Wet van 17 november 2011 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het beperken van de mogelijkheden om een taakstraf op te leggen voor ernstige zeden- en geweldsmisdrijven en bij recidive van misdrijven

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het Wetboek van Strafrecht te wijzigen in verband met het beperken van de mogelijkheden om een taakstraf op te leggen voor ernstige zeden- en geweldsmisdrijven;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 9, tweede lid, eerste volzin, wordt de zinsnede «kan in plaats daarvan een taakstraf worden opgelegd» vervangen door: kan, behoudens in bij de wet bepaalde gevallen, in plaats daarvan een taakstraf worden opgelegd.

B

Artikel 14g, tweede lid, tweede volzin, komt te luiden: De artikelen 22b tot en met 22k zijn van overeenkomstige toepassing.

C

Na artikel 22a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 22b

  • 1. Een taakstraf wordt niet opgelegd in geval van veroordeling voor:

    • a. een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld en dat een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ten gevolge heeft gehad;

    • b. een van de misdrijven omschreven in de artikelen 181, 240b, 248a, 248b, 248c en 250.

  • 2. Een taakstraf wordt voorts niet opgelegd in geval van veroordeling voor een misdrijf indien:

    • aan de veroordeelde in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane feit wegens een soortgelijk misdrijf een taakstraf is opgelegd, en

    • de veroordeelde deze taakstraf heeft verricht dan wel op grond van artikel 22g de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis is bevolen.

  • 3. Van het eerste en tweede lid kan worden afgeweken indien naast de taakstraf een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel wordt opgelegd.

Ca

In artikel 22g, eerste lid, wordt «kan het openbaar ministerie de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis bevelen» vervangen door: wordt vervangende hechtenis toegepast, tenzij dit wegens uitzonderlijke omstandigheden die zich na het opleggen van de taakstraf hebben voorgedaan, zou leiden tot een onbillijkheid van zwaarwegende aard.

D

In artikel 74, vierde lid, eerste volzin, wordt na «het bepaalde bij of krachtens de artikelen» ingevoegd: 22b,.

ARTIKEL II

Deze wet heeft geen gevolgen voor feiten die zijn begaan voor de inwerkingtreding van deze wet.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 17 november 2011

Beatrix

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven

Uitgegeven de tweede januari 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 32 169

Naar boven