmiddelen. Een soortgelijke bepaling is opgenomen in artikel 4 van het Besluit bijzondere vergaring nummergegevens telecommunicatie. Bij besluit van 19 mei 2017, houdende wijziging van het Besluit bijzondere vergaring nummergegevens telecommunicatie in verband met bijzondere vergaring nummergegevens door de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (Stb. 2017, 265) is artikel 4 van het Besluit bijzondere vergaring nummergegevens telecommunicatie gewijzigd. Ook de Minister van Financiën kan op grond van artikel 4, eerste lid, van het Besluit bijzondere vergaring nummergegevens telecommunicatie opsporingsambtenaren van de bijzondere opsporingsdiensten (BOD’en) aanwijzen tot het gebruik van de apparatuur, bedoeld in artikel 2 van dat besluit. Abusievelijk is bij deze wijziging van het Besluit bijzondere vergaring nummergegevens telecommunicatie niet artikel 16 van het Besluit technische hulpmiddelen strafvordering overeenkomstig aangepast. Deze omissie wordt hierbij hersteld. Ook de Minister van Financiën kan een opsporingsambtenaar van de BOD’en aanwijzen als bevoegd tot het gebruik van de apparatuur, bedoeld in artikel 2 van het Besluit bijzondere vergaring nummergegevens telecommunicatie waarmee een gebruik van frequentieruimte wordt gemaakt dat afwijkt van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 3 Tw.

Artikel X. Besluit tenuitvoerlegging tuchtrechtspraak advocatuur

De wijzigingen in het Besluit tenuitvoerlegging tuchtrechtspraak advocatuur zijn noodzakelijk in verband met de invoering van de Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen die op 1 januari 2018 in werking is getreden.4

Onderdeel A

Artikel 1 wordt aangepast in verband met de vernummering van artikel 46a tot artikel 46aa van de Advocatenwet.

Onderdeel B

Aan artikel 2 is toegevoegd dat in geval de beslissing een proceskostenveroordeling bevat voor de overige kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt (zie artikel 48ac, eerste lid, onderdeel c, van de Advocatenwet), de tenuitvoerlegging daarvan in handen van de Minister is.

Onderdeel C

De oorspronkelijke inhoud van artikel 3 kan vervallen omdat deze materie inmiddels op wetsniveau is geregeld, zie artikel 48ab jo 48ac, vierde lid, Advocatenwet. Artikel 48, zesde lid, Advocatenwet (oud) is met ingang van 1 januari 2018 vervallen omdat de inhoud ervan is geregeld in een nieuw artikel 48ac. De grondslag van het Besluit tenuitvoerlegging tuchtrechtspraak advocatuur dient derhalve te worden aangevuld met artikel 48ac, vierde lid. Ingevolge aanwijzing 6.8, onder 2, van de Aanwijzingen voor de regelgeving, is de grondslag met onderhavig wijzigingsbesluit aangevuld.

Artikel XI. Vreemdelingenbesluit 2000

De wijziging van artikel 3.107a, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 betreft een redactionele correctie.

Artikel XII. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, met dien verstaande dat de wijzigingen in artikel IX gekoppeld zijn aan de inwerkingtreding van artikel I, onderdelen B en D, van de Wet bijzondere procedures strafvordering. Aangezien het hier een verzamelbesluit betreft dat betrekking heeft op verbeteringen van technische aard kan met de inwerkingtreding van dit besluit worden afgeweken van de vaste verandermomenten.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden.

X Noot
2

Wet van 12 juni 2009 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, Wetboek van Strafvordering en enkele aanverwante wetten inverband met de strafbaarstelling van het deelnemen en meewerken aan training voor terrorisme, uitbreiding van de mogelijkheden tot ontzetting uit het beroep als bijkomende straf en enkele andere wijzigingen (Stb. 2009, 245).

X Noot
3

Besluit technische hulpmiddelen strafvordering.

X Noot
4

Besluit van 6 maart 2017 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen (Stb. 2017, 86).

Naar boven