Wet van 25 april 2013 tot wijziging van de Wet studiefinanciering 2000 in verband met het creëren van de mogelijkheid tot maximering van het gebruik van meeneembare studiefinanciering

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de zogenaamde «3 uit 6-eis» te schrappen voor migrerend werknemers uit de Europese Unie om de WSF 2000 in overeenstemming te brengen met het recht van de Europese Unie en in verband daarmee de mogelijkheid te creëren het maximum aantal studenten met meeneembare studiefinanciering vast te stellen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Artikel 2.14 van de Wet studiefinanciering 2000 wordt als volgt gewijzigd:

1. De eerste volzin van het eerste lid vervalt.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. De aanhef komt te luiden: In aanmerking voor studiefinanciering komt een student die:.

b. Voor de tekst van onderdeel c wordt ingevoegd «binnen de reikwijdte van artikel 45 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie valt, of daarmee gelijkgesteld is op grond van het recht van de Europese Unie, of»

3. Na het vierde lid worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 5. Bij ministeriële regeling kan een maximum worden gesteld aan het aantal aanvragen van studenten voor studiefinanciering voor het volgen van onderwijs buiten Nederland.

  • 6. Het vijfde lid is niet van toepassing op aanvragen van studenten die in de 12 maanden voorafgaand aan de periode waarvoor studiefinanciering voor het volgen van onderwijs buiten Nederland wordt aangevraagd, reeds studiefinanciering voor het volgen van onderwijs buiten Nederland toegekend hebben gekregen.

  • 7. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels met betrekking tot de uitvoering van dit artikel worden vastgesteld.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 25 april 2013

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J. Bussemaker

Uitgegeven de achtentwintigste mei 2013

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 33 453

Naar boven