Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie en Veiligheid | Staatsblad 2018, 228 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie en Veiligheid | Staatsblad 2018, 228 | Wet |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om enkele wijzigingen van technische of anderszins ondergeschikte aard aan te brengen in wetten op het terrein van het Ministerie van Justitie en Veiligheid naar aanleiding van geconstateerde gebreken of onvolkomenheden;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In artikel 48aa, derde lid, van de Advocatenwet wordt «artikel 87» vervangen door: «artikel 46a, eerste lid,».
De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 11:2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «aangepast aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex» vervangen door «gewijzigd voor zover de consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft».
2. In het tweede lid wordt «aangepast» vervangen door «gewijzigd».
B
Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
a. In de zinsnede met betrekking tot het Burgerlijk Wetboek vervallen in onderdeel a de zinsneden «, voor zover de aanvraag is toegewezen».
b. De zinsneden met betrekking tot de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën, de Reconstructiewet Midden-Delfland, de Wet investeren in jongeren, de Wet natuurbescherming en de Wet werk en inkomen kunstenaars vervallen.
2. Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
a. De zinsneden met betrekking tot de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën en de Reconstructiewet Midden-Delfland vervallen.
b. In de alfabetische rangschikking worden ingevoegd:
artikel 76, eerste en tweede lid
artikel 9, vijfde lid
3. Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
a. Het tweede lid komt te luiden:
2. Tegen een besluit op grond van de afdelingen 5.1.1, 5.1.2, 5.3, 5.4 en 5.5 van de Mijnbouwwet alsmede een besluit als bedoeld in artikel 26 van de Wet voorraadvorming aardolieproducten 2012 kan beroep worden ingesteld bij de rechtbanken Noord-Nederland, Gelderland, Noord-Holland, Den Haag en Zeeland-West-Brabant in het ressort waarvan de indiener van het beroepschrift zijn woonplaats heeft. Indien de indiener van het beroepschrift geen woonplaats in Nederland heeft, kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan het bestuursorgaan zijn zetel heeft.
b. Na het achtste lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
9. Tegen een besluit als bedoeld in hoofdstuk V, afdeling 2, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 8:7, tweede lid, kan beroep worden ingesteld bij:
a. de rechtbanken Noord-Holland, Den Haag en Zeeland-West-Brabant in het ressort waarvan de indiener van het beroepschrift zijn woonplaats heeft dan wel, indien de indiener van het beroepschrift geen woonplaats in Nederland heeft, bij de rechtbanken Noord-Holland, Den Haag en Zeeland-West-Brabant in het ressort waarvan het bestuursorgaan zijn zetel heeft;
b. de rechtbank Gelderland, indien de indiener van het beroepschrift zijn woonplaats heeft in het arrondissement Gelderland, het arrondissement Overijssel of het arrondissement Midden-Nederland, met uitzondering van de provincie Flevoland dan wel, indien de indiener van het beroepschrift geen woonplaats in Nederland heeft, wanneer het bestuursorgaan zijn zetel heeft in het arrondissement Gelderland, het arrondissement Overijssel of het arrondissement Midden-Nederland, met uitzondering van de provincie Flevoland;
c. de rechtbank Noord-Nederland, indien de indiener van het beroepschrift zijn woonplaats heeft in het arrondissement Noord-Nederland of de provincie Flevoland dan wel, indien de indiener van het beroepschrift geen woonplaats in Nederland heeft, wanneer het bestuursorgaan zijn zetel heeft in het arrondissement Noord-Nederland of de provincie Flevoland.
4. Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
a. De zinsneden met betrekking tot de Wet investeren in jongeren en de Wet werk en inkomen kunstenaars vervallen.
b. De zinsnede met betrekking tot de Participatiewet komt te luiden:
Participatiewet, met uitzondering van de artikelen 52, 76, eerste en tweede lid, en 81 en paragraaf 6.5
c. Aan de zinsnede met betrekking tot de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen wordt toegevoegd «, met uitzondering van artikel 9, vijfde lid».
5. In artikel 10 wordt aan de zinsnede met betrekking tot de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs toegevoegd «, met uitzondering van artikel 15b en hoofdstuk 5».
C
Artikel 2 van bijlage 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de alfabetische rangschikking worden ingevoegd:
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
Wet gemeentelijke schuldhulpverlening
2. De zinsneden met betrekking tot de Wet op de huurtoeslag, de Wet investeren in jongeren en de Wet werk en inkomen kunstenaars vervallen.
3. De zinsnede met betrekking tot de Participatiewet komt te luiden:
Participatiewet, met uitzondering van de artikelen 52, 76, eerste en tweede lid, en 81 en paragraaf 6.5
Aan artikel 4, tweede lid, van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties wordt een zin toegevoegd, luidende:
Deze wet is evenmin van toepassing op het gereglementeerde beroep van kandidaat-notaris als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op het notarisambt, voor zover deze is belast met waarneming als bedoeld in artikel 29 van de Wet op het notarisambt.
De Auteurswet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 15c, tweede lid, wordt na «Koninklijke Bibliotheek» ingevoegd «in haar hoedanigheid van onderzoeksinstelling».
B
Artikel 25b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Beneluxverdrag voor de Intellectuele Eigendom» vervangen door «van het Benelux-verdrag inzake de Intellectuele Eigendom (merken en tekeningen of modellen)».
2. In het tweede lid wordt na «artikel 25f» ingevoegd «, eerste en tweede lid,».
C
In artikel 25c, tweede lid, wordt «een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen adviesorgaan gehoord» vervangen door «een bij algemene maatregel van bestuur, op voordracht van Onze voornoemde Minister, aan te wijzen adviesorgaan gehoord».
Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 80a, zevende lid, wordt «de artikelen 78 en 79» vervangen door «de artikelen 78, 79 en 80».
B
In artikel 253s, tweede lid, wordt «de kinderrechter» vervangen door «de rechtbank».
C
Na artikel 267 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
D
In artikel 331a wordt «artikel 254 van dit Boek» vervangen door «artikel 255».
E
In artikel 432, vijfde lid, wordt «het tweede en het derde lid» vervangen door «het derde en het vierde lid».
F
In artikel 447, eerste lid, vervalt de tweede volzin.
Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 386, derde lid, derde volzin, wordt «kunnen» vervangen door «kan».
B
Artikel 392 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt «lid 1 onder e» vervangen door «lid 1 onder d».
2. In het vierde lid wordt «lid 1 onder e» telkens vervangen door «lid 1 onder d».
3. In het vijfde lid wordt «bedoeld in lid 1, onder b en c» vervangen door «bedoeld in lid 1, onder b, en artikel 380c».
C
In artikel 394, vierde lid, wordt «artikel 392 lid 1 onder a en f» vervangen door «artikel 392 lid 1 onder a en e».
D
Artikel 395a wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het derde lid wordt een zin toegevoegd, luidende:
De rechtspersoon vermeldt het feit dat geen overlopende activa en passiva zijn opgenomen onderaan de balans.
2. In het vierde lid wordt «375 lid 1 waarbij de posten worden samengetrokken tot een post» vervangen door «375 lid 1 waarbij de posten worden samengetrokken tot een post en waarbij voor het totaal van de schulden wordt aangegeven tot welk bedrag de resterende looptijd ten hoogste een jaar is en tot welk bedrag de resterende looptijd langer dan een jaar is».
E
Artikel 396 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. Van de ingevolge afdeling 3 voorgeschreven opgaven behoeft geen andere te worden gedaan dan voorgeschreven in de artikelen 364, 365 lid 1 onder a, 368 lid 2 onder a, 370 lid 1 onder d, 373 leden 1 tot en met 5, eerste volzin, 375 lid 3 en 376, alsmede, zonder uitsplitsing naar soort schuld of vordering, in de artikelen 370 lid 2 en 375 lid 2, waarbij de aanduiding van de rentevoet achterwege blijft, en de opgave van het ingehouden deel van het resultaat.
2. In het vijfde lid wordt «, 379» vervangen door «379».
F
In artikel 397, vijfde lid, wordt «365 lid 1 onder d» vervangen door «365 lid 1 onder a en d», wordt na «367 onder a-d,» ingevoegd «368 lid 2 onder a,» en wordt «370 lid 1 onder b en c» vervangen door «370 lid 1 onder b–d».
G
Artikel 408, eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. de geconsolideerde jaarrekening en het bestuursverslag zijn opgesteld overeenkomstig de voorschriften van richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PbEU 2013, L 182) of overeenkomstig de voorschriften van een der richtlijnen van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen dan wel van verzekeringsondernemingen dan wel, indien deze voorschriften niet behoeven te zijn gevolgd, op gelijkwaardige wijze;.
Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 264, zevende lid, wordt «onmiddellijke» vervangen door «onmiddellijk».
B
Artikel 267a, derde lid, komt te luiden:
3. De hypotheekhouder kan in geval van weigering de bezichtiging doen plaatsvinden met toepassing van artikel 550 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
C
In artikel 305c, eerste lid, wordt «richtlijn nr. 98/27/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 mei 1998 betreffende het doen staken van inbreuken in het raam van de bescherming van consumentenbelangen (PbEG L 166)» vervangen door «richtlijn nr. 2009/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende het doen staken van inbreuken in het raam van de bescherming van de consumentenbelangen (PbEG L 110)».
Artikel 192, eerste lid, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek komt te luiden:
1. Een erfgenaam aanvaardt de nalatenschap zuiver wanneer hij zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbende erfgenaam gedraagt doordat hij overeenkomsten aangaat strekkende tot vervreemding of bezwaring van goederen van de nalatenschap of deze op andere wijze aan het verhaal van schuldeisers onttrekt. De eerste volzin is niet van toepassing indien de erfgenaam zijn keuze reeds eerder heeft gedaan.
In artikel 8, derde lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek wordt «Indien de gevonden zaak een dier is,» vervangen door «indien een dier wordt gevonden,».
In artikel 240, zesde lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek wordt «richtlijn nr. 98/27/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 mei 1998 betreffende het doen staken van inbreuken in het raam van de bescherming van consumentenbelangen (PbEG L 166)» vervangen door «richtlijn nr. 2009/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende het doen staken van inbreuken in het raam van de bescherming van de consumentenbelangen (PbEG L 110)».
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 104, eerste lid, wordt de punt aan het slot van onderdeel f vervangen door een puntkomma.
B
In artikel 105 wordt «zonodig» vervangen door «zo nodig».
C
In artikel 114, derde lid, wordt «terug vorderen» vervangen door «terugvorderen».
D
In artikel 116, derde lid, wordt «verhuurder» vervangen door «huurverkoper».
E
In artikel 118, derde lid, wordt «wanneer er een rekening moet worden geopend of aangehouden ter verkrijging van het krediet of ter verkrijging van het krediet onder de geadverteerde voorwaarden» vervangen door «wanneer er een rekening moet worden geopend of aangehouden ter verkrijging van het krediet onder de geadverteerde voorwaarden».
F
In de artikelen 124, tweede en derde lid, en 126, zesde lid, wordt «het in bijlage II bij de Richtlijn opgenomen model» vervangen door «het in artikel 122, lid 2, bedoelde model».
G
Artikel 126 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Indien de kredietovereenkomst in vreemde valuta is uitgedrukt, biedt de kredietgever de consument met ingang van het tijdstip waarop de overeenkomst wordt gesloten de mogelijkheid om de overeenkomst om te zetten in een andere valuta onder door de kredietgever bepaalde voorwaarden, of treft de kredietgever jegens de consument andere maatregelen op grond waarvan het wisselkoersrisico waaraan de consument in het kader van de overeenkomst blootstaat, wordt beperkt.
2. In de aanhef van het tweede lid en in het derde lid vervalt «, onder a,».
3. In het vierde lid vervalt «, onder b,» en wordt «zijn» vervangen door «kunnen zijn».
H
In artikel 910, tweede lid, wordt «gerechtigde» vervangen door «gerechtigden».
Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
1. In de artikelen 362, 363, 364, 366, 621, 1031, 1211, 1671, 1720 en 1754 wordt «exploitatie-overeenkomst» vervangen door «exploitatieovereenkomst».
2. In de artikelen 361, 363, 364, 461, 943 en in het opschrift van afdeling 3 van titel 20, wordt «exploitatie-overeenkomsten» vervangen door «exploitatieovereenkomsten».
Artikel 161 van Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «exploitatie-overeenkomsten» vervangen door «exploitatieovereenkomsten».
2. In het tweede lid wordt «exploitatie-overeenkomst» vervangen door «exploitatieovereenkomst».
De Faillissementswet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 239, tweede lid, wordt «lid 3» vervangen door «lid 4».
B
Artikel 299a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «hoofdstuk 6 van de Wet studiefinanciering 2000» vervangen door «hoofdstuk 6 of hoofdstuk 10a van de Wet studiefinanciering 2000».
2. In het tweede lid wordt «artikel 6.7 van de Wet studiefinanciering 2000» vervangen door «artikel 6.7 onderscheidenlijk 10a.4 van de Wet studiefinanciering 2000».
Artikel 154k, tweede lid, van de Gemeentewet komt te luiden:
2. De artikelen 6, tweede lid, 10, 12 tot en met 17 en 19 tot en met 20d van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat telkens voor «officier van justitie» wordt gelezen: het bestuursorgaan.
De Gerechtsdeurwaarderswet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 35, zesde lid, wordt «de griffier» vervangen door «de secretaris».
B
Artikel 43, zesde lid, zesde volzin, vervalt.
C
De tweede en derde volzin van artikel 78, eerste lid, komen te luiden:
De kosten die samenhangen met de uitoefening van het bij of krachtens deze wet geregelde toezicht en ten laste komen van de Staat worden door de KBvG vergoed aan de Staat. De KBvG vergoedt eveneens de kosten die samenhangen met de uitoefening van de bij of krachtens deze wet geregelde tuchtrechtspraak en ten laste komen van de Staat.
In artikel 17 van de Implementatiewet buitengerechtelijke geschillenbeslechting consumenten wordt, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde lid, een lid toegevoegd, luidende:
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen de in lid 1, onderdeel j, bedoelde andere vereisten worden gesteld.
In artikel III van de Implementatiewet richtlijn privaatrechtelijke handhaving mededingingsrecht wordt «Artikel 193s» vervangen door «Artikel 193r».
In artikel 37x, derde lid, van de Luchtvaartwet wordt «Onze Minister van Veiligheid en Justitie» vervangen door «Onze Minister van Justitie en Veiligheid» en «Onze Minister van Infrastructuur en Milieu» door: Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat.
De Politiewet 2012 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 7, vijfde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Indien artikel III, onderdeel A, van de Wet van 21 mei 2014 tot wijziging van de Gemeentewet, de Wet wapens en munitie en de Politiewet 2012 (verruiming fouilleerbevoegdheden) (Stb. 2014, 191) in werking is getreden, wordt «de ambtenaar van politie, belast met de zorg voor ingeslotenen» vervangen door «de ambtenaar van politie, belast met de leiding over de zorg voor ingeslotenen».
2. Indien het bij koninklijke boodschap van 15 januari 2014 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet, de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en enkele andere wetten in verband met het vervoer, het medisch klachtrecht en enkele andere onderwerpen (Kamerstukken 33 844) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel G, van die wet en artikel III, onderdeel A, van de Wet van 21 mei 2014 tot wijziging van de Gemeentewet, de Wet wapens en munitie en de Politiewet 2012 (verruiming fouilleerbevoegdheden) (Stb. 2014, 191) in werking zijn getreden, wordt «Artikel 29, tweede, derde en vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet» vervangen door «Artikel 29, derde, vierde en vijfde lid, van de Penitentiaire beginselenwet».
B
In artikel 45, tweede lid, wordt «bedoeld in de artikelen 28, eerste en derde lid, en 38, tweede lid,» vervangen door «bedoeld in de artikelen 28, eerste en derde lid, 38, tweede lid, en 42, vierde lid,».
C
In artikel 63 wordt «Onze Minster van Defensie» vervangen door «Onze Minister van Defensie».
Artikel XXVI, onderdeel C, van de Verzamelwet Veiligheid en Justitie 2013 vervalt.
In artikel V, tweede lid, van de Wet aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen wordt «artikel 94, tweede lid, onder c, en vijfde lid, onder b, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door «artikel 94, tweede lid, onder c, en zevende lid, onder c, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek».
Artikel II, onderdeel C, van de Wet auteurscontractenrecht vervalt.
Artikel VII van de Wet van 5 oktober 2016, houdende aanvulling van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek met de nieuwe afdelingen 7.2a.2 en 7.2b.1 en 2 en een nieuwe titel 7.2c (Consumentenkredietovereenkomsten, goederenkrediet en geldlening) (Stb. 2016, 360) vervalt.
Artikel 1 van de Wet van 26 oktober 2016, houdende uitvoering van de op 28 juni 2006 te Wenen tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen (PbEU L 292) (Stb. 2016, 412) komt te luiden:
Overlevering tussen Nederland, enerzijds, en Noorwegen of IJsland, anderzijds vindt plaats met inachtneming van het bepaalde in:
a. de op 28 juni 2006 te Wenen tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen;
b. de door Nederland afgelegde verklaringen bij de in onderdeel a genoemde overeenkomst;
c. de Overleveringswet, zoals nader aangegeven in artikel 3, en
d. deze wet.
In artikel I, onderdeel U, onder 1, van de Wet van 7 juni 2017 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten met het oog op het moderniseren van de regeling van internationale samenwerking in strafzaken (herziening regeling internationale samenwerking in strafzaken) (Stb. 2017, 246) wordt na «artikel 5.8.4, vierde lid,» ingevoegd «gestelde termijn».
Artikel 3 van de Wet controle op rechtspersonen wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. openbare registers bij de wet ingesteld; en.
2. In het tweede lid worden de onderdelen d tot en met f geletterd e tot en met g, en wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
d. de in artikel 1, onderdeel f, van de Wet politiegegevens bedoelde bestuursorganen, voorzover het politiegegevens betreft;.
In de bijlage behorend bij de Wet griffierechten in burgerlijke zaken wordt het opschrift «Griffierechten bij de rechtbank voor kantonzaken» vervangen door «Griffierechten voor kantonzaken bij de rechtbank» en «Griffierechten bij de rechtbank voor andere zaken dan kantonzaken» door «Griffierechten voor andere zaken dan kantonzaken bij de rechtbank».
Aan artikel 3 van de Wet Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen wordt, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid, een lid toegevoegd, luidende:
3. Bij regeling van Onze Minister van Justitie en Veiligheid wordt de rechtspositie van de Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen nader geregeld en kunnen regels worden gesteld met betrekking tot vereisten voor benoembaarheid tot Nationaal rapporteur mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen.
In artikel 8, eerste lid, van de Wet internationale misdrijven wordt «twintig jaren» vervangen door «dertig jaren».
De Wet op de naburige rechten wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 9a wordt na «bedraagt» ingevoegd «te allen tijde».
B
Aan artikel 12, vierde lid, wordt een zin toegevoegd, luidende:
Indien een uitvoerend kunstenaar na verloop van vijftig jaar nadat het fonogram openbaar is gemaakt dan wel op rechtmatige wijze in het verkeer is gebracht, de overeenkomst waarin hij de rechten van zijn uitvoering aan de producent van een fonogram over heeft gedragen op grond van artikel 2b en artikel 25e van de Auteurswet ontbindt, vervallen de rechten van de producent van het fonogram.
De Wet op het notarisambt wordt als volgt gewijzigd:
A
De tweede en derde volzin van artikel 87, eerste lid, komen te luiden:
De kosten die samenhangen met de uitoefening van het bij of krachtens deze wet geregelde toezicht en ten laste komen van de Staat worden door de KNB vergoed aan de Staat. De KNB vergoedt eveneens de kosten die samenhangen met de uitoefening van de bij of krachtens deze wet geregelde tuchtrechtspraak en ten laste komen van de Staat.
B
Artikel 103a wordt gewijzigd als volgt:
1. Het vierde lid, komt te luiden:
4. Wordt de geldboete niet voldaan binnen de termijn, krachtens het tweede lid gesteld, dan kan de kamer, na de betrokken notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris in de gelegenheid te hebben gesteld daarover te worden gehoord, ambtshalve beslissen een of meer tuchtrechtelijke maatregelen op te leggen als bedoeld in artikel 103, eerste lid, of de maatregel als bedoeld in artikel 103, derde lid, laatste deelzin.
2. Het vijfde lid vervalt.
In artikel 44, eerste lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren wordt «– met uitzondering van de plaatsvervangers –» vervangen door «, met uitzondering van de plaatsvervangers, rechters in opleiding en officieren in opleiding,».
De Wet tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I, onderdeel J, wordt «artikel 14c, vijfde lid» vervangen door: artikel 14c, zesde lid.
B
Artikel I, onderdeel QQ, wordt als volgt gewijzigd:
1. In artikel 6:1:25, eerste lid, wordt «artikel 14c, vijfde lid» vervangen door: artikel 14c, zesde lid.
2. Het eerste en tweede lid van artikel 6:2:11 komen te luiden:
1. De voorwaardelijke invrijheidstelling geschiedt onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
2. Aan de voorwaardelijke invrijheidstelling kunnen daarnaast bijzondere voorwaarden betreffende het gedrag van de veroordeelde worden gesteld. Indien aan de voorwaardelijke invrijheidstelling een bijzondere voorwaarde is gesteld, zijn daaraan van rechtswege de voorwaarden verbonden dat de veroordeelde:
a. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
b. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
C
Artikel II, onderdeel C, komt te luiden:
C
Artikel 14c wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in het zesde lid, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
6. De rechter kan opdracht geven dat de reclassering toezicht houdt op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan begeleidt.
7. Gedurende de proeftijd of gedurende de tijd dat deze is geschorst kan de rechter in de gestelde bijzondere voorwaarden of in de termijn waartoe deze voorwaarden in hun werking binnen de proeftijd zijn beperkt wijziging brengen, deze voorwaarden opheffen, alsnog bijzondere voorwaarden stellen en een opdracht als bedoeld in het zesde lid, geven, wijzigen of opheffen.
D
In artikel II, onderdelen M en UU, wordt «artikel 14c, vijfde lid» vervangen door: artikel 14c, zesde lid.
E
In artikel II, onderdeel DDD, wordt in artikel 77aa, derde lid, «artikel 14c, vijfde lid» vervangen door: artikel 14c, zesde lid.
In artikel 3, tweede lid, van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding wordt «na ingang daarvan» vervangen door «voor of na ingang daarvan» en wordt «word» vervangen door «wordt».
De Wet tijdelijk huisverbod wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 2, achtste lid, tweede volzin, komt te luiden:
De burgemeester deelt de inhoud van het huisverbod ook mede aan het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling, bedoeld in artikel 4.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
B
In artikel 5, tweede lid, wordt na «De artikelen 28, eerste lid, 37, 38, 43, 44 en 51» ingevoegd «van het Wetboek van Strafvordering».
In artikel 16d, eerste lid, onder b, van de Wet toelating en uitzetting BES wordt «de maatregel als bedoeld in artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht BES» vervangen door «de maatregel, bedoeld in artikel 38h van het Wetboek van Strafrecht BES».
De Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2g, eerste lid, wordt «collectieve beheersorganisaties» vervangen door «een collectieve beheersorganisatie».
B
In artikel 17 wordt na «collectieve beheersorganisaties» ingevoegd «die onder haar toezicht staan».
C
In artikel 24 wordt «artikel 22» vervangen door «artikel 23».
In artikel 11, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s wordt «artikel 13, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen» vervangen door «artikel 13, zesde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen».
In artikel 6a, eerste en tweede lid, van de Wet wapens en munitie wordt «artikel 7, eerste lid, onderdeel b» vervangen door «artikel 7, eerste lid, onderdeel c».
Indien artikel I, onderdeel B, van de Wet van 29 mei 2017, houdende wijziging van de Wet wapens en munitie, de Flora- en faunawet en de Wet natuurbescherming in verband met de versterking van het stelsel ter beheersing van het legaal wapenbezit (Stb. 2017, 242) gelijktijdig met deze wet of later dan deze wet in werking treedt, wordt dat artikel als volgt gewijzigd:
In het eerste en tweede lid van artikel 6a wordt «artikel 7, eerste lid, onderdeel b» vervangen door «artikel 7, eerste lid, onderdeel c».
Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 93, onder c, wordt «een consumentenkredietovereenkomst met een kredietsom van ten hoogste € 40 000 of een agentuur-, huur-, huurkoop- of consumentenkoopovereenkomst, ongeacht het beloop of de waarde van de vordering» vervangen door «een agentuur-, huur- of consumentenkoopovereenkomst, een overeenkomst van consumentenkrediet als bedoeld in artikel 57 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of van goederenkrediet als bedoeld in artikel 84 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, telkens ongeacht het beloop of de waarde van de vordering».
B
In het tweede boek, derde titel, vierde afdeling, wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. In het geval, bedoeld in het derde lid van artikel 267a van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, vindt de bezichtiging plaats door tussenkomst van de deurwaarder, die hiertoe bevoegd is tot het binnentreden van de woning zonder toestemming van de bewoner en die hiervan proces-verbaal opmaakt.
2. De dag waarop de bezichtiging plaatsvindt, wordt bij exploot aangekondigd, ten minste drie dagen voor de bezichtiging.
C
In artikel 616, eerste lid, wordt «in geval van een arbitraal vonnis, van de rechtbank ter griffie waarvan dat vonnis is nedergelegd» vervangen door «in geval van een arbitraal vonnis, van de rechtbank van het arrondissement waarin de plaats van de arbitrage is gelegen».
D
In artikel 807, onder a, vervalt «262a, derde lid,».
E
In artikel 812, eerste lid, wordt «261» vervangen door «265b».
F
In artikel 823, eerste lid, wordt «artikel 254 van Boek I» vervangen door «artikel 255 van Boek 1».
G
In artikel 1017, vijfde lid, wordt «het gerechtshof te Amsterdam» vervangen door «het gerechtshof Amsterdam».
H
In artikel 1018, tweede lid, wordt «verengingen» vervangen door «verenigingen».
I
Artikel 1019e wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid wordt een zin toegevoegd, luidende:
Onder dezelfde voorwaarden kan een onmiddellijke voorziening bij voorraad worden gegeven tegen een tussenpersoon wiens diensten door een derde worden gebruikt om op een recht van intellectuele eigendom inbreuk te maken.
2. In het derde lid wordt «kan» vervangen door «en de tussenpersoon wiens diensten door een derde worden gebruikt om op een recht van intellectuele eigendom inbreuk te maken, kunnen».
J
In artikel 1056 wordt «voorduurt» vervangen door «voortduurt».
K
In artikel 1061, vijfde lid, wordt voor «nedergelegd» ingevoegd «worden».
Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:
aA
Artikel 14c wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Toepassing van artikel 14a geschiedt onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. Indien bij de toepassing van artikel 14a een bijzondere voorwaarde is gesteld, zijn daaraan van rechtswege de voorwaarden verbonden dat de veroordeelde:
a. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
b. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
bA
Artikel 15a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De voorwaardelijke invrijheidstelling geschiedt onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Aan de voorwaardelijke invrijheidstelling kunnen daarnaast bijzondere voorwaarden betreffende het gedrag van de veroordeelde worden gesteld. Indien aan de voorwaardelijke invrijheidstelling een bijzondere voorwaarde is gesteld, zijn daaraan van rechtswege de voorwaarden verbonden dat de veroordeelde:
a. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
b. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 15b, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
cA
Artikel 38ab wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vijfde lid vervalt.
2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. Indien de rechter een bijzondere voorwaarde opneemt, zijn daaraan van rechtswege de voorwaarden verbonden dat de veroordeelde:
a. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
b. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 38ad, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
dA
In artikel 77ta, eerste lid, wordt de zinsnede «geschiedt dit onder de algemene voorwaarde dat» vervangen door: zijn daaraan van rechtswege de voorwaarden verbonden dat.
eA
Aan artikel 77y, tweede lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. indien de rechter een bevel als bedoeld in artikel 77za, eerste lid, heeft gegeven, op de dag van de einduitspraak.
fA
Artikel 77z wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Toepassing van artikel 77x geschiedt onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. Indien bij de toepassing van artikel 77x een bijzondere voorwaarde is gesteld, zijn daaraan van rechtswege de voorwaarden verbonden dat de veroordeelde:
a. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
b. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
A
In artikel 176b wordt «161sexies, onderdelen 3° en 4°» vervangen door «161sexies, onderdelen 2° en 3°».
B
In artikel 401 vervalt «389,».
Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 51g wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 51a, derde lid» vervangen door «artikel 51ac, tweede lid».
2. In het derde lid vervalt «eerste volzin,».
Aa
1. Indien het bij koninklijke boodschap van 21 december 2015 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de verbetering en versterking van de opsporing en vervolging van computercriminaliteit (computercriminaliteit III) (34 372) tot wet is of wordt verheven en artikel II, onderdeel D, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan of op hetzelfde tijdstip in werking treedt als deze wet, wordt in artikel 125p, eerste lid, «artikel 138e» vervangen door: artikel 138g.
Ab
Indien artikel I, onderdeel B, subonderdeel 1, en onderdeel D, subonderdeel 1, van de Wet van 6 december 2017 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten strekkende tot aanpassing van enkele bepalingen betreffende de uitvoering van bijzondere opsporingsbevoegdheden en tot regeling van enkele bijzondere procedures van strafvorderlijke aard en aanverwante onderwerpen met het oog op een doeltreffende uitvoeringspraktijk (Stb. 2017, 489) eerder in werking zijn getreden of treden dan deze wet, wordt in de artikelen 126h, eerste lid, 126j, eerste lid, 126p, eerste lid, en 126qa, eerste lid, «als bedoeld in artikel 141, onderdelen b, c en d,» vervangen door: als bedoeld in de artikelen 141, onderdelen b, c en d, en 142,.
B
Artikel 126nb wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 3.22, eerste lid» vervangen door «artikel 3.22 eerste en vierde lid».
2. In het tweede lid wordt «artikel 3.22, eerste lid, onder a» vervangen door «artikel 3.22, vierde lid».
C
Artikel 142, tweede lid, komt te luiden:
2. De opsporingsbevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, onder a en b, strekt zich uit tot de in de akte of aanwijzing aangeduide strafbare feiten. De akte of aanwijzing kan daartoe verwijzen naar een bij regeling van Onze Minister van Justitie en Veiligheid vastgesteld domein. Een domein kan alle strafbare feiten omvatten.
D
In artikel 302 wordt «verdachten» vervangen door «verdachte».
E
In artikel 314a, eerste lid, wordt «artikel 257a, vierde lid» vervangen door «artikel 257a, zesde lid».
F
In artikel 500, eerste lid, wordt «496, eerste lid, tweede volzin, vijfde en zesde lid» vervangen door «496, eerste lid, tweede volzin, tweede en derde lid».
G
[vervallen]
Ga
In artikel 5.1.1, tweede lid, wordt «bevoegde autoriteiten van een vreemde staat» vervangen door: bevoegde autoriteiten van een staat aan de bevoegde autoriteiten van een andere staat.
Gb
In artikel 5.1.3a, eerste en derde lid, wordt «bevel» vervangen door: verzoek.
Gc
In artikel 5.3.8, eerste lid, wordt na de eerste zin een zin ingevoegd, luidende: Indien degene op wie het verzoek betrekking heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, wordt het verzoek tot strafvervolging met de daarbij gevoegde stukken toegezonden aan de officier van justitie bij het landelijk parket.
H
In artikel 5.4.4, tweede lid, aanhef, wordt de puntkomma na «indien» vervangen door een dubbele punt.
I
In artikel 5.4.10, tweede lid, wordt «teneinde hen een kennisgeving» vervangen door «teneinde hem een kennisgeving».
J
In artikel 5.4.28, vierde lid, wordt «een bijzondere redenen» vervangen door «een bijzondere reden».
K
[vervallen]
L
In artikel 5.8.8, tweede lid, wordt na «overeenkomstig artikel 5.8.4, vierde lid,» ingevoegd «gestelde termijn».
1. Indien het bij koninklijke boodschap van 16 juli 2015 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht teneinde de vergoeding van affectieschade mogelijk te maken en het verhaal daarvan alsmede het verhaal van verplaatste schade door derden in het strafproces te bevorderen (Kamerstukken I 2016/17, 34 257, A) tot wet is verheven en artikel IV, onderdeel 1, van die wet eerder in werking is getreden dan deze wet, wordt in artikel 3, eerste lid, onder c, van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven na «Burgerlijk Wetboek» ingevoegd «, of aan nabestaanden van een persoon die als gevolg van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 of van artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht is overleden».
2. Indien het in het eerste lid genoemde voorstel van wet tot wet is verheven en artikel IV, onderdeel 1, van die wet later in werking treedt dan deze wet, wordt in artikel IV, onderdeel 1, van die wet na «Burgerlijk Wetboek» ingevoegd «, of aan nabestaanden van een persoon die als gevolg van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 of van artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht is overleden».
3. Indien het in het eerste lid genoemde voorstel van wet tot wet is verheven en artikel IV, onderdeel 2, van die wet eerder in werking is getreden dan deze wet, wordt artikel 3, tweede lid, van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven als volgt gewijzigd:
1. In de onderdelen a tot en met e wordt «de overledene» telkens vervangen door «het slachtoffer».
2. In onderdeel b wordt «deze» vervangen door «het slachtoffer» en «het overlijden» door «de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust».
3. In onderdeel c wordt «hij» vervangen door «het slachtoffer» en «het overlijden» door «de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust».
4. Indien het in het eerste lid genoemde voorstel van wet tot wet is verheven en artikel IV, onderdeel 2, van die wet later in werking treedt dan deze wet, worden aan artikel IV van die wet drie onderdelen toegevoegd, luidende:
3. In de onderdelen a tot en met e van het tweede lid wordt «de overledene» telkens vervangen door «het slachtoffer».
4. In onderdeel b van het tweede lid wordt «deze» vervangen door «het slachtoffer» en «het overlijden» door «de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust».
5. In onderdeel c van het tweede lid wordt «hij» vervangen door «het slachtoffer» en «het overlijden» door «de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust».
Indien het bij koninklijke boodschap van 21 december 2015 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de verbetering en versterking van de opsporing en vervolging van computercriminaliteit (computercriminaliteit III) (34 372) tot wet is of wordt verheven en artikel II, onderdeel D, van die wet later in werking treedt dan deze wet, wordt in artikel II, onderdeel D, van die wet in artikel 125p, eerste lid, «artikel 138e» vervangen door: artikel 138g.
1. Artikel I, onderdeel G, onderdeel 2, van de Wet van 6 december 2017 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten strekkende tot aanpassing van enkele bepalingen betreffende de uitvoering van bijzondere opsporingsbevoegdheden en tot regeling van enkele bijzondere procedures van strafvorderlijke aard en aanverwante onderwerpen met het oog op een doeltreffende uitvoeringspraktijk (Stb. 2017, 489) vervalt.
2. Indien artikel I, onderdeel B, subonderdeel 1, van de in het eerste lid genoemde wet in werking treedt op of na het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, wordt in dat subonderdeel «als bedoeld in artikel 141, onderdelen b, c en d,» vervangen door: als bedoeld in de artikelen 141, onderdelen, b, c en d, en 142,.
3. Indien artikel I, onderdeel D, subonderdeel 1, van de in het eerste lid genoemde wet in werking treedt op of na het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, wordt in dat subonderdeel «als bedoeld in artikel 141, onderdelen b, c en d,» vervangen door: als bedoeld in de artikelen 141, onderdelen, b, c en d, en 142,.
1. De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel XXXV in werking op het tijdstip waarop artikel 8.64, onderdeel II, van de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba in werking treedt.
3. Artikel XXXVIII werkt terug tot en met het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, van de Wet van 29 mei 2017, houdende wijziging van de Wet wapens en munitie, de Flora- en faunawet en de Wet natuurbescherming in verband met de versterking van het stelsel ter beheersing van het legaal wapenbezit (Stb. 2017, 242).
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot
Gegeven te Wassenaar, 15 juni 2018
Willem-Alexander
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker
Uitgegeven de twintigste juli 2018
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2018-228.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.