Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 2013, 368 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatsblad 2013, 368 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 9 juli 2013;
Gelet op de artikelen 3 en 5 van de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 31 juli 2013, nr. W04.13.0214/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 6 september 2013, nr. 2013-0000520984;
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit wordt verstaan onder Experimentenwet: Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming.
1. De kiezer vermeldt bij zijn verzoek om per brief te stemmen of hij zijn stembiljet per post of per e-mail wil ontvangen.
2. De kiezer die zijn stembiljet per e-mail wil ontvangen, vermeldt het e-mailadres waarnaar het stembiljet moet worden verzonden.
1. Onverminderd artikel M 6, eerste lid, van de Kieswet, wordt de kiezer een overzicht van de kandidatenlijsten beschikbaar gesteld.
2. In afwijking van artikel M 6, eerste lid, aanhef, van de Kieswet zendt Onze Minister aan de kiezer die per e-mail zijn stembiljet wil ontvangen, zo spoedig mogelijk het stembiljet per e-mail en stelt hem het overzicht van de kandidatenlijsten beschikbaar.
1. De burgemeester van ’s-Gravenhage, de Vertegenwoordiger van Nederland in Aruba, Curaçao en Sint Maarten, het hoofd van een consulaire post of de Nederlandse leiding in het inzetgebied van de ingevolge artikel M 13, vierde lid, van de Kieswet aangewezen militaire missie, verstrekt op verzoek van de kiezer van wie de retourenveloppe, bedoeld in artikel M 6, eerste lid, onderdeel b, van de Kieswet in het ongerede is geraakt, een nieuwe retourenveloppe.
2. In afwijking van artikel M 7, vierde lid, van de Kieswet kan de kiezer de retourenveloppe retourneren naar het briefstembureau, de vertegenwoordiger of de burgemeester, bedoeld in artikel M 6a, eerste lid, van de Kieswet.
Op het briefstembewijs wordt een nummer vermeld. Onze Minister verstrekt tijdig voor de verkiezing aan de gemeente ’s-Gravenhage de informatie nodig voor het produceren van het briefstembewijs.
1. Er is een register van ongeldige briefstembewijzen dat wordt beheerd door de burgemeester van ’s-Gravenhage.
2. Ongeldig is het briefstembewijs:
a. waarvoor krachtens artikel 10 een vervangend briefstembewijs is verstrekt;
b. van iemand die niet als kiezer behoort te zijn geregistreerd, dan wel voor het uitbrengen van zijn stem is overleden;
c. waarvan is vastgesteld dat dit briefstembewijs is ontvreemd of anderszins onrechtmatig in omloop is.
3. Onze Minister verstrekt de burgemeester van ’s-Gravenhage uiterlijk de negende dag voor de stemming de nummers van de ongeldige briefstembewijzen die Onze Minister in omloop heeft gebracht.
De burgemeester van ’s-Gravenhage stelt uiterlijk de achtste dag voor de stemming uit het register een uittreksel van ongeldige briefstembewijzen vast dat hij aan alle briefstembureaus verstrekt.
1. In afwijking van artikel M 2, tweede lid, van de Kieswet wordt aan de tot deelneming aan de stemming bevoegde kiezer wiens briefstembewijs in het ongerede is geraakt of die geen briefstembewijs heeft ontvangen, op zijn verzoek een nieuw briefstembewijs verstrekt.
2. De kiezer die zijn werkelijke woonplaats heeft in Aruba, Curaçao of Sint Maarten doet het verzoek schriftelijk of mondeling aan de vertegenwoordiger van Nederland in het land waar hij op de dag van kandidaatstelling zijn werkelijke woonplaats heeft. De overige kiezers doen het verzoek schriftelijk of mondeling aan de burgemeester van ’s-Gravenhage.
3. Het schriftelijk verzoek dient uiterlijk de twaalfde dag voor de stemming te zijn ontvangen. De kiezer overlegt bij zijn verzoek een kopie van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, van een verklaring over het bezit van het Nederlanderschap of van de documenten als bedoeld in artikel J 24, tweede lid, van de Kieswet. Op dit verzoek wordt zo spoedig mogelijk beslist.
4. Het mondeling verzoek dient uiterlijk de negende dag voor de stemming om twaalf uur te zijn gedaan. De kiezer identificeert zich met een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, met een verklaring over het bezit van het Nederlanderschap of met de documenten als bedoeld in artikel J 24, tweede lid, van de Kieswet. Op dit verzoek wordt terstond beslist.
1. Onze Minister stelt voor een verkiezing een van de volgende stembiljetten vast:
a. een stembiljet, op basis waarvan de kiezer stemt door op het stembiljet eerst de lijst te kiezen waartoe de kandidaat van zijn keuze behoort, en vervolgens het kandidaatsnummer van de kandidaat van zijn keuze te kiezen;
b. een stembiljet, op basis waarvan de kiezer stemt door op het stembiljet eerst de lijst te kiezen waartoe de kandidaat van zijn keuze behoort, en vervolgens het kandidaatsnummer van de kandidaat van zijn keuze te noteren.
2. Artikel J 20, eerste lid, tweede zin, van de Kieswet is niet van toepassing.
1. Op het stembiljet en het overzicht van de kandidatenlijsten wordt het logo van een politieke groepering geplaatst, indien:
a. dat logo is geregistreerd bij het centraal stembureau; en
b. op het stembiljet en het overzicht van de kandidatenlijsten de aanduiding van die groepering wordt geplaatst.
2. De logo’s van twee of meer politieke groeperingen worden gezamenlijk geplaatst, indien:
a. die logo’s zijn geregistreerd bij het centraal stembureau; en
b. op het stembiljet en het overzicht van de kandidatenlijsten een aanduiding staat, gevormd door samenvoeging van geregistreerde aanduidingen of afkortingen daarvan, van die politieke groeperingen.
3. Indien op het stembiljet en het overzicht van de kandidatenlijsten een aanduiding staat, gevormd door samenvoeging van geregistreerde aanduidingen of afkortingen van twee of meer politieke groeperingen, en niet van al deze politieke groeperingen een logo is geregistreerd bij het centraal stembureau, wordt geen logo op het stembiljet en het overzicht van de kandidatenlijsten geplaatst.
1. Indien Onze Minister het stembiljet, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onder a, vaststelt, stemt de kiezer, in afwijking van artikel M 7, eerste lid, van de Kieswet, door op het stembiljet:
1°. een wit stipje, geplaatst vóór de lijst waartoe de kandidaat van zijn keuze behoort, rood, blauw, zwart of groen te maken; en vervolgens
2°. een wit stipje, geplaatst vóór het kandidaatsnummer van de kandidaat van zijn keuze, rood, blauw, zwart of groen te maken.
2. Indien Onze Minister het stembiljet, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onder b, vaststelt, stemt de kiezer, in afwijking van artikel M 7, eerste lid, van de Kieswet, door op het stembiljet:
1°. een wit stipje, geplaatst vóór de lijst waartoe de kandidaat van zijn keuze behoort, rood, blauw, zwart of groen te maken; en vervolgens
2°. Het kandidaatsnummer van de kandidaat van zijn keuze te noteren in de daarvoor bestemde ruimte.
1. Indien Onze Minister het stembiljet, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onder a, vaststelt, wordt in afwijking van artikel N 16, derde en vierde lid, van de Kieswet, de geldigheid en de betekenis van een stem vastgesteld op basis van de volgende leden.
2. Een stem is geldig die op een kandidaat of blanco is uitgebracht met een stembiljet dat bij of krachtens de Experimentenwet mag worden gebruikt en waarop geen bijvoegingen zijn geplaatst waardoor de kiezer kan worden geïdentificeerd.
3. Een stem is op een kandidaat uitgebracht indien dat op ondubbelzinnige wijze is kenbaar gemaakt door het geheel of gedeeltelijk rood, blauw, zwart of groen maken van het witte stipje, geplaatst vóór de lijst waartoe de kandidaat behoort, en vóór het kandidaatsnummer van de kandidaat.
4. Onverminderd het derde lid is een stem uitgebracht op de eerste kandidaat van een lijst indien:
– de kiezer op ondubbelzinnige wijze kenbaar maakt dat de kandidaat van zijn keuze op die lijst staat door het geheel of gedeeltelijk rood, blauw, zwart of groen maken van het witte stipje, geplaatst vóór de lijst waartoe de kandidaat behoort, en geen wit stipje, geplaatst vóór de kandidaatsnummers, geheel of gedeeltelijk rood, blauw, zwart of groen is gemaakt; en
– ondubbelzinnig blijkt dat de kiezer niet met bijschrijvingen op een andere kandidaat heeft willen stemmen.
5. Een stem is blanco uitgebracht indien dat op ondubbelzinnige wijze is kenbaar gemaakt doordat geen wit stipje rood, blauw, zwart of groen is gemaakt.
1. Indien Onze Minister het stembiljet, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onder b, vaststelt, wordt in afwijking van artikel N 16, derde en vierde lid, van de Kieswet, de geldigheid en de betekenis van een stem vastgesteld op basis van de volgende leden.
2. Een stem is geldig die op een kandidaat of blanco is uitgebracht met een stembiljet dat bij of krachtens de Experimentenwet mag worden gebruikt en waarop geen bijvoegingen zijn geplaatst waardoor de kiezer kan worden geïdentificeerd.
3. Een stem is op een kandidaat uitgebracht indien dat op ondubbelzinnige wijze is kenbaar gemaakt door het geheel of gedeeltelijk rood, blauw, zwart of groen maken van het witte stipje, geplaatst vóór de lijst waartoe de kandidaat behoort, en door het kandidaatsnummer te noteren in de daarvoor bestemde ruimte op het stembiljet.
4. Onverminderd het derde lid is een stem uitgebracht op de eerste kandidaat van een lijst indien:
– de kiezer op ondubbelzinnige wijze kenbaar maakt dat de kandidaat van zijn keuze op die lijst staat door het geheel of gedeeltelijk rood, blauw, zwart of groen maken van het witte stipje, geplaatst vóór de lijst waartoe de kandidaat behoort, en geen kandidaatsnummer is genoteerd in de daarvoor bestemde ruimte op het stembiljet; en
– ondubbelzinnig blijkt dat de kiezer niet met bijschrijvingen op een andere kandidaat heeft willen stemmen.
5. Een stem is blanco uitgebracht indien dat op ondubbelzinnige wijze is kenbaar gemaakt doordat geen wit stipje rood, blauw, zwart of groen is gemaakt en geen kandidaatsnummer is genoteerd in de daarvoor bestemde ruimte op het stembiljet.
1. Onder verantwoordelijkheid van Onze Minister vindt een evaluatie plaats van ieder experiment afzonderlijk.
2. De evaluatie heeft tot doel inzicht te verkrijgen in de mate waarin het experiment heeft voldaan aan de volgende criteria:
a. het stemmen met het nieuwe stembiljet en de mogelijkheid om het stembiljet per e-mail te ontvangen heeft voor de kiezer een meerwaarde boven het stemmen met het huidige stembiljet en het ontvangen van het stembiljet per post, gelet op onder andere:
– de snelheid waarmee de kiezer de stembescheiden ontvangt;
– de tijd die de kiezer heeft om zijn stem uit te brengen;
– de effecten op de stemopneming;
– het aantal ongeldige stemmen en de redenen daarvan;
– de mate van voorlichting en ondersteuning en het gebruik daarvan door kiezers.
b. de organisatorische consequenties en de financiële en administratieve lasten voor de uitvoerende instanties staan in verhouding tot de meerwaarde die het nieuwe stembiljet voor de kiezer in het buitenland heeft.
3. Het evaluatierapport beschrijft ten minste:
a. de ervaringen van kiezers, stembureauleden en de uitvoerende instanties bij het experiment;
b. de kosten van het experiment;
c. de organisatorische consequenties en de financiële en administratieve lasten bij het experiment.
d. de conclusies omtrent de voortzetting van de experimenten, dan wel de invoering van de voorzieningen waarmee is geëxperimenteerd.
1. Burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage verstrekken zo spoedig mogelijk aan Onze Minister:
a. de gegevens uit het bestand, bedoeld in de artikel D 3c, eerste lid, en artikel Y 2, juncto artikel D 3c, eerste lid, van de Kieswet, ten behoeve van de voorlichting over het experiment;
b. de gegevens van de kiezers die zich bij burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage hebben geregistreerd, ten behoeve van de evaluatie van het experiment en, indien van toepassing, voor het elektronisch verzenden van de stembiljetten en het beschikbaar stellen van de kandidatenlijsten.
2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over het elektronisch verzenden van het stembiljet, de registratie van logo’s, het beschikbaar stellen van een overzicht van de kandidatenlijsten, het briefstembewijs, het register ongeldige briefstembewijzen, de werkwijze van het briefstembureau en de evaluatie van het experiment.
1. Dit hoofdstuk is van toepassing op een experiment in een gemeente die daarvoor is aangewezen krachtens artikel 2, tweede lid, van de Experimentenwet.
2. Dit hoofdstuk, met uitzondering van artikel 39, is niet van toepassing op briefstembureaus.
1. Burgemeester en wethouders stellen een gemeentelijk stembureau in.
2. Het gemeentelijk stembureau bestaat uit een door burgemeester en wethouders vast te stellen aantal leden, van wie er één voorzitter en ten minste één plaatsvervangend voorzitter is, met dien verstande dat het aantal leden ten minste zo veel is dat voor elke locatie van de stemopneming ten minste vijf leden beschikbaar zijn, waaronder de voorzitter of een plaatsvervangend voorzitter.
3. Indien bij het nemen van een beslissing door het gemeentelijk stembureau de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter.
4. Artikel E 4, eerste, tweede en vierde lid, van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing op leden en plaatsvervangende leden van het gemeentelijk stembureau.
5. In afwijking van artikel E 4, tweede lid, van de Kieswet kan als lid van een stembureau tevens niet worden benoemd degene die als lid van het gemeentelijk stembureau voor de desbetreffende verkiezing is benoemd.
6. Het lidmaatschap van het gemeentelijk stembureau eindigt van rechtswege nadat over de toelating van de gekozenen is beslist.
7. Burgemeester en wethouders wijzen voor het gemeentelijk stembureau één of meer geschikte locaties aan voor de stemopneming en voor de zitting tot vaststelling van de uitslag voor de gemeente.
1. De artikelen J 4a, derde lid, J 35, eerste en tweede lid, N 1, tweede lid, van de Kieswet zijn van overeenkomstige toepassing op personen die geen kiezer zijn.
2. De artikelen N 6, N 8 tot en met N 9 en N 11 tot en met N 13 van de Kieswet zijn niet van toepassing.
3. Voor de toepassing van artikel N 10 van de Kieswet wordt voor «, in artikel N 9 vermeld,» gelezen: van het stembureau.
1. Het stembureau telt voor iedere lijst het gezamenlijke aantal op de kandidaten uitgebrachte stemmen, de blanco stemmen en de ongeldige stemmen. De voorzitter deelt de aantallen mede.
2. Door de aanwezige personen kunnen mondeling bezwaren worden ingebracht.
1. Het stembureau doet in één of meer afzonderlijke pakken:
a. de stembiljetten met een stem op een kandidaat, lijstgewijs gerangschikt;
b. de stembiljetten met een blanco stem;
c. de stembiljetten met een ongeldige stem.
2. De pakken worden verzegeld, voorzien van de naam van de gemeente, het nummer van het stembureau en een beschrijving van de inhoud.
1. De pakken, bedoeld in artikel N 2, van de Kieswet, en artikel 23, eerste lid, worden in de stembus gedaan.
2. De stembus wordt afgesloten en verzegeld.
3. Totdat het stembureau de stembus overdraagt ten behoeve van het vervoer naar een locatie voor de stemopneming, draagt het stembureau er zorg voor dat de zegels op de stembus en de pakken niet worden verbroken.
1. Het proces-verbaal van het stembureau wordt overgedragen aan het gemeentelijk stembureau. Burgemeester en wethouders dragen er zorg voor dat de stembus wordt vervoerd naar een locatie voor de stemopneming en wordt overgedragen aan het gemeentelijk stembureau.
2. Indien de stemopneming op meer dan één locatie geschiedt, besluiten burgemeester en wethouders uiterlijk de zevende dag voor de stemming op welke locatie de stemopneming voor ieder stembureau plaatsvindt.
3. Nadat de stembus door het stembureau is overgedragen ten behoeve van het vervoer naar een locatie voor de stemopneming, dragen burgemeester en wethouders er zorg voor dat de zegels op de stembus en de pakken niet worden verbroken totdat het gemeentelijk stembureau aanvangt met zijn werkzaamheden.
Burgemeester en wethouders besluiten uiterlijk de zevende dag voor de stemming op welk tijdstip het gemeentelijk stembureau in het openbaar de stemopneming verricht, met dien verstande dat de stemopneming uiterlijk de dag na de stemming om negen uur aanvangt.
Het gemeentelijk stembureau kan zich bij de stemopneming doen bijstaan door personen, daartoe door burgemeester en wethouders aan te wijzen.
Het gemeentelijk stembureau is belast met de handhaving van de orde tijdens de stemopneming. Het kan daartoe de burgemeester om bijstand verzoeken.
1. Indien zich naar het oordeel van het gemeentelijk stembureau omstandigheden voordoen in of bij de locatie van de stemopneming die de behoorlijke voortgang van de stemopneming onmogelijk maken, wordt dit door het gemeentelijk stembureau verklaard. De stemopneming wordt daarop geschorst. Het gemeentelijk stembureau doet hiervan terstond mededeling aan de burgemeester. De burgemeester bepaalt vervolgens wanneer en waar de zitting wordt hervat.
2. Bij ministeriële regeling worden hieromtrent nadere regels gesteld.
1. Indien de stemopneming op meer dan één locatie geschiedt, zijn op elke locatie ten minste vijf leden van het gemeentelijk stembureau aanwezig, waaronder de voorzitter of een plaatsvervangend voorzitter.
2. Indien de stemopneming op meer dan één locatie geschiedt, besluiten en handelen de aanwezige leden van het gemeentelijk stembureau namens het gemeentelijk stembureau. Indien bij het nemen van een beslissing door de aanwezige leden van het stembureau de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter of, indien de voorzitter niet aanwezig is, de plaatsvervangend voorzitter.
Het gemeentelijk stembureau verricht voor elk stembureau separaat de handelingen als bedoeld in de artikelen 32 tot en met 36.
1. Het gemeentelijk stembureau opent de verzegelde stembus en de verzegelde pakken met stembiljetten.
2. Het gemeentelijk stembureau stelt ten aanzien van iedere lijst vast:
a. het aantal op iedere kandidaat uitgebrachte stemmen;
b. de som van de aantallen stemmen, bedoeld onder a.
3. Daarnaast stelt het gemeentelijk stembureau vast:
a. het aantal blanco stemmen;
b. het aantal ongeldige stemmen.
4. De som van de aantallen op kandidaten uitgebrachte stemmen, blanco stemmen en ongeldige stemmen is het aantal stemmen dat is geteld.
1. Het gemeentelijk stembureau beslist met inachtneming van artikel N 7 van de Kieswet over de geldigheid van het stembiljet.
2. Het gemeentelijk stembureau maakt de reden van ongeldigverklaring en van twijfel over de geldigheid, alsmede de beslissing daaromtrent onmiddellijk bekend.
3. Indien een van de aanwezige personen dit verlangt, moet het biljet worden getoond. De personen kunnen mondeling bezwaren tegen de genomen beslissing inbrengen.
1. Indien er een verschil is tussen het aantal getelde stemmen en het aantal toegelaten kiezers, opent het gemeentelijk stembureau de verzegelde pakken, bedoeld in artikel N 2, eerste lid, van de Kieswet en stelt het de aantallen geldige stempassen, kiezerspassen en volmachtbewijzen voor het stembureau opnieuw vast.
2. In afwijking van artikel N 1, eerste lid, tweede zin, van de Kieswet, is de som van deze aantallen het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten.
3. Artikel N 2 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.
Het gemeentelijk stembureau stelt vast het verschil tussen het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten en het aantal stemmen dat is geteld. Voor zover mogelijk geeft het gemeentelijk stembureau hiervoor een verklaring.
1. Het gemeentelijk stembureau deelt de aantallen, bedoeld in de artikelen 32, 34 en 35 en in artikel N 1, eerste lid, van de Kieswet, mede. De aanwezige personen kunnen mondeling bezwaren inbrengen.
2. Het gemeentelijk stembureau doet vervolgens in één of meer afzonderlijke pakken:
a. de stembiljetten met een stem op een kandidaat, lijstgewijs gerangschikt;
b. de stembiljetten met een blanco stem;
c. de stembiljetten met een ongeldige stem.
3. De pakken worden verzegeld, voorzien van de naam van de gemeente en het nummer van het stembureau.
1. Nadat de stemopneming is afgerond, stelt het gemeentelijk stembureau zo spoedig mogelijk in een openbare zitting voor de gemeente voor iedere lijst vast het aantal op iedere kandidaat uitgebrachte stemmen en de som van deze aantallen.
2. Het gemeentelijk stembureau stelt voor de gemeente tevens vast:
a. het aantal blanco stemmen;
b. het aantal ongeldige stemmen;
c. het aantal stemmen dat bij volmacht is uitgebracht; en
d. het verschil tussen het aantal kiezers dat tot de stemming is toegelaten en het aantal stemmen dat is geteld. Voor zover mogelijk geeft het gemeentelijk stembureau hiervoor een verklaring.
3. De voorzitter maakt de aldus verkregen uitkomsten bekend.
4. Het gemeentelijk stembureau vermeldt in een verslag alle bezwaren die staan in de processen-verbaal van de stembureaus. Het verslag is onderdeel van het proces-verbaal van het gemeentelijk stembureau.
1. Indien een experiment wordt gehouden in de gemeente ’s-Gravenhage zijn de volgende leden van toepassing.
2. In afwijking van artikel N 20, tweede lid, van de Kieswet, wordt het proces-verbaal van een briefstembureau terstond langs elektronische weg ter kennis van het gemeentelijk stembureau van ’s-Gravenhage gebracht.
3. In afwijking van artikel N 20, derde lid, van de Kieswet, wordt het proces-verbaal van een briefstembureau met de in artikelen M 8, N 2 en N 16 van de Kieswet, bedoelde verzegelde pakken zo spoedig mogelijk per diplomatieke post naar het gemeentelijk stembureau van ’s-Gravenhage overgebracht.
4. In afwijking van artikel N 21 van de Kieswet, vindt door het gemeentelijk stembureau van ’s-Gravenhage de vaststelling van de aantallen stemmen, bedoeld in artikel 38, eerste lid, eerst plaats nadat hem tevens alle processen-verbaal van de briefstembureaus ter kennis zijn gebracht.
5. Het gemeentelijk stembureau maakt bij de vaststelling van de aantallen stemmen, bedoeld in artikel 38, eerste lid, apart melding van de stemmen die in de briefstembureaus zijn uitgebracht.
De aanwezige personen kunnen mondeling bezwaren inbrengen. De bezwaren worden in het proces-verbaal van het gemeentelijk stembureau vermeld.
1. Nadat alle werkzaamheden zijn beëindigd, maakt het gemeentelijk stembureau daarvan proces-verbaal op dat alle aanwezige leden tekenen.
2. Bij ministeriële regeling wordt voor het proces-verbaal een model vastgesteld. In het proces-verbaal is de verkiezingsuitslag voor ieder stembureau herleidbaar.
1. Het gemeentelijk stembureau maakt het proces-verbaal onverwijld op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar.
2. Het gemeentelijk stembureau brengt onverwijld een afschrift van zijn proces-verbaal over naar het vertegenwoordigend orgaan en het hoofdstembureau.
3. Het gemeentelijk stembureau draagt het proces-verbaal, bedoeld in artikel N 10, eerste lid, van de Kieswet, of de pakken, bedoeld in artikel N 2 van de Kieswet of de artikelen 34, derde lid, of 36, tweede lid, over aan burgemeester en wethouders.
1. Burgemeester en wethouders brengen het proces-verbaal, bedoeld in artikel N 10, eerste lid, van de Kieswet, of de pakken, bedoeld in artikel N 2 van de Kieswet of de artikelen 34, derde lid, of 36, tweede lid, op verzoek van het centraal stembureau of het vertegenwoordigend orgaan over naar het centraal stembureau respectievelijk het vertegenwoordigend orgaan.
2. Burgemeester en wethouders bewaren de pakken, bedoeld in de artikelen N 2 van de Kieswet of de artikelen 34, derde lid, of 36, tweede lid, en de processen-verbaal van de stembureaus die niet naar het centraal stembureau of het vertegenwoordigend orgaan zijn overgebracht, drie maanden nadat over de toelating van de gekozenen is beslist. Daarna vernietigt het deze stukken onmiddellijk, tenzij:
a. de officier van justitie of de rechter-commissaris in het kader van een strafrechtelijk onderzoek een verzoek heeft gedaan tot overdracht van deze stukken, in welk geval de vernietiging plaatsvindt nadat dit onderzoek is afgerond;
b. strafvervolging is ingesteld wegens een strafbaar gestelde gedraging in de Kieswet of de artikelen 125 tot en met 129 van het Wetboek van Strafrecht, in welk geval de vernietiging plaatsvindt nadat er een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is.
2. Van de vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.
Nadat is beslist over de toelating van de gekozenen, zijn burgemeester en wethouders bevoegd de pakken, bedoeld in de artikelen N 2 van de Kieswet of de artikelen 34, derde lid, of 36, tweede lid, die niet naar het centraal stembureau of het vertegenwoordigend orgaan zijn overgebracht, te openen en deze pakken, alsmede de processen-verbaal van de stembureaus die niet naar het centraal stembureau of het vertegenwoordigend orgaan zijn overgebracht, over te dragen aan de officier van justitie ten dienste van een onderzoek naar enig strafbaar feit.
1. Onder verantwoordelijkheid van Onze Minister vindt een evaluatie plaats van ieder experiment afzonderlijk, dan wel gezamenlijk met een of meer andere, met elkaar samenhangende experimenten.
2. De evaluatie heeft tot doel inzicht te verkrijgen in de mate waarin het experiment heeft voldaan aan de volgende criteria:
a. de centrale stemopneming heeft voor de uitvoerende instanties, de kiezer en politieke partijen een meerwaarde boven de stemopneming in ieder stembureau, gelet op onder andere:
– de tijd die het kost om de stemopneming te verrichten;
– het aantal keer dat de stemmen meer dan één keer worden geteld;
– hoeveel verschillen worden geconstateerd met de voorlopige telling door het stembureau; en
– de bezwaren die door personen zijn ingediend en hoe daar mee is omgegaan.
b. de organisatorische consequenties en de financiële en administratieve lasten voor de uitvoerende instanties staan in verhouding tot de meerwaarde die de centrale stemopneming heeft.
3. Het evaluatierapport beschrijft ten minste:
a. de ervaringen van kiezers, politieke partijen en de uitvoerende instanties bij het experiment;
b. de kosten van het experiment;
c. de organisatorische consequenties en de financiële en administratieve lasten bij het experiment.
d. de conclusies omtrent de voortzetting van experimenten, dan wel de invoering van de voorzieningen waarmee is geëxperimenteerd.
In afwijking van de artikelen Y 2, Y 22 tot en met Y 23, Y 24 en Y 39 van de Kieswet is dit besluit van overeenkomstige toepassing op een experiment dat wordt gehouden bij de verkiezing van de Nederlandse leden van het Europees Parlement, met dien verstande dat:
a. onverminderd artikel 8, tweede lid, is ongeldig het briefstembewijs van de kiezer die in een andere lidstaat van de Europese Unie als kiezer voor de leden van het Europees Parlement is geregistreerd;
b. in afwijking van artikel 26 de stemopneming plaatsvindt op de eerste werkdag na de sluiting van de stembussen in de lidstaat waar de kiezers het laatst hun stem uitbrengen tijdens de stemmingsperiode, bedoeld in de Akte betreffende de rechtstreekse verkiezing van de leden van het Europees Parlement (Brussel, 20 september 1976, Trb. 1976, 175); en
c. in afwijking van artikel Y 2 juncto artikel O 1, eerste lid, van de Kieswet, het hoofdstembureau op de dag na de dag van de stemopneming om tien uur een openbare zitting houdt.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van de dag dat de Tijdelijke Experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming (Stb. 2013, 240) vervalt.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot
Wassenaar, 23 september 2013
Willem-Alexander
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk
Uitgegeven de zevende oktober 2013
De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
In dit besluit zijn nadere regels gesteld ter uitvoering van de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming (hierna te noemen: Experimentenwet). Op basis van de Experimentenwet kan worden afgeweken van diverse artikelen uit de Kieswet, ten einde twee typen experimenten mogelijk te maken. Het eerste type experiment heeft als doel voor kiezers buiten Nederland een stembiljet in te voeren dat elektronisch kan worden toegezonden, waardoor de kiezer meer tijd krijgt om zijn stem uit te brengen. Het tweede type experiment heeft als doel een centrale opzet van de stemopneming op gemeentelijk niveau te realiseren, waardoor de efficiency, transparantie en controleerbaarheid van de stemopneming worden bevorderd. Voor de achtergronden om te komen tot experimenten op deze terreinen wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij de Experimentenwet (Kamerstukken II 2012/13, 33 573, nr. 3).
Hoewel in de Experimentenwet is vastgelegd waar de experimenten betrekking op hebben, is de invulling van de experimenten gedelegeerd naar het niveau van een algemene maatregel van bestuur. Dit besluit geeft hieraan uitvoering. Daarbij is rekening gehouden met de wijze waarop de Experimentenwet de mogelijkheden om te experimenteren heeft afgebakend. Zo valt dit besluit binnen de doelomschrijving van artikel 2 van de Experimentenwet en wordt op basis van artikel 3 van de Experimentenwet slechts van specifieke onderdelen van de Kieswet afgeweken.
In de Experimentenwet is geregeld dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties besluit of een experiment plaatsvindt en, in geval van experimenten met centrale stemopneming, bij welke gemeenten. Het voornemen van de regering is om het experiment met het nieuwe stembiljet in elk geval te laten plaatsvinden in 2014 bij de verkiezing voor de Nederlandse leden van het Europees Parlement. Het experiment met de centrale opzet van de stemopneming zal in 2014 bij de verkiezingen van de gemeenteraden en de Nederlandse leden van het Europees Parlement bij enkele gemeenten worden uitgevoerd. In eerste instantie zal in een beperkt aantal gemeenten worden geëxperimenteerd (gedacht wordt aan een vijftal gemeenten). Afhankelijk van het verloop van de eerste experimenten kan worden overwogen bij de verkiezingen van het Europees Parlement het aantal gemeenten uit te breiden. Indien daartoe aanleiding is, kunnen er ook bij de verkiezing van de provinciale staten (in 2015) en van de Tweede Kamer (in 2017) experimenten zijn, waarbij met de ervaringen bij de vorige experimenten rekening wordt gehouden.
Het experiment met een nieuw stembiljet voor de kiezers buiten Nederland is er op gericht kiezers beter te faciliteren bij het tijdig uitbrengen van hun stem door het stembiljet langs elektronische weg aan hen toe te sturen. Het is noodzakelijk dat de vormgeving van het stembiljet toelaat dat de kiezer het biljet zelf kan printen en daarom wordt voor de kiezers buiten Nederland een ander stembiljet vastgesteld dan voor de kiezers die stemmen in het stemlokaal. Op het stembiljet voor de kiezer buiten Nederland zal de kiezer zijn stem uitbrengen door twee keuzes te maken. Eerst kiest hij de lijst waar de kandidaat van zijn keuze op staat. Vervolgens kiest hij de kandidaat van zijn keuze, met behulp van het kandidaatsnummer. Het stembiljet kenmerkt zich doordat op het biljet de namen van de kandidaten ontbreken. De kiezer raadpleegt een overzicht van de kandidatenlijsten om te achterhalen welk kandidaatsnummer bij de kandidaat van zijn keuze hoort.
Dit besluit stelt verder regels over de elektronische verzending van het stembiljet, de briefstembewijzen, het register ongeldig verklaarde briefstembewijzen, de vormgeving van het stembiljet, de wijze waarop de stem moet worden uitgebracht en de criteria die het briefstembureau dient te hanteren om de geldigheid van de stem vast te stellen. Ook zijn regels gesteld over de evaluatie van het experiment.
Het stembiljet en de elektronische toezending daarvan, zoals dat in dit besluit is geregeld, leidt er toe dat het briefstembewijs en de overige stembescheiden, zoals de retourenveloppe, eerder aan de kiezer kunnen worden toegezonden. Op grond van artikel M 6 van de Kieswet moet dit namelijk zo spoedig mogelijk plaatsvinden. Dit betekent dat de verzending direct nadat besloten is op het registratieverzoek van de kiezer kan plaatsvinden, dus ruim voor de dag van kandidaatstelling.
Doordat het stembiljet per e-mail kan worden verstuurd, heeft de kiezer de mogelijkheid het stembiljet meermalen te printen. Dit mag er evenwel niet toe leiden dat de kiezer meerdere malen kan stemmen.
Bij vorige verkiezingen, onder de regeling van de Kieswet, was het risico op dupliceren gering vanwege het bijzonder omvangrijke formaat van het stembiljet. Om het risico dat een kiezer meermalen kan stemmen met het nieuwe stembiljet te beperken, is voor de experimenten het briefstembewijs op vergelijkbare wijze als de stempas beveiligd met kenmerken die het mogelijk maken om de echtheid daarvan te controleren. De kiezer ontvangt één briefstembewijs die niet per e-mail, maar per post wordt gestuurd. Doordat het briefstembewijs moet worden meegestuurd met het ingevulde stembiljet, én omdat de echtheid van het briefstembewijs wordt gecontroleerd, wordt er een barrière opgeworpen tegen het uitbrengen van meer dan een stem.
De regering acht het wenselijk voor het experiment te kunnen afwijken van de regeling in de Kieswet op grond waarvan aan kiezers slechts één keer het briefstembewijs wordt toegezonden. Uit evaluaties blijkt namelijk dat kiezers het briefstembewijs soms kwijt raken. Onder de regeling in de Kieswet kunnen kiezers geen vervangend briefstembewijs aanvragen, met als gevolg dat zij dan niet kunnen stemmen. Dit is voor de kiezers die in Nederland in het stemlokaal stemmen anders, omdat zij wel een vervangende stempas kunnen aanvragen als zij hun stempas kwijt zijn.
Voor kiezers in het buitenland is het risico op het kwijtraken van het briefstembewijs groter als hen – in het kader van dit experiment – de stembescheiden eerder worden toegezonden. Uiteraard heeft de kiezer wel een belangrijke verantwoordelijkheid om er voor te zorgen dat hij het briefstembewijs niet kwijt raakt. Dat geldt met name voor kiezers die te maken hebben met ongunstige postverbindingen, vooral omdat het dan niet altijd mogelijk is of moeilijk wordt tijdig een vervangend briefstembewijs te krijgen.
De autoriteit die verantwoordelijk is voor het verzenden van de briefstembewijzen kan via de e-mail de kiezers in het buitenland er op wijzen dat de briefstembewijzen zijn verzonden, zodat kiezers tijdig kunnen signaleren dat het briefstembewijs in het ongerede is geraakt en zij een nieuwe kunnen aanvragen. Het (vervangende) briefstembewijs wordt, vanwege de echtheidskenmerken op het briefstembewijs, niet per e-mail verzonden.
Indien de kiezer een vervangend briefstembewijs aanvraagt, wordt het nummer van het oorspronkelijke briefstembewijs opgenomen in het register ongeldige briefstembewijzen. Er is één register ongeldige briefstembewijzen dat door de gemeente Den Haag wordt verspreid aan alle briefstembureaus in het buitenland en in Den Haag. Kiezers op Aruba, Curaçao en Sint Maarten kunnen hun vervangende briefstembewijs aanvragen bij de vertegenwoordigingen aldaar. Deze vertegenwoordigingen geven aan de gemeente Den Haag door welke briefstembewijsnummers moeten worden opgenomen in het register ongeldige briefstembewijzen. De gemeente Den Haag verspreidt vervolgens het register aan alle briefstembureaus, inclusief de briefstembureaus in het buitenland.
Het briefstembureau dient dit register te raadplegen alvorens een kiezer «toe te laten» tot de stemming: indien het nummer van het briefstembewijs voorkomt in het register ongeldige briefstembewijzen zal de enveloppe met het stembiljet terzijde worden gelegd. Deze procedure is vergelijkbaar met de procedure die wordt gevolgd als het briefstembewijs ontbreekt. Ook dan wordt de enveloppe met het stembiljet terzijde gelegd.
Zoals is beschreven in de memorie van toelichting bij de Experimentenwet, wordt voor de kiezers buiten Nederland een stembiljet gebruikt waarbij geen namen van kandidaten op het stembiljet zijn vermeld. De kiezer brengt op dit biljet zijn stem uit door eerst de keuze te maken voor een lijst en vervolgens voor een kandidaat. Vanuit dit kader kan het stembiljet op twee manieren worden vormgegeven.
De eerste manier leidt er toe dat de kiezer twee vakjes invult: één vakje voor de lijst en één vakje voor het kandidaatsnummer. Dit stembiljet kenmerkt zich door het ontbreken van de namen van kandidaten, die zijn vervangen door de kandidaatsnummers. De kiezer raadpleegt een overzicht van de kandidatenlijsten om te achterhalen welk kandidaatsnummer bij de kandidaat van zijn keuze hoort.
Dit model heeft het risico dat de kiezer een kandidaatsnummer kiest dat niet voorkomt op de lijst van zijn keuze. Dit is bijvoorbeeld het geval als de kiezer bij lijstnummer 10 voor kandidaatsnummer 50 kiest, maar blijkt dat op lijst 10 slechts 30 kandidaten staan. Zijn stem is dan ongeldig, omdat niet duidelijk is of de kiezer het verkeerde kandidaatsnummer of het verkeerde lijstnummer heeft ingevuld.
De tweede manier houdt in dat de kiezer eerst één vakje invult voor de lijst en het kandidaatsnummer van zijn keuze opschrijft in een daarvoor bestemde ruimte op het stembiljet. Dit dwingt mogelijk sterker dan bij de eerste wijze af dat de kiezer aandacht besteedt aan de vermelding van het kandidaatsnummer. Deze wijze heeft echter het nadeel dat het handschrift van de kiezer goed leesbaar moet zijn.
In dit besluit heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de bevoegdheid om het model van het stembiljet vast te stellen. Daarbij hij moet kiezen tussen of model één of model twee. Hij kan niet voor een verkiezing beide modellen vaststellen. Voor deze keuze is leidend het antwoord op de vraag welk model het beste resultaat zal geven. Bij het experiment kan worden vastgesteld in welke mate het risico zich bij het gekozen model verwezenlijkt.
Voor beide modellen is geregeld dat indien een kiezer verzuimt het kandidaatsnummer in te vullen, dan wel te vermelden, zijn stem wordt geacht te zijn uitgebracht op de eerste kandidaat van die lijst. Deze wordt in de berekening van de uitslag als zodanig meegeteld. Hiermee wordt voorkomen dat deze stemmen als ongeldige stemmen worden aangemerkt. Dit besluit gaat er vanuit dat de kiezer in dat geval heeft bedoeld zijn stem op de lijsttrekker uit te brengen. Deze interpretatie heeft ten doel te voorkomen dat een ongelijkheid ontstaat met kiezers die stemmen met het huidige stembiljet in het stemlokaal. De kiezer die stemt met het huidige stembiljet kan een dergelijke fout namelijk niet maken. De regering vindt daarbij ook van belang dat de kiezer die deelneemt aan het experiment, aan de vormgeving van het stembiljet het vertrouwen kan ontlenen dat hij een keuze voor alleen een lijst mág maken. Als de kiezer daarop afgaat, alle voorlichting en instructies ten spijt, dan is het niet redelijk dat zijn stem ongeldig wordt verklaard.1
In dit verband wijst de regering erop dat de interpretatie geldt in het kader van dit experiment. Na afloop van de experimenten kan worden onderzocht wat het daadwerkelijke effect is geweest van deze regeling, en kan een nieuwe afweging worden gemaakt of het wenselijk is dit in definitieve wetgeving op te nemen.
Tevens is een afwijkende regeling opgenomen voor het blanco stemmen. Uit de test die het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in het najaar van 2012 heeft uitgevoerd, is namelijk naar voren gekomen dat een klein deel van de kiezers buiten Nederland het stembiljet print op een reeds voorbedrukt papier. Het gebeurt ook dat bij het printen van het stembiljet soms print-technische gegevens worden afgedrukt. Indien niet van de definitie van een blanco stem zou worden afgeweken, zouden deze stemmen als ongeldig moeten worden aangemerkt, doordat de regeling in de Kieswet er vanuit gaat dat als blanco stem alleen wordt aangemerkt die stem waarbij geen vakje is aangekruist én geen bijschrijvingen zijn geplaatst. Het is niet wenselijk dat deze omstandigheden er toe leiden dat de stem ongeldig is, omdat kiezers daar niet altijd invloed op kunnen uitoefenen of omdat zij zich daar niet van bewust zijn. In dit besluit wordt een stem wel ongeldig als uit de bijschrijvingen (dat zijn dus ook «geprinte bijschrijvingen») de identiteit van de kiezer herleidbaar is.
Verder zal op het stembiljet naast de naam van de lijst, het logo van de partij worden geplaatst (als de partij zijn logo hiervoor heeft geregistreerd). Het doel hiervan is een grotere herkenbaarheid van de lijst voor de kiezer. De registratie van logo’s geschiedt op basis van artikel 4 van de Experimentenwet.
Voor wat betreft de procedure van het stemmen blijft de regeling in de Kieswet gelden. De kiezer maakt dus gebruik van een dubbele envelop. Eerst doet de kiezer zijn stembiljet in een envelop en vervolgens gaat deze envelop samen met het ondertekende briefstembewijs in de retourenvelop. Bij ontvangst van de retourenvelop door het briefstembureau wordt eerst de kiesgerechtigheid aan de hand van het briefstembewijs gecontroleerd. Tevens vindt een controle op de identiteit van de kiezer plaats door de handtekening van de kiezer op het briefstembewijs te vergelijken met de handtekening van dezelfde kiezer op het registratieformulier. Als er geen onjuistheden bij deze controle aan het licht komen, wordt de tweede envelop met het stembiljet in de stembus gedaan. De tweede envelop wordt pas in een later stadium geopend waardoor de stem niet meer kan worden gerelateerd aan de kiezer. Daarmee is het stemgeheim gewaarborgd.
In het besluit is een aantal criteria uitgewerkt aan de hand waarvan het experiment wordt geëvalueerd. Deze zijn voor de verschillende experimenten apart uitgewerkt omdat de experimenten immers zodanig van elkaar verschillen dat het niet mogelijk is met dezelfde criteria te werken. Bovendien zal het experiment met het stembiljet voor kiezers buiten Nederland alleen plaatsvinden bij verkiezingen waaraan deze kiezers kunnen deelnemen, dus bij verkiezingen voor het Europees Parlement en Tweede Kamerverkiezingen.
De criteria die gehanteerd worden bij de evaluatie zijn er op gericht na te gaan of het gebruik van het nieuwe stembiljet meerwaarde heeft voor de kiezers buiten Nederland en zo ja, hoe deze meerwaarde zich verhoudt tot de gepleegde inspanningen (in financiële, personele, administratieve en organisatorische zin). Uiteraard zal hier sprake zijn van een afweging.
Het experiment met de centrale stemopneming van de stembiljetten heeft tot doel om het telproces van de stembiljetten efficiënter, betrouwbaarder, transparanter en dus beter controleerbaar te maken. In dit besluit is nader geregeld hoe de stemopneming precies in het werk gaat. Daarvoor zijn er regels over een voorlopige telling in het stemlokaal, de centrale stemopneming, en de vaststelling van de uitslag door het gemeentelijk stembureau. Ook zijn de benoeming van de leden en de verantwoordelijkheden van het gemeentelijk stembureau verder uitgewerkt.
Direct na afloop van de stemming verricht het stembureau in het stemlokaal een voorlopige telling van het aantal stemmen dat is uitgebracht op de lijsten. Het aantal stemmen dat per kandidaat is uitgebracht wordt derhalve niet vastgesteld. Daarnaast worden ook de aantallen ongeldige en blanco stemmen vastgesteld.
Deze voorlopige telling heeft twee functies. Ten eerste kunnen deze gegevens worden vergeleken met de definitieve telling door het gemeentelijk stembureau. Als blijkt dat er tussen beide tellingen aanzienlijke verschillen zitten, kan dat aanleiding zijn om nader onderzoek te doen naar mogelijke onregelmatigheden bij het vervoer van de stembiljetten. Mede op basis daarvan zou het vertegenwoordigend orgaan kunnen besluiten tot een herstemming (artikel V 4 van de Kieswet).
Ten tweede kan op de stemmingsavond aan de hand van de voorlopige telling van de stembureaus een voorlopige uitslag worden bekend gemaakt. Ten overvloede wordt opgemerkt dat op grond van de Kieswet bij de verkiezing van de leden van het Europees Parlement geen voorlopige uitslag wordt bekendgemaakt op de stemmingsavond (donderdag), omdat in andere lidstaten de stemming pas op de daaropvolgende vrijdag, zaterdag of zondag plaatsvindt.
Na de voorlopige telling worden de stembiljetten ingepakt en vervoerd naar één of meer locaties binnen de gemeente waar de centrale stemopneming plaatsvindt.
De verantwoordelijkheid voor de organisatie, beveiliging van het vervoer van de stembus, en het vervoer zelf is opgedragen aan burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders zijn het beste in staat om het vervoer goed te organiseren waarbij rekening wordt gehouden met de plaatselijke omstandigheden, zoals de afstand tussen de stemlokalen en de locatie waar de stemopneming plaatsvindt. Burgemeester en wethouders kunnen daarbij bijvoorbeeld besluiten om onafhankelijke toezichthouders aan te wijzen die bij het vervoer aanwezig kunnen zijn. Het is aan burgemeester en wethouders om in het kader van de lokale situatie een afweging te maken waarin de verschillende risico’s op plaatselijk niveau op de juiste wijze worden gewogen.
Ook het proces-verbaal wordt overgebracht naar het gemeentelijk stembureau. Bij ministeriële regeling kunnen hierover nadere regels worden gesteld. Bijvoorbeeld dat het proces-verbaal – separaat van de stembus – door de voorzitter van het stembureau wordt overgebracht naar de locatie voor de stemopneming.
Voor de centrale telling kan in de meeste gemeenten worden volstaan met één centrale locatie. Bij grote gemeenten kan het wenselijk zijn meer locaties aan te wijzen, gelet op het aantal stembiljetten dat moet worden geteld. Het college van burgemeester en wethouders wijst de locatie aan en is verantwoordelijk voor de inrichting. Het is aan het college van burgemeester en wethouders te besluiten of de centrale stemopneming plaatsvindt direct aansluitend aan de stemming danwel de volgende dag. In het besluit is wel een uiterste tijdstip vastgelegd waarop de stemopneming moet aanvangen, te weten 9 uur ’s ochtends op de dag na de stemming. In het geval de centrale stemopneming niet op de dag van stemming zelf plaatsvindt, zijn burgemeester en wethouders verantwoordelijk voor de beveiligde opslag van de stembussen.
Het college van burgemeester en wethouders is ook verantwoordelijk voor de benoeming van de leden van het gemeentelijk stembureau. Leden van het gemeentelijk stembureau moeten ten minste achttien jaar zijn en na het volgen van een training naar het oordeel van burgemeester en wethouders over voldoende kennis en vaardigheden beschikken over het verkiezingsproces. Hierbij zou een toets kunnen worden voorgeschreven die met goed gevolg moet zijn afgelegd. Een persoon kan niet tot lid van het gemeentelijk stembureau worden benoemd, als hij uit het kiesrecht is ontzet, lid is van het hoofdstembureau of centraal stembureau, dan wel bij een vorige verkiezing heeft gehandeld in strijd met hetgeen dat bij of krachtens de Kieswet is bepaald. Verder is geregeld dat een lid van het gemeentelijk stembureau niet kan worden benoemd tot lid van een gewoon stembureau. Het is ten slotte onwenselijk als deze zijn eigen werkzaamheden zou moeten controleren.
Bij de stemopneming dienen te allen tijde ten minste vijf leden van het gemeentelijk stembureau aanwezig te zijn. Als de stemopneming plaatsvindt op meer locaties zal de gemeente dus meer leden voor het gemeentelijk stembureau dienen aan te wijzen.
De leden van het gemeentelijk stembureau zijn verantwoordelijk voor de beoordeling van eventuele ongeldige stemmen. Hun voornaamste taak, naast het vastleggen van de stemopneming van elk stembureau in het proces-verbaal, is het houden van toezicht op het verloop van de stemopneming. Hiermee wordt de eenvormigheid van de stemopneming bevorderd. Voor de daadwerkelijke stemopneming laat het gemeentelijk stembureau zich bijstaan door tellers, aan te wijzen door het college van burgemeester en wethouders. Deze verrichten de telwerkzaamheden.
Om te voorkomen dat de stembureauleden zichzelf controleren, kunnen stembureauleden geen lid zijn van het gemeentelijk stembureau. Stembureauleden kunnen het gemeentelijk stembureau wel bijstaan bij de tellingen.
In de praktijk zullen diverse teams gelijktijdig bezig zijn met de stemopneming van de verschillende stembureaus binnen de gemeente en zullen de teams achtereenvolgens meerdere stemopnemingen uitvoeren. Zodra een team de stemopneming heeft afgerond, informeert het de aanwezige leden van het gemeentelijk stembureau over de uitkomsten. Als de leden van het gemeentelijk stembureau van oordeel zijn dat de stemopneming correct is verlopen, wordt de stemopneming voor het betreffende stembureau afgerond en wordt de uitkomst vastgelegd zodat het onderdeel gaat uitmaken van het proces-verbaal. Indien er onduidelijkheden zijn, kan het gemeentelijk stembureau gelasten de stembiljetten opnieuw te tellen.
Indien blijkt dat het aantal uitgebrachte stemmen hoger of lager is dan het aantal kiezers dat door het stembureau tot de stemming is toegelaten, dan worden de aantallen geldige stempassen, kiezerspassen en volmachtbewijzen voor dat stembureau opnieuw geteld. De eventuele verschillen tussen het aantal toegelaten kiezers en het aantal stembiljetten dat is geteld, worden in het proces-verbaal vermeld. Ook als tijdens de stemopneming zich andere problemen voordoen, bijvoorbeeld doordat stembiljetten in het ongerede zijn geraakt, zal dit door het gemeentelijk stembureau in het proces-verbaal worden vermeld. Het gemeentelijk stembureau maakt in het proces-verbaal melding van de gemaakte bezwaren alsmede van de wijze waarop het gemeentelijk stembureau daarop heeft gereageerd.
Als het gemeentelijk stembureau de stemopneming voor een stembureau heeft afgerond, deelt het de uitslag van dit stembureau mede aan de aanwezige personen. Dit kan ook schriftelijk gebeuren, door de uitslag van een stembureau ter inzage te leggen. Deze aanwezige personen kunnen vervolgens mondeling bezwaren tegen de vastgestelde uitslag voor een stembureau inbrengen.
Het gemeentelijk stembureau is overigens bevoegd om – zolang het de uitslag voor de gemeente nog niet officieel heeft vastgesteld – de stemopneming voor een bepaald stembureau opnieuw uit te voeren. Dit kan wenselijk blijken als bij het verwerken van de processen-verbaal in de gemeentelijk uitslag twijfels ontstaan over de juistheid van de stemopneming.
Het organiseren van een centrale telling brengt met zich mee dat er een nieuw proces voor de stemopneming moet worden opgesteld. Het gaat dan bijvoorbeeld om het uitschrijven van de taken (zoals het in ontvangst nemen, registeren en uitzetten van de stembussen, het tellen van de stemmen en het inzetten van controleurs/adviseurs). Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is voornemens de procesbeschrijving, in samenspraak met de gemeenten die aan deze experimenten deelnemen, uit te werken.
Met de centrale stemopneming wordt beoogd dit proces transparanter en beter controleerbaar te laten verlopen. Dit betekent dat het uitdrukkelijk de bedoeling is dat pers en vertegenwoordigers van politieke partijen, naast uiteraard «gewone» kiezers, de stemopneming kunnen bijwonen. Wel kan het wenselijk zijn dat degenen die de stemopneming waarnemen niet overal kunnen rondlopen. Dat kan de organisatie verstoren en daarmee ook het goede verloop van de stemopneming. Het gemeentelijk stembureau heeft de taak om de orde bij de stemopneming te bewaken en heeft op grond daarvan de bevoegdheid een ieder die de stemopneming bijwoont aanwijzingen te geven ten einde de stemopneming correct te laten verlopen. Bij dergelijke aanwijzingen kan worden gedacht aan het verstrekken van een bepaalde kleur hesje aan de aanwezigen of een zodanige inrichting van de ruimte waar de stemopneming plaats vindt dat de aanwezigen wel kunnen observeren maar niet overal toegang hebben (bijvoorbeeld door het aanbrengen van een «afzetlinten» of tribunes).
In geval van een experiment met centrale stemopneming is niet de burgemeester maar het gemeentelijk stembureau verantwoordelijk voor het vaststellen van de uitslag op gemeentelijk niveau. Het gemeentelijk stembureau geeft deze uitslag dan ook door aan het hoofdstembureau.
Het besluit bevat een aparte regeling voor het geval in de gemeente Den Haag zou worden besloten om aan het experiment deel te nemen. Dit is noodzakelijk omdat in de gemeente Den Haag ook de briefstemmen van kiezers buiten Nederland worden geteld en de uitkomsten van deze tellingen in geval van een experiment zullen moeten worden doorgegeven aan het gemeentelijk stembureau in plaats van de burgemeester.
De wijze van vaststellen van de uitslag, de mogelijkheden om bezwaar te maken bij de centrale stemopneming en de gang van zaken met betrekking tot de stembiljetten na afloop van de stemopneming (bijvoorbeeld de bevoegdheid deze over te dragen aan de officier van justitie voor nader onderzoek en de eventuele vernietiging) zijn ontleend aan de regeling in de Kieswet.
Het proces-verbaal van het gemeentelijk stembureau bevat niet alleen de uitslagen maar geeft eveneens voor zover mogelijk een verklaring van het eventuele verschil dat is geconstateerd tussen het aantal kiezers dat aan de stemming heeft deelgenomen en het aantal stemmen dat is uitgebracht. Het gemeentelijk stembureau kan zich daarbij baseren op de processen-verbaal van de stembureaus. Daarnaast stelt het gemeentelijk stembureau een verslag samen van alle bezwaren die staan vermeld in de processen-verbaal van de stembureaus. Dit verslag is als bijlage onderdeel van het proces-verbaal dat wordt toegezonden aan het vertegenwoordigend orgaan en het centraal stembureau. Dit betekent dat de processen-verbaal van de stembureaus zelf niet langer automatisch aan het vertegenwoordigd orgaan worden verzonden (het vertegenwoordigend orgaan kan deze net als alle andere stembescheiden desgewenst alsnog opvragen). Deze werkwijze heeft als voordeel voor het vertegenwoordigend orgaan dat het één overzicht heeft van alle ingebrachte bezwaren bij alle stembureaus binnen de gemeente.
Bij de evaluatie van het experiment rondom de centrale stemopneming zijn de criteria er op gericht de meerwaarde vast te stellen ten opzichte van de reguliere stemopneming. Deze meerwaarde wordt afgewogen tegen de organisatorische consequenties en de financiële en administratieve lasten voor de uitvoerende instanties.
Daarbij kan aan betrokkenen hun visie worden gevraagd op de experimenten om te kunnen vaststellen of de centrale stemopneming efficiënter, betrouwbaarder, transparanter en dus beter controleerbaar is verlopen.
Het experiment met een nieuw model stembiljet voor de kiezers in het buitenland betekent een lichte administratieve lastenverzwaring, omdat het stembiljet geen namen van kandidaten bevat. De kiezers die het stembiljet elektronisch krijgen toegestuurd, zullen hiervoor een website moeten raadplegen op het moment dat de kandidatenlijsten definitief geldig zijn. Een link naar deze website kan worden opgenomen in de e-mail waarmee het stembiljet wordt toegezonden naar de kiezer. Aan kiezers die niet over internet beschikken wordt per post een kandidatenlijst toegestuurd.
Het experiment met een centrale stemopneming betekent dat gemeenten hun verkiezingsproces anders moeten organiseren. In plaats van dat zij voldoende tellers moeten inzetten bij de stemlokalen, richten zij één of meer centrale locaties voor de stemopneming in. Daarbij moeten zij het vervoer van de stembiljetten en andere bescheiden naar deze locatie(s) organiseren. Het is de verwachting dat de experimenten niet tot substantieel meer uitvoeringskosten leiden. Voor zover dat wel het geval is, zullen voor de eerste experimenten de eventuele extra kosten van gemeenten voor rekening komen van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Het besluit is voor advies voorgelegd aan de Kiesraad, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVvB) en de gemeente Den Haag. Allen staan positief tegenover het besluit.
De VNG en NVvB vragen hoe moet worden gehandeld als een e-mailadres onjuist of onbereikbaar is. Zij adviseren, net als de gemeente Den Haag, te regelen dat kiezers het stembiljet ook kunnen downloaden van de websites van de Rijksoverheid en de gemeente Den Haag.
De voorkeur wordt gegeven aan het sturen van het stembiljet per e-mail aan de kiezer. Bij de voorbereiding van het experiment zal de kiezer er op worden geattendeerd dat het van belang is dat het opgegeven e-mailadres correct is en bereikbaar moet zijn. De kans dat dit toch niet het geval is, wordt niet groter geacht dan het risico dat thans bestaat dat het door de kiezer opgegeven (post)adres niet correct is. Ook bij het downloadbaar maken van het stembiljet bestaan risico’s. Zo kan een website waar het stembiljet te downloaden is het mikpunt worden van aanvallen waardoor het voor de kiezer niet mogelijk is om in het bezit te komen van het stembiljet. Een kiezer die geen stembiljet via de e-mail heeft ontvangen, kan dit altijd melden aan bijvoorbeeld de helpdesk en om nieuwe verzending vragen.
De Kiesraad adviseert het moment te regelen waarop kiezers buiten Nederland hun stembescheiden krijgen toegestuurd. Verder adviseert hij de kiezer die zijn stembiljet elektronisch ontvangt gelijktijdig de kandidatenlijst elektronisch toe te sturen. De kiezers die het stembiljet per post ontvangt zou het gelijktijdig de kandidatenlijst op papier moeten worden toegestuurd.
De regering wijst erop dat in artikel M 6 van de Kieswet is geregeld dat de stembescheiden zo spoedig mogelijk worden verzonden. Als de kiezer zijn stembiljet per e-mail wenst te ontvangen, kan derhalve zijn briefstembewijs direct nadat besloten is op het registratieverzoek van de kiezer worden verzonden. Verder meent de regering dat het niet wenselijk is in de e-mail voor de kiezer zowel een bijlage voor het stembiljet als een bijlage voor de kandidatenlijst op te nemen. Dat brengt het risico met zich mee dat de kiezer een vergissing maakt en niet het stembiljet gebruikt om te stemmen, maar de kandidatenlijst. Dat risico kan worden beperkt door in het e-mailbericht te verwijzen naar een internetadres waar de kandidatenlijst kan worden geraadpleegd. Per post zal het stembiljet en de kandidatenlijst wel gelijktijdig worden verzonden, maar wordt de kandidatenlijst zo vormgegeven dat deze niet snel wordt aangezien voor stembiljet.
De gemeente Den Haag adviseert dat als de kiezer niet aangeeft het stembiljet per post of per e-mail te willen ontvangen, het stembiljet per e-mail aan de kiezer te sturen (tenzij een e-mailadres ontbreekt).
De regering is echter van mening dat als de kiezer niet aangeeft hoe hij in het bezit wil komen van het stembiljet, uitgegaan moet worden van het huidige proces en dus niet van een proces waar de kiezer niet vertrouwd mee is. Bij het vaststellen van het model van het registratieformulier zal de keuze die de kiezer moet maken duidelijk worden vermeld.
De VNG, NVvB en de gemeente Den Haag vragen hoe de kandidatenlijsten beschikbaar worden gesteld.
Het overzicht van kandidaten wordt gepubliceerd en is dus voor de kiezer te raadplegen onder andere op de website die gebruikt zal worden voor de voorlichtingscampagne van de Rijksoverheid voor de verkiezing van de leden van het Europees Parlement. Voor kiezers die hun stembiljet via de post ontvangen, geldt dat de kandidatenlijsten zullen worden meegestuurd met het stembiljet.
De gemeente Den Haag vraagt wat de beveiligingskenmerken van het briefstembewijs zijn en welke implicaties dit heeft voor het productieproces en de kosten daarvan.
Het voornemen is dat het briefstembewijs op een vergelijkbare manier wordt beveiligd als de stempassen. Op basis van de ervaringen met de productie van stempassen is bekend dat de extra kosten daarvan gering zijn.
De regering neemt het advies van de Kiesraad over om op het model voor het stembiljet de naam van het vertegenwoordigend orgaan waarvoor de verkiezing geldt en het verkiezingsjaar te vermelden. Hiermee wordt voorkomen dat kiezers abusievelijk een oud stembiljet (van een vorige verkiezing) gebruiken.
De gemeente Den Haag vraagt wat uit onderzoek van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is gebleken met betrekking tot de mogelijkheden van het verder automatiseren van het registratie- en stemproces voor kiezers buiten Nederland en of de uitkomsten van dit onderzoek doorwerken in dit besluit.
De regering heeft het voornemen om voor de toekomst de registratie voor elke verkiezing af te schaffen. In dit verband wordt verwezen naar Kamerstukken II 2010/11, 31 142, nr. 30 en Kamerstukken II 2012/13, 31 142, nrs. 35 en 36).
De gemeente Den Haag raadt af dat kiezers buiten Nederland een eigen retourenveloppe kunnen gebruiken. De oranje enveloppe zou verplicht moeten blijven, omdat het goed te herkennen is voor de postverwerking en een extra waarborg tegen dubbel stemmen is.
Dit advies is overgenomen. In het ontwerp-besluit was opgenomen dat het kiezers niet zou worden tegengeworpen indien zij in plaats van de toegezonden oranje enveloppe een eigen enveloppe gebruiken om hun stembescheiden terug te sturen. Op grond van de procedure onder de Kieswet worden stembescheiden die niet in de originele oranje enveloppe zijn geretourneerd niet geteld. De gemeente Den Haag hecht evenwel sterk aan het gebruik van de oranje enveloppe omdat daarmee voor alle betrokkenen duidelijk is dat deze stembescheiden bevat. Dat voorkomt dat de enveloppe abusievelijk door onbevoegden wordt opengemaakt en leidt ertoe dat deze bijvoorbeeld door de postkamer snel kan worden verwerkt en niet zoek raakt tussen de gewone post. Het gebruik van een eigen enveloppe zou er toe kunnen leiden dat minder in plaats van meer kiezers een geldige stem kunnen uitbrengen. Wel is in artikel 6 van dit besluit expliciet opgenomen dat kiezers een nieuwe enveloppe kunnen aanvragen, mocht deze in het ongerede zijn geraakt.
De gemeente Den Haag vindt in artikel 6, derde lid, van het ontwerp-besluit verwarrend dat moet worden gecontroleerd of een retourenveloppe «voldoende gefrankeerd» is, en adviseert te bepalen dat moet worden vastgesteld of er strafport moet worden betaald.
Het bedoelde artikel is naar aanleiding van de consultatie geschrapt, waardoor beantwoording van deze vraag achterwege kan blijven.
De Kiesraad adviseert de stem waarbij op een stembiljet een keuze is gemaakt voor een partij maar niet voor een kandidaat, als ongeldig te verklaren. Hij vindt dat het voorstel om deze stem toe te rekenen aan de lijsttrekker er toe kan leiden dat sluipenderwijs de partijstem wordt ingevoerd. Dat zou een principiële verandering van ons kiesstelsel zijn.
De regering wijst erop dat de discussie over dit punt ook al heeft plaatsgevonden in het kader van de Experimentenwet (Kamerstukken II 2012/13, 33 573, nrs. 3, 4 en 6). De regering deelt de opvatting van de Kiesraad niet. Ten eerste wordt ten onrechte geconcludeerd dat sprake is van een lijststem, omdat de stem wordt toegewezen aan de lijsttrekker en ook bij de berekening van de verkiezingsuitslag als zodanig wordt gewogen. Ten tweede kan de kiezer aan de vormgeving van het stembiljet het vertrouwen ontlenen dat hij een keuze voor alleen een lijst mág maken. Als hij daarop afgaat, alle voorlichting en instructies ten spijt, dan is het niet redelijk dat zijn stem ongeldig wordt verklaard. Ten derde moet worden voorkomen dat kiezers in het buitenland in een nadelige positie terechtkomen ten opzichte van kiezers in het stemlokaal. Het huidige stembiljet – voor kiezers in het stemlokaal – laat het namelijk qua vormgeving niet toe om alleen een lijst te kiezen. Zij kunnen deze fout daarom niet maken. Tot slot wijst de regering erop dat de voorgestelde regeling geldt in het kader van dit experiment. Na afloop van de experimenten kan worden onderzocht wat het daadwerkelijke effect is geweest van deze regeling, en kan een nieuwe afweging worden gemaakt of het wenselijk is dit in definitieve wetgeving op te nemen.
De gemeente Den Haag verzoekt ook een grondslag op te nemen dat het experiment kan worden ingezet bij vervroegde verkiezingen van de Tweede Kamer.
In de Experimentenwet is deze grondslag reeds opgenomen in artikel 2. Er kan worden geëxperimenteerd tijdens verkiezingen als bedoeld in de Kieswet. Daaronder vallen ook eventuele vervroegde Tweede Kamerverkiezingen.
De gemeente Den Haag en de Kiesraad wijzen erop dat de dag waarop het register ongeldige briefstembewijzen wordt opgemaakt, ligt vóór de uiterste dag waarop vervangende briefstembewijzen kunnen worden aangevraagd. De gemeente Den Haag adviseert daarom de uiterste dag waarop een briefstembewijs kan worden aangevraagd te bepalen op de negende dag voor de stemming.
Dit advies is overgenomen.
Op advies van de Kiesraad is tevens in de nota van toelichting verduidelijkt dat op een mondeling verzoek om een vervangend briefstembewijs terstond moet worden beslist, hetgeen betekent dat de aanvrager zijn briefstembewijs terstond meekrijgt.
De Kiesraad vraagt om in de evaluatie aandacht te besteden aan verschillende onderwerpen. Hij wijst daarbij op de bepalingen in het ontwerpbesluit die afwijken van hetgeen in het Nederlands kiesrecht gebruikelijk is. Ook is de Kiesraad benieuwd of de evaluatie van de regeling dat bijschrijvingen en tekeningen op het stembiljet krachtens het ontwerpbesluit niet altijd tot een ongeldig uitgebrachte stem leiden, aanleiding kan geven voor een aanpassing van de algemeen geldende regel op dit punt.
Bij de evaluatie wordt vastgesteld in hoeverre de experimenten een meerwaarde hebben voor de uitvoerende instanties, de kiezer en politieke partijen. Deze meerwaarde wordt afgewogen tegen de organisatorische consequenties en de financiële en administratieve lasten voor de uitvoerende organisaties. Daarbij worden de ervaringen betrokken van belangrijke actoren bij de experimenten (zie de artikelen 17 en 45 van het besluit). Voor zover de voorgedragen punten van de Kiesraad invloed hebben op de verkiezing zal dat uit deze evaluatie blijken. Op basis daarvan kan worden besloten of een definitieve regeling in de Kieswet op die punten wenselijk is.
De Kiesraad adviseert het college van burgemeester en wethouders te verplichten de locatie waar de stemmen worden geteld, altijd bekend te maken. Daarbij adviseert hij dat deze bekendmaking niet alleen plaatsvindt in een van overheidswege uitgegeven blad, maar ook op «een andere geschikte wijze» als bedoeld in artikel 3:42, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
In deze bekendmaking is voorzien in artikel 20, zevende lid, van het besluit. Dergelijke aanwijzingsbesluiten worden op grond van artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht bekend gemaakt. De regering meent dat het informeren van het brede publiek verder zal moeten plaatsvinden door middel van de voorlichtingscampagne. Ten overvloede merkt de regering op dat in artikel 25, tweede lid, van het besluit is geregeld dat als er meer dan één locatie is ingesteld voor de stemopneming, burgemeester en wethouders tijdig besluiten en bekendmaken op welke locatie de stembiljetten van de verschillende stembureaus worden geteld.
De Kiesraad heeft voorts geadviseerd in het besluit duidelijker tot uitdrukking te brengen dat het stembureau ten aanzien van iedere lijst het gezamenlijke aantal uitgebrachte stemmen op die lijst vaststelt. Daarnaast adviseert hij te bepalen dat het gemeentelijk stembureau de (voorlopige) uitslag per stembureau onmiddellijk mededeelt en de aanwezige kiezers de mogelijkheid geeft mondeling bezwaren in te dienen. Voorts stelt hij voor een bepaling op te nemen waaruit blijkt waar de respectievelijke verantwoordelijkheden van het stembureau, van burgemeester en wethouders en het gemeentelijk stembureau aanvangen en eindigen.
Deze adviezen zijn overgenomen.
De Kiesraad adviseert in het besluit een voorziening op te nemen voor het geval de stembiljetten niet allemaal in de stembus passen. Daarnaast adviseert hij op alle pakketten een indicatie van hun inhoud weer te geven, zodat duidelijk blijft welke documenten een pakket bevat.
In het besluit is geen regeling getroffen voor het geval niet alle pakketten met stembiljetten in de stembus zouden passen omdat dit zeer onwaarschijnlijk wordt geacht. Indien in een stemlokaal omdat er veel kiezers zijn, meerdere stembussen nodig zijn, zijn deze ook beschikbaar om de pakketten in te stoppen. Het advies om op alle pakketten een indicatie van hun inhoud weer te geven, is overgenomen.
De Kiesraad adviseert nader toe te lichten op welke manier een zinvolle observatie van het telproces voor kiezers en waarnemers wordt gegarandeerd. Daarbij vindt hij het belangrijk dat het voor elk van de aanwezigen tijdens de stemopneming reëel mogelijk is te vragen een stembiljet expliciet te tonen.
Zoals ook de observatie van de stemopneming in het stemlokaal mede afhankelijk is van de inrichting van de ruimte, geldt dat ook voor de observatie van de stemopneming op een centrale locatie. Het is niet goed mogelijk zonder de specifieke locatie te kennen precies te beschrijven hoe de stemopneming moet worden ingericht. Het uitgangspunt van de Kiesraad dat kiezers en tellers goed zich moeten hebben op het telproces en de beslissingen die daarin gemaakt worden en dat het voor elk der aanwezigen reëel mogelijk moet zijn om een stembiljet expliciet te tonen, wordt gedeeld. In overleg met de gemeenten waar de eerste experimenten worden gehouden, zal hieraan invulling worden gegeven.
De Kiesraad adviseert in het Experimentenbesluit te waarborgen dat in het proces-verbaal van het gemeentelijk stembureau de resultaten tot op het individuele stembureau herleidbaar zijn.
Dit advies is overgenomen.
De Kiesraad mist gedetailleerde informatie over de wijze waarop het gemeentelijk proces-verbaal tot stand komt. Hij vraagt zich af of de tellers aparte telformulieren ontvangen en de leden van het gemeentelijk stembureau gegevens van deze formulieren overschrijven. Hij meent dat voorkomen moet worden dat hierdoor fouten worden gemaakt.
Een gedetailleerde invulling van het precieze telproces valt op dit moment nog niet te geven, en is overigens ook voor de reguliere stemopneming niet in de Kieswet opgenomen op dit detailniveau. Het advies van de Kiesraad om zo min mogelijk gegevens over te hoeven schrijven wordt ter harte genomen.
Ten onrechte meent de Kiesraad dat als er op meerdere locaties wordt geteld er meerdere gemeentelijke stembureaus zijn. In dat geval is er namelijk nog steeds één gemeentelijk stembureau dat op de zitting voor het vaststellen van de uitslag voor de gehele gemeente één proces-verbaal opmaakt.
De Kiesraad vraagt nader te duiden wat de toegevoegde waarde is om op gemeentelijk stembureauniveau het verschil tussen het aantal toegelaten kiezers en uitgebrachte stemmen te verklaren. Hij wijst erop dat dit verschil ook al op stembureauniveau moet worden verklaard.
De meerwaarde is dat voor de gehele gemeente een beeld ontstaat van de betrouwbaarheid van de verkiezingsuitslag. Op basis daarvan kan het vertegenwoordigend orgaan beoordelen of een (gedeeltelijke) herstemming wenselijk is.
De Kiesraad is van opvatting dat er een gemotiveerde afweging dient plaats te vinden tussen de extra inspanning die in een toch al drukke periode van het gemeentelijk stembureau gevraagd wordt om de processen-verbaal op internet te publiceren en de meerwaarde die deze publicatie heeft voor de transparantie van het proces. De Kiesraad vraagt op deze afweging in te gaan.
Het regering is van mening dat de transparantie en controleerbaarheid hier zwaarder moeten wegen dan de, beperkte, belasting die het publiceren van het proces-verbaal met zich mee brengt.
De Kiesraad adviseert in het besluit vast te leggen dat de bezwaren uit de processen-verbaal van de stembureaus geparafraseerd in het verslag moeten worden opgenomen, naar een door de minister vast te stellen categorisatie. Daarnaast adviseert hij in het besluit te verduidelijken wat de status van dit verslag is en wie een afschrift van dit verslag zullen ontvangen.
De regering vindt het van belang dat de bezwaren die de kiezers in het stemlokaal hebben gemaakt ook door het gemeentelijk stembureau worden meegenomen. Het is echter de vraag of «parafraseren» daarvoor de meest aangewezen weg is. De regering heeft er een voorkeur voor dat de bezwaren worden overgenomen en vermeld in het verslag van het gemeentelijk stembureau. Het benoemen van categorieën hiervoor is moeilijk denkbaar aangezien niet is te voorzien waarover precies bezwaren zullen worden gemaakt. In artikel 38, vierde lid, is verduidelijkt dat het verslag onderdeel is van het proces-verbaal van het gemeentelijk stembureau. Deze zal daardoor op internet worden gepubliceerd en worden verzonden naar het hoofdstembureau en het vertegenwoordigend orgaan.
De NVvB en de VNG hebben in er hun reactie op gewezen dat het wenselijk is om in 2015, wanneer er volgens het regeringsvoornemen tegelijkertijd verkiezingen zullen plaatsvinden voor de provinciale staten en de waterschapsbesturen, in meer gemeenten te kunnen experimenteren met centraal tellen, zeker in die gemeenten die meer dan een waterschap in hun grondgebied hebben.
Het is op dit moment nog niet te voorzien of het wenselijk is bij deze verkiezingen meer gemeenten aan te wijzen. Dit zal afhangen van de ervaringen die worden opgedaan bij de verkiezingen in 2014, te weten de gemeenteraadsverkiezingen en de verkiezingen van het Europees Parlement.
De NVvB en VNG hebben opgemerkt dat het niet wenselijk is om opnieuw te tellen als het aantal toegelaten kiezers niet overeenstemt met het aantal stembiljetten dat in de stembus is aangetroffen, wanneer dit slechts een klein verschil is.
De regering deelt deze visie niet. Als er een verschil is tussen het aantal toegelaten kiezers en het aantal uitgebrachte stemmen, is het wenselijk dit verschil met zekerheid vast te stellen. Dat is van belang voor het vertrouwen in de verkiezingsuitslag. Nu een verschil kan worden veroorzaakt door een telfout bij het vaststellen van het aantal toegelaten kiezers, is het wenselijk dit te controleren.
De VNG en NVvB schrijven dat het ook wenselijk is bij de verkiezing van de Tweede Kamer en provinciale staten een voorlopige uitslag vast te stellen. Voor de verkiezing van de leden van het Europees Parlement is deze functie niet aan de orde, omdat de uitslag eerst geheim moet blijven doordat in andere landen van de Europese Unie nog moet worden gestemd.
In dit besluit is rekening gehouden met deze opmerkingen van de VNG en NVvB.
De VNG en NVvB vragen waarom is bepaald dat het lidmaatschap van het gemeentelijk stembureau eindigt nadat de pakken en het proces-verbaal zijn vernietigd. Zij merken op dat dit in de Kieswet niet is geregeld voor leden van het stembureau.
In artikel 20 van het besluit is dit geregeld zodat duidelijk is op welk moment het lidmaatschap eindigt. Nadat het vertegenwoordigend orgaan over de toelating van de leden heeft beslist, is er geen rol meer voor het gemeentelijk stembureau. Ten overvloede wordt opgemerkt dat op grond van het wetsvoorstel tot wijziging van de Kieswet (Kamerstukken II 2012/13, 33 268, A) in artikel E 4, derde lid, van de Kieswet het einde van het lidmaatschap van het stembureau wordt geregeld.
De redactionele opmerkingen van de VNG en NVvB over de artikelen 26, 27 en 28 bij het ontwerp-besluit en van de Kiesraad over artikel 21 van het ontwerpbesluit zijn overgenomen.
De kiezer wordt de mogelijkheid geboden zijn stembiljet per e-mail te ontvangen. Daarvoor vermeldt hij bij zijn registratie het e-mail adres waarnaar deze stukken moeten worden verzonden. De kiezer die het stembiljet per e-mail ontvangt, print dit uit. De andere stembescheiden, zoals het briefstembewijs en verzendenveloppen, worden nog wel via de post naar de kiezer verzonden.
Indien de kiezer niet aangeeft dat hij zijn stembiljet per e-mail wil ontvangen, zal het stembiljet hem via de post worden toegestuurd.
Onder het verzenden per post kan overigens worden verstaan dat de kiezer besluit zelf zijn post op te halen. Met name voor kiezers op Aruba, Curaçao en Sint Maarten kan dat wenselijk zijn, omdat het ophalen van de post met stembiljetten bij de Vertegenwoordiging eenvoudiger en betrouwbaarder is dan bezorging via de post.
De kiezer wordt een overzicht van de kandidatenlijsten beschikbaar gesteld. Dit overzicht heeft de kiezer nodig om zijn stem te kunnen uitbrengen, omdat hij aan de hand daarvan kan bepalen welk kandidaatsnummer hoort bij de kandidaat van zijn keuze.
De redactie van artikel M 6 van de Kieswet maakt het reeds mogelijk om het stembiljet separaat van de andere stembescheiden te verzenden. Het is daardoor mogelijk om de geadresseerde retourenveloppe, het briefstembewijs, een enveloppe voor het stembiljet en een handleiding naar de kiezer te sturen op het moment dat hij is geregistreerd als kiezer. Zodra de kandidatenlijsten onherroepelijk geldig zijn verklaard, kan via de elektronische weg het stembiljet worden toegezonden. De mogelijkheid daarvoor bestaat op grond van afdeling 2.3 van de Algemene wet bestuursrecht.
Indien de kiezer zijn stembiljet per post wil ontvangen, is het mogelijk het stembiljet gezamenlijk met alle andere stukken per post te verzenden.
Op grond van het tweede lid zal Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de kiezer die per e-mail zijn stembiljet wil ontvangen, deze per e-mail versturen. Dat geldt dus ook voor de kiezers buiten Nederland die zijn geregistreerd bij de gemeente Den Haag. De gemeente Den Haag verstrekt hiervoor op grond van artikel 18 de gegevens, zoals namen en e-mailadressen, die hij tijdens de registratieprocedure van kiezers heeft ontvangen.
De kiezer retourneert zijn stembiljet en briefstembewijs in de daartoe bestemde enveloppe die hij per post heeft ontvangen. Deze retourenveloppe is oranje van kleur, in verband met een goede postverwerking. De kiezer moet deze retourenveloppe gebruiken, wil hij een geldige stem kunnen uitbrengen.
Dit artikel regelt dat de kiezer die zijn retourenveloppe kwijt is, op zijn verzoek een nieuwe retourenveloppe ontvangt. Deze wordt verstrekt door de burgemeester van ’s-Gravenhage, de vertegenwoordiger van Nederland in Aruba, Curaçao en Sint Maarten, het hoofd van een consulaire post of de Nederlandse leiding in het inzetgebied van de militaire missies waar een briefstembureau is ingesteld. Het artikel sluit overigens niet uit dat ook andere Nederlandse organen in het buitenland een oranje enveloppe kunnen verstrekken. Bijvoorbeeld de Nederlandse leiding van militairen die op training zijn in het buitenland (en niet op een aangewezen missie) zouden een oranje enveloppe kunnen verstrekken. Dit geschiedt uiteraard in goed overleg met de burgemeester van ’s-Gravenhage, de vertegenwoordiger van Nederland in Aruba, Curaçao en Sint Maarten, of het hoofd van een consulaire post of de Nederlandse leiding in het inzetgebied van de militaire missies waar een briefstembureau is gevestigd.
Nu in het voorstel een briefstembewijs wordt gebruikt met een nummer en beveiligingskenmerken is het niet noodzakelijk dat de kiezer de retourenveloppe stuurt naar het briefstembureau dat op de retourenveloppe staat. Hij mag het daarom ook sturen naar een ander briefstembureau. In het kader van de voorlichting zal de kiezer de adressen van alle briefstembureaus ter beschikking worden gesteld.
Dit artikel regelt dat op het briefstembewijs een nummer wordt vermeld, op basis waarvan een register ongeldige briefstembewijzen wordt bijgehouden. Ieder briefstembewijs krijgt een eigen nummer. Als een briefstembewijs ten onrechte in omloop is gebracht, kan dat briefstembewijs – indien daarmee toch wordt gepoogd een stem uit te brengen – op basis van het nummer worden herkend en ter zijde worden geschoven. Doordat zowel de gemeente Den Haag als de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties briefstembewijzen drukt, moet bij de productie er rekening mee worden gehouden dat zij niet dezelfde nummers gebruiken. Dat kan als beide organen een eigen kenmerk toevoegen aan het nummer.
Op grond van artikel M 6, tweede lid, van de Kieswet, is het mogelijk het briefstembewijs van echtheidskenmerken te voorzien. Dat artikel bepaalt namelijk dat bij ministeriële regeling een model voor het briefstembewijs wordt vastgesteld. In aanvulling daarop regelt dit artikel dat Onze Minister tijdig aan de gemeente ’s-Gravenhage de informatie verschaft die nodig is voor het produceren van het briefstembewijs.
Het register bestaat uit de nummers van de ongeldige briefstembewijzen die in omloop zijn gebracht. Het register wordt beheerd door de burgemeester van ’s-Gravenhage. Een briefstembewijs is ongeldig als daarvoor een vervangend briefstembewijs is verstrekt, als deze van iemand is die niet als kiezer behoort te zijn geregistreerd dan wel is overleden of omdat het is ontvreemd of anderszins onrechtmatig in omloop is. In dit verband wijst de regering erop dat bij de verkiezing van de leden van het Europees Parlement dus ook het briefstembewijs ongeldig is van de kiezer van wie blijkt dat hij zijn stem zal uitbrengen in een ander lidstaat van de Europese Unie (artikel Y 6, eerste lid, van de Kieswet). Verwezen wordt ook naar artikel 47, onderdeel a.
Onze Minister verschaft de burgemeester van ’s-Gravenhage uiterlijk de negende dag voor de stemming de nummers van de briefstembewijzen die hij in omloop heeft gebracht. Deze burgemeester maakt namelijk uiterlijk een dag later een uittreksel op van de ongeldige briefstembewijzen. Dit uittreksel verstrekt hij aan alle briefstembureaus.
Het is noodzakelijk dat de burgemeester van ’s-Gravenhage dit uittreksel uiterlijk de achtste dag voor de stemming aan de briefstembureaus verstrekt. De briefstembureaus kunnen namelijk op grond van artikel M 9, tweede lid, van de Kieswet al op de zevende dag voor de stemming beginnen met de vooropening van de retourenveloppen. Bij deze vooropening wordt onder meer vastgesteld of het briefstembewijs geldig is. Daarvoor moeten zij de beschikking hebben over de nummers van de briefstembewijzen die ongeldig zijn.
De kiezer kan om een vervangend briefstembewijs verzoeken als hij geen briefstembewijs heeft ontvangen of het briefstembewijs kwijt is. In dat geval wordt het nummer van zijn oorspronkelijke briefstembewijs opgenomen in het register ongeldige briefstembewijzen.
De kiezer richt zijn verzoek tot het orgaan dat hem zijn briefstembewijs moet verstrekken. Dit betekent dat de kiezer die woont in Aruba, Curaçao of Sint Maarten zijn verzoek richt tot de vertegenwoordiger van Nederland in zijn land. De overige kiezers doen het verzoek aan de burgemeester van ’s-Gravenhage.
Een schriftelijk verzoek dient uiterlijk de twaalfde dag voor de stemming te zijn ontvangen. Dit kan zowel via de post als via e-mail. Dit is doorgaans de tweede vrijdag voor de stemming. Afhankelijk van het land waar het kiezer woont, is het wenselijk dat de kiezer zijn verzoek eerder doet. Het verschilt namelijk per land hoe lang het duurt om het briefstembewijs per post naar de kiezer te zenden, en om het briefstembewijs en het stembiljet door de kiezer te laten retourneren. De kiezer die vanuit Nieuw-Zeeland om een vervangend briefstembewijs verzoekt, zal niet tijdig een nieuw briefstembewijs kunnen ontvangen en zijn stem kunnen uitbrengen, als de gemeente Den Haag pas twaalf dagen voor de stemming dit verzoek ontvangt. Daarentegen kan de kiezer die in België woont nog wel tijdig een vervangend briefstembewijs ontvangen en zijn stem uitbrengen, als zijn verzoek pas twaalf dagen voor de stemming wordt ontvangen. Het is de verantwoordelijkheid van de kiezer dat hij bij zijn verzoek rekening houdt met de tijd die gemoeid is met het verzenden van de stukken per post. In de voorlichting zal hieraan aandacht worden geschonken. Bij het schriftelijk verzoek overlegt de kiezer een kopie van een identiteitsdocument, zodat kan worden verondersteld dat de kiezer zelf het verzoek doet. Overigens hebben zij ook de mogelijkheid zich te identificeren met een kopie van het bewijs van het Nederlanderschap (met dit document kunnen zij zich ook als kiezer laten registreren). Dit is wenselijk, omdat kiezers in het buitenland niet altijd een geldig identiteitsdocument hebben. Verder is identificatie mogelijk – net als kiezers in het stemlokaal – aan de hand van een kopie van het proces-verbaal dat van een vermissing van het document op ambtseed is opgemaakt door een opsporingsambtenaar van de Nederlandse politie in het Europese deel van Nederland of in Bonaire, Sint Eustatius en Saba, onderscheidenlijk de politie van Aruba, van Curaçao of van Sint Maarten, in combinatie met een kopie van een document van de kiesgerechtigde op diens naam en voorzien van zijn foto.
Daarnaast bestaat de mogelijkheid om het verzoek mondeling (de facto in persoon omdat men in dat geval zich moet identificeren) te doen. Dit is vooral relevant voor de kiezers in Aruba, Curaçao of Sint Maarten. Zij kunnen het verzoek doen bij de Vertegenwoordiger van Nederland in hun land. Het mondeling verzoek dient uiterlijk de negende dag voor de stemming om twaalf uur te zijn gedaan. Dit is doorgaans de tweede maandag voor de stemming. Op een mondeling verzoek om een vervangend briefstembewijs wordt terstond beslist.
Het briefstembewijs wordt op echtheid gecontroleerd en er wordt bezien of het briefstembewijs voorkomt in het register ongeldige briefstembewijzen. Als blijkt dat het briefstembewijs niet echt of ongeldig is, worden de bescheiden van deze kiezer ter zijde gelegd, op grond van artikel M 11, eerste lid, van de Kieswet.
Dit artikel biedt Onze Minister de mogelijkheid een stembiljet vast te stellen waarbij de kiezer stemt door eerst de lijst en vervolgens zijn kandidaat te kiezen. Daarbij kan voor een verkiezing een van de volgende twee modellen worden vastgesteld. Ofwel een model waarbij de kiezer stemt door op het stembiljet eerst de lijst te kiezen waartoe de kandidaat van zijn keuze behoort, en vervolgens het kandidaatsnummer van de kandidaat van zijn keuze te kiezen. Ofwel een model waarbij de kiezer stemt door op het stembiljet eerst de lijst te kiezen waartoe de kandidaat van zijn keuze behoort, en vervolgens het kandidaatsnummer van de kandidaat van zijn keuze te noteren. Voor verdere toelichting wordt verwezen naar het algemeen deel van de toelichting.
De eis dat het stembiljet moet zijn voorzien van de handtekening van de voorzitter van het hoofdstembureau geldt niet bij het experiment.
Bij het vaststellen van het model voor het stembiljet wordt – zoals gebruikelijk – de naam van het vertegenwoordigend orgaan waarvoor de verkiezing geldt en het verkiezingsjaar daarop vermeld. Dat dient tevens als waarborg dat kiezers niet abusievelijk een oud stembiljet (van een vorige verkiezing) gebruiken.
Op het stembiljet en het overzicht van de kandidatenlijsten wordt het logo van een politieke groepering geplaatst als deze is geregistreerd bij het centraal stembureau. Als de aanduiding van een politieke groepering niet op het stembiljet wordt geplaatst, bijvoorbeeld omdat deze op grond van artikel I 6, tweede lid, van de Kieswet is geschrapt, dan wordt ook niet het logo van die groepering op het stembiljet geplaatst. Er moet voorkomen worden dat op stembiljet alleen een logo van een groepering staat, en geen aanduiding. Dat zou namelijk tot verwarring kunnen leiden bij kiezers.
Indien twee of meer politieke groeperingen gezamenlijk aan de verkiezing meedoen door samenvoeging van hun aanduidingen, kunnen beide logo’s op het stembiljet worden geplaatst. Bij ministeriële regeling is vermeld hoe de logo’s in dat geval op het stembiljet worden geplaatst.
Als twee politieke groeperingen gezamenlijk aan de verkiezing meedoen door samenvoeging van hun aanduidingen, maar slechts één van hen een logo heeft geregistreerd, dan volgt uit het derde lid dat geen logo op het stembiljet wordt geplaatst. Als dat ene logo namelijk op het stembiljet en het overzicht van de kandidatenlijsten zou worden geplaatst, kan bij de kiezer verwarring ontstaan voor welke politieke groepering(en) de lijst is ingediend.
Dit artikel bepaalt hoe de kiezer zijn stem moet uitbrengen. Dat is afhankelijk van het model dat de minister vaststelt op grond van artikel 12.
In het model, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onder a, brengt de kiezer in twee stappen zijn stem uit. Allereerst kiest hij de lijst waar de kandidaat van zijn keuze toe behoort. Vervolgens kiest hij het kandidaatsnummer van zijn kandidaat.
In het model, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onder b, brengt de kiezer eveneens in twee stappen zijn stem uit. Hij kiest eerst de lijst waar de kandidaat van zijn keuze toe behoort. Vervolgens noteert hij het kandidaatsnummer van de kandidaat van zijn keuze in de daarvoor bestemde ruimte.
Voor verdere toelichting wordt verwezen naar het algemeen deel van de toelichting.
Voor het model stembiljet in artikel 12, eerste lid, onder a, wordt de geldigheid van een stem vastgesteld op basis van het tweede tot en met vijfde lid van dit artikel.
In het tweede lid is bepaald dat een stem geldig is als deze ófwel op een kandidaat, ófwel blanco is uitgebracht. Daarvoor moet een stembiljet zijn gebruikt dat bij of krachtens de Experimentenwet mag worden gebruikt. Bovendien mogen er geen bijvoegingen zijn geplaatst waardoor de kiezer kan worden geïdentificeerd.
In het derde en vierde lid is geregeld wanneer een stem op een kandidaat is uitgebracht. Op grond van het derde lid is een stem op een kandidaat uitgebracht indien dat ondubbelzinnig blijkt doordat zowel één wit stipje voor een lijst, als één wit stipje voor een kandidaatsnummer is ingevuld met een rode, blauwe, zwarte of groene kleur. Op grond van het vierde lid wordt geregeld dat als alleen één stipje voor een lijst is ingevuld, in dat geval de stem is uitgebracht op de eerste kandidaat van die lijst. Echter, als blijkt dat de kiezer met bijschrijvingen mogelijk op een kandidaat heeft willen stemmen, dan wordt de stem als ongeldig aangemerkt, omdat voorgaande conclusie dan niet zou kunnen worden getrokken. Verwezen wordt naar het algemeen deel van de toelichting.
In het vijfde lid is geregeld wanneer een stem blanco is uitgebracht. Dit is het geval als geen enkel wit stipje rood, blauw, zwart of groen is gemaakt. Als een stipje bij een kandidaatsnummer is ingevuld, maar niet bij een lijst, dan is de stem dus ongeldig en niet blanco. De eis dat voor een blanco stembiljet niet op het stembiljet mag zijn getekend of geschreven, wordt bij deze experimenten niet gehandhaafd. Het is namelijk gebleken bij het printen van het stembiljet soms print-technische gegevens worden afgedrukt. Verder maken sommige kiezers gebruik van printpapier dat is voorgedrukt. Het is niet wenselijk dat deze omstandigheden er toe leiden dat de stem ongeldig is, omdat kiezers daar niet altijd invloed op kunnen uitoefenen of omdat zij zich daar niet van bewust zijn.
Voor het model stembiljet in artikel 12, eerste lid, onder b, wordt de geldigheid van een stem vastgesteld op basis van het tweede tot en met vijfde lid van dit artikel. Deze vaststelling geschiedt hetzelfde als bij het model, bedoeld in artikel 15, met dien verstande dat een kiezer niet het kandidaatsnummer kiest, maar deze zelf noteert in een daarvoor bestemde ruimte.
Elk experiment wordt onder verantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geëvalueerd. In dit artikel is aangegeven op welke aspecten in de evaluatie in ieder geval worden gelet.
Voor zover er wordt gelet op «de tijd die de kiezer heeft om zijn stem uit te brengen», wordt bedoeld het moment waarop de kiezer zijn stembescheiden ontvangt, en de tijd die resteert om deze te retourneren naar het briefstembureau.
Verder wordt bij de vaststelling van «het aantal ongeldige stemmen» rekening gehouden met de redenen waarom een stem ongeldig is. Op basis daarvan kan worden bepaald welke effecten worden toegeschreven aan het wetsvoorstel tot wijziging van de Kieswet houdende maatregelen om het eenvoudiger te maken voor Nederlanders in het buitenland om hun stem uit te brengen, wijziging van de wijze van inlevering van de kandidatenlijsten, aanpassing van de datum van kandidaatstelling en stemming, alsmede regeling van andere onderwerpen (Stb. 2013, 289), danwel aan de experimentenwet. Op de komende verkiezingen van het Europees Parlement worden namelijk op grond van beide wetten wijzigingen in de verkiezingen doorgevoerd.
Bijvoorbeeld indien de ongeldigheid van een stem het gevolg is van het gebruik van een verkeerde kleur, houdt dat verband met de maatregelen in de wijzigingswet Kieswet. Maar indien de ongeldigheid van een stem het gevolg van het aankruisen van een kandidaat die niet op de lijst voorkomt, houdt dat verband met de maatregelen in de experimentenwet.
Op grond van het eerste lid verstrekt de gemeente Den Haag aan Onze Minister de gegevens van het semi-permanente bestand. Dit betreffen de gegevens van de kiezers die zich bij de afgelopen verkiezing van de Tweede Kamer en het Europees Parlement, hebben geregistreerd. Deze gegevens gebruikt Onze Minister ten behoeve van de voorlichting over het experiment.
Voorts verstrekt de gemeente Den Haag aan Onze Minister de gegevens (zoals namen, e-mailadressen, postadressen en e-mailadressen) van kiezers buiten Nederland die zich bij de gemeente Den Haag hebben geregistreerd. Deze gegevens gebruikt de minister voor de evaluatie van het experiment en, indien van toepassing, voor het elektronisch verzenden van de stembiljetten en het beschikbaar stellen van de kandidatenlijsten, als bedoeld in artikel 5.
Op grond van het tweede lid kan in de nadere regels onder meer worden bepaald met welke type bestandsextentie het stembiljet per e-mail wordt verzonden en hoe het overzicht van de kandidatenlijsten beschikbaar wordt gesteld, aan de registratie van logo’s, aan welke echtheidskenmerken het briefstembewijs moet voldoen en welke gegevens in het register ongeldige briefstembewijzen worden opgenomen. Daarnaast kan nader worden geregeld op welke wijze het briefstembureau het briefstembewijs controleert.
Uit het eerste lid volgt dat dit hoofdstuk van toepassing is op de gemeenten die meedoen aan een experiment.
Het tweede lid regelt dat als een experiment wordt gehouden in de gemeente ’s-Gravenhage, de centrale telling niet geldt voor de briefstembureaus. Zij blijven tellen volgens de huidige procedure gedurende de dag van de stemming. Een verschil is wel dat zij hun uitslag niet langer doorgeven aan de burgemeester van ’s-Gravenhage, maar aan het gemeentelijk stembureau van ’s-Gravenhage. Verwezen wordt naar de toelichting bij artikel 39.
Dit artikel regelt dat burgemeester en wethouders een gemeentelijk stembureau instellen dat is belast met de officiële telling van de stembiljetten.
Het is de verantwoordelijkheid van burgemeester en wethouders dat het gemeentelijk stembureau zijn taak goed kan uitvoeren. Vanuit deze verantwoordelijkheid kunnen burgemeester en wethouders het aantal leden vaststellen en de locaties aanwijzen waar wordt geteld. Hiervoor zal met name van belang zijn het aantal stembiljetten dat moet worden geteld. Het gemeentelijk stembureau bestaat uit ten minste zoveel leden dat voor iedere locatie van de stemopneming ten minste vijf leden van het gemeentelijk stembureau beschikbaar zijn.
Als het aantal leden van het gemeentelijk stembureau een even aantal is, en blijkt dat het nemen van een beslissing de stemmen staken, dan beslist de stem van de voorzitter.
Doordat artikel E 4 van de Kieswet van overeenkomstige toepassing is, moeten de leden van het gemeentelijk stembureau ten minste achttien jaar zijn en na het volgen van een training naar het oordeel van burgemeester en wethouders over voldoende kennis en vaardigheden beschikken over het verkiezingsproces. Eventueel kan hierbij een toets worden voorgeschreven die met goed gevolg moet zijn afgelegd. Een persoon kan niet tot lid van het gemeentelijk stembureau worden benoemd die uit het kiesrecht is ontzet, lid is van het hoofdstembureau of centraal stembureau, dan wel bij een vorige verkiezing heeft gehandeld in strijd met het bij of krachtens de Kieswet bepaalde.
Verder is geregeld dat een lid van het gemeentelijk stembureau niet kan worden benoemd tot lid van een gewoon stembureau. Het is ten slotte onwenselijk als deze zijn eigen werkzaamheden zou moeten controleren.
Het lidmaatschap van het gemeentelijk stembureau eindigt zodra over de toelating van de gekozenen is beslist. Het is niet wenselijk dat het lidmaatschap langer duurt, omdat niet zeker is dat die gemeente ook bij de volgende verkiezing meedoet aan een experiment met centraal tellen.
Het stembureau stelt het aantal geldige stempassen, kiezerspassen en volmachtsbewijzen vast. In plaats van een officiële telling van de stemmen op kandidaatsniveau te verrichten, beperkt het stembureau zich tot het vaststellen van een voorlopige uitslag. De voorlopige uitslag wordt vastgesteld door het aantal stemmen op lijstniveau te tellen. De voorzitter deelt deze aantallen, alsook het aantal blanco en ongeldige stemmen, mede aan de aanwezige personen. De stembiljetten worden vervolgens in pakken gedaan die worden verzegeld en in de stembus worden gedaan. Zolang de stembussen niet zijn overgedragen om te worden vervoerd naar een locatie voor de stemopneming, is het stembureau er voor verantwoordelijk dat de zegels op de stembus en de pakken niet worden verbroken.
In de stembus worden ook de verzegelde pakken met de stempassen, kiezerspassen en volmachtsbewijzen gedaan. De stembus wordt vervolgens afgesloten en verzegeld.
Uit de bepalingen in de Kieswet dat de kiezers in het stemlokaal aanwezig mogen zijn en bezwaren kunnen indienen over de stemming of stemopneming, zou twijfel kunnen ontstaan over de vraag of andere personen dit ook mogen. Vanuit het motief om bij de experimenten de controleerbaarheid en transparantie te vergroten in de stembureaus en het gemeentelijk stembureau wordt voorgesteld in dit besluit duidelijk te vermelden dat ook andere personen in het stemlokaal kunnen vertoeven die eventuele onregelmatigheden kunnen laten opnemen in de processen-verbaal van het stembureau en het gemeentelijk stembureau.
Vanaf het moment dat de stembus door het stembureau is overgedragen ten behoeve van het vervoer naar een locatie voor de stemopneming, zijn burgemeester en wethouders er voor verantwoordelijk dat de zegels op de stembus en de pakken niet worden verbroken totdat het gemeentelijk stembureau aanvangt met zijn werkzaamheden. Het is de verantwoordelijkheid van burgemeester en wethouders om de stembus met stembescheiden op te halen en te vervoeren naar een locatie voor de stemopneming. Vanuit deze verantwoordelijkheid kunnen burgemeester en wethouders maatregelen nemen – afgestemd op de locale omstandigheden – om het vervoer optimaal vorm te geven. Daarnaast kunnen burgemeester en wethouders bijvoorbeeld besluiten om «onafhankelijke» toezichthouders aan te wijzen die bij het vervoer aanwezig kunnen zijn. Het is aan burgemeester en wethouders om een afweging te maken waarin de verschillende risico’s op plaatselijk niveau op de juiste wijze worden gewogen.
Indien er meer dan één locatie voor de stemopneming is, besluiten burgemeester en wethouders tevens naar welke locatie de stembussen van de verschillende stembureaus worden vervoerd. Een dergelijk besluit wordt overeenkomstig artikel 3:42, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht bekendgemaakt. Daardoor is transparant op welke locatie de stembiljetten van de specifieke stembureaus wordt geteld, en kunnen personen die de stemopneming willen volgen, daar rekening mee houden.
Het proces-verbaal van het stembureau wordt ook overgedragen aan het gemeentelijk stembureau. In dit besluit is niet vastgelegd wie het proces-verbaal naar het gemeentelijk stembureau overbrengt. Dit kan bij ministeriële regeling nader worden bepaald.
Burgemeester en wethouders besluiten op welk tijdstip de stemopneming door het gemeentelijk stembureau plaatsvindt. Het laatste tijdstip waartoe zij kunnen besluiten, is de dag na de stemming om 09:00 uur. Het besluit wordt overeenkomstig artikel 3:42, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht bekendgemaakt.
Het gemeentelijk stembureau kan zich bij de stemopneming doen bijstaan door personen, daartoe door burgemeester en wethouders aan te wijzen. Deze personen kunnen bijvoorbeeld helpen met het tellen van de stemmen. Dit kunnen ook personen zijn die de dag van de stemming als stembureaulid hebben gefunctioneerd. De verantwoordelijkheid voor de stemopneming ligt evenwel in handen van het gemeentelijk stembureau.
Het gemeentelijk stembureau heeft de verantwoordelijkheid om de orde tijdens de stemopneming te bewaren. Indien het daarvoor bijstand nodig heeft, kan het de burgemeester daarom verzoeken.
Mocht de orde zodanig worden verstoord dat een behoorlijke voortgang van de stemopneming onmogelijk wordt, dan heeft het gemeentelijk stembureau de mogelijkheid om de stemopneming te schorsen. In dat geval beslist de burgemeester wanneer en waar de zitting wordt hervat. Bij ministeriële regeling worden hieromtrent nadere regels gesteld die in belangrijke mate zullen lijken op de huidige schorsingsregels voor het stembureau.
In dit artikel wordt vastgelegd hoe het gemeentelijk stembureau kan handelen en besluiten bij de stemopneming, indien de stemopneming op twee of meer locaties plaatsvindt. Het is ten slotte niet mogelijk dat alle leden van het gemeentelijk stembureau op verschillende locaties tegelijk aanwezig zijn.
In het eerste lid is geregeld dat op elke locatie ten minste vijf leden van het gemeentelijk stembureau aanwezig zijn. Dit kunnen er ook meer zijn. Als er in een gemeente op twee locaties wordt geteld, bestaat het gemeentelijk stembureau derhalve uit ten minste tien leden. Op iedere locatie zijn de aanwezige leden van het gemeentelijk stembureau er voor verantwoordelijk dat de stembiljetten correct worden geteld en dat de procedure transparant en overzichtelijk plaatsvindt.
De besluitvorming door de aanwezige leden van het gemeentelijk stembureau geschiedt namens het gemeentelijk stembureau. Als er een even aantal leden aanwezig is en de stemmen staken, is in dat geval de stem van de (plaatsvervangend) voorzitter doorslaggevend.
Als er meer dan één locatie is ingesteld voor de stemopneming besluiten burgemeester en wethouders op welke locatie de stembiljetten van de verschillende stembureaus worden geteld. Dit besluit wordt overeenkomstig artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht gepubliceerd.
Voor elk stembureau worden de stembescheiden afzonderlijk geteld. Er moet worden voorkomen dat de stembescheiden van de verschillende stembureaus met elkaar vermengen, omdat het dan moeilijker is vast te stellen waar zich eventuele fraude of onjuistheden hebben voorgedaan. De redactie van artikel 31 sluit niet uit dat het gemeentelijk stembureau de stemopneming voor een stembureau overdoet, bijvoorbeeld als later op de dag alsnog twijfel ontstaat over de juistheid van de stemopneming. Het gemeentelijk stembureau kan hiertoe besluiten totdat het de uitslag voor de gemeente heeft vastgesteld.
Voor de procedure van de stemopneming wordt verwezen naar het algemeen deel van de toelichting.
Naast het vaststellen van de verkiezingsuitslag voor de gemeente, vermeldt het gemeentelijk stembureau tevens in een verslag alle bezwaren die staan in de processen-verbaal van de stembureaus. Daarmee wordt een overzicht gegeven van alle bezwaren die zijn geuit tijdens de stemming in de gemeente. Het verslag is als bijlage onderdeel van het proces-verbaal van het gemeentelijk stembureau, en wordt dus openbaar gemaakt. Voorts is gewaarborgd dat in het proces-verbaal de uitslag voor ieder stembureau herleidbaar is.
Voor de procedure van het vaststellen van de uitslag wordt verwezen naar het algemeen deel van de toelichting.
Als in de gemeente ’s-Gravenhage een experiment met centraal tellen wordt gehouden, zenden de briefstembureaus hun proces-verbaal en de bescheiden naar het gemeentelijk stembureau in plaats van naar de burgemeester van ’s-Gravenhage. Het gemeentelijk stembureau neemt deze gegevens op in zijn proces-verbaal.
Het gemeentelijk stembureau maakt het proces-verbaal openbaar doordat het op internet wordt geplaatst. Een afschrift wordt daarnaast naar het hoofdstembureau en het vertegenwoordigend orgaan gezonden. Het vertegenwoordigend orgaan betreft het orgaan waarvoor de stemming heeft plaatsgevonden en dat moet beslissen over het al dan niet toelaten van de nieuwbenoemde leden.
Het is niet langer nodig dat alle processen-verbaal van de stembureaus automatisch naar het vertegenwoordigend orgaan worden gezonden, omdat het vertegenwoordigend orgaan bij het proces-verbaal van het gemeentelijk stembureau een verslag ontvangt van alle bezwaren die tijdens de stemming en stemopneming zijn geuit. Alleen indien het vertegenwoordigend orgaan, dan wel het centraal stembureau, daar expliciet om verzoekt, worden de processen-verbaal van een of meer stembureaus naar het vertegenwoordigend orgaan, dan wel het centraal stembureau, overgebracht.
De artikelen regelen op welke wijze de stembiljetten kunnen worden overgedragen aan de officier van justitie en wanneer deze bescheiden worden vernietigd. Zij luiden overeenkomstig de regeling in de artikelen N 12 en N 13 van de Kieswet.
Omdat de Experimentenwet niet van toepassing kan zijn op Bonaire, Sint Eustatius en Saba is niet geregeld dat de bescheiden niet worden vernietigd als strafvervolging is ingesteld wegens een strafbaar gestelde gedraging in de artikelen 131 tot en met 135 van het Wetboek van Strafrecht BES.
Elk experiment wordt onder verantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geëvalueerd, zodat de voor- en nadelen van de gekozen oplossingen en de concrete omstandigheden van de experimenten kunnen worden vastgesteld. In dit artikel is aangegeven op welke aspecten in de evaluatie in ieder geval worden gelet.
Onder andere wordt vastgesteld hoeveel tijd het kost om de stemopneming te verrichten en hoe vaak de stemmen meer dan één keer worden geteld. Voorts wordt vastgesteld hoeveel verschillen er zijn tussen de voorlopige telling door het stembureau en de definitieve telling door het gemeentelijk stembureau. Verder wordt ook bekeken welke bezwaren zijn ingediend en hoe daarmee is omgegaan.
Bij de evaluatie worden in ieder geval de ervaringen van kiezers, politieke partijen en de uitvoerende instanties betrokken. Ook de kosten van het experiment, de organisatorische consequenties en de financiële en administratieve lasten bij het experiment maken deel uit van de evaluatie.
Op basis daarvan kunnen conclusies worden getrokken omtrent de voortzetting van de experimenten, dan wel de invoering van de voorzieningen waarmee is geëxperimenteerd.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over verschillende onderdelen van het experiment. Het gaat hier om uitvoeringstechnische aspecten waarvan kan blijken dat het wenselijk is deze nader te regelen. Voor wat betreft het vervoer van de stembescheiden en het proces-verbaal van het stembureau kan worden gedacht aan aanvullende regels met betrekking tot het vervoer of de opslag. Ook kan een nadere invulling worden gegeven aan de precieze werkwijze die het gemeentelijk stembureau moet hanteren, ten behoeve van de transparantie en controleerbaarheid van het verkiezingsproces. Tot slot kunnen nadere regels worden gesteld ten behoeve van de evaluatie van het experiment.
Deze schakelbepaling maakt het mogelijk dat een experiment ook kan worden gehouden bij de verkiezing van de leden van het Europees Parlement.
In onderdeel a is opgenomen dat het briefstembewijs ongeldig is van de kiezer die in een andere lidstaat van de Europese Unie is geregistreerd. Hoewel deze consequentie strikt genomen ook volgt uit artikel 8, tweede lid, is het in dit artikel expliciet opgenomen, zodat hierover geen misverstanden kunnen ontstaan.
Bij de verkiezing van het Europees Parlement vindt de officiële stemopneming echter pas plaats op de eerste werkdag nadat alle stembussen in de Europese Unie zijn gesloten. De laatste stembussen in de Europese Unie sluiten op zondag om 22:00 uur en daardoor vindt pas op maandag de stemopneming plaats. De zitting van het hoofdstembureau is dan op dinsdag. Uiteraard is dit alleen het geval indien het hoofdstembureau betrokken is bij een experiment doordat een gemeente in zijn kieskring deelneemt aan een experiment.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2013-368.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.