Besluit van 24 juni 2015 tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met de Wet pensioencommunicatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 22 april 2015, no. 2015000734;

Gelet op de artikelen 21, vierde lid, 38, tweede lid, 39, tweede lid, 40, derde lid, 41, tweede lid, 42, derde lid, 43, tweede lid, 44, derde lid, 45, derde lid, 46, vijfde lid, 46a, vijfde lid, 48, vijfde lid, 49, vierde lid, 51, tiende lid, 71, zevende lid, 106, achtste lid, 151, zevende lid, en 204, vierde lid, van de Pensioenwet en de artikelen 48, derde lid, 49, tweede lid, 50, tweede lid, 51, derde lid, 52, tweede lid, 53, derde lid, 54, tweede lid, 55, derde lid, 56, derde lid, 57, vijfde lid, 57a, vijfde lid, 59, vijfde lid, 60, vierde lid, 62, tiende lid, 82, zevende lid, 110c, achtste lid, 146, zevende lid, en 198, vierde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 29 mei 2015, No.W12.15.0127/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 19 juni 2015, nr. 2015-0000157810,

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

In het opschrift van hoofdstuk 2 wordt «38, derde lid» vervangen door «38, tweede lid», wordt «45, tweede lid» vervangen door «45, derde lid», wordt «en 46, vijfde lid» vervangen door «46, vijfde lid, 46a, vijfde lid, 48, vijfde lid, 49, vierde lid, en 51, tiende lid,», wordt «49, derde lid» vervangen door «49, tweede lid», wordt «56, tweede lid» vervangen door «56, derde lid» en wordt «en 57, vijfde lid» vervangen door «57, vijfde lid, 57a, vijfde lid, 59, vijfde lid, 60, vierde lid, en 62, tiende lid».

B

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2. Informatie over de pensioenregeling

  • 1. De informatie over de kenmerken van de pensioenregeling en de uitvoering van de pensioenregeling, bedoeld in artikel 21 van de Pensioenwet dan wel artikel 48 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, bevat in ieder geval het volgende:

    • a. de pensioensoorten waarin de basispensioenregeling voorziet;

    • b. de pensioensoorten waarin de basispensioenregeling niet voorziet;

    • c. de wijze waarop pensioen wordt opgebouwd;

    • d. de keuzemogelijkheden van de deelnemer of gewezen deelnemer waarin de pensioenregeling voorziet;

    • e. de risico’s;

    • f. de soorten uitvoeringskosten; en

    • g. de beleidsdekkingsgraad met een omschrijving van de gevolgen ervan.

  • 2. De uitvoerder maakt bij het verstrekken van de informatie, bedoeld in het eerste lid, gebruik van de opschriften en iconen in de volgorde waarin ze staan in laag 1 van de Pensioen1-2-3, zoals deze op de website van de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars is opgenomen.

  • 3. Ten behoeve van de vergelijkbaarheid van de pensioenregeling wordt de informatie, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, en informatie over de jaarlijkse pensioenopbouw, de risico’s en de beleidsdekkingsgraad tevens verstrekt met gebruikmaking van sjablonen die op de website van de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars zijn opgenomen.

  • 4. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de opschriften, iconen en sjablonen, bedoeld in het tweede en derde lid.

C

In artikel 3 wordt «artikel 2, eerste lid, onderdeel c» vervangen door: artikel 2, eerste lid, onderdeel e.

D

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4. Informatie over toeslagverlening

  • 1. De informatie over toeslagverlening die op grond van de artikelen 38, eerste lid, onderdeel c, en 44, eerste lid, onderdeel c, van de Pensioenwet, de artikelen 49, eerste lid, onderdeel c, en 55, eerste lid, onderdeel c, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling en artikel 2, eerste lid, onderdeel e, en derde lid, wordt verstrekt heeft betrekking op de toeslagverlening over de afgelopen drie jaar waarbij wordt aangegeven in hoeverre de prijsinflatie hiermee is gecompenseerd.

  • 2. De informatie over toeslagverlening die op grond van de artikelen 39, eerste lid, onderdeel b, 40, eerste lid, onderdeel b, 41, eerste lid, onderdeel b, 42, eerste lid, onderdeel b, 43, eerste lid, onderdeel c, en 45, eerste lid, onderdeel c, van de Pensioenwet en de artikelen 50, eerste lid, onderdeel b, 51, eerste lid, onderdeel b, 52, eerste lid, onderdeel b, 53, eerste lid, onderdeel b, 54, eerste lid, onderdeel c, en 56, eerste lid, onderdeel c, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt verstrekt heeft betrekking op de toeslagverlening over de afgelopen vijf jaar waarbij wordt aangegeven in hoeverre de prijsinflatie hiermee is gecompenseerd.

  • 3. De informatie over toeslagverlening die op grond van artikel 46a, eerste lid, onderdeel b, van de Pensioenwet en artikel 57a, eerste lid, onderdeel b van de Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt verstrekt of beschikbaar gesteld heeft betrekking op de toeslagverlening over de afgelopen tien jaar waarbij wordt aangegeven in hoeverre de prijsinflatie hiermee is gecompenseerd en of dit in overeenstemming met het toeslagenbeleid is geweest.

E

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5. Informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten

  • 1. De informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten die op grond van de artikelen 38, eerste lid, onderdeel d, en 44, eerste lid, onderdeel d, van de Pensioenwet, de artikelen 49, eerste lid, onderdeel d, en 55, eerste lid, onderdeel d, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling en artikel 2, eerste lid, onderdeel e, en derde lid, wordt verstrekt heeft betrekking op de vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten die in de laatste drie jaar is doorgevoerd.

  • 2. De informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten die op grond van de artikelen 39, eerste lid, onderdeel e, 40, eerste lid, onderdeel c, 41, eerste lid, onderdeel d, 42, eerste lid, onderdeel c, 43, eerste lid, onderdeel d, en 45, eerste lid, onderdeel d, van de Pensioenwet en de artikelen 50, eerste lid, onderdeel e, 51, eerste lid, onderdeel c, 52, eerste lid, onderdeel d, 53, eerste lid, onderdeel c, 54, eerste lid, onderdeel d, en 56, eerste lid, onderdeel d, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt verstrekt heeft betrekking op de vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten die in de laatste vijf jaar is doorgevoerd.

  • 3. De informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten die op grond van artikel 46a, eerste lid, onderdeel b, van de Pensioenwet en artikel 57a, eerste lid, onderdeel b, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, wordt verstrekt of beschikbaar gesteld heeft betrekking op de vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten die in de laatste tien jaar is doorgevoerd.

F

In artikel 6, onderdeel d, wordt «een korte- of langetermijnherstelplan» vervangen door: een herstelplan of geactualiseerd herstelplan.

G

Na artikel 7 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 7a. Verstrekken informatie voorafgaand aan of bij pensioeningang

De uitvoerder verstrekt degene die pensioengerechtigde wordt voorafgaand aan of bij de pensioeningang in ieder geval informatie over:

  • a. het recht te kiezen voor een hoger of eerder ingaand ouderdomspensioen, bedoeld in artikel 60 van de Pensioenwet dan wel artikel 72 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, voor zover sprake is van opbouw van ouderdomspensioen en partnerpensioen;

  • b. de mogelijkheid van afkoop, bedoeld in artikel 66 tot en met 69 van de Pensioenwet dan wel artikel 78 tot en met 80a van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, voor zover sprake is van een pensioenaanspraak onder de afkoopgrens of een fiscaal bovenmatige pensioenaanspraak;

  • c. de mogelijkheid tot of het recht op waardeoverdracht, bedoeld in de artikelen 80, 81, 81a, tweede lid, en 81b, van de Pensioenwet dan wel de artikelen 88, 89, 89a, tweede lid, en 89b van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, voor zover sprake is van een aan te wenden kapitaal op de pensioendatum; en

  • d. andere keuzemogelijkheden die de pensioenregeling biedt.

Artikel 7b. Rekenregels

  • 1. Voor de weergave op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario, bedoeld in artikel 45, tweede lid, artikel 46, eerste en derde lid, en artikel 51, eerste lid, van de Pensioenwet dan wel artikel 56, tweede lid, artikel 57, eerste en derde lid, en artikel 62, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt gebruik gemaakt van de scenariosets, bedoeld in artikel 23b van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen en de rekenmethodiek die omschreven is op de website van De Nederlandsche Bank.

  • 2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de rekenmethodiek.

H

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8. Verstrekken informatie aan deelnemers vrijwillige pensioenregeling

  • 1. De uitvoerder informeert een deelnemer voorafgaand aan de deelneming in de vrijwillige pensioenregeling over de inhoud van de vrijwillige pensioenregeling, waarbij de artikelen 2 en 3 van overeenkomstige toepassing zijn.

  • 2. De informatie over de reglementair te bereiken pensioenaanspraken wordt overeenkomstig artikel 9 vastgesteld.

I

Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9. Informatie op verzoek over reglementair te bereiken pensioenaanspraken

  • 1. De opgave van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken bevat:

    • a. in geval van een uitkeringsovereenkomst dan wel uitkeringsregeling een opgave van de hoogte van het periodiek uit te keren pensioen vanaf de ingangsdatum van het pensioen;

    • b. in geval van een kapitaalovereenkomst dan wel kapitaalregeling een opgave van de hoogte van het voor periodieke uitkeringen aan te wenden kapitaal op de ingangsdatum van het pensioen en een indicatie van de hoogte van de periodieke uitkeringen op de pensioendatum wanneer het kapitaal daarvoor wordt aangewend; of

    • c. in geval van een premieovereenkomst dan wel premieregeling:

      • 1°. wanneer de premie wordt belegd, een indicatie van het te bereiken voor periodieke uitkeringen aan te wenden kapitaal op de pensioendatum met de daarbij gehanteerde veronderstellingen en een indicatie van de hoogte van de periodieke uitkeringen op de pensioendatum wanneer het kapitaal daarvoor wordt aangewend;

      • 2°. de hoogte van de periodieke uitkering wanneer de premie voor de ingangsdatum van het pensioen reeds daarvoor wordt aangewend; of

      • 3°. de hoogte van het voor periodieke uitkeringen aan te wenden verzekerd kapitaal wanneer de premie voor de ingangsdatum van het pensioen reeds daarvoor wordt aangewend en een indicatie van de hoogte van de periodieke uitkeringen op de pensioendatum wanneer het kapitaal daarvoor wordt aangewend.

  • 2. Bij de indicatie van de hoogte van de periodieke uitkeringen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, en onderdeel c, onder 1° en 3°, worden de op het moment van het verzoek bij de pensioenuitvoerder geldende tarieven gehanteerd. Bij het verstrekken van de indicatie wijst de pensioenuitvoerder er op dat het risico dat de definitieve pensioenuitkering afwijkt van de indicatie bij de betrokkene ligt.

  • 3. Bij de in het eerste lid bedoelde opgave wordt ten aanzien van nabestaandenpensioen aangegeven wat de consequenties zijn van de gekozen wijze van financieren.

J

Na artikel 9 worden zes artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 9a. Overige informatie op verzoek

  • 1. Indien sprake is van een premieovereenkomst dan wel premieregeling waarbij de deelnemer tijdens de opbouwperiode de verantwoordelijkheid voor de beleggingen heeft overgenomen verstrekt de uitvoerder op verzoek van de deelnemer en de gewezen deelnemer informatie over alle beleggingsmogelijkheden, de feitelijke beleggingsportefeuille, de risicopositie en de kosten in verband met de beleggingen.

  • 2. De uitvoerder verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer, de gewezen partner of de pensioengerechtigde op verzoek:

    • a. informatie over het van toepassing zijn van een aanwijzing als bedoeld in artikel 171 van de Pensioenwet dan wel artikel 166 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling; en

    • b. informatie over de aanstelling van een bewindvoerder als bedoeld in artikel 173 van de Pensioenwet dan wel artikel 168 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.

  • 3. De uitvoerder verstrekt de deelnemer of gewezen deelnemer op verzoek informatie over de consequenties van uitruil als bedoeld in artikel 60, 61 of 62 van de Pensioenwet dan wel de artikelen 72, 73 of 74 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling voor de deelnemer.

Artikel 9b. Beschikbare informatie over uitvoeringskosten

  • 1. De informatie over uitvoeringskosten, bedoeld in artikel 46a, eerste lid, onderdeel c, van de Pensioenwet dan wel artikel 57a, eerste lid, onderdeel c, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, betreft:

    • a. de administratieve uitvoeringskosten, bedoeld in artikel 10a, eerste lid;

    • b. de kosten van vermogensbeheer, bedoeld in artikel 10a, tweede lid; en

    • c. de transactiekosten, bedoeld in artikel 10a, derde lid.

  • 2. De informatie over uitvoeringskosten die op de website wordt geplaatst betreft:

    • a. voor fondsen en premiepensioeninstellingen: de administratieve uitvoeringskosten als bedrag per deelnemer of pensioengerechtigde en de kosten van vermogensbeheer en de transactiekosten als percentage van het gemiddeld belegd vermogen;

    • b. voor verzekeraars: de administratieve uitvoeringskosten als bedrag per deelnemer of pensioengerechtigde en de kosten van vermogensbeheer en de transactiekosten:

      • 1°. bij uitkeringsovereenkomsten en kapitaalovereenkomsten dan wel uitkeringsregelingen en kapitaalregelingen, indien de kosten van invloed zijn op de pensioenaanspraak of het pensioenrecht als percentage van het gemiddeld belegd vermogen, en indien de kosten niet van invloed zijn op de pensioenaanspraak of het pensioenrecht, met vermelding dat deze kosten niet zijn opgenomen omdat zij niet van invloed zijn op de pensioenaanspraak of het pensioenrecht;

      • 2°. bij premieovereenkomsten of premieregelingen waarbij de premie wordt belegd tot de pensioendatum als percentage van het gemiddeld belegd vermogen en bij overige premieovereenkomsten of premieregelingen, indien de kosten van invloed zijn op de pensioenaanspraak of het pensioenrecht als percentage van het gemiddeld belegd vermogen, en indien de kosten niet van invloed zijn op de pensioenaanspraak of het pensioenrecht, met vermelding dat deze kosten niet zijn opgenomen omdat zij niet van invloed zijn op de pensioenaanspraak of het pensioenrecht;

  • 3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.

Artikel 9c. Het uniform pensioenoverzicht

  • 1. Op voordracht van de uitvoerders en na advies van de Autoriteit Financiële Markten stelt Onze Minister de modellen voor het uniform pensioenoverzicht vast.

  • 2. De modellen voor het uniform pensioenoverzicht worden beschikbaar gesteld op de website van de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars.

  • 3. Een uitvoerder verstrekt een uniform pensioenoverzicht voor deelnemers aan een ieder die in de gehele of in een deel van de voor het uniform pensioenoverzicht relevante periode deelnemer bij die pensioenuitvoerder was.

Artikel 9d. Elektronische informatieverstrekking

  • 1. Voor de elektronische verstrekking van informatie door middel van een externe berichtenbox wordt MijnOverheid.nl gebruikt.

  • 2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de elektronische informatieverstrekking.

Artikel 9e. Pensioenregister

  • 1. Een vermindering van de pensioenaanspraken en pensioenrechten wordt door de uitvoerders binnen vier maanden verwerkt in de gegevens die door middel van het pensioenregister worden verstrekt.

  • 2. Een andere wijziging van de pensioenaanspraken en pensioenrechten dan bedoeld in het eerste lid wordt door de uitvoerders binnen vier maanden nadat de wijziging in de administratie van de uitvoerders is doorgevoerd verwerkt in de gegevens die door middel van het pensioenregister worden verstrekt.

  • 3. Het pensioenregister geeft in ieder geval inzicht in de hoogte van het te bereiken pensioen door:

    • a. weergave in netto bedragen per maand en in bruto bedragen per jaar;

    • b. de mogelijkheid om ter vergelijking het huidige netto inkomen per maand in te voeren.

  • 4. Met betrekking tot de keuzes ten aanzien van ouderdomspensioen worden in ieder geval de indicatieve gevolgen op het pensioeninkomen getoond van het vervroegen of uitstellen van de pensioeningangsdatum.

  • 5. Met betrekking tot belangrijke gebeurtenissen worden in ieder geval bij nabestaandenpensioen de gevolgen getoond van overlijden op het moment van de uitvraag, na beëindiging van de deelneming en na pensionering.

Artikel 9f. Fasering pensioenregister

  • 1. Artikel 9e, derde lid, onderdeel b, wordt gerealiseerd met ingang van 1 januari 2016.

  • 2. Artikel 9e, eerste lid, en tweede lid, voor zover het betreft een collectieve wijziging, worden gerealiseerd met ingang van 1 maart 2016.

  • 3. Artikel 9e, vierde en vijfde lid, worden gerealiseerd met ingang van 1 juli 2016.

  • 4. Artikel 9e, tweede lid, voor zover het betreft een individuele wijziging, wordt gerealiseerd met ingang van 1 juli 2017.

K

In artikel 10 wordt «en 46, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid,» vervangen door «, 46, tweede lid en 46a, tweede lid, onderdeel d,», wordt «en 57, eerste lid, onderdeel a en tweede lid» vervangen door «, 57, tweede lid, en 57a, tweede lid, onderdeel d» en wordt «artikel 9, eerste en achtste lid» vervangen door «artikel 9a, eerste en derde lid».

L

In artikel 18, eerste lid, en artikel 20 wordt «artikel 4» vervangen door: artikel 4, tweede lid.

M

In artikel 25, derde lid, onderdeel b, wordt «partnerpensioen» vervangen door: partnerpensioen of nettopensioen

N

In het opschrift van hoofdstuk 8 wordt «108a, tweede lid en 151, zevende lid» vervangen door «114, tweede lid, 151, zevende lid en 204, vierde lid» en wordt «en 146, zevende lid» vervangen door «146, zevende lid en 198, vierde lid».

O

In artikel 34, eerste lid, onderdelen a, b en d, wordt «van bijlage A» vervangen door: van de bijlage bij dit besluit.

P

In artikel 36, eerste lid, wordt «38 tot en met 47, 48, met uitzondering van de berekeningen ten behoeve van de kwalitatieve en beeldende maatstaf, 49 tot en met 51» vervangen door: 38 tot en met 51, met uitzondering van de berekeningen ten behoeve van de weergave op basis van scenario’s.

Q

In hoofdstuk 8 wordt na artikel 40 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 40a. Publicatie gegevens

  • 1. De gegevens van fondsen die door de Nederlandsche Bank op grond van artikel 204, derde lid, van de Pensioenwet dan wel artikel 198, derde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, kunnen worden gepubliceerd, hebben betrekking op

    • a. de beleidsdekkingsgraad;

    • b. de reële dekkingsgraad;

    • c. het vereist eigen vermogen;

    • d. het belegd vermogen;

    • e. kwartaalrendementen;

    • f. de premie;

    • g. het aantal deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden;

    • h. de toeslagverlening;

    • i. de vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten; en

    • j. de uitvoeringskosten, bedoeld in artikel 9b, tweede lid, onderdeel a.

  • 2. De publicatie van de gegevens, bedoeld in het eerste lid, geschiedt niet eerder dan nadat tien werkdagen zijn verstreken na de dag waarop aan het fonds het besluit tot publicatie bekend is gemaakt.

  • 3. Bij periodieke publicatie van de gegevens, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks aan het fonds, voorafgaand aan de eerste publicatie in dat jaar, het besluit tot publicatie bekend gemaakt, waarbij vermeld wordt op welke data de gegevens in dat jaar gepubliceerd zullen worden.

  • 4. Indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt de publicatie opgeschort totdat de voorzieningenrechter een uitspraak heeft gedaan.

R

Artikel 51a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt artikel 95 met boetecategorie 2.

2. In het tweede lid vervalt artikel 103 met boetecategorie 2.

3. In het vierde lid vervalt artikel 5 met boetecategorie 2 en wordt ingevoegd artikel 7a met boetecategorie 2 en artikel 9a met boetecategorie 2.

S

Na artikel 52a worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 52b. Overgangsrecht artikel 9, tweede lid

Tot het tijdstip, bedoeld in artikel IIA, van de Wet pensioencommunicatie, luidt artikel 9, tweede lid, als volgt:

  • 2. Bij de indicatie van de hoogte van de periodieke uitkeringen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, en onderdeel c, onder 1° en 3°, worden de op het moment van het verzoek bij de pensioenuitvoerder geldende tarieven gehanteerd. De periodieke uitkeringen worden gecorrigeerd voor te verwachten prijsinflatie. Bij regeling van Onze Minister wordt bepaald met welke te verwachten prijsinflatie gecorrigeerd wordt. Bij het verstrekken van de indicatie wijst de pensioenuitvoerder er op dat het risico dat de definitieve pensioenuitkering afwijkt van de indicatie bij de betrokkene ligt.

Artikel 52c. Overgangsrecht artikel 4

  • 1. Tot 1 juli 2016 blijft artikel 4, zoals dat luidde voor 1 januari 2016, van toepassing indien informatie over toeslagverlening wordt verstrekt op grond van de artikelen 21 en 45 van de Pensioenwet en 48 en 56 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.

  • 2. Tot 1 januari 2017 blijft artikel 4, zoals dat luidde voor 1 januari 2016, van toepassing indien informatie over toeslagverlening wordt verstrekt op grond van de artikelen 40, 42 en 44 van de Pensioenwet en 51, 53 en 55 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.

  • 3. Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2017.

Artikel 52d. Overgangsrecht reglementair te bereiken pensioenaanspraken

  • 1. Tussen 1 januari 2016 en 1 juli 2016 verstrekt de pensioenuitvoerder op verzoek van de deelnemer een opgave van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken. Artikel 5, tweede en derde lid, zoals dat luidde voor 1 januari 2016, is daarbij van toepassing.

  • 2. Tot 1 juli 2016 blijft artikel 5, tweede lid, zoals dat luidde voor 1 januari 2016, van toepassing indien informatie over reglementair te bereiken pensioenaanspraken wordt verstrekt op grond van artikel 8, tweede lid.

  • 3. Dit artikel vervalt met ingang van 1 juli 2016.

T

De bijlage behorend bij artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 1 vervalt na het onderdeel «witwassen (artikelen 420 bis tot en met 420 ter WvSr);» het woord «of» en wordt ingevoegd:

  • financieren van terrorisme (artikel 421 van het WvSr);.

2. In onderdeel 2.1 wordt in het deel «Wetboek van Strafrecht» na «witwassen (artikelen 420 bis tot en met 420 quinquies WvSr)», ingevoegd:

  • financieren van terrorisme (artikel 421 WvSr).

ARTIKEL II

  • 1. Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende onderdelen verschillend kan worden vastgesteld.

  • 2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel I, onderdeel M, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2015.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 24 juni 2015

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

Uitgegeven de dertigste juni 2015

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit strekt tot wijziging van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met de Wet pensioencommunicatie. In de Wet pensioencommunicatie zijn diverse delegatiebepalingen opgenomen. Met dit besluit worden deze bepalingen nader ingevuld.

De belangrijkste wijzigingen betreffen:

  • 1) de bepaling van de onderwerpen die de basisinformatie over de pensioenregeling moet bevatten;

  • 2) de procedure voor de vaststelling van het uniform pensioenoverzicht (UPO);

  • 3) de nadere invulling van de uitbreiding van het pensioenregister met nieuwe functionaliteiten en

  • 4) de rekenregels die ten grondslag liggen aan de berekening van het te bereiken pensioen op basis van een pessimistisch, een verwacht en optimistisch scenario.

Op deze onderwerpen wordt in het nu volgende ingegaan.

Informatie over de pensioenregeling

De startbrief wordt vervangen door laag 1 van de Pensioen 1-2-3 waarin basisinformatie wordt opgenomen over de pensioenregeling. In dit besluit wordt nader bepaald welke informatie deze Pensioen 1-2-3 in ieder geval moet bevatten.

Het doel van de basisinformatie is dat de deelnemer makkelijk duidelijke informatie kan vinden over de belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling, de keuzemogelijkheden die hij heeft, dat hij weet wanneer hij in actie moet komen en op de hoogte is van de financiële situatie van het pensioenfonds. De Pensioen 1-2-3 is ontwikkeld door de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars en geeft deelnemers vergelijkbaar en gelaagd de belangrijkste informatie. Dit betekent dat in laag 1 van maximaal 2 pagina’s de belangrijkste onderwerpen kort worden beschreven. Deelnemers die meer willen weten kunnen doorklikken naar laag 2 of achtergrondstukken vinden in laag 3.

Om ervoor te zorgen dat de deelnemer en de sollicitant de informatie van verschillende pensioenregelingen makkelijk kan vergelijken zijn de opschriften, de iconen en de volgorde van de iconen uit de Pensioen 1-2-3 verplicht. Deze opschriften en iconen zijn te vinden op de website www.pensioen123.nl. Met de opschriften wordt bedoeld de kopjes zoals «wat krijgt u in onze pensioenregeling?»

De teksten die onder de opschriften te vinden zijn, zijn niet verplicht. Het is echter wel wenselijk dat pensioenuitvoerders zo veel mogelijk aansluiten bij de voorbeeldteksten zoals opgesteld door de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars. Uiteraard kan hierbij wat betreft taalniveau en stijl aangesloten worden bij de karakteristieken en behoeften van de doelgroep.

De Pensioen 1-2-3 bevat ook een speciaal onderdeel om sollicitanten en deelnemers die waardeoverdracht overwegen te helpen om pensioenregelingen met elkaar te vergelijken. Ten behoeve van dit onderdeel zijn op de website www.pensioen123.nl sjablonen opgenomen.

Het uniform pensioenoverzicht

Het doel van het UPO wijzigt. De verplichting om het te bereiken pensioen te vermelden op het UPO vervalt: daarvoor zal een deelnemer terecht kunnen op www.mijnpensioenoverzicht.nl. Het UPO bevat informatie over de tot nu toe opgebouwde aanspraken, de waardeaangroei van het afgelopen jaar en informatie over toeslagverlening en eventuele vermindering van pensioenaanspraken in de afgelopen periode.

De modellen voor het UPO worden voortaan door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgesteld, nadat de Pensioenfederatie en het Verbond daartoe een voorstel hebben gedaan en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) hierover advies heeft uitgebracht.

Uitbreiding van het pensioenregister

De Stichting Pensioenregister is een initiatief van de gezamenlijke Nederlandse pensioenfondsen, de pensioenverzekeraars, en de Sociale Verzekeringsbank. Dit samenwerkingsverband stelt sinds 6 januari 2011 de website www.mijnpensioenoverzicht.nl beschikbaar voor het Nederlandse publiek. De Wet pensioencommunicatie voorziet in een uitbreiding van het doel van het pensioenregister. Het wordt namelijk noodzakelijk geacht om de deelnemer te ondersteunen bij het verkrijgen van overzicht, inzicht en handelingsperspectief met betrekking tot zijn totale pensioeninkomen. Daartoe dient de website van het pensioenregister met een aantal functionaliteiten te worden uitgebreid. Het kabinet heeft daarbij een gefaseerde, stapsgewijze aanpak voor ogen.

Het onderhavige besluit regelt op welke wijze het pensioenregister inzicht moet geven in de hoogte van het te bereiken pensioen.

Dit dient op twee manieren te geschieden. Ten eerste door het te bereiken pensioen niet alleen weer te geven in bruto bedragen per jaar, maar ook in netto bedragen per maand. Uit onderzoek blijkt dat deelnemers behoefte hebben aan netto bedragen per maand. Bij de berekening van deze netto bedragen zal het pensioenregister uitgaan van de op dat moment geldende fiscale regels, waarbij alleen de heffingskortingen worden gehanteerd die voor iedereen gelden. Omdat aan netto bedragen onzekerheid is verbonden – fiscale regels kunnen immers wijzigen – zal het pensioenregister deelnemers daarop wijzen. Ten tweede wordt inzicht geboden in de hoogte van het te bereiken pensioen door het toevoegen van de mogelijkheid in het pensioenregister tot het zelf invoeren van het huidige netto inkomen per maand. Op deze wijze verkrijgt de deelnemer een referentiepunt of ijkpunt voor de hoogte van zijn pensioen.

Verder regelt het onderhavige besluit op welke wijze het pensioenregister inzicht moet geven in de keuzes ten aanzien van het pensioen. In ieder geval moeten ten aanzien van het ouderdomspensioen de indicatieve gevolgen van het vervroegen of het uitstellen van de pensioeningangsdatum worden getoond. Het kabinet verwacht dat in de toekomst de gevolgen van meer keuzes zichtbaar kunnen worden gemaakt in het pensioenregister, maar wil daarop in het onderhavig besluit niet vooruit lopen.

Ook wordt bepaald op welke wijze het pensioenregister inzicht verschaft in belangrijke gebeurtenissen. In ieder geval moet ten aanzien van overlijden de gevolgen voor het nabestaandenpensioen worden getoond op het moment van de uitvraag, na beëindiging van de deelneming en na pensionering. Het kabinet verwacht dat in de toekomst de gevolgen van meer belangrijke gebeurtenissen zichtbaar kunnen worden gemaakt in het pensioenregister, maar wil daarop in het onderhavig besluit niet vooruit lopen.

Verder bevat het onderhavige besluit regels met betrekking tot de actualisering van de gegevens over pensioenaanspraken en pensioenrechten in het pensioenregister. Het is van belang dat deze gegevens vaker worden geactualiseerd dan nu het geval is.

Het pensioenregister wordt stapsgewijs uitgebreid. Het onderhavige besluit bevat daarom regels over de fasering van de uitbreiding.

Rekenregels

Deelnemers willen graag informatie verkrijgen over hun toekomstig pensioeninkomen in de vorm van een concreet bedrag. Op dit moment wordt via een nominaal bedrag gecommuniceerd over het te bereiken pensioen. Een dergelijk nominaal bedrag geeft de deelnemer echter geen inzicht in de koopkracht en de risico’s van zijn pensioeninkomen. Van het nominale pensioenbedrag gaat de suggestie uit dat de koopkracht van het bedrag altijd hetzelfde zal zijn en dat er geen risico’s zullen optreden. De uniforme rekenmethodiek zal drie pensioenbedragen opleveren voor het te bereiken ouderdomspensioen die wel een beeld geven van de koopkracht en de risico’s van het toekomstig pensioeninkomen. Het betreft een pensioenbedrag gebaseerd op een pessimistisch scenario, een pensioenbedrag gebaseerd op een verwacht scenario en een pensioenbedrag gebaseerd op een optimistisch scenario (Kamerstukken II 2013/14, 34 008, nr.3, paragraaf 8).

De pensioenbedragen voor het te bereiken ouderdomspensioen die de rekenmethodiek oplevert, zijn gecorrigeerd voor de verwachte inflatie en derhalve uitgedrukt in euro’s van nu.

Voor de verschillende groepen worden in het pensioenregister de volgende bedragen zichtbaar.

  • Actieve deelnemers:

    • het opgebouwde pensioen is één bedrag, dat de actuele stand weergeeft (zonder scenario’s)

    • het reglementair te bereiken pensioen in drie reële bedragen gebaseerd op de drie scenario’s

  • Gewezen deelnemers:

    • Het opgebouwde pensioen is één bedrag, dat de actuele stand weergeeft (zonder scenario’s)

    • voor de stand op de pensioendatum drie reële bedragen gebaseerd op de drie scenario’s

  • Pensioengerechtigden (na ingroei van deze groep in het pensioenregister):

    • het ingegane pensioen van dit moment wordt weergegeven in één bedrag

    • voor de stand over 5 of 10 jaar worden drie reële bedragen gegeven gebaseerd op de drie scenario’s

Het is wenselijk dat het te bereiken ouderdomspensioen voor (gewezen) deelnemers wordt weergegeven op de AOW-leeftijd van de betrokken deelnemer.

Het onderhavig besluit bevat enige algemene bepalingen over de onderliggende rekenmethodiek voor de drie bedragen voor het te bereiken ouderdomspensioen. In de regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling zullen specifiekere bepalingen worden neergelegd.

Het is de bedoeling dat alle pensioenuitvoerders (dus pensioenfondsen, verzekeraars en premiepensioeninstellingen) van dezelfde rekenregels uitgaan. Daardoor kunnen de uitkomsten van verschillende pensioenuitvoerders goed bij elkaar opgeteld worden in het pensioenregister. En daardoor zijn ook de uitkomsten van verschillende regelingen onderling vergelijkbaar. De methodiek zal gevoed worden door de scenarioset van de Commissie Parameters met daarin ontwikkelingen van aandelenrendementen, rente en inflatie. Dit is dezelfde scenarioset als die onderdeel uitmaakt van de haalbaarheidstoets, waarin het beleid van het pensioenfonds wordt gemodelleerd. Daarmee wordt aangesloten bij een toets die pensioenfondsen al moeten uitvoeren.

De scenarioset van de Commissie parameters bestaat uit een groot aantal scenario’s, op grond waarvan pensioenresultaten over een horizon van 60 jaar kunnen worden bepaald. Het verwachte pensioenresultaat wordt vastgesteld aan de hand van het mediane scenario. Dit wordt ook wel het 50% percentiel genoemd. Dat wil zeggen dat in 50 procent van de gevallen de uitkering lager ligt dan de gepresenteerde te verwachten uitkering en in 50 procent van de gevallen hoger. Het pessimistisch scenario komt overeen met bijvoorbeeld het 10% percentiel. Dat betekent dat in 10 procent van de gevallen de uitkering lager ligt dan het gepresenteerde pessimistisch pensioenresultaat en in 90 procent van de gevallen hoger. Het optimistisch scenario komt dan overeen met het 90% percentiel. Hierbij ligt in 10 procent van de gevallen de uitkering hoger dan het gepresenteerde optimistische pensioenresultaat en in 90 procent van de gevallen lager. In de lagere regelgeving zal het te hanteren percentiel voor het pessimistisch, het verwacht en het optimistisch scenario worden neergelegd. Daarbij kan voor het pessimistisch en het optimistisch scenario ook een keuze worden gemaakt voor het 5% en 95% percentiel. Er wordt niet met vaste voorgeschreven rendementspercentages gewerkt. Deze variëren namelijk afhankelijk van de beleggingsmix van de individuele pensioenuitvoerder.

De rekenmethodiek zal op de website van DNB worden geplaatst.

In de ministeriële regeling zullen elementen zoals de te hanteren percentielen, de omvang van de periode waarna de toekomstige pensioenrechten van pensioengerechtigden worden bepaald en de aansluiting van de berekening bij de AOW-gerechtigde leeftijd van de betrokken (gewezen) deelnemer, worden geregeld.

In het wetsvoorstel is geregeld dat de verplichting om de weergave van het ouderdomspensioen op basis van de drie scenario’s te doen, geldt vanaf een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Dit tijdstip zal vanwege de met de berekeningen samenhangende uitvoeringstechnische aspecten, in overleg met de pensioensector en het pensioenregister worden bepaald. Tot dit tijdstip hoeft de genoemde rekenmethodiek nog niet te worden toegepast.

Uitvoeringstoets

Het ontwerpbesluit is voorgelegd aan De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) voor een uitvoeringstoets.

In zijn algemeenheid is DNB positief over de bepalingen in het besluit. Naar aanleiding van de uitvoeringstoets van DNB is in artikel 40a van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling verduidelijkt dat DNB bij een periodieke publicatie van fondsgegevens pensioenfondsen jaarlijks eenmalig voorafgaand aan de start van de publicatiereeks in kennis stelt van het voornemen tot publicatie.

Verder is de aanbeveling van DNB opgevolgd om in artikel 9d van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling te bepalen dat pensioenuitvoerders, zo zij elektronisch willen communiceren en daarbij gebruik willen maken van een externe berichtenbox, daarvoor de berichtenbox van MijnOverheid.nl gebruiken. Daarmee wordt verzekerd dat pensioenuitvoerders dezelfde externe berichtenbox gebruiken.

In de uitvoeringstoets heeft AFM benadrukt het wenselijk te vinden dat er zo veel mogelijk transparantie is over uitvoeringskosten van pensioenuitvoerders. AFM heeft er begrip voor dat een volledig inzicht in de kosten van vermogensbeheer per deelnemer niet mogelijk is voor verzekeraars. Wel moet de deelnemer dit kunnen vernemen. Deze aanbeveling van AFM is overgenomen door artikel 9b van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling aan te passen.

Verder heeft AFM aanbevolen in de bepaling over het pensioenregister meer keuzes en meer levensgebeurtenissen te benoemen om te voorkomen dat het besluit op dit punt moet worden aangepast. Deze aanbeveling is niet overgenomen, omdat er op dit moment nog geen duidelijkheid bestaat over de precieze fasering van het toevoegen van extra keuzes en extra levensgebeurtenissen. De uitbreiding van het pensioenregister moet stap voor stap en in goed overleg met het bestuur van de Stichting Pensioenregister verlopen. Door toevoeging van de passage «in ieder geval» in de leden 3 en 4 van artikel 9e van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt voorkomen dat het besluit bij het toevoegen van een nieuwe keuze of een nieuwe levensgebeurtenis moet worden aangepast.

Over de uitvoerbaarheid en de inwerkingtreding van de verschillende onderdelen van dit besluit heeft overleg plaatsgevonden met de pensioensector. Dat geldt ook voor de fasering van de uitbreiding van het pensioenregister, zoals opgenomen in artikel 9f van het Besluit uitvoering pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling.

Effecten van de regeldruk

Voor een beschrijving van de inhoudelijke nalevingskosten en de administratieve lasten wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel pensioencommunicatie (Kamerstukken II 2013/14, 34 008, nr.3). Dit besluit leidt niet tot extra effecten voor de regeldruk.

Artikelsgewijs

Onderdeel A

Het opschrift van hoofdstuk 2 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt aangepast aan het vernummeren van artikelen en het invoegen van nieuwe artikelen.

Onderdeel B

De startbrief is vervangen door laag 1 van de Pensioen 1-2-3 waarin algemene informatie wordt opgenomen over de pensioenregeling. In artikel 2 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling is aangegeven wat deze informatie in ieder geval bevat.

Bij de formulering van artikel 2 is nauw aangesloten bij laag 1 van de Pensioen 1-2-3. Deze aansluiting heeft ervoor gezorgd dat bepaalde onderdelen uit de oorspronkelijke bepaling zijn komen te vervallen en andere onderdelen zijn toegevoegd.

Bij de pensioensoorten waarin de basispensioenregeling voorziet, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt vermeld of de regeling voorziet in ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen of arbeidsongeschiktheidspensioen. Als sprake is van nabestaandenpensioen op risicobasis wordt daarbij vermeld wat de risico’s hiervan zijn. Als de basispensioenregeling niet voorziet in een of meerdere van deze pensioensoorten moet dit op grond van het eerste lid, onderdeel b, ook expliciet worden genoemd. Bij de wijze waarop pensioen wordt opgebouwd, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, gaat het onder meer om het karakter van de pensioenovereenkomst of pensioenregeling, informatie over de franchise en over de premie.

Bij de keuzemogelijkheden van de deelnemer of gewezen deelnemer waarin de pensioenregeling voorziet, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, wordt gedoeld op waardeoverdracht, vrijwillige pensioenopbouw, omruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen en andersom, deeltijd werken, eerder of later met pensioen en eerst hoger of lager pensioen.

De risico’s, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, waarover informatie moet worden opgenomen zijn de risico’s die van invloed zijn op het pensioenresultaat van de basispensioenregeling, zoals het beleggingsrisico, en de toeslagverlening en doorgevoerde kortingen van de laatste drie jaar.

Op grond van het eerste lid, onderdeel f, wordt opgenomen welke soorten uitvoeringskosten worden onderscheiden. Het betreft administratieve uitvoeringskosten, kosten van vermogensbeheer en transactiekosten. Op grond van artikel 9b van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt meer specifieke informatie op de website van de uitvoerder opgenomen.

Tenslotte wordt op grond van het eerste lid, onderdeel g, informatie opgenomen over de beleidsdekkingsgraad en een omschrijving van de gevolgen ervan.

Op grond van het tweede lid maakt de uitvoerder bij het verstrekken van de informatie, bedoeld in het eerste lid, gebruik van de opschriften en iconen die zijn opgenomen in laag 1 van de Pensioen 1-2-3, zoals deze op de website van de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars, www.pensioen123.nl is opgenomen. Ook worden de iconen gebruikt in de volgorde zoals ze op de genoemde website zijn opgenomen. De teksten die worden opgenomen in de Pensioen 1-2-3 zijn niet voorgeschreven.

In het derde lid zijn de onderwerpen genoemd die ook worden opgenomen met gebruikmaking van sjablonen die op de website www.pensioen123.nl zijn te vinden. Door gebruikmaking van deze sjablonen wordt de betreffende informatie vergelijkbaar met andere pensioenregelingen.

Op grond van het vierde lid worden bij ministeriële regeling regels gesteld over de opschriften, iconen en sjablonen. In die ministeriële regeling zal worden aangewezen welke opschriften, iconen en sjablonen moeten worden gebruikt. Deze aanwijzing zal gebeuren door aan te geven dat het de opschriften, iconen en sjablonen betreft die op een bepaalde datum op de website www.pensioen123.nl zijn gepubliceerd.

Op deze website wordt de publicatiedatum vermeld.

Onderdeel D

Bij de informatie over toeslagverlening in artikel 4 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt onderscheid gemaakt tussen informatie in laag 1 van de Pensioen 1-2-3 en de periodieke informatie die via het uniform pensioenoverzicht jaarlijks aan deelnemers en pensioengerechtigden wordt verstrekt in het eerste lid, informatie in laag 2 van de Pensioen 1-2-3 in het derde lid, en informatie over toeslagverlening die op andere momenten en op andere wijze wordt verstrekt in het tweede lid. Bij deze laatste categorie gaat het om informatie over toeslagverlening in de de periodieke informatie die via het uniform pensioenoverzicht ten minste een keer per vijf jaar aan gewezen deelnemers en gewezen partners wordt verstrekt en bij gebeurtenissen zoals einde deelneming, scheiding en voor de pensioeningang,.

De informatie in het eerste lid betreft de toeslagverlening over de afgelopen drie jaar. De informatie in het tweede lid betreft de toeslagverlening over de afgelopen vijf jaar. Informatie over toeslagverlening in het derde lid, dat betrekking heeft op laag 2 van de Pensioen 1-2-3, betreft de afgelopen tien jaar. Steeds wordt daarbij aangegeven in hoeverre de prijsinflatie hiermee is gecompenseerd. Bij de informatie in het derde lid wordt ook vermeld of de feitelijke toeslagverlening in overeenstemming met het toeslagenbeleid is geweest.

Onderdeel E

In artikel 5 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling is opgenomen welke informatie wordt verstrekt over een doorgevoerde vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten. Ook hierbij wordt op vergelijkbare wijze onderscheid gemaakt tussen informatie in laag 1 van de Pensioen 1-2-3 en de periodieke informatie die via het uniform pensioenoverzicht jaarlijks aan deelnemers en pensioengerechtigden wordt verstrekt in het eerste lid, informatie in laag 2 van de Pensioen 1-2-3 in het derde lid, en de informatie die op andere momenten en op andere wijze wordt verstrekt in het derde lid.

De regels die in artikel 5, tweede en derde lid, waren opgenomen over reglementair te bereiken pensioenaanspraken staan nu in artikel 9 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling dat gaat over informatie op verzoek, omdat de informatie over reglementair te bereiken pensioenaanspraken, zoals toegelicht in de memorie van toelichting bij de Wet pensioencommunicatie (Kamerstukken II 2013/14, 34 008, nr. 3), niet meer op het uniform pensioenoverzicht wordt opgenomen maar wel op verzoek wordt verstrekt.

Onderdeel F

Artikel 6 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt aangepast aan de nieuwe herstelplansystematiek die met de Wet aanpassing financieel toetsingskader is ingevoerd.

Onderdeel G

In artikel 7a van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling is geregeld welke informatie in ieder geval moet worden verstrekt aan degene die pensioengerechtigde wordt. Het gaat hierbij onder meer om keuzemogelijkheden die er zijn ten aanzien van ouderdomspensioen zoals uitruil van partnerpensioen in hoger of eerder ingaand ouderdomspensioen en de ingangsdatum van ouderdomspensioen vervroegen of uitstellen. Verder is er de mogelijkheid om met een voor uitkering (van ouderdomspensioen of nabestaandenpensioen) aan te wenden kapitaal te shoppen op de pensioendatum. De informatie wordt verstrekt op een moment dat de toekomstig pensioengerechtigde nog tijd heeft om naar aanleiding van de informatie bepaalde keuzes te maken. Wat daarvoor een redelijke termijn is hangt af van de omstandigheden en welke keuzes gemaakt kunnen worden. Als de uitvoerder van plan is een klein pensioen af te kopen wordt hierover informatie verstrekt. Als de pensioeningangsdatum afhankelijk is van een onzekere gebeurtenis zoals het overlijden van de deelnemer kan de informatie natuurlijk niet worden verstrekt voor de pensioeningangsdatum. Dan geldt een redelijke termijn vanaf overlijdensdatum.

De mogelijkheid om ouderdomspensioen uit te ruilen voor partnerpensioen wordt in artikel 7a niet genoemd omdat deze uitruilmogelijkheid op grond van artikel 61 van de Pensioenwet en artikel 73 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling standaard moet worden aangeboden in het laatste jaar voor ingang van het ouderdomspensioen.

Uiteraard bevestigt de pensioenuitvoerder de eventuele keuze van de deelnemer, zodat de deelnemer deze nog kan controleren. Hoe uitgebreid deze informatie vóór pensioeningang zal zijn, hangt af van de informatievoorziening hieraan voorafgaand, maar zal in ieder geval inzicht moeten geven in de hoogte van pensioen na de gemaakte keuzes.

In artikel 7b, eerste lid, van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling is geregeld dat voor de weergave van ouderdomspensioen op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario gebruik wordt gemaakt van de uniforme scenariosets die door DNB beschikbaar worden gesteld (artikel 23b van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen) en de rekenmethodiek die is omschreven op de website van DNB.

De weergave op basis van scenario’s wordt gebruikt bij:

  • de opgave van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken uit hoofde van de vrijwillige pensioenregeling (artikel 45, tweede lid, van de Pensioenwet, artikel 56, tweede lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, artikel 8 en artikel 9 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling);

  • de opgave van opgebouwde pensioenaanspraken, reglementair te bereiken pensioenaanspraken of pensioenrechten op verzoek (artikel 46, eerste lid, onderdeel a, van de Pensioenwet, artikel 57, eerste lid, onderdeel a, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling en artikel 9 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling);

  • een indicatie van het te bereiken kapitaal op pensioendatum of de hoogte van in te kopen uitkeringen op verzoek (artikel 46, derde lid, van de Pensioenwet, artikel 57, derde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling en artikel 9 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling);

  • raadplegen van gegevens over pensioenaanspraken en pensioenrechten via het pensioenregister (artikel 51, eerste lid, van de Pensioenwet, artikel 62, eerste lid van de Wet verplichte beroepspensioenregeling en artikel 9d van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling).

Op grond van het tweede lid worden regels gesteld over de rekenmethodiek. Hierbij wordt gedacht aan regels over de te hanteren percentielen, de omvang van de periode waarna de toekomstige pensioenrechten van pensioengerechtigden worden bepaald en de aansluiting van de berekening bij de AOW-gerechtigde leeftijd van de betrokken (gewezen) deelnemer.

Onderdeel H

In artikel 8 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling is geregeld dat bij de informatie die voorafgaand aan de deelneming in de vrijwillige pensioenregeling moet worden verstrekt over de inhoud van de vrijwillige pensioenregeling artikel 2 en 3 van dat besluit van overeenkomstige toepassing zijn. Relevante onderdelen van de informatie die in de Pensioen 1-2-3 moet worden opgenomen over de basispensioenregeling wordt dus ook opgenomen in de informatie over de vrijwillige pensioenregeling. De informatie die wordt verstrekt over de reglementair te bereiken pensioenaanspraken in de vrijwillige pensioenregeling wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 9 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling.

Onderdeel I

In artikel 9 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling zijn regels gesteld voor de informatie op verzoek over de reglementair te bereiken pensioenaanspraken. Onder reglementair te bereiken pensioenaanspraken wordt verstaan: de pensioenaanspraken die bereikt zullen worden wanneer iemand tot de pensioendatum in dienst blijft onder voor het overige gelijkblijvende omstandigheden. De informatie wordt op verzoek verstrekt, voorafgaand aan de deelname aan de vrijwillige pensioenregeling en bij raadpleging van het pensioenregister. De informatie die was opgenomen in de artikelen 5 en 9 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling is, verder ongewijzigd, samengevoegd in artikel 9.

Wel nieuw is dat de opgave van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken wordt gebaseerd op een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario.

Onderdeel J

In artikel 9a van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling is overige informatie opgenomen die op verzoek wordt verstrekt. Het gaat daarbij om informatie die voorheen in artikel 9 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling was opgenomen.

In het eerste lid is de informatie over beleggingen opgenomen die voorheen in artikel 9, eerste lid, stond. De informatie in het tweede lid, over het van toepassing zijn van een aanwijzing en de aanstelling van een bewindvoerder, stond voorheen in artikel 9, zevende lid, en de informatie in het derde lid, over de consequenties van uitruil, stond in het achtste lid. Andere informatie die in artikel 9 was opgenomen, zoals informatie over herstelplannen en de dekkingsgraad, wordt beschikbaar gesteld op de website van de pensioenuitvoerder en wordt daarom niet meer in de artikelen over informatie op verzoek genoemd.

In artikel 9b van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling staat welke informatie over uitvoeringskosten op de website van de uitvoerder moet worden opgenomen. Bij de uitvoeringskosten worden volgens het eerste lid onderscheiden: administratieve uitvoeringskosten, kosten van vermogensbeheer en transactiekosten. Hierbij wordt aangesloten bij de indeling van de uitvoeringskosten in deze drie categorieën in artikel 10a van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling.

In het tweede lid is bepaald welke informatie uitvoerders op de website zetten waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen uitvoerders. Fondsen en premiepensioeninstellingen zetten op de website: de administratieve uitvoeringskosten als bedrag per deelnemer of pensioengerechtigde en de kosten van vermogensbeheer en de transactiekosten als percentage van het gemiddeld belegd vermogen. Dit is een deel van de informatie die fondsen op grond van artikel 10b van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in hun jaarverslag opnemen.

Bij verzekeraars worden de administratieve uitvoeringskosten als bedrag per deelnemer of pensioengerechtigde weergegeven. De kosten van vermogensbeheer en de transactiekosten worden bij uitkeringsovereenkomsten en kapitaalovereenkomsten dan wel uitkeringsregelingen en kapitaalregelingen, indien de kosten van invloed zijn op de pensioenaanspraak of het pensioenrecht, weergegeven als percentage van het gemiddeld belegd vermogen, en indien de kosten niet van invloed zijn op de pensioenaanspraak of het pensioenrecht, met vermelding dat deze kosten niet zijn opgenomen omdat zij niet van invloed zijn op de pensioenaanspraak of het pensioenrecht. Bij premieovereenkomsten of premieregelingen waarbij de premie wordt belegd tot de pensioendatum worden deze kosten weergegeven als percentage van het gemiddeld belegd vermogen en bij overige premieovereenkomsten of premieregelingen, indien de kosten van invloed zijn op de pensioenaanspraak of het pensioenrecht als percentage van het gemiddeld belegd vermogen, en indien de kosten niet van invloed zijn op de pensioenaanspraak of het pensioenrecht, met vermelding dat deze kosten niet zijn opgenomen omdat zij niet van invloed zijn op de pensioenaanspraak of het pensioenrecht.

Achtergrond hiervan is het volgende: wanneer bij een pensioenverzekeraar sprake is van een verzekering met een gegarandeerd pensioenkapitaal, of een gegarandeerde pensioenuitkering dan zijn de vermogensbeheers- en transactiekosten niet op die garantie van invloed. Daarnaast is het vermogen bij een verzekeraar over het algemeen getotaliseerd over de verschillende verzekeringsactiviteiten (bijvoorbeeld: leven, schade, zorg). Op dat getotaliseerde niveau vindt vermogensbeheer plaats. Het is daardoor niet mogelijk om een specifiek deel van het vermogen en de daarbij behorende opbrengsttoerekening en kosten toe te rekenen aan de pensioenregeling van een specifieke werkgever, tenzij dat contractueel is overeengekomen.

Bij premieovereenkomsten of premieregelingen waarbij de premie wordt belegd tot pensioendatum wordt dezelfde aanpak gehanteerd als bij andere pensioenuitvoerders. In deze gevallen is er namelijk geen garantie en zijn de kosten van vermogensbeheer en de transactiekosten dus wel van invloed.

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over dit artikel.

In artikel 9c van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling zijn regels opgenomen voor het UPO. In het eerste lid is geregeld dat de modellen voor de UPO’s worden vastgesteld door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, op voordracht van de uitvoerders en na advies van de AFM. Het gaat daarbij om modellen die kunnen verschillen naar gelang de doelgroep (deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners of pensioengerechtigden) en de pensioensoort.

De modellen worden, op grond van het tweede lid, beschikbaar gesteld op de website van de Pensioenfederatie en het Verbond van verzekeraars. In het derde lid is geregeld dat een uitvoerder een UPO verstrekt aan iedere deelnemer die (een deel van) de relevante periode deelnemer bij die uitvoerder was. De uitvoerder verstrekt dus ook een UPO aan iemand die in het voor het UPO relevant jaar bijvoorbeeld drie maanden deelnemer was en aan het eind van die periode gewezen deelnemer.

In artikel 9d van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling is geregeld dat pensioenuitvoerders de berichtenbox MijnOverheid.nl moeten gebruiken indien ze gebruik maken van een externe berichtenbox. Hiervoor is gekozen om te verzekeren dat pensioenuitvoerders indien zij kiezen voor een externe berichtenbox, allen van eenzelfde berichtenbox gebruikmaken, die tevens voldoet aan een aantal kwaliteitscriteria die betrekking hebben op onder meer de veiligheid van gegevens en de bewaarfunctie. Verder is van belang geacht dat pensioenuitvoerders de berichtenbox MijnOverheid.nl gebruiken voor de uitvoering van de wettelijk verplichte informatieverstrekking aan deelnemers.

Pensioenuitvoerders kunnen er ook voor kiezen een interne berichtenbox te gebruiken of geen berichtenbox.

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de elektronische informatieverstrekking. Hierbij kan gedacht worden aan regels voor een interne berichtenbox.

In artikel 9e van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling zijn een aantal regels opgenomen voor het pensioenregister.

In het eerste lid is bepaald dat een vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten door de uitvoerders binnen vier maanden wordt verwerkt in de gegevens die door middel van het pensioenregister worden verstrekt.

In het tweede lid is bepaald dat andere wijzigingen van pensioenaanspraken en pensioenrechten worden verwerkt binnen vier maanden nadat de wijzigingen in de administraties van de pensioenuitvoerders zijn doorgevoerd. Het kan daarbij gaan om collectieve wijzigingen (zoals toeslagverlening of wijzigingen van de pensioenovereenkomsten) of individuele wijzigingen (zoals meer of minder werken of loonwijzigingen).

Het pensioenregister heeft mede tot doel inzicht te geven in de hoogte van het te bereiken pensioen. In het derde lid wordt daartoe geregeld dat in het pensioenregister pensioen wordt weergegeven in netto bedragen per maand en in bruto bedragen per jaar en dat de deelnemer de mogelijkheid krijgt zijn huidig netto inkomen per maand in te voeren ter vergelijking.

Over de keuzes ten aanzien van ouderdomspensioen worden op grond van het vierde lid in ieder geval de indicatieve gevolgen getoond van het vervroegen of uitstellen van ingangsdatum van het pensioen.

Met betrekking tot belangrijke gebeurtenissen wordt op grond van het vijfde lid bij nabestaandenpensioen de gevolgen getoond van overlijden op het moment van uitvraag, na beëindiging van de deelneming en na pensionering. Met het moment van de uitvraag wordt gedoeld op het moment dat de deelnemer het pensioenregister raadpleegt.

In artikel 9f van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling is de fasering van de wijzigingen van het pensioenregister geregeld.

Op grond van het eerste lid is de mogelijkheid huidig inkomen in te voeren (artikel 9e, derde lid, onderdeel b) 1 januari 2016 gerealiseerd. Op grond van het tweede lid is de verwerking van kortingen en van collectieve wijzigingen binnen vier maanden (artikel 9e, eerste en tweede lid) 1 maart 2016 gerealiseerd.

Op grond van het derde lid is het tonen van keuzes ten aanzien van ouderdomspensioen (artikel 9e, vierde lid) en het tonen van de gevolgen van overlijden bij nabestaandenpensioen (artikel 9e, vijfde lid) 1 juli 2016 gerealiseerd.

Op grond van het vierde lid is de verwerking van individuele wijzigingen binnen vier maanden (artikel 9e, tweede lid) 1 juli 2017 gerealiseerd.

Omdat het pensioenregister op dit moment al inzicht geeft in het te bereiken pensioen door weergave in netto bedragen per maand (artikel 9e, derde lid, onderdeel a) is dit niet opgenomen in artikel 9f.

Onderdeel K

Artikel 10 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, waarin is opgenomen welke informatie kosteloos wordt verstrekt, wordt aangepast aan de gewijzigde artikelnummers en nieuwe artikelen zijn toegevoegd.

Onderdeel L

In de artikelen 18 en 20 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt een verwijzing naar artikel 4 aangepast.

Onderdeel M

Door de Wet pensioencommunicatie is in artikel 71 van de Pensioenwet en artikel 82 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling geregeld dat nettopensioen niet in de individuele waardeoverdracht wordt betrokken als de ontvangende uitvoerder geen regeling voor nettopensioen uitvoert. In artikel 25 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt geregeld dat nettopensioen dat achterblijft bij de overdragende uitvoerder buiten beschouwing blijft bij de berekening van de overdrachtswaarde.

Onderdeel N

Het opschrift van hoofdstuk 8 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt aangepast vanwege de toevoeging van artikel 40a.

Onderdeel O

In artikel 34 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling zijn een aantal verwijzingen aangepast.

Onderdeel P

Artikel 36 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, waarin de toedeling van toezichthoudende taken aan AFM en DNB is opgenomen, wordt aangepast aan het vervallen van het toeslagenlabel en de introductie van scenario’s. AFM houdt toezicht op alle bepalingen met betrekking tot communicatie met uitzondering van de berekeningen ten behoeve van de weergave op basis van een pessimistisch, verwacht en optimistisch scenario. DNB houdt toezicht op de toepassing van de rekenregels en de rekenmethodiek voor deze weergave.

Onderdeel Q

In artikel 40a van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling is een regeling opgenomen voor de vergelijkbare, niet geaggregeerde statistische gegevens van fondsen die de toezichthouder mag publiceren op grond van artikel 204, derde lid, van de Pensioenwet dan wel artikel 198, derde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.

In het eerste lid zijn de gegevens opgesomd die DNB kan publiceren. Het betreft de belangrijkste kerngegevens over pensioenfondsen. De betreffende statistische gegevens geven daarmee een goed beeld van en inzicht in de positie van individuele pensioenfondsen. Pensioenfondsen leveren deze gegevens bij DNB aan via de staten (op grond van artikel 147 van de Pensioenwet en artikel 142 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling). DNB neemt deze gegevens over en voert hierover zelf geen berekeningen uit. Indien DNB besluit tot publicatie van uitvoeringskosten, dan dienen dit dezelfde gegevens te betreffen als die door de fondsen op hun website moeten worden geplaatst. Hiervoor is gekozen om verwarring bij de burger te voorkomen.

Op grond van het tweede lid moet DNB een fonds informeren over de voorgenomen publicatie. Op grond van artikel 3:47 Algemene wet bestuursrecht moet dit besluit gemotiveerd zijn en daarbij ingegaan zijn op de belangenafweging die daaraan ten grondslag ligt. Het gaat hierbij om de afweging tussen enerzijds het belang van burgers om op de hoogte te zijn van relevante gegevens met betrekking tot een bepaald pensioenfonds, zodat zij deze gegevens kunnen betrekken bij een beslissing van financiële aard, bijvoorbeeld de beslissing tot waardeoverdracht naar dit pensioenfonds en anderzijds het mogelijke belang van het fonds dat deze gegevens niet openbaar worden gemaakt door DNB. Publicatie kan vervolgens geschieden indien tien werkdagen zijn verstreken. In de periode tussen het informeren en de publicatie kan het fonds dat het niet eens is met de publicatie eventueel bezwaar en/of beroep instellen dan wel een voorlopige voorziening vragen. Doet het fonds dit laatste, dan wordt de publicatie opgeschort totdat de voorzieningenrechter een uitspraak heeft gedaan. Dit wordt geregeld in het vierde lid.

Het derde lid voorziet in de situatie dat DNB periodiek dezelfde gegevens openbaar wil maken. In dat geval kan DNB een fonds elk jaar eenmalig een besluit sturen, waarbij vermeld wordt wanneer de gegevens de eerste keer en daarna gepubliceerd zullen worden, en hoeft dit niet telkens voorafgaand aan iedere publicatie te geschieden. DNB heeft aangegeven ten behoeve van een periodieke publicatie bovendien een publicatiekalender op haar website te plaatsen en de fondsen voorafgaand te informeren over de relevante staten, waaraan DNB de gegevens zal ontlenen, zodat fondsen precies weten welke gegevens die zij zelf aanleveren, op welk tijdstip door DNB gepubliceerd zullen worden.

Onderdeel R

Artikel 51a van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, waarin de beboetbare artikelen zijn opgenomen, is aangepast. Artikel 5 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling heeft een andere inhoud gekregen en vervalt als beboetbare bepaling. De artikelen 7a (vergelijkbaar met artikelen 6, 7 en 8) en artikel 9a (vergelijkbaar met 9) worden toegevoegd met boetecategorie 2, dezelfde als bij de artikelen 6, 7, 8 en 9. Artikel 95 van de Pensioenwet en artikel 103 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling zijn op grond van de wet niet langer beboetbaar en vervallen.

Onderdeel S

In artikel IIA van de Wet pensioencommunicatie is geregeld dat tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip de verplichting te werken met scenario’s niet geldt. In artikel 52b van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt geregeld dat tot dat moment de bepaling die regelde hoe bij een indicatie van de hoogte van periodieke uitkeringen met prijsinflatie rekening wordt gehouden, blijft gelden.

In de artikelen 52c en 52d is overgangsrecht opgenomen dat nodig is vanwege de gefaseerde inwerkingtreding van de Wet pensioencommunicatie.

In artikel 52c is overgangsrecht opgenomen voor de informatie over toeslagverlening. De Wet pensioencommunicatie bevat voor deelnemers eerdere inwerkingtredingdata voor de wijzigingen van de incidentele en periodieke informatieverstrekking over toeslagverlening dan voor andere groepen. Op 1 januari 2016 treden de wijzigingen in werking voor de periodieke en incidentele informatieverstrekking aan deelnemers en de incidentele informatieverstrekking bij scheiding en pensioeningang. De wijzigingen van de periodieke informatieverstrekking aan gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden treden in werking 1 januari 2017. Verder wordt de startbrief op 1 juli 2016 vervangen door de pensioen 1-2-3 en wijzigen de regels voor informatieverstrekking over de vrijwillige pensioenregeling ook per die datum. In artikel 52c wordt geregeld dat voor de periode tot de wijzigingen in werking treden de «oude» informatie over toeslagverlening zoals deze tot 1 januari 2016 in artikel 4 was opgenomen van toepassing blijft.

In artikel 52d is een regeling opgenomen voor de reglementair te bereiken pensioenaanspraken. Vanaf 1 januari 2016 wordt deze informatie niet meer op het UPO verstrekt. Artikel 5, dat regelde hoe deze informatie werd vastgesteld, wordt ook op die datum gewijzigd. Vanaf 1 juli 2016 wordt informatie over reglementair te bereiken pensioenaanspraken op verzoek verstrekt. In de periode tussen 1 januari 2016 en 1 juli 2016 is er dus een lacune. Ditzelfde geldt bij de informatie voorafgaand aan toetreding tot de vrijwillige pensioenregeling omdat daarbij voor de reglementair te bereiken pensioenaanspraken verwezen wordt naar artikel 5. Deze lacune wordt in artikel 52c gedicht door te regelen dat de deelnemer de informatie in de periode tussen 1 januari 2016 en 1 juli 2016 op verzoek kan krijgen waarbij artikel 5, zoals luidde voor 1 januari 2016 van toepassing blijft. Ook voor informatieverstrekking bij de vrijwillige regeling blijft artikel 5 tot 1 juli 2016 van toepassing.

Onderdeel T

In de bijlage bij het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling zijn de antecedenten opgenomen die op grond van artikel 32 van het besluit bij de vaststelling van de betrouwbaarheid in aanmerking worden genomen. Het financieren van terrorisme is sinds september 2013 zelfstandig strafbaar gesteld in artikel 421 van het Wetboek van Strafrecht en wordt nu opgenomen in de onderdelen 1 en 2.1 van de bijlage.

Artikel II

Er is gekozen voor een inwerkingtredingsbepaling die gedifferentieerde inwerkingtreding mogelijk maakt. Voor een aantal bepalingen, zoals onderwerpen die op het UPO staan, ligt inwerkingtreding op 1 januari voor de hand, andere bepalingen kunnen ook 1 juli inwerking treden.

Verder is geregeld dat artikel I, onderdeel M, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015 in werking treedt. Artikel I, onderdeel M, wijzigt artikel 25 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met nettopensioen. In artikel 71 van de Pensioenwet en artikel 82 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling is, eveneens met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015, geregeld dat nettopensioen niet in de individuele waardeoverdracht wordt betrokken als de ontvangende uitvoerder geen regeling voor nettopensioen uitvoert. Door de wijziging van artikel 25 wordt nettopensioen dan ook niet in de overdrachtswaarde betrokken.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven