Besluit van 25 april 2012 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen van de Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 20 april 2012, nr. IVV/OOG/2012/6310;

Gelet op artikel V van de Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

De artikelen van de Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid treden in werking met ingang van 1 juli 2012 met uitzondering van artikel III en de artikelen I, II en IV voor zover het personen betreft die voor 1 juli 2012 respectievelijk recht hebben op kinderbijslag, op een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet of op een uitkering op grond van artikel 62 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.

Artikel 2

Artikel III van de Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid en de artikelen I, II en IV van de Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid voor zover het personen betreft die voor 1 juli 2012 respectievelijk recht hebben op kinderbijslag, op een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet of op een uitkering op grond van artikel 62 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, treden in werking met ingang van 1 januari 2013.

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 25 april 2012

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H. G. J. Kamp

Uitgegeven de tiende mei 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

TOELICHTING

Dit besluit regelt de inwerkingtreding van de Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid. Deze wet ziet op de invoering van het woonlandbeginsel in de Algemene Kinderbijslagwet, de Algemene nabestaandenwet, de Wet op het kindgebonden budget en een onderdeel van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen voor landen buiten de EU/EER en Zwitserland. Het woonlandbeginsel houdt in dat de hoogte van een uitkering wordt afgestemd op het kostenniveau van het land waar de belanghebbende of het kind woont.

In artikel V van de Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid is bepaald dat de artikelen van deze wet in werking treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Dit besluit regelt dat het woonlandbeginsel voor nieuwe gevallen in het kader van de Algemene Kinderbijslagwet, de Algemene nabestaandenwet en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen in werking treedt op 1 juli 2012 en voor lopende gevallen in het kader van genoemde wetten op 1 januari 2013. Dit besluit regelt verder dat de inwerkingtredingsdatum voor zowel nieuwe als lopende gevallen in het kader Wet op het kindgebonden budget 1 januari 2013 is. Op deze manier wordt voor lopende gevallen een periode van een half jaar gegeven, waarin maatregelen kunnen worden getroffen om de eventuele toekomstige verlaging van de uitkering of de tegemoetkoming op te vangen.

Met de inwerkingtreding van de Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid treedt ook de Regeling woonlandbeginsel in de sociale zekerheid 2012 in werking. Zoals hierboven al is aangegeven wordt de hoogte van de uitkering in het kader van Algemene Kinderbijslagwet, de Algemene nabestaandenwet, de Wet op het kindgebonden budget en een onderdeel van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen afgestemd op het kostenniveau van het woonland. Met deze regeling wordt het percentage – de zogenoemde woonlandfactor – vastgesteld dat het kostenniveau aangeeft van een bepaald land ten opzichte van het kostenniveau in Nederland.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H. G. J. Kamp

Naar boven