Wet van 23 maart 2016 tot wijziging van de Gemeentewet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van de burgemeester tot de inzet van cameratoezicht

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is wijzigingen aan te brengen in de Gemeentewet ter verruiming van de bevoegdheid van de burgemeester om in het kader van de handhaving van de openbare orde toezicht te houden in de publieke ruimte;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Gemeentewet wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 151c wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede «te besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor een bepaalde duur» vervangen door: te besluiten om voor een bepaalde duur camera’s in te zetten.

2. De tweede volzin van het eerste lid vervalt.

3. Onder vernummering van het tweede en derde tot derde en vierde lid wordt na het eerste lid een nieuw lid ingevoegd, luidende:

  • 2. De burgemeester besluit met inachtneming van het in de verordening van de raad bepaalde:

    • a. binnen welk gebied, bestaande uit openbare plaatsen of andere voor een ieder toegankelijke plaatsen als bedoeld in het eerste lid, camera’s worden ingezet;

    • b. voor welke duur de gebiedsaanwijzing plaatsvindt.

4. Na het vierde lid (nieuw) wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 5. De burgemeester trekt het besluit, bedoeld in het eerste lid, in zodra de inzet van camera’s niet langer noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de openbare orde.

5. Het vierde tot en met achtste lid (oud) worden vernummerd tot zesde tot en met tiende lid.

6. In het zesde lid (nieuw) wordt de zinsnede «een ieder die de desbetreffende openbare plaats betreedt» vervangen door: een ieder die het gebied, bedoeld in het tweede lid, onder a, betreedt.

7. Het achtste lid (nieuw) komt te luiden:

  • 8. Ten behoeve van de handhaving van de openbare orde worden in het kader van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, gegevens verwerkt.

8. In het negende lid (nieuw) wordt de zinsnede «bedoeld in het zesde lid» telkens vervangen door: «bedoeld in het achtste lid».

9. In het tiende lid, onder a, vervalt het woord: «vaste».

ARTIKEL II

  • 1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

  • 2. Onze Minister van Veiligheid en Justitie zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Lasten en bevelen dat deze wet in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministers, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te Wassenaar, 23 maart 2016

Willem-Alexander

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Uitgegeven de zesde april 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 33 582

Naar boven