Wet van 28 februari 2013 tot implementatie van richtlijn nr. 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures (PbEU L 280)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die dezen zullen zien of horen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de richtlijn nr. 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures (PbEU L 280) noodzaakt tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde en vijfde lid worden vernummerd tot vijfde en zesde lid.

2. Er wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Indien de verdachte de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, wordt de bijstand van een tolk ingeroepen. Het openbaar ministerie roept de tolk op. Artikel 276, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

3. In het zesde lid wordt «Het tweede tot en met vierde lid» vervangen door: Het tweede tot en met vijfde lid.

B

In artikel 24, vijfde lid, wordt «artikel 23, vijfde lid» vervangen door: artikel 23, zesde lid.

C

Aan artikel 27 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. De verdachte die de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, is bevoegd zich te laten bijstaan door een tolk.

D

Aan artikel 28 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Indien voor het overleg tussen de verdachte en zijn raadman de bijstand van een tolk nodig is, is de raadsman verantwoordelijk voor het oproepen van een tolk.

E

Onder vernummering van artikel 29a tot artikel 29b, wordt na artikel 29 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 29a

  • 1. In alle gevallen waarin een verdachte die de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst wordt gehoord, wordt de bijstand van een tolk ingeroepen.

  • 2. De tolk wordt opgeroepen door de verhorende ambtenaar, tenzij anders bij wet bepaald. Tijdens het voorbereidende onderzoek kan de tolk mondeling worden opgeroepen. In alle andere gevallen geschiedt de oproeping schriftelijk.

  • 3. Van de bijstand van een tolk wordt mededeling gedaan in het proces-verbaal.

F

Na artikel 32 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 32a

  • 1. De verdachte die de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, kan verzoeken processtukken waarvan hem de kennisneming is toegestaan en die hij noodzakelijk acht voor zijn verdediging geheel of gedeeltelijk schriftelijk te laten vertalen in een voor hem begrijpelijke taal. Het verzoek wordt schriftelijk gedaan, omschrijft zo duidelijk mogelijk de processtukken of gedeelten daarvan waarop het verzoek betrekking heeft en is met redenen omkleed.

  • 2. Tijdens het voorbereidend onderzoek wordt het verzoek, bedoeld in het eerste lid, gericht aan de officier van justitie; tijdens het onderzoek ter terechtzitting wordt het verzoek gericht aan het gerecht in feitelijke aanleg waarvoor de zaak wordt vervolgd.

  • 3. Indien de officier van justitie het verzoek, bedoeld in het eerste lid, afwijst, wordt de verdachte daarvan schriftelijk mededeling gedaan. De verdachte kan binnen veertien dagen na dagtekening van de mededeling daartegen een bezwaarschrift indienen bij de rechter-commissaris. Alvorens te beslissen, hoort de rechter-commissaris de verdachte en de officier van justitie.

G

In artikel 35, derde lid, wordt «vierde lid» vervangen door: vijfde lid.

H

Aan artikel 59 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 7. Indien de verdachte de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, wordt hem zo spoedig mogelijk in een voor hem begrijpelijke taal schriftelijk mededeling gedaan van het strafbare feit ten aanzien waarvan de verdenking is gerezen, de grond voor uitvaardiging en de geldigheidsduur van het bevel.

I

Aan artikel 61, achtste lid, wordt een zin toegevoegd, luidende:

Indien de verdachte de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, wordt hem de inhoud van het bevel mondeling in een voor hem begrijpelijke taal medegedeeld.

J

Aan artikel 78 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Indien de verdachte de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst wordt hem zo spoedig mogelijk in een voor hem begrijpelijke taal schriftelijk mededeling gedaan van het strafbare feit ten aanzien waarvan de verdenking is gerezen, de grond voor uitvaardiging en de geldigheidsduur van het bevel.

K

Na artikel 131a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 131b

Waar wordt gesproken van bijstand van een tolk aan een verdachte die de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, wordt daaronder mede begrepen bijstand van een daartoe geschikte persoon als tolk aan een verdachte die niet of slechts zeer gebrekkig kan horen of spreken.

L

Artikel 191 komt te luiden:

Artikel 191

  • 1. Indien een verdachte, getuige of deskundige de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, kan de rechter-commissaris een tolk oproepen.

  • 2. Indien een verdachte of getuige niet of slechts zeer gebrekkig kan horen of spreken, bepaalt de rechter-commissaris dat de bijstand van een daartoe geschikte persoon als tolk wordt ingeroepen dan wel dat de vragen of de antwoorden schriftelijk zullen geschieden.

  • 3. Indien de tolk geen beëdigde tolk in de zin van de Wet beëdigde tolken en vertalers is, beëdigt de rechter-commissaris de tolk dat hij zijn taak naar zijn geweten zal vervullen alvorens de tolk zijn werkzaamheden aanvangt.

M

Aan artikel 257a wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 7. Indien blijkt dat de verdachte de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst en de strafbeschikking is uitgevaardigd wegens een misdrijf, wordt de strafbeschikking of in ieder geval de in het zesde lid bedoelde onderdelen daarvan vertaald in een voor de verdachte begrijpelijke taal. De verdachte die de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, kan verzoeken dat de strafbeschikking in een voor hem begrijpelijke taal wordt vertaald.

N

In artikel 257f, eerste lid, wordt de zin «Artikel 265, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.» vervangen door: De artikelen 260, vijfde lid, en 265, tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

O

In artikel 257h, derde lid, wordt «artikel 23, vierde lid» vervangen door: artikel 23, vijfde lid.

P

Artikel 260 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «De officier» vervangen door: De officier van justitie.

2. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende:

Een tolk wordt in ieder geval opgeroepen, indien de verdachte de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst.

3. In het vierde lid wordt «263, tweede en derde lid» vervangen door: 263, eerste, tweede en derde lid.

4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Indien de verdachte de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, wordt hem onverwijld een schriftelijke vertaling van de dagvaarding verstrekt dan wel wordt hem in een voor hem begrijpelijke taal schriftelijk mededeling gedaan van de plaats, datum en het tijdstip waarop de verdachte ter terechtzitting moet verschijnen alsmede een korte omschrijving van het feit en de mededelingen, bedoeld in het derde lid, tweede volzin, en het vierde lid.

Q

In de artikelen 263, eerste lid, en 275, eerste lid, wordt «niet voldoende» telkens vervangen door: onvoldoende.

R

Artikel 274 komt te luiden:

Artikel 274

  • 1. Indien de verdachte niet of slechts zeer gebrekkig kan horen, wordt hij bijgestaan door een daartoe geschikte persoon als tolk.

  • 2. Indien de verdachte niet of slechts zeer gebrekkig kan spreken, wordt hij bijgestaan door een daartoe geschikte persoon als tolk dan wel geschieden de antwoorden schriftelijk. In het laatstgenoemde geval deelt de voorzitter de schriftelijke antwoorden mondeling mee.

  • 3. De artikelen 275 en 276 zijn van overeenkomstige toepassing.

S

Artikel 276 wordt als volgt gewijzigd.

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Indien op de terechtzitting blijkt dat de bijstand van een tolk nodig is en deze niet aanwezig is, beveelt de rechtbank de oproeping van een tolk.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Indien de tolk geen beëdigde tolk in de zin van de Wet beëdigde tolken en vertalers is, beëdigt de voorzitter de tolk dat hij zijn taak naar zijn geweten zal vervullen alvorens de tolk zijn werkzaamheden aanvangt.

3. In het vierde lid wordt «terstond» vervangen door: zo spoedig mogelijk.

T

Aan artikel 314, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, luidende:

Indien de verdachte de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, wordt hem in het laatstgenoemde geval tevens onverwijld een vertaling van de gewijzigde tenlastelegging verstrekt.

U

Aan artikel 365 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. De verdachte die de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst en overeenkomstig het derde lid om een afschrift van het vonnis verzoekt, wordt in een voor hem begrijpelijke taal schriftelijk mededeling gedaan van:

    • a. de beslissing op grond van artikel 349 dan wel de beslissing tot veroordeling, vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging;

    • b. indien een veroordeling of ontslag van alle rechtsvervolging is uitgesproken, de benaming van het strafbare feit dat het bewezenverklaarde oplevert met vermelding van de plaats waar en het tijdstip waarop het is begaan;

    • c. indien een straf of maatregel is opgelegd, de opgelegde straf of maatregel, alsmede de wettelijke voorschriften waarop deze is gegrond.

    De schriftelijke mededeling blijft achterwege indien de verdachte bij de uitspraak aanwezig was en deze op grond van artikel 362, derde lid, voor hem is vertolkt dan wel indien de verdachte op grond van artikel 366, vierde lid, in een voor hem begrijpelijke taal mededeling van het vonnis is gedaan.

V

Aan artikel 366 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Indien de verdachte de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, wordt hem tevens een schriftelijke vertaling van de mededeling in een voor hem begrijpelijke taal verstrekt.

W

Aan artikel 370a, eerste lid en artikel 386, eerste lid, wordt telkens een zin toegevoegd, luidende:

Artikel 260, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

X

In artikel 552o, tweede lid, wordt «191, eerste en vierde lid» vervangen door: 191.

ARTIKEL II

De Overleveringswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 23, derde lid, worden twee volzinnen toegevoegd, luidende:

Indien de opgeëiste persoon de taal waarin het Europees aanhoudingsbevel is gesteld of die van de bijbehorende vertaling niet of onvoldoende beheerst, wordt hem een schriftelijke vertaling van ten minste de relevante onderdelen van het Europees aanhoudingsbevel in een voor hem begrijpelijke taal verstrekt. Als relevante onderdelen worden aangemerkt de lidstaat waarin het bevel is uitgevaardigd, het besluit dat aan het aanhoudingsbevel ten grondslag ligt en de duur van de nog uit te zitten straf dan wel een beknopte omschrijving van het strafbare feit dat ten grondslag ligt aan het bevel.

B

In artikel 30, eerste lid, wordt «365» vervangen door: 365, eerste tot en met vijfde lid.

ARTIKEL III

Aan artikel 1 van de Wet tarieven in strafzaken wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Indien door de justitie, al dan niet op verzoek van de verdachte, opdracht tot oproeping en bijstand van een tolk of vertaler is gegeven of bijstand van een tolk is verleend op grond van artikel 28, derde lid, Wetboek van Strafvordering, komen deze vergoedingen eveneens ten laste van ’s Rijks kas.

ARTIKEL IV

In artikel 29, eerste lid, van de Uitleveringswet wordt «365» vervangen door: 365, eerste tot en met vijfde lid.

ARTIKEL V

De Uitvoeringswet Internationaal Strafhof wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 29, eerste lid, wordt «365» vervangen door: 365, eerste tot en met vijfde lid.

B

In artikel 51, tweede lid, wordt «191, eerste en vierde lid» vervangen door: 191.

C

In artikel 79, vijfde lid, wordt «365» vervangen door: 365, eerste tot en met vijfde lid.

ARTIKEL VI

In artikel 30 van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen komt het vijfde lid te luiden:

  • 5. De artikelen 363 tot en met 365, eerste tot en met vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL VII

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 28 februari 2013

Beatrix

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Uitgegeven de twaalfde maart 2013

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 33 355

Naar boven