Besluit van 6 december 2013 tot wijziging van het Besluit Wfsv in verband met de vaststelling van de premie voor de sectorfondsen vanaf 2014, de wijzigingen van het eigenrisicodragen van de WGA vanaf 2016 en enkele andere wijzigingen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 30 september 2013, nr. 2013-0000132068, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën;

Gelet op de artikelen 28, eerste en tweede lid, 38, vijfde lid, 104, vijfde en zesde, 108, derde lid, en 117b, zesde lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen en artikel 84, achtste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 6 november 2013, no. W12.13.0346/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 4 december 2013, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Financiën;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit Wfsv wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 2.1b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.1c Overgangsbepaling WGA-staartlasten flexibele dienstbetrekkingen

In afwijking van artikel 2.1b komen de volgende lasten ten laste van een sectorfonds:

  • a. de WGA-uitkeringen, bedoeld in artikel 117b, derde lid, onderdeel h, van de Wfsv, die zijn toegekend aan werknemers, die uit de dienstbetrekking waaruit de WGA-uitkering is ontstaan vóór 1 januari 2016 recht hadden op een uitkering op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel a, b en c, van de Ziektewet en die op de eerste dag van ongeschiktheid tot werken in een dienstbetrekking stonden van een eigenrisicodrager als bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel b, van de Wfsv waarbij die dag is gelegen vóór de dag van ingang van het eigenrisicodragen, en de uitvoeringskosten en andere kosten in verband met deze uitkeringen;

  • b. de overlijdensuitkeringen, bedoeld in artikel 74, eerste lid, van de Wet WIA, in verband met het overlijden van de werknemer, bedoeld onder a, en de uitvoeringskosten en andere kosten in verband met deze uitkeringen,

met dien verstande dat indien deze WGA-uitkeringen zijn toegekend aan de personen, bedoeld in artikel 24 van de Wfsv, onderscheidenlijk de overlijdensuitkering aan de rechthebbende of rechthebbenden, bedoeld in artikel 74, eerste lid, van de Wet WIA in verband met het overlijden van deze personen, deze lasten ten laste komen van het Uitvoeringsfonds voor de overheid.

B

In artikel 2.2, tweede lid, wordt «en de WGA-staartlasten, bedoeld in artikel 2.1b» vervangen door: de WGA-staartlasten, bedoeld in artikel 2.1b, en de WGA-staartlasten flexibele dienstbetrekkingen, bedoeld in artikel 2.1c.

C

Artikel 2.3, vierde lid, onderdeel c, vervalt onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel b door een punt.

D

Aan artikel 2.4 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Bij de vaststelling van het gemiddelde premiepercentage voor het kalenderjaar 2014 wordt bij de bepaling van het gewogen gemiddelde van de sectorpremiepercentages geen rekening gehouden met de ziekengeldlasten en de WGA- lasten flexibele dienstbetrekkingen in verband met ziekengeld en uitkeringen als bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, onderdeel h, die zijn toegekend vanaf 1 januari 2012.

E

In artikel 2.5, eerste lid, onderdeel i, wordt «onderdelen c» vervangen door: onderdeel c.

F

In artikel 2.12 wordt onder vernummering van het vierde tot en met zevende lid tot vijfde tot en met achtste lid, na het derde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Voor de toepassing van het tweede en derde lid worden onder WGA-lasten flexibele dienstbetrekkingen mede begrepen de lasten van de WGA-uitkeringen als bedoeld in artikel 117b, eerste lid, onderdeel a, van de Wfsv, die vanaf 1 januari 2012 zijn toegekend aan werknemers als bedoeld in artikel 2.5, onderdeel h, die op grond van artikel 104, eerste lid, en 108, eerste lid, van de Wfsv, zoals die artikelen luidden op 31 december 2013, ten laste van de sectorfondsen en, voor zover die zijn toegekend aan personen als bedoeld in artikel 24 van de Wfsv, ten laste van het Uitvoeringsfonds voor de overheid zijn gekomen.

G

In artikel 2.13 wordt onder vernummering van het vierde lid tot zesde lid, na het derde lid twee leden ingevoegd, luidende:

  • 4. Voor de toepassing van het tweede en derde lid worden onder ZW-lasten mede begrepen de lasten van ziekengeld als bedoeld in artikel 117b, eerste lid, onderdeel b, van de Wfsv, dat is toegekend vanaf 1 januari 2012, welke lasten op grond van artikel 104, eerste lid, en 108, eerste lid, van de Wfsv, zoals die artikelen luidden op 31 december 2013, ten laste van de sectorfondsen zijn gekomen en, voor zover dat ziekengeld is toegekend aan personen als bedoeld in artikel 24 van de Wfsv, ten laste van het Uitvoeringsfonds voor de overheid zijn gekomen.

  • 5. De uitkeringen, bedoeld in dit artikel, betreffen de uitkeringen op grond van de Ziektewet die zijn toegekend:

    • a. aan de werknemers die op de eerste dag van de ongeschiktheid tot het verrichten van hun arbeid als bedoeld in artikel 19 van de Ziektewet tot de werkgever in dienstbetrekking stonden dan wel arbeidsongeschikt zijn geworden nadat de dienstbetrekking met de werkgever is beëindigd en artikel 46 van de Ziektewet van toepassing is;

    • b. aan de werknemer, bedoeld in onderdeel a, van wie het recht op een uitkering op grond van artikelen 19a, 19b of 19c van de Ziektewet is geëindigd dan wel niet is ingegaan, die aanspraak heeft op heropening dan wel recht heeft op ziekengeld.

H

In artikel 2.16 wordt «gemiddelde percentage» vervangen door: gemiddelde werkgeversrisicopercentage.

I

In hoofdstuk 2 wordt in paragraaf 3 artikel 2.20 genummerd 2.19.

J

In hoofdstuk 2 wordt paragraaf 3a vernummerd tot paragraaf 4 .

K

In hoofdstuk 2 wordt in paragraaf 4 (nieuw) artikel 2.15a genummerd 2.20.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2014, met uitzondering van:

  • a. Artikel I, onderdelen A en B, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2016;

  • b. Artikel I, onderdeel C, dat in werking treedt met ingang van 1 september 2014.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 6 december 2013

Willem-Alexander

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

De Staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers

Uitgegeven de negentiende december 2013

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

In dit besluit worden enige bepalingen in het Besluit Wfsv gewijzigd. Het gaat om wijzigingen in technische of redactionele zin doorgevoerd in verband met de inwerkingtreding van onderdelen van de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters per 1 januari 2014 (Besluit van 13 oktober 2012, Stb. 483). Daarnaast is een inhoudelijke wijziging opgenomen in artikel I, onderdeel A.

Naar aanleiding van signalen van verzekeraars is in de brief van 7 juni 2013 aan de Tweede Kamer (Kamerstukken 2012/13, 32 716, nr 16) over de evaluatie van de hybride financiering WGA (Werkhervattingsregeling gedeeltelijk arbeidsgeschikten) toegezegd dat werkgevers die eigenrisicodrager zijn of worden voor de WGA, de WGA-lasten van flexwerkers die vóór 2016 ziek zijn geworden, vanaf 2016 niet individueel hoeven te betalen. In dit besluit wordt deze financieringswijze geregeld.

De maatregel geldt voor werkgevers die eigenrisicodrager zijn of eigenrisicodrager worden. Dit heeft als doel om een zo gelijk mogelijk speelveld te creëren tussen eigenrisicodragerschap en publiek verzekeren in de overgang per 2016 wanneer de WGA-lasten van flexwerkers tot het gelijk speelveld gaan behoren. Hierdoor zijn de premies vergelijkbaar en wordt een incidenteel verstorend effect op het gelijk speelveld opgeheven.

Vanaf 1 januari 2016 krijgen werkgevers de mogelijkheid ook eigenrisicodrager te worden voor de WGA flex-risico’s, maar wel in combinatie met de WGA-risico’s van hun (ex-)werknemers met een vaste dienstbetrekking. Werkgevers die zich privaat verzekeren krijgen te maken met een premie in een kapitaaldekkingsstelsel die de toekomstige lasten kan dekken. Publiek verzekerde werkgevers hebben te maken met een premie op basis van een omslagstelsel die gerelateerd is aan de betaalde uitkeringen in het betreffende jaar, hierdoor groeit de publieke premie geleidelijk naar een structureel niveau. Door de lasten van WGA flex-uitkeringen van 2012 tot 2016 mee te nemen bij het bepalen van de premie in het publieke stelsel wordt ervoor gezorgd dat de totale publieke premie dicht tegen het structurele ingroeiniveau ligt.

In de reguliere systematiek dient de werkgever die eigenrisicodrager wordt de staartlasten van reeds zieke (ex-)werknemers op het moment van eigenrisicodragerschap (afhankelijk van de werkgeversgrootte) zelf te dragen. Dit is een logisch gevolg van het omslagstelsel, waar nog niet is gereserveerd voor toekomstige lasten. Het gaat hierbij overigens niet om extra kosten voor de werkgever, maar om een ander moment waarop de kosten worden gemaakt. Door een private verzekeraar wordt hiervoor vaak een koopsompolis als financieringsconstructie aangeboden.

Per 2016 is sprake van een bijzondere situatie met betrekking tot de financiering van de WGA-staartlasten van flexwerkers. Vanaf 2016 dienen werkgevers voor flexwerkers en vaste krachten dezelfde aanpak te hanteren vanwege het gecombineerde WGA-risico, ook qua keuze voor het UWV of eigenrisicodragen. Dit is van belang om het grote verzuim onder flexwerkers te beperken. Werkgevers die al gekozen hebben voor een private verzekering voor hun vaste krachten, kunnen deze per 2016 alleen voortzetten als zij ook die keuze maken voor hun flexwerkers. Daarbij zouden zij dan ook met ingang van 2016 de WGA-staartlasten van flexwerkers moeten financieren. Anders dan regulier hebben werkgevers niet de mogelijkheid om dit zelf te timen en wisten zij dit niet op het moment dat zij eigenrisicodrager werden voor hun werknemers met een vast dienstverband. Indien werkgevers deze kosten dan niet willen of kunnen maken, zouden ze noodgedwongen moeten kiezen voor een publieke verzekering voor het gecombineerde WGA-risico. Om te voorkomen dat dit incidentele effect de principiële keuze van werkgevers beïnvloedt is besloten tot deze maatregel. Daarbij geldt dat ook werkgevers – ongeacht de werkgeversgrootte – die later (na 2016) de keuze maken om eigenrisicodrager te worden, de WGA-lasten van flexwerkers die vóór 2016 ziek zijn geworden niet individueel hoeven te betalen. Deze WGA-uitkeringen komen ten laste van de sectorfondsen, waardoor extra verevening tussen sectoren wordt voorkomen. Dit is conform de huidige systematiek van financiering van de ZW-staartlasten en de financiering van de WGA-staartlasten van vaste dienstbetrekkingen vanaf 2014 voor kleine en middelgrote werkgevers. Dit heeft geen financiële effecten. De reguliere systematiek blijft van toepassing voor de WGA-staartlasten van vaste dienstbetrekkingen, zodat het evenwicht in zijn algemeenheid wordt bewaard en slechts een incidenteel verstorend effect weggenomen wordt.

De voorgestelde wijzigingen zijn uitvoerbaar en handhaafbaar voor de Belastingdienst en het UWV en gaven de Inspectie SZW geen aanleiding tot het maken van opmerkingen over de toezichtbaarheid. De enkele technische en redactionele opmerkingen zijn verwerkt in het wijzigingsbesluit.

2. Artikelsgewijze toelichting

Onderdeel A (artikel 2.1c)

In artikel 2.1b is een regeling gegeven over de toerekening van de WGA-staartlasten, bedoeld in artikel 2.1, onderdeel h. Hierbij gaat het om WGA-uitkeringen vaste dienstbetrekkingen en vanaf 1 januari 2016 inclusief de WGA-uitkeringen die voortvloeien uit een eerder recht op een ZW-uitkering (WGA-staartlasten flexibele dienstbetrekkingen), alsmede de overlijdensuitkering. Deze staartlasten komen voor het geheel of een deel ten laste van de sectorfondsen al naar gelang het een kleine of middelgrote werkgever betreft. Vanaf 1 januari 2016 kunnen werkgevers voor het gecombineerde WGA-risico van werknemers met een vast dienstverband en van werknemers met een flexibele dienstbetrekking eigenrisicodrager worden.

In artikel 2.1c wordt in zoverre van deze regeling afgeweken dat de staartlasten van WGA-uitkeringen (en overlijdensuitkeringen) die voortvloeien uit een eerder recht op een ZW-uitkering (flexibele diensbetrekkingen), waarbij dat eerdere recht op ZW is ontstaan voor 1 januari 2016, niet voor rekening komen van de werkgever die per 1 januari 2016 of daarna eigenrisicodrager wordt voor de WGA flexibele dienstbetrekkingen, ongeacht de grootte van de werkgever.

Wanneer de desbetreffende WGA-uitkeringen (en overlijdensuitkeringen) aan overheidswerknemers (personen, bedoeld in artikel 24 van de Wfsv in dienst van overheidswerkgevers; overheidswerknemers worden omgeschreven in artikel 1, onderdeel j, van de Werkloosheidswet) of diens nabestaanden worden betaald, dan komen deze lasten ten laste van het Uitvoeringsfonds voor de overheid (Ufo).

Op grond van artikel 84, achtste lid, van de Wet WIA bestaat de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur te regelen, dat voor bepaalde eigenrisicodragers de staartlasten niet onder het eigenrisico vallen. Daarom is dit besluit mede gebaseerd op dat artikel.

In artikel 117b, derde lid, van de Wfsv is bepaald dat deze lasten aldus vastgesteld niet ten laste komen van de Werkhervattingskas (onderdeel h). Op grond van artikel 104, vijfde lid, onderdeel a, en artikel 108, derde lid, onderdeel a, van de Wfsv komen deze WGA-uitkeringen ten laste van de sectorfondsen respectievelijk het Ufo. Op grondslag van artikel 104, zesde lid, jo artikel 117b, zesde lid, wordt hier in artikel 2.1c dan nader bepaald in welke mate deze staartlasten ten laste komen van de sectorfondsen en het Ufo.

Onderdeel B (artikel 2.2)

Voor de dekking van de lasten, die geen werkloosheidslasten zijn, stelt het UWV een apart opslagpercentage voor de sectorpremie vast op grond van artikel 2.2, tweede lid. Aan de opsomming van deze lasten zijn de WGA-staartlasten in verband met flexibele dienstbetrekkingen, bedoeld in artikel 2.1c, toegevoegd. Dit geldt vanaf 2016.

Onderdeel C (artikel 2.3)

Onderdeel c kan vervallen omdat de onwerkbaar weerregeling in artikel 18 van de Werkloosheidswet en de regeling werktijdverkorting op grond het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 is samengebracht tot één regeling in artikel 18 van de Werkloosheidswet bij artikel I, onderdeel K, van de Wet vereenvoudigingen regelingen UWV dat met ingang van 1 september 2014 in werking zal treden. In onderdeel a van artikel 2.3 wordt reeds verwezen naar artikel 18 van de Werkloosheidswet.

Onderdeel D (artikel 2.4)

Op grond van het eerste lid van artikel 2.4 wordt het gemiddelde premiepercentage dat geldt voor sociale zekerheidsuitkeringen en het WSW-loon, bedoeld in artikel 28, tweede lid, van de Wfsv, in het kalenderjaar van vaststelling bepaald op grond van het gewogen gemiddelde van de sectorpremiepercentages van alle sectoren in het daaraan voorafgaande kalenderjaar. Voor het kalenderjaar 2014 zou deze berekening met zich meebrengen dat op grond van artikel 2.2, tweede lid, zoals dat artikel geldt tot 1 januari 2014, dat er opslagpercentages gelden voor de dekking van de ziekengeldlasten en de WGA-lasten vangnetters. Echter op grond van de wijzigingen die per 1 januari 2014 in werking treden wordt de financiering van deze lasten overgeheveld van de sectorfondsen naar de Werkhervattingskas, terwijl het gemiddelde premiepercentage voor de Werkhervattingskas wordt gebaseerd op de premiepercentages van het lopende jaar. Dit brengt met zich mee dat voor 2014 de desbetreffende lasten zowel in de premievaststelling die geldt voor sociale zekerheidsuitkeringen en het WSW-loon, bedoeld in artikel 28, tweede lid, van de Wfsv voor het sectorfonds als in de premievaststelling voor de Werkhervattingskas zou worden betrokken. Om dit eenmalige probleem te voorkomen is in het nieuwe vierde lid van artikel 2.4 geregeld dat bij de bepaling van het gewogen gemiddelde van de sectorpremiepercentages, als grondslag voor het gemiddelde premiepercentage voor 2014, geen rekening wordt gehouden met de ziekengeldlasten en de WGA- lasten flexibele dienstbetrekkingen die vanaf 1 januari 2012 zijn toegekend. Bij ministeriële regeling op grond van artikel 28, tweede lid, van de Wfsv wordt het gemiddelde premiepercentage vastgesteld, waarbij voor de premie voor 2014 rekening wordt gehouden met dit nieuwe vierde lid.

Onderdeel F en G (artikelen 2.12, vierde lid, en 2.13, vierde lid)

Bij de bepaling van het individuele werkgeversrisicopercentage en het gemiddelde werkgeversrisicopercentage, bedoeld in de artikelen 2.12, tweede en derde lid, en 2.13, tweede en derde lid, worden de WGA-lasten flexibele dienstbetrekkingen onderscheidenlijk de ZW-lasten, die ten laste van de Werkhervattingskas komen, in aanmerking genomen die betrekking hebben op uitkeringen die zijn uitbetaald in het tweede kalenderjaar vóór het kalenderjaar waarvoor de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas wordt vastgesteld. Echter op grond van artikel II, onderdeel T, van de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters worden deze lasten eerst per 1 januari 2014 ten laste gebracht van de Werkhervattingskas (Besluit van 13 oktober 2012 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters). Tot die tijd worden deze lasten ten laste gebracht van een sectorfonds of voor zover het overheidspersoneel betreft ten laste van het Uitvoeringsfonds voor de overheid.

Om de lasten van de desbetreffende WGA-uitkeringen en ziekengelduitkeringen toch te kunnen betrekken bij de berekening van de gedifferentieerde premie voor de Werkhervattingskas vanaf 1 januari 2014 is in de artikelen 2.12, vierde lid (nieuw) en 2.13, vierde lid (nieuw) geregeld dat deze uitkeringslasten vanaf 1 januari 2012 meetellen bij de berekening van de opslag of korting voor de premiecomponent WGA-lasten flexibele dienstbetrekkingen, onderscheidenlijk de premiecomponent ZW-lasten. Hierbij gaat het om WGA-uitkeringen aan werknemers in flexibele dienstbetrekkingen en ziekengelduitkeringen die zijn toegekend en betaald vanaf 1 januari 2012 en voor 1 januari 2014 ten laste van de sectorfondsen of van het Uitvoeringsfonds voor de overheid kwamen.

Onderdeel G (artikel 2.13, vijfde lid)

In artikel 2.13 van het Besluit Wfsv is de opslag of korting ZW-lasten geregeld. In dit artikel is geen bepaling opgenomen waaruit blijkt welke ZW-uitkeringen precies aan een werkgever moeten worden toegerekend. Naar analogie van de artikelen 2.11, vijfde lid, en 2.12, vijfde lid (opslag of korting WGA-lasten vaste dienstbetrekkingen onderscheidenlijk flexibele dienstbetrekkingen) waarbij de desbetreffende WGA-uitkeringen zijn geduid, worden in het nieuwe vijfde lid van artikel 2.13 de desbetreffende ZW-uitkeringen vermeld die aan de werkgever worden toegerekend.

Onderdeel H (artikel 2.16)

Met deze wijziging wordt een redactionele verbetering aangebracht waarmee geen inhoudelijke wijziging is beoogd. Voor de correctie van het werkgeversrisico geldt het werkgeversrisicopercentage.

In dit artikel wordt een correctie voorgeschreven op het individueel werkgeversrisicopercentage voor werkgevers die niet gedurende de gehele periode die bepalend is voor het individueel en het gemiddelde werkgeversrisicopercentage werkgever zijn geweest. Voor ieder ontbrekend jaar wordt een correctie toegepast. Voor alle drie de premiecomponenten van de Werkhervattingskas geldt vanaf 2014 dat de correctiefactoren bij ontbrekende jaren vastgesteld worden.

De correctiefactor wordt in 2014 voor de premiecomponent WGA voor vaste dienstbetrekkingen berekend door het gemiddelde werkgeversrisicopercentage over de periode 2007 tot en met 2012 te delen door het gemiddelde werkgeversrisicopercentage over het aantal beschikbare jaren in de referteperiode. Dit betekent dat als bijvoorbeeld drie gemiddelde jaren ontbreken, de correctie 2,50 (=5/2) is. Aangezien voor de premiedifferentiatie in de Werkhervattingskas voor de ZW en de WGA voor flexibele dienstverbanden de lasten vanaf 2012 meegenomen worden, is er in 2014 maar één jaar in de referteperiode aanwezig is (namelijk 2012). Er is dus eerst sprake van een aanvangsfase voor deze twee premiecomponenten. In 2014 zijn de correctiefactoren voor deze twee premiecomponenten ongeacht het aantal beschikbare jaren in de referteperiode allen gelijk aan 1. Voor de ZW-lasten geldt dat het risico wordt berekend over maximaal 2 jaren (waarin recht op ZW-uitkering kan bestaan) verdeeld over 3 kalenderjaren. Dit betekent voor de ZW-lasten in de structurele situatie, in afwijking voor de WGA-lasten, dat niet gecorrigeerd hoeft te worden indien in de referteperiode één, twee of drie van de vijf loonsomjaren ontbreken.

Onderdelen I, J en K

Bij besluit van 13 oktober 2012 tot wijziging van het Besluit Wfsv in verband met de vaststelling van de premie voor de sectorfondsen en de Werkhervattingskas vanaf 2013 en wijziging van het Besluit SUWI in verband met de re-integratieverantwoordelijkheid van de eigenrisicodrager (Stb. 494) is bij artikel II, onderdelen E en F, de oude paragraaf 3 van hoofdstuk 2 van het Besluit Wfsv vervallen en is paragraaf 4 vernummerd naar paragraaf 3 en is in deze vernummerde paragraaf artikel 2.16 vernummerd tot 2.20. Deze wijzigingen treden in werking op 1 januari 2014. Aangezien artikel 2.18 het laatste artikel is van paragraaf 2 van hoofdstuk 2 had het oorspronkelijke artikel 2.16 moeten worden vernummerd naar artikel 2.19. Deze omissie wordt hierbij hersteld. In verband hiermee wordt het bij voornoemde besluit van 13 oktober 2012 bij artikel I, onderdeel E, ingevoerde (nieuwe) paragraaf 3a van hoofdstuk 2 thans vernummerd tot paragraaf 4 en wordt artikel 2.15a vernummerd tot artikel 2.20.

Artikel II Inwerkingtreding

Artikel II van het Besluit van 13 oktober 2012 tot wijziging van het Besluit Wfsv in verband met de vaststelling van de premie voor de sectorfondsen en de Werkhervattingskas vanaf 2013 en wijziging van het Besluit SUWI in verband met de re-integratieverantwoordelijkheid van de eigenrisicodrager (Stb. 494), treedt in werking met ingang van 1 januari 2014 op grond van het inwerkingtredingsbesluit van 31 oktober 2012 (Stb. 549). De wijzigingen van het Besluit Wfsv op grond van het onderhavige wijzigingsbesluit, behalve artikel I, onderdelen A, B en C, treden eveneens in werking met ingang van 1 januari 2014 maar gelijk nadat de eerdere wijzigingen per 1 januari 2014 in werking zijn getreden (het genoemde inwerkingtredingsbesluit is van een eerdere datum dan het onderhavige wijzigingsbesluit). Artikel I, onderdelen A en B, treedt in werking met ingang van 1 januari 2016 omdat het eerst per genoemde datum mogelijk wordt voor werkgevers om eigenrisicodrager te worden voor het gecombineerde WGA-risico (WGA-risico voor vaste en flexibele dienstbetrekkingen). Artikel I, onderdeel C, treedt in werking met ingang van 1 september 2014.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven