Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van
17 maart 2016, nr. WJZ/902706 (6769), directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op artikel III van de Wet van 16 maart 2016 tot wijziging van de Mediawet 2008
in verband met het toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst (Stb. 2016, 114);
Hebben goedgevonden en verstaan:
Wassenaar, 22 maart 2016
Willem-Alexander
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker
Uitgegeven de dertigste maart 2016
De Minister van Veiligheid en Justitie,
G.A. van der Steur
NOTA VAN TOELICHTING
De wet voorziet in artikel III in de mogelijkheid van gefaseerde inwerkingtreding.
Van die mogelijkheid is gebruik gemaakt. Met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad treedt de wet in werking, met uitzondering van artikel I, onderdelen
B tot en met T, Y, EE, FF, KK, OO tot en met QQ, en artikel II. Dit betekent concreet
dat alleen de artikelen van de wet die betrekking hebben op de inrichting en taken
van de Stichting regionale publieke omroep (RPO) in werking treden.
Door te kiezen voor dit tijdstip van inwerkingtreding wordt afgeweken van de vaste
verandermomenten en de minimale invoeringstermijn van twee maanden. Ook wordt een
beroep gedaan op artikel 12 van de Wet raadgevend referendum. Door een beroep te doen
op artikel 12 van de Wet raadgevend referendum wordt bewerkstelligd dat de algemeen
geldende regeling voor inwerkingtreding van referendabele wetten tijdelijk buiten
werking wordt gezet. Dit doet niet af aan de referendabiliteit van deze wet.
Bovenstaande afwijkingen kunnen worden gerechtvaardigd omdat de inwerkingtreding van
deze wet zodanig spoedeisend is dat niet kan worden gewacht op een vast verandermoment,
het tijdstip waarop de minimale invoeringstermijn van twee maanden is verstreken of
het tijdstip waarop vast komt te staan dat er al dan niet een referendum zal worden
gehouden.
Snelle inwerkingtreding van deze onderdelen en totstandkoming van de RPO is namelijk
noodzakelijk om de bezuinigingen van € 17 miljoen per 1 januari 2017 op de regionale
publieke omroep zodanig te kunnen voorbereiden dat deze zo min mogelijk van invloed
zijn op de inhoudelijke programmering. Latere inwerkingtreding vergroot het risico
dat de RPO onvoldoende tijd heeft om de voorbereidingen op de genoemde bezuinigingen
conform het plan van stichting ROOS te treffen.1
Artikel I, onderdelen B tot en met T, Y, EE, FF, KK, OO tot en met QQ, en artikel
II treden op de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad niet in werking. Deze
onderdelen hebben betrekking op de landelijke publieke mediadienst. Voor deze onderdelen
geldt dat inwerkingtreding alleen geregeld wordt indien een nieuw wetsvoorstel met
de noodzakelijke aanvullingen door de Staten-Generaal is aanvaard en gelijktijdig
met bovenstaande onderdelen in werking kan treden.2
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker