Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie | Staatsblad 2011, 657 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie | Staatsblad 2011, 657 | AMvB |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 23 november 2011, nr. WJZ / 11165204;
Gelet op artikel 3.52a van de Wet inkomstenbelasting 2001;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 14 december 2011, nr. W15.11.0507/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 16 december 2011, nr. WJZ / 11178390;
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Wet inkomstenbelasting 2001;
Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;
hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 3.52a, vijfde lid, van de wet;
al hetgeen is betaald voor de realisatie van eigen speur- en ontwikkelingswerk en voor zover deze betalingen:
1°. niet eerder in aanmerking zijn genomen voor een RDA-beschikking;
2°. uitsluitend dienstbaar zijn aan het uitvoeren van speur- en ontwikkelingswerk;
3°. drukken op de belastingplichtige; en
4°. geen uitgaven zijn als bedoeld in onderdeel e;
al hetgeen is betaald voor de verwerving van nieuw vervaardigde bedrijfsmiddelen voor zover deze betalingen drukken op de belastingplichtige en deze bedrijfsmiddelen:
1°. niet eerder zijn gebruikt; en
2°. dienstbaar zijn aan eigen speur- en ontwikkelingswerk.
goed dat voor het drijven van een onderneming wordt gebruikt;
werkzaamheden die voor de belastingplichtige als speur- en ontwikkelingswerk kunnen worden aangemerkt en door deze belastingplichtige worden uitbesteed aan een derde;
de beschikking, bedoeld in artikel 3.52a, eerste lid, van de wet;
het bedrag, bedoeld in artikel 3.52a, eerste lid van de wet;
de beschikking, bedoeld in artikel 3.52a, tweede lid, van de wet;
inhoudingsplichtige als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel l, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen;
het aantal uren, bedoeld in artikel 23, tweede lid, onderdeel c, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen;
verklaring als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel q, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen;
een belastingplichtige (moedermaatschappij), bedoeld in artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
1. Onze Minister geeft op aanvraag een RDA-beschikking af aan een belastingplichtige die voornemens is speur- en ontwikkelingswerk te verrichten.
2. De aanvraag wordt tegelijk ingediend met de aanvraag van een S&O-verklaring.
3. De aanvraag kan namens de belastingplichtige worden ingediend door een S&O-inhoudingsplichtige.
4. Een aanvraag voor een RDA-beschikking wordt ingediend met gebruikmaking van een door Onze Minister vastgesteld formulier.
De RDA-beschikking bevat:
a. het werk uit de S&O-verklaring waarvoor de RDA-beschikking wordt afgegeven;
b. het RDA-bedrag;
c. de dagtekening van de beschikking;
d. de periode waarop de RDA-beschikking betrekking heeft;
e. indien van toepassing het Rechtspersonen en Samenwerkingsverbanden Informatienummer van de belastingplichtige;
f. indien van toepassing het burgerservicenummer;
g. indien van toepassing de naam van de moedermaatschappij.
1. Uitgaven die ten dele direct toerekenbaar zijn aan door de belastingplichtige verricht speur- en ontwikkelingswerk als bedoeld in artikel 3.52a, eerste lid, van de wet, komen voor dat deel voor het RDA-bedrag in aanmerking.
2. Een uitgave kan slechts in één RDA-beschikking worden opgenomen.
3. Uitgaven van € 1.000.000 of meer per bedrijfsmiddel komen in enig kalenderjaar voor 20 percent voor het RDA-bedrag in aanmerking.
4. In afwijking van het tweede lid kunnen uitgaven als bedoeld in het derde lid gedurende 5 jaar maximaal eenmaal per kalenderjaar in een RDA-beschikking worden opgenomen.
1. Tot de kosten worden niet gerekend:
a. kosten van uitbesteed onderzoek;
b. kosten van inhuur van arbeid;
c. financieringskosten;
d. kosten van grondverwerving of grondverbetering;
e. kosten die een vergoeding vormen voor:
1°. het ter beschikking stellen van een bedrijfsmiddel door een met de belastingplichtige die de RDA-beschikking aanvraagt verbonden belastingplichtige; en
2°. waarvoor de verbonden belastingplichtige eerder een RDA-beschikking heeft ontvangen.
2. Een belastingplichtige die de RDA-beschikking aanvraagt wordt in dit besluit geacht met een belastingplichtige te zijn verbonden indien:
a. de aanvrager onmiddellijk of middellijk, deelneemt aan de leiding van het of toezicht op, dan wel in het kapitaal van de belastingplichtige; of
b. de belastingplichtige onmiddellijk of middellijk, deelneemt aan de leiding van of het toezicht op, dan wel in het kapitaal van de aanvrager.
3. Tot de uitgaven worden niet gerekend investeringen die in aanmerking komen voor energie-investeringsaftrek, als bedoeld in artikel 3.42 van de wet, of voor milieu-investeringsaftrek, als bedoeld in artikel 3.42a van de wet.
Indien een belastingplichtige die een aanvraag heeft ingediend voor een RDA-beschikking is verbonden met een andere belastingplichtige en tussen deze belastingplichtigen ter zake van hun onderlinge rechtsverhoudingen voorwaarden worden overeengekomen of opgelegd die afwijken van voorwaarden die in het economische verkeer door onafhankelijke partijen zouden zijn overeengekomen, worden de kosten en uitgaven van de belastingplichtige bepaald alsof die laatstbedoelde voorwaarden zouden zijn overeengekomen.
1. Het RDA-bedrag beloopt 40 percent van de som van de kosten en uitgaven.
2. Indien in een tijdvak waarvoor een S&O-verklaring is afgegeven het totaal aan erkende S&O-uren niet meer dan 150 per kalendermaand beloopt, wordt de som van de kosten en uitgaven, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld door het totaal aantal erkende S&O-uren te vermenigvuldigen met € 15.
3. Indien de aanvrager aantoont dat de som van de kosten en uitgaven meer dan € 50.000 per kalenderjaar bedraagt blijft het tweede lid op verzoek van de aanvrager in dat kalenderjaar buiten toepassing.
4. Bij de toepassing van artikel 3.52a, vierde lid, van de wet wordt het percentage niet hoger vastgesteld dan 100 en niet lager dan nihil.
1. Kosten die in enig kalenderjaar in een RDA-beschikking zijn opgenomen worden betaald voordat de mededeling, bedoeld in artikel 10, eerste lid, voor deze RDA-beschikking wordt gedaan.
2. Uitgaven worden niet eerder in aanmerking genomen dan in het kalenderjaar waarin het bedrijfsmiddel waarop zij betrekking hebben in gebruik is genomen.
1. De belastingplichtige die beschikt over een RDA-beschikking voert tot het tijdstip van de mededeling, bedoeld in artikel 10, eerste lid, een zodanige administratie dat daaruit op eenvoudige en duidelijke wijze zijn af te leiden de kosten en uitgaven die zijn gemaakt voor het speur- en ontwikkelingswerk waarvoor een RDA-beschikking is afgegeven. De belastingplichtige bewaart deze administratie 5 jaar na afloop van de periode waarop de RDA-beschikking betrekking heeft.
2. De belastingplichtige die beschikt over een RDA-beschikking houdt de administratie, bedoeld in het eerste lid, zodanig bij dat deze binnen twee kalendermaanden na afloop van het kalenderjaar waarop de RDA-beschikking betrekking heeft, beschikbaar is voor controle.
3. Indien de RDA-beschikking betrekking heeft op meerdere projecten dan wordt de administratie per project bijgehouden.
4. Het eerste tot en met het derde lid is niet van toepassing indien de som van de kosten en uitgaven tot stand is gekomen op basis van artikel 7, tweede lid.
1. De belastingplichtige die beschikt over een RDA-beschikking doet mededeling aan Onze Minister over de in aanmerking te nemen werkelijke kosten, uitgaven en S&O-uren in de periode waarop de RDA-beschikking betrekking heeft.
2. De belastingplichtige doet de mededeling, bedoeld in het eerste lid, voor alle op een kalenderjaar betrekking hebbende RDA-beschikkingen binnen drie kalendermaanden na afloop van het kalenderjaar waarop de in dat lid bedoelde RDA-beschikkingen betrekking hebben of, indien dat later is, binnen drie kalendermaanden na de afgifte van de laatste RDA-beschikking die betrekking heeft op dat kalenderjaar.
3. Onze Minister kan bij ministeriële regeling nadere regels stellen ten aanzien van de inhoud van de mededeling en de indiening daarvan.
1. Onze Minister geeft aan de belastingplichtige die beschikt over een RDA-beschikking en die de in artikel 10, eerste lid, bedoelde mededeling deed, een correctie-RDA-beschikking af voor alle op het kalenderjaar betrekking hebbende RDA-beschikkingen gezamenlijk, waarbij hij het bedrag van de correctie-RDA-beschikking, gespecificeerd naar kosten en uitgaven, vaststelt op basis van de volgens die mededeling werkelijk in aanmerking te nemen kosten, uitgaven en S&O-uren, met dien verstande dat nimmer een hoger RDA-bedrag in aanmerking wordt genomen dan het in de RDA-beschikking(en) opgenomen bedrag.
2. Onze Minister kan aan de belastingplichtige die beschikt over een RDA-beschikking een correctie-RDA-beschikking afgeven indien:
a. aannemelijk is dat ter verkrijging van de RDA-beschikking gegevens of bescheiden zijn verstrekt die zodanig onjuist of onvolledig zijn dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen indien bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend zouden zijn geweest;
b. aannemelijk is geworden, dat de belastingplichtige een verplichting als bedoeld in artikel 9 niet is nagekomen;
c. de belastingplichtige niet tijdig de mededeling bedoeld in artikel 10, eerste lid, heeft gedaan.
3. Een correctie-RDA-beschikking krachtens het tweede lid, onderdeel a en b, wordt zodanig afgegeven dat het volgens de RDA-beschikking of beschikkingen resterende bedrag overeenkomt met het bedrag waarvan op grond van de bij Onze Minister beschikbare gegevens aannemelijk is dat speur- en ontwikkelingswerk in de desbetreffende periode is verricht.
4. Een correctie-RDA-beschikking krachtens het tweede lid, onderdeel c, wordt zodanig afgegeven dat het volgens de RDA-beschikking of beschikkingen resterende bedrag nihil bedraagt.
Als overtreding als bedoeld in artikel 3.52a, elfde lid, van de wet wordt aangemerkt:
a. het niet naleven van artikel 9; en
b. het verstrekken van gegevens of bescheiden die zodanig onjuist of onvolledig zijn dat het aannemelijk is dat op de aanvraag van een RDA-beschikking een andere beslissing zou zijn genomen indien bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend zouden zijn geweest.
1. De aanvraag voor een RDA-beschikking met betrekking tot een periode van het kalenderjaar 2012, wordt niet eerder in behandeling genomen dan na 1 mei 2012.
2. Als kosten en uitgaven zijn of worden gemaakt die samenhangen met S&O-projecten waarvoor een S&O-verklaring is afgegeven waarvan de periode aanvangt voor 1 juli 2012 dan komen deze kosten en uitgaven in afwijking van artikel 2, tweede lid, op aanvraag in aanmerking voor een RDA-beschikking.
3. Voor een aanvraag als bedoeld in het tweede lid wordt door Onze Minister een formulier vastgesteld.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot
’s-Gravenhage, 21 december 2011
Beatrix
De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
M. J. M. Verhagen
Uitgegeven de negenentwintigste december 2011
De Minister van Veiligheid en Justitie,
I. W. Opstelten
Innovatie is een bron voor duurzame economische groei en levert een belangrijke bijdrage aan de versterking van het concurrentievermogen van Nederland. Bovendien is innovatie een belangrijke bron van arbeidsproductiviteit en welvaart. Bedrijven investeren uit zichzelf echter minder in Research en Development (R&D) dan maatschappelijk gezien optimaal is, omdat zij de kennis-spillovers waar andere bedrijven van kunnen meeprofiteren niet meewegen in hun beslissing over hun R&D-inspanningen. Het maatschappelijk rendement van extra R&D-uitgaven ligt dan ook 50 tot 100% boven het private rendement.1 Om deze reden stimuleert de overheid bedrijven om te investeren in R&D.
R&D-loonkosten worden reeds gefaciliteerd via de afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk (S&O) en de aftrek S&O voor IB-ondernemers (gezamenlijk ook wel WBSO genoemd). Omdat naar verwachting de arbeidsmarktontwikkeling voor kenniswerkers tendeert naar schaarste, is het wenselijk niet alleen loonkosten die betrekking hebben op R&D fiscaal te stimuleren. Door ook de daarbij behorende kosten en uitgaven in overweging te nemen worden investeringen in R&D-kapitaal en R&D-arbeid evenwichtiger behandeld. Het kabinet introduceert daartoe een Research en Development Aftrek (RDA).2 Met de RDA blijft Nederland ook in de toekomst aantrekkelijk voor bedrijven om R&D uit te voeren. De RDA wordt als extra aftrekpost in aanmerking genomen bij de fiscale winstbepaling.
Met de RDA creëert Nederland een sterk en compleet pakket van fiscale maatregelen om R&D-activiteiten van bedrijven in Nederland te stimuleren: de R&D-loonkosten via de S&O-afdrachtvermindering, de overige R&D-kosten en -investeringen via de RDA en de innovatiewinsten via de innovatiebox. Deze fiscale maatregelen tezamen vormen een sterk fiscaal innovatiepakket dat R&D-investeringen verder aanjaagt en het vestigingsklimaat verder versterkt.
De RDA wordt structureel gefinancierd uit het ombuigen van specifieke subsidies, met name voor innovatie. Het kabinet geeft hiermee uitvoering aan de in het Regeerakkoord aangekondigde verschuiving van specifiek naar generiek beleid. Dit leidt tot een effectievere besteding van de middelen voor innovatie. De RDA kent lagere uitvoeringskosten voor de overheid en lagere administratieve lasten voor bedrijven dan het specifieke beleid. Bovendien geeft de generieke opzet van de RDA markt en bedrijven meer ruimte om in te zetten op innovatieve activiteiten die het meest zullen renderen. Tevens komt het kabinet hiermee tegemoet aan het advies van de topteams om subsidiegelden aan te wenden voor een fiscale regeling, gericht op de exploitatie- en investeringskosten van R&D.3 Tot slot acht het Centraal Planbureau de RDA kansrijk in vergelijking met het bestaande innovatiebeleid.4
Bij het ontwerp van deze amvb is gestreefd om zo nauw mogelijk aan te sluiten bij de uitvoeringspraktijk van de WBSO. Hierna zal worden uitgelegd hoe de RDA straks in de praktijk zal moeten werken en wat de verhouding tussen de RDA en de WBSO is.
Ingevolge artikel 3.52a, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: wet) komt bij het bepalen van de winst aanvullend in aftrek een bedrag wegens kosten of uitgaven die direct toerekenbaar zijn aan door de belastingplichtige verricht S&O, met uitzondering van loonkosten, zoals vastgesteld in een door Onze Minister ten name van de belastingplichtige afgegeven RDA-beschikking. Speur- en ontwikkelingswerk is datgene wat ingevolge het vijfde lid van artikel 3.52a van de wet als zodanig is aangemerkt in een aan een belastingplichtige verstrekte S&O-verklaring. De S&O-verklaring is dus leidend bij de beantwoording van de vraag of bepaalde kosten en uitgaven in aanmerking komen voor een RDA-beschikking.
In principe komen alle ondernemers voor een S&O-verklaring in aanmerking. Het maakt daarbij niet uit hoe groot de onderneming is of in welke bedrijfssector een onderneming actief is. De S&O-verklaring wordt afgegeven voor ontwikkelingsprojecten, technisch onderzoek, technisch wetenschappelijk onderzoek en de analyse van de technische haalbaarheid van eigen S&O. Afhankelijk van het type project gelden bepaalde beoordelingscriteria. Niet alle werkzaamheden die bij een S&O-project komen kijken, kunnen worden aangemerkt als S&O. Wat wel en niet onder S&O wordt verstaan is op te maken uit de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premies voor de volksverzekeringen (WvA)) en de Afbakeningsregeling S&O. Hierbij omschrijft de WvA wat S&O is en sluit de Afbakeningsregeling S&O expliciet een aantal activiteiten uit.
Kosten of uitgaven die direct toerekenbaar zijn aan door de belastingplichtige verricht S&O, met uitzondering van loonkosten, kunnen kwalificeren voor de RDA. In het Belastingplan 2012 is in artikel XXXVIII, onderdeel g, bepaald dat de RDA voor het eerst toepassing vindt met betrekking tot kosten of uitgaven ter zake van speur- en ontwikkelingswerk dat wordt verricht na 31 december 2011. Met deze bepaling wordt voorkomen dat speur- en ontwikkelingswerk van vóór 1 januari 2012 in aanmerking komt voor RDA. In het onderhavige besluit is voorts bepaald dat kosten en uitgaven uitsluitend voor het RDA-bedrag in aanmerking komen indien de verplichtingen hiervoor na 1 januari 2012 zijn aangegaan. Hiervoor is gekozen om te voorkomen dat eventuele investeringsbeslissingen uit het verleden onbedoeld aanspraak maken op budget dat gericht is om investeringsbeslissingen in de toekomst te stimuleren.
Kosten of uitgaven komen voor een RDA-beschikking in aanmerking indien deze voortvloeien uit S&O op basis waarvan een S&O-verklaring is afgegeven. Voorwaarde daarbij is dat de kosten of uitgaven direct toerekenbaar zijn aan werk dat is gedaan door de belastingplichtige. Agentschap NL zal van geval tot geval beoordelen of aan het criterium van de directe toerekenbaarheid wordt voldaan. Bij de beoordeling of aan het criterium van de directe toerekenbaarheid wordt voldaan zal Agentschap NL putten uit de ervaring die is opgedaan bij de uitvoering van de WBSO. Uitgangspunt hierbij is dat de kosten en uitgaven een duidelijk aanwijsbaar oorzakelijk verband moeten hebben met S&O, en de voorwaarden die voor de toekenning van S&O-verklaringen van toepassing zijn (zie ook paragraaf 2).
Kosten moeten «uitsluitend dienstbaar» zijn aan S&O. Om als uitgave te kwalificeren moet een nieuw vervaardigd bedrijfsmiddel «dienstbaar» zijn aan S&O. Dit verschil wordt ingegeven door de aard van uitgaven en kosten. Kosten kunnen doorgaans heel specifiek aan S&O worden toegerekend terwijl dat voor een grote uitgave als het realiseren van een nieuw bedrijfspand doorgaans slechts gedeeltelijk het geval zal zijn. Het is niet de bedoeling dat deze investeringen in dat geval in het geheel niet voor de RDA in aanmerking zouden komen. Daarom is gekozen om voor uitgave het criterium «dienstbaar» te hanteren. Indien een uitgave slechts ten dele direct toerekenbaar is aan door de belastingplichtige verricht S&O komt deze uitgave uitsluitend voor dat deel voor het RDA-bedrag in aanmerking (artikel 4, eerste lid).
Niet alle kosten komen voor het RDA-bedrag in aanmerking. Het moet gaan om kosten die niet eerder in aanmerking zijn genomen voor een RDA-beschikking, uitsluitend dienstbaar zijn aan het uitvoeren van S&O en drukken op de belastingplichtige. Ook is het uiteraard niet de bedoeling dat een uitgave later ook als kostenpost wordt opgevoerd. Kosten moeten worden betaald voordat de mededeling over de werkelijk in aanmerking te nemen kosten, uitgaven en S&O-uren (bedoeld in artikel 10) moet zijn ingediend. Hiermee wordt verzekerd dat kosten die worden opgegeven voor een RDA-beschikking ook binnen een redelijke termijn na het afgeven van de RDA-beschikking worden betaald. Deze regeling zorgt er tevens voor dat het mogelijk is dat kosten die in oktober in enig kalenderjaar zijn opgenomen in een RDA-beschikking mogen worden betaald in februari van het jaar volgend op dat kalenderjaar. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan de ervaring dat het niet altijd mogelijk is om kosten op korte termijn te betalen. Dat zal natuurlijk vooral voorkomen voor kosten die worden opgevoerd in een RDA-beschikking aan het einde van een kalenderjaar. Als de RDA-beschikking is afgegeven aan een vennootschap binnen een fiscale eenheid dan maakt het niet uit welke onderneming binnen deze fiscale eenheid de kosten betaald.
Afschrijvingen komen niet in aanmerking voor het RDA-bedrag omdat het hierbij niet om betalingen gaat en de afschrijvingskosten dus al op grond van de definitie van «kosten» niet tot de kosten worden gerekend. Dit is ook een wenselijke situatie, omdat uitgaven als geheel reeds in aanmerking komen voor het RDA-bedrag. Ook financieringskosten komen niet voor het RDA-bedrag in aanmerking. Hiervoor is gekozen, omdat de regeling niet het gebruik van vreemd vermogen bij het doen van S&O wil bevoordelen boven de inzet van eigen vermogen. Voor financiering van R&D zijn daarnaast ook andere instrumenten zoals het Innovatiefonds MKB+ beschikbaar.
Ook kosten van uitbesteed onderzoek komen niet in aanmerking voor het RDA-bedrag indien het gaat om werkzaamheden die voor de belastingplichtige als S&O kunnen worden aangemerkt en door deze belastingplichtige worden uitbesteed aan een derde. Met deze uitsluiting wordt voorkomen dat bedrijven werkzaamheden aan elkaar uitbesteden, om zo hetzelfde S&O meerdere malen onder de RDA te kunnen brengen. Voor de huidige formulering is tevens gekozen, omdat bij de beoordeling of iets als uitbesteed onderzoek kwalificeert niet het oogmerk van een eventuele derde bepalend is, maar de positie van de belastingplichtige die wil dat dit onderzoek als kosten in aanmerking wordt genomen voor het RDA-bedrag. Hierdoor kan rekening worden gehouden met de bijzondere omstandigheden van de aanvrager en wordt tevens voorkomen dat gekeken moet worden naar eventuele derden die mogelijk niet in Nederland gevestigd zijn.
Loonkosten komen niet in aanmerking voor het RDA-bedrag. Dat geldt ook voor kosten als gevolg van de inhuur van arbeid. Dat is logisch, omdat loonkosten ook niet in aanmerking komen voor de RDA. Het zou ook niet consequent zijn om de inhuur van arbeid fiscaal gunstiger te maken dan de inzet van eigen werknemers. Deze uitzondering wordt echter uitdrukkelijk genoemd, omdat een belastingplichtige zelf geen loonbelasting of premie voor de volksverzekeringen afdraagt voor de inhuur van arbeid. Er bestaat daarmee een verschil met de loonkosten die worden gefaciliteerd via de WBSO. Om te voorkomen dat onduidelijkheid bestaat is de inhuur van arbeid uitdrukkelijk uitgesloten.
Kosten van grondverwerving of grondverbetering komen niet in aanmerking voor het RDA-bedrag. Kosten voor grondverwerving hangen in het algemeen te weinig direct samen met S&O en worden daarom categorisch uitgesloten. Grondverwerving of grondverbetering kan ook niet worden opgevoerd als uitgave omdat het hier niet gaat om nieuw vervaardigde bedrijfsmiddelen. Daarbij komt dat deze regeling vooral beoogt uitgaven te stimuleren in bedrijfsmiddelen die na betaling in waarde afnemen. Dat is bij grondverwerving of grondverbetering doorgaans niet aan de orde.
Kosten voor bedrijfsmiddelen die door een met de aanvrager verbonden belastingplichtige ter beschikking zijn gesteld en waarvoor deze belastingplichtige eerder een RDA-beschikking heeft ontvangen worden ook uitgezonderd. Deze uitzondering is opgenomen om constructies tussen verbonden belastingplichtigen met als doel om voor hetzelfde bedrijfsmiddel tweemaal RDA te kunnen ontvangen te voorkomen.
In deze regeling is ervoor gekozen om een beperkt aantal categorieën kosten uit te sluiten. Hiervoor is gekozen om de regeling zo generiek mogelijk te houden en het op voorhand onmogelijk is om alle kosten die mogelijk met S&O samen kunnen hangen te benoemen.
Kosten die niet in aanmerking komen voor RDA – omdat deze niet direct toerekenbaar zijn aan S&O activiteiten – zijn onder meer:
– Kosten van de lease-auto voor de R&D-directeur;
– Overheadkosten voor zover niet direct en uitsluitend dienstbaar aan R&D;
– Licenties voor softwarepakketten die voor algemeen bedrijfsgebruik zijn bedoeld;
– Abonnementen op kranten en tijdschriften; en
– Kosten voor opleidingen of kosten voor beurs- en congresbezoeken.
Kosten waar bij het opstellen van dit besluit rekening mee is gehouden en die afhankelijk van het S&O zouden kunnen kwalificeren zijn de:
– aanschaf van verbruiksgoederen, materialen en grondstoffen voor het doen van proeven of het maken van proefbatches;
– aanschaf van materialen en onderdelen voor het zelf vervaardigen van prototypes in het kader van een eigen ontwikkelingsproject;
– kosten voor het laten vervaardigen van prototypes zonder productieve of commerciële eindbestemming door derden in het kader van een eigen ontwikkelingsproject;
– aanschaf van licenties voor specifieke softwarepakketten of ICT-tools die noodzakelijk zijn in het kader van een eigen S&O-project;
– kosten voor het doen van metingen aan of het testen van prototypes in het kader van een eigen S&O-project; en
– kosten van huur van apparatuur van derden welke noodzakelijk zijn in het kader van een eigen S&O-project.
Naast de kosten komen ook uitgaven voor het RDA-bedrag in aanmerking. Bij uitgaven gaat het om de verwerving van bedrijfsmiddelen. Een uitgave kan slechts eenmaal in één kalenderjaar in een RDA-beschikking worden opgenomen. Niet elke aanschaf van een bedrijfsmiddel classificeert als uitgave voor de RDA-beschikking. Het moet gaan om betaalde, nieuwe en niet eerder gebruikte bedrijfsmiddelen. Ook moet het zoals eerder beschreven gaan om bedrijfsmiddelen voorzover zij dienstbaar zijn aan eigen S&O. Door te eisen dat het gaat om nieuw vervaardigde bedrijfsmiddelen die niet eerder zijn gebruikt wordt voorkomen dat voor dezelfde bedrijfsmiddelen naar verloop van tijd meerdere malen RDA kan worden ontvangen. Van belang is uiteraard ook dat de belastingplichtige zelf de lasten van de uitgave draagt.
Investeringen die in aanmerking komen voor energie-investeringsaftrek (EIA) of milieu-investeringsaftrek (MIA) worden ook niet in aanmerking genomen voor het RDA-bedrag. Hoewel niet wordt aangenomen dat het frequent zal voorkomen dat investeringen die in aanmerking komen voor de EIA of MIA ook in aanmerking komen voor een RDA-beschikking wordt stapeling van investeringssubsidies onwenselijk geacht.
In afwijking van de hoofdregel kunnen uitgaven boven € 1.000.000,– in meerdere kalenderjaren in een RDA-beschikking worden opgenomen. Voor uitgaven hoger dan € 1.000.000 geldt dat deze per jaar voor eenvijfdedeel in aanmerking worden genomen voor het RDA-bedrag. Hiervoor is gekozen om te voorkomen dat (grote) investeringen slechts zeer tijdelijk worden ingezet voor S&O enkel om de RDA te incasseren. Deze regeling zorgt dat uitgaven van boven de € 1.000.000 voor ten minste 5 jaar moeten zijn te relateren aan S&O om voor de volledige aftrek in aanmerking te komen.
Omdat uitgaven van boven de € 1.000.000 5 jaar moeten zijn te relateren aan S&O zijn deze uitgaven ongunstiger vanuit het perspectief van de belastingplichtige die een RDA-beschikking aanvraagt. De verleiding kan bestaan om uitgaven op te splitsen om zodoende het bedrag van € 1.000.000 te omzeilen. Uitgaven laten zich echter niet gemakkelijk splitsen, omdat het moet gaan om bedrijfsmiddelen die zelfstandig moeten zijn te relateren aan S&O. Agentschap NL beoordeelt of een uitgave al dan niet terecht door de aanvrager is aangemerkt als bedrijfsmiddel dat als zelfstandige uitgave kwalificeert.
Evenals voor de kosten is er ook voor de uitgaven voor gekozen om een beperkt aantal categorieën uitgaven uit te sluiten.
Uitgaven die niet kwalificeren zijn onder meer:
– Uitgaven die voortvloeien uit de uitkomsten van een technisch onderzoeksproject;
– Uitgaven aan apparatuur of instrumenten die door derden (al dan niet binnen een S&O-project) zijn ontwikkeld en die als bedrijfsmiddel in plaats van R&D-middel worden ingezet;
– Uitgaven aan apparatuur, instrumenten of faciliteiten ten behoeve van door derden te verrichten speur- en ontwikkelingswerk;
– Uitgaven aan meer algemeen inzetbare ICT-middelen;
Uitgaven waar bij het opstellen van dit besluit rekening mee is gehouden en die afhankelijk van het S&O kunnen kwalificeren zijn:
– (delen van) gebouwen direct en uitsluitend dienstbaar aan S&O-werkzaamheden;
– Apparatuur of instrumenten specifiek bedoeld voor speur- en ontwikkelingswerk;
– Apparatuur of instrumenten specifiek bedoeld voor het kunnen vervaardigen van modellen, proefbatches of prototypes zonder productieve/commerciële eindbestemming; en
– ICT-middelen specifiek bedoeld voor speur- en ontwikkelingswerk.
Het is mogelijk dat aan een belastingplichtige een RDA-beschikking wordt afgegeven waar meerdere S&O-projecten in worden onderkend. Indien in een RDA-beschikking meer dan één project wordt vermeld kan de belastingplichtige binnen die projecten schuiven met de gerealiseerde kosten en uitgaven. Bij de mededeling die op basis van artikel 10 moet worden gedaan ten behoeve van de correctie-RDA-beschikking die na afloop van het kalenderjaar door Agentschap NL wordt afgegeven zal per ontvangen RDA-beschikking moeten worden aangegeven wat de werkelijk in aanmerking te nemen kosten, uitgaven en S&O-uren zijn (zie ook paragraaf 7).
Bij het bepalen van de winst komt het RDA-bedrag in aftrek dat is opgenomen in de RDA-beschikking. Dit RDA-bedrag is een percentage van de kosten en uitgaven die direct toerekenbaar zijn aan S&O dat is erkend in een S&O-verklaring. In dit besluit wordt het percentage op 40 percent vastgesteld. Het percentage kan echter bij ministeriële regeling worden aangepast indien aan de voorwaarden zoals die zijn gegeven in artikel 7, vierde lid, wordt voldaan.
De hoofdregel bij het bepalen van de RDA zijn de werkelijke kosten en uitgaven. Voor kleinere aanvragen kan het vereisen van inzicht in de kosten en uitgaven echter leiden tot relatief hoge administratieve lasten. Voor aanvragers die per maand minder dan 150 S&O-uren realiseren geldt daarom een forfait. Het forfaitaire tarief beloopt € 15 per S&O-uur. Het forfait geldt per RDA-aanvraag en het daarop betrekking hebbende tijdvak. Het forfait is dan ook gekoppeld aan het aantal toegekende S&O-uren in de S&O-verklaring. De schatting is dat door het gekozen forfait jaarlijks tussen de 55 en 60 procent van de aanvragers onder het forfait zal komen te vallen.
De ondernemer levert in eerste instantie een schatting aan voor het door hem te realiseren aantal S&O-uren. Het is dus mogelijk dat het aantal gerealiseerde uren afwijkt van het aantal uren dat vooraf is opgegeven. Indien de ondernemer minder S&O-uren schat dan die hij uiteindelijk realiseert dan is dat, in lijn met de WBSO, voor risico van de ondernemer. Indien hij minder uren realiseert dan zal dat door middel van een correctie-RDA-verklaring worden gecorrigeerd. Hierbij zijn twee type correcties denkbaar. Het is mogelijk dat een ondernemer inschatte dat hij onder het forfait zou vallen en dat hij vervolgens alsnog minder uren realiseerde dan hij had voorzien. In dit geval zal de correctie-RDA-beschikking het bedrag belopen van het product van het aantal niet gerealiseerde uren en het tarief. Het alternatief is dat een ondernemer schatte dat hij meer S&O-uren realiseerde dan het forfait, maar uiteindelijk op basis van het aantal gerealiseerde uren toch onder het forfait komt te vallen. Deze situatie resulteert in een correctie op basis van het forfait waar dus de werkelijk gemaakte kosten en uitgaven buiten beschouwing blijven.
Het is mogelijk dat een onderneming in enig kalenderjaar relatief weinig S&O-uren realiseert, maar toch (incidenteel) hoge kosten en uitgaven voor S&O heeft. In deze situatie kan de toepassing van een forfait erg nadelig zijn. Voor die gevallen geldt een uitzondering. Indien een onderneming in een kalenderjaar meer dan € 50.000,– aan kosten en uitgaven realiseert dan kan deze onderneming, ongeacht het aantal in een tijdvak gerealiseerde S&O-uren, op verzoek aanspraak maken op RDA gebaseerd op kosten en uitgaven. Indien na afloop van het kalenderjaarjaar blijkt dat de onderneming minder dan € 50.000,– aan werkelijke kosten en uitgaven heeft gemaakt dan wordt het RDA-bedrag alsnog vastgesteld op basis van de forfaitaire berekening en blijven de werkelijk gemaakte kosten en uitgaven buiten beschouwing.
Een ondernemer die op basis van hoge kosten en uitgaven met een gering aantal S&O-uren aanspraak maakt op de uitzondering kan in het kalenderjaar waarop deze uitzondering van toepassing is niet langer aanspraak maken op het forfait. In enig kalenderjaar is dus ofwel sprake van de toepassing van het forfait ofwel van de toepassing van de uitzondering bij meer dan € 50.000 aan kosten en uitgaven. Hiermee wordt voorkomen dat binnen het kalenderjaar wordt geschoven met kosten en uitgaven teneinde in combinatie met het forfait een bepaald optimum te bereiken. Ook wordt met deze maatregel eenvoud beoogd.
De aanvraag voor een RDA-beschikking wordt door de aanvrager tegelijk ingediend met de aanvraag voor een S&O-verklaring. De aanvraag zal moeten worden gedaan bij Agentschap NL. Agentschap NL zal bij de beoordeling van de aanvragen allereerst oordelen of de projecten die de aanvrager voornemens is uit te voeren in aanmerking komen voor een S&O-verklaring. Indien deze beoordeling positief is wordt bezien op hoeveel S&O-uren, zo nodig gesplitst naar de gehonoreerde projecten, de aanvrager recht heeft. Wanneer de S&O-verklaring vaststaat wordt door Agentschap NL beoordeeld welke kosten of uitgaven direct toerekenbaar zijn aan de projecten die in het kader van de S&O-verklaring zijn erkend. Deze kosten of uitgaven worden geschat voor de periode waarop de S&O-verklaring betrekking heeft. Tegen zowel de S&O-verklaring als de RDA-beschikking staat bezwaar en beroep open.
De RDA-beschikking is gekoppeld aan de S&O-verklaring. Dit betekent in de eerste plaats dat kosten of uitgaven enkel voor een RDA-beschikking in aanmerking komen indien deze worden gemaakt voor projecten die als S&O zijn herkend. Daarnaast is ook de aanvraagperiode van de RDA-beschikking gekoppeld aan de S&O-verklaring. In het kader van de WBSO is het mogelijk op verschillende momenten een aanvraag in te dienen en zelf de aanvraagperiode te kiezen. Deze vrijheid heeft ook gevolgen voor de RDA-beschikking, omdat die de termijnen van de S&O-verklaring volgt.
Het komt voor dat binnen een fiscale eenheid de werknemers niet in dezelfde rechtspersoon zijn ondergebracht als waar de kosten en uitgaven voor S&O worden gemaakt. Om ervoor te zorgen dat kosten en uitgaven van speur- en ontwikkelingswerk effectief in aanmerking kunnen komen voor het RDA-bedrag is het nodig dat het niet uitmaakt waar die binnen een fiscale eenheid worden gemaakt. De RDA-beschikking wordt in geval van een fiscale eenheid op naam gesteld van de vennootschap die ook beschikt over de S&O-verklaring. Door de fiscale toerekening op grond van de regels voor de fiscale eenheid slaat de aftrekpost als gevolg van de RDA-beschikking afgegeven aan een dochter met de S&O-verklaring van rechtswege neer bij de moedermaatschappij. Een eventuele correctiebeschikking wordt opgelegd aan dezelfde vennootschap als waaraan de RDA-beschikking is afgegeven en mitsdien dan nog onderdeel van dezelfde fiscale eenheid, komt deze dan ook terecht bij dezelfde moedermaatschappij. Indien de omstandigheid zich voordoet dat de dochtermaatschappij die de direct toerekenbare RDA kosten en uitgaven maakt wordt ontvoegd, moet er zorg voor worden gedragen dat de dochtermaatschappij op wiens naam de RDA-beschikking is afgegeven aan de meldingsplicht (ten behoeve van de moeder) kan blijven voldoen.
De RDA-beschikking is in het eerste half jaar na de inwerkingtreding van dit besluit voor wat betreft de indieningstermijn nog niet gekoppeld aan de S&O-verklaring. Indien de aanvrager een S&O-verklaring wenst vanaf 1 januari 2012 zou hij voor 30 november 2011 een aanvraag moeten hebben ingediend. Een ondernemer kan echter voor 30 november 2011 nog geen aanvraag indienen voor een RDA-beschikking, omdat de regelgeving dan nog niet in werking is getreden. Omdat het wenselijk is ondernemers in de gelegenheid te stellen om vanaf 1 januari 2012 aanspraak te kunnen laten maken op een RDA-beschikking voor kosten en uitgaven die vanaf 1 januari 2012 worden gemaakt wordt gedurende een opstartperiode in overgangsrecht voorzien.
Kosten en uitgaven die worden gemaakt die samenhangen met S&O-projecten en waarvoor een S&O-verklaring is afgeven waarvan de periode aanvangt voor 1 juli 2011 komen op aanvraag in aanmerking voor een RDA-beschikking (zie ook artikel 13 van de artikelsgewijze toelichting). Voor een aanvraag waarbij kosten en uitgaven als bedoeld in de vorige zin in aanmerking worden genomen voor RDA wordt een formulier vastgesteld. S&O-belastingplichtigen en S&O-inhoudingsplichtigen die baat kunnen hebben bij de overgangsregeling wordt het formulier toegezonden. Vanaf 1 mei 2012 loopt de aanvraagprocedure van een RDA-beschikking synchroon met de aanvraag voor een S&O-verklaring voor projecten die vanaf 1 juli 2012 worden gestart.
Evenals bij de WBSO kunnen ondernemingen meerdere aanvragen per kalenderjaar indienen. De periode waarop deze aanvragen zien liggen binnen één kalenderjaar. Dit betekent dat voor een project dat loopt van oktober tot en met maart, twee aanvragen moeten worden ingediend. Het gaat dan om een eerste aanvraag van oktober tot januari en een tweede van januari tot en met maart. Voor deze twee aanvragen geldt het percentage dat betrekking heeft op de periode waarop de beschikking ziet. Voor de vraag welk bedrag aan RDA terecht komt in de aangifte is de dagtekening van de RDA-beschikking beslissend. Het bedrag aan RDA dat de belastingplichtige met een gebroken boekjaar opneemt in zijn aangifte is de optelsom van de RDA-beschikkingen (inclusief correctie-RDA-beschikkingen) welke zijn afgegeven in de periode die het gebroken boekjaar (of verlengd boekjaar) beslaat.
De belastingplichtige die beschikt over een RDA-beschikking moet indien hij aanspraak maakt op RDA op basis van kosten en uitgaven (dus niet het forfait) een administratie bijhouden. Hij moet deze administratie ook gedurende vijf jaar bewaren opdat deze zo nodig door Agentschap NL kan worden gecontroleerd. De administratie moet binnen twee maanden na afloop van het kalenderjaar waarop de RDA-beschikking betrekking heeft beschikbaar zijn voor controle. Dat is geen onredelijke eis en is bovendien noodzakelijk, omdat de belastingplichtige die beschikt over een RDA-beschikking anders ook niet in staat zal zijn om tijdig de verplichte mededeling over de werkelijk in aanmerking komende kosten en uitgaven te doen.
In de meeste gevallen worden verschillende projecten (werken) onderkend in de S&O-verklaring. In deze gevallen is het nuttig en noodzakelijk (ook voor de controle) dat de administratie ook is ingericht op deze projecten. Indien de RDA-beschikking betrekking heeft op meerdere projecten dan moet de administratie dan ook per project worden bijgehouden.
Belastingplichtigen die een RDA-beschikking hebben ontvangen moeten na afloop van het kalenderjaar een verplichte mededeling doen over de werkelijk in aanmerking te nemen kosten, uitgaven en S&O-uren in de periode waarop de RDA-beschikking betrekking heeft. Hiervoor is gekozen, omdat kosten en uitgaven moeilijk vooraf zijn in te schatten. Door een mededeling te eisen zijn ondernemingen die te ruime schattingen aanleveren en daarna een onjuiste mededeling doen te vervolgen voor fraude. Belastingplichtigen die een RDA-beschikking op basis van het forfait hebben ontvangen geven uitsluitend de werkelijk in aanmerking te nemen S&O-uren door. Werkelijke kosten en uitgaven worden voor deze groep immers niet in aanmerking genomen.
Een aantal ondernemingen zullen in een jaar meer dan één RDA-beschikking ontvangen. Deze ondernemingen kunnen de mededeling in één keer voor alle ontvangen RDA-beschikkingen in een kalenderjaar doen. De belastingplichtige (lees ook: fiscale eenheid) zal de mededeling moeten doen voor eventueel aanwezige dochters die namens deze belastingplichtige een RDA-beschikking hebben aangevraagd. Dit is logisch, omdat deze belastingplichtige de RDA-beschikkingen ook kan verzilveren en op deze manier ook verantwoordelijk wordt voor de inhoud van de mededeling.
Ook ondernemingen die RDA ontvangen op basis van het forfait dienen het werkelijk gerealiseerde aantal S&O-uren te melden. Deze mededeling zal overigens nooit kunnen leiden tot een bovenwaartse bijstelling van het RDA-bedrag.
Ten behoeve van de mededeling zal een voorziening worden getroffen waardoor ondernemers eenvoudig de gewenste gegevens (werkelijke kosten, uitgaven en S&O-uren) kunnen aanleveren. Dit zal daarom niet in veel extra administratieve lasten resulteren.
De correctie-RDA-beschikking is het sluitstuk van de RDA. De correctie-RDA-beschikking zorgt ervoor dat een belastingplichtige krijgt waar hij recht op heeft op basis van de werkelijk gerealiseerde kosten en uitgaven. Indien gebruik wordt gemaakt van een forfait dan sluit de correctie-RDA-beschikking aan bij de werkelijk gerealiseerde S&O-uren.
De correctie-RDA-beschikking kan ook worden gebruikt om misbruik te bestrijden. Zo kan Onze Minister een correctie-RDA-beschikking afgeven indien aannemelijk is dat ter verkrijging van de RDA-beschikking gegevens of bescheiden zijn verstrekt die zodanig onjuist of onvolledig zijn dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen indien bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend zouden zijn geweest. Ook kan een correctie-RDA-beschikking volgen indien aannemelijk is geworden dat de belastingplichtige zijn administratie niet heeft bijgehouden. Voorts is het mogelijk dat een correctie-RDA-beschikking wordt opgelegd indien de belastingplichtige een RDA-beschikking heeft ontvangen, maar geen mededeling over de werkelijk in aanmerking te nemen S&O-uren, kosten en uitgaven heeft gedaan. Hij krijgt deze correctie-RDA-beschikking in dat geval echter pas nadat hij hiervoor tenminste eenmaal een herinnering heeft ontvangen. Hiermee wordt voorkomen dat een belastingplichtige direct snel zijn aanspraak op de RDA verliest. Indien een belastingplichtige echter na een herinnering niet de mededeling doet zal een correctie-RDA-beschikking worden afgegeven opdat het volgens de RDA-beschikking of beschikkingen resterende bedrag nihil bedraagt.
De uitvoering, het toezicht en de handhaving zal door Agentschap NL worden gedaan. Hierover worden momenteel afspraken gemaakt. Op basis van het wetsvoorstel zal Agentschap NL over voldoende bevoegdheden beschikken om de taken naar behoren uit te voeren.
Bij de vormgeving van de RDA is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de vormgeving van de WBSO om zo dubbele gegevensaanlevering en administratieverplichtingen te vermijden. Dit geldt ook met betrekking tot controles door Agentschap NL, die gecombineerd plaats kunnen vinden. Dit zorgt ervoor dat de administratieve lasten per RDA-traject lager zullen zijn dan bij een aanvraag voor een S&O-verklaring. Een gemiddeld WBSO-traject kent voor een onderneming ongeveer € 1750 aan administratieve lasten. Een eerste inschatting voor de additionele administratieve lasten van een RDA-traject bedraagt tussen de € 250 en € 500. Op basis van het geschatte aantal RDA aanvragen van 18.000 worden de administratieve lasten in de structurele situatie ingeschat op een bedrag tussen de € 4,5 mln. en € 9 mln. De administratieve lasten worden uiteindelijk geraamd tussen de 0,9% en 1,8%.
Bij het opstellen van dit besluit is overleg gevoerd met diverse bedrijven en VNO-NCW en MKB-Nederland. Voorts is rekenschap gehouden met de commentaren van de Commissie Wetsvoorstellen van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs.
Dit besluit zal gedurende de eerste vijf jaar doorlopend worden gemonitord. Daarnaast zal de RDA binnen vijf jaar uiterlijk voor het einde van 2016 worden geëvalueerd. Hier zal een nulmeting aan voorafgaan. In deze nulmeting worden doelstellingen opgenomen en indicatoren geformuleerd voor het meten van de effectiviteit. In de Nota van Wijziging is al aangegeven dat in de evaluatie bezien zal worden in welke mate de RDA een doeltreffende en doelmatige bijdrage levert aan een toename van de private uitgaven aan S&O. Tevens zullen bij de evaluatie ook andere relevante aspecten, zoals de uitvoeringspraktijk, worden bezien.
Dit besluit wordt uitgevoerd door Agentschap NL. De interpretatie van begrippen in dit besluit mogen de interpretatie van soortgelijke begrippen in de belastingwetgeving niet beinvloeden. In de Nota van Wijziging die de aanleiding vormt voor dit besluit is hierover al opgemerkt dat: «Wanneer Agentschap NL een beschikking afgeeft op basis van een bepaalde omvang door het agentschap vastgestelde S&O-kosten, zegt die beschikking derhalve niets over de regulier fiscaal aftrekbare kosten». De begrippen in dit artikel houden dan ook enkel verband met specieke bepalingen in de belastingwetgeving indien dat expliciet is aangegeven.
Dit artikel regelt de aanvraag van een RDA-beschikking en is nader toegelicht onder 5. Van belang is om te benadrukken dat een aanvraag voor een RDA-beschikking tegelijk moet worden ingediend met de aanvraag van een S&O-verklaring. Dit geldt dus ook voor de termijnen die zijn opgenomen in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (artikelen 21 en 22). Het aanvraagformulier zal begin 2012 worden gepubliceerd, zodat aanvragen vanaf 1 mei 2012 in behandeling kunnen worden genomen (zie ook artikel 13).
Dit artikel verzekert dat de belangrijkste informatie in de RDA-beschikking wordt opgenomen.
Dit artikel geeft specifieke regels voor uitgaven en is toegelicht onder 3. Een uitgave van minder dan € 1.000.000 kan op basis van het tweede lid slechts in één RDA-beschikking worden opgenomen. Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat een uitgave meer dan eenmaal wordt opgevoerd voor een RDA-beschikking. Als een uitgave wordt opgenomen in een RDA-beschikking dan moet deze uitgave ingevolge artikel 8, tweede lid, in dat kalenderjaar in gebruik worden genomen. Als een bedrijfsmiddel niet in gebruik wordt genomen in het kalenderjaar waarvoor een RDA-beschikking is afgegeven dan zal het ontvangen bedrag moeten worden gecorrigeerd door middel van de verplichte mededeling (artikel 10) en de correctie-RDA-beschikking (artikel 11). Als een correctie-RDA-beschikking wordt afgegeven omdat een bedrijfsmiddel niet in het kalenderjaar in gebruik is genomen waarvoor de RDA-beschikking is afgegeven, dan wordt de bewuste uitgave geacht niet langer in een RDA-beschikking opgenomen te zijn geweest. Dit wil zeggen dat het in die situatie mogelijk is dat het betrokken bedrijfsmiddel na correctie alsnog in een volgend kalenderjaar in aanmerking kan komen voor een RDA-beschikking. Dat is ook wenselijk, omdat de bepaling uitsluitend beoogt te voorkomen dat een uitgave vaker dan eenmaal in aanmerking kan komen voor een RDA-bedrag.
In dit artikel is voorts geregeld dat uitgaven die meer dan € 1.000.000 bedragen voor 20 percent voor het RDA-bedrag in aanmerking komen. Het is daarbij niet nodig dat de uitgaven vijf jaar lang aan hetzelfde S&O-project zijn te relateren. Ook hoeft het niet te gaan om vijf aaneengesloten jaren.
Dit artikel zondert specifieke kosten en uitgaven uit van de kosten en uitgaven die in aanmerking komen voor een RDA-beschikking. Dit artikel geeft geen limitatieve opsomming van kosten en uitgaven die niet als zodanig voor een RDA-beschikking in aanmerking komen.
Het is niet de bedoeling dat verbonden belastingplichtigen doelbewust prijsafspraken maken om de kosten en uitgaven ten behoeve van een RDA-beschikking kunstmatig op te drijven. Om deze reden is dit artikel geïntroduceerd dat is geïnspireerd op artikel 8b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. De minister heeft dan ook de bevoegdheid om zo nodig kosten en uitgaven ten behoeve van de vaststelling van de RDA te corrigeren indien zij van mening is dat door de aanvrager voorwaarden zijn gehanteerd die in het economische verkeer niet door onafhankelijke partijen zouden zijn overeengekomen. De minister zal indien hij dat nodig acht daarbij gebruik maken van de kennis die reeds is opgedaan binnen de Belastingdienst ten aanzien van artikel 8b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Benadrukt wordt dat de verdeling van de verantwoordelijkheden tussen de minister (Agentschap NL) en de Belastingdienst voor dit artikel hetzelfde is als voor de overige artikelen inzake de RDA, dat wil zeggen dat de minister verantwoordelijk is voor het vaststellen van de omvang van de RDA en dat de Belastingdienst verantwoordelijk is voor het vaststellen van de fiscale winst zonder gebonden te zijn aan de door de minister (Agentschap NL) ingenomen standpunten inzake de RDA.
Dit artikel regelt de berekening van het RDA-bedrag en is toegelicht onder 4. De hoogte van de RDA wordt bepaald door de grondslag – bestaande uit de kosten en uitgaven – te vermenigvuldigen met een RDA-percentage. Dit besluit stelt dat percentage vast op 40. Dit vertaalt zich – uitgaande van een marginaal tarief in de vennootschapsbelasting van 25% – in een netto voordeel van 10% in 2012. Het percentage wordt vastgesteld op 40 procent, maar kan in belang van de budgettaire beheersbaarheid na overleg met de Minister van Financiën met ingang van 1 januari van enig jaar worden aangepast.
De RDA is een gebudgetteerde regeling. De hoogte van het tarief vanaf 2014 en verder wordt daarom bepaald door het beschikbare budget (500 miljoen vanaf 2014) en de ontwikkeling van de RDA-grondslag. Ook voor 2013 zal het relevante percentage worden vastgesteld binnen het gegeven budget (375 miljoen). Mocht in 2012 nog geen betrouwbare uitvoeringsinformatie beschikbaar zijn, dan wordt het percentage voor 2013 gesteld op 54%.
Het is niet de bedoeling RDA te verstekken voor kosten die uiteindelijk niet worden betaald. Kosten moeten betaald zijn voordat de mededeling ten behoeve van de correctie-RDA-verklaring wordt gedaan. Dit zorgt ervoor dat de belastingplichtige snel wordt gecorrigeerd indien de betaalde kosten lager blijken te zijn dan oorspronkelijk is voorzien.
Dit artikel bepaalt in het tweede lid tevens dat uitgaven niet eerder in aanmerking worden genomen dan in het kalenderjaar waarin het bedrijfsmiddel waarop zij betrekking hebben in gebruik is genomen. Hiervoor is gekozen om te voorkomen dat uitgaven in aanmerking komen voor een RDA-beschikking zonder dat deze ook daadwerkelijk binnen een redelijke termijn worden gebruikt voor S&O. Concreet betekent dit dat als bedrijfsmiddelen zoals een R&D-lab of instrumenten in enig jaar worden opgenomen in een RDA-beschikking, dit lab of deze instrumenten ook in dat jaar in gebruik moeten worden genomen om aanspraak te houden op het RDA-bedrag.
Dit artikel is toegelicht onder 6.
Dit artikel introduceert een verplichte mededeling voor alle belastingplichtigen die een RDA-beschikking ontvangen. Deze mededelingsplicht is anders vormgegeven dan de mededelingsplicht in de WvA. In de WvA is gekozen voor een maximale afwijking van 10% van het aantal opgegeven uren of een maximale foutmarge van € 10.000 per maand. Hiervoor is in dit besluit niet gekozen, omdat kosten en uitgaven moeilijk vooraf zijn in te schatten. Daarbij moet ook worden voorkomen dat bedrijven misbruik kunnen maken van deze regeling. Ook gaat het op basis van dit besluit potentieel om grote bedragen waardoor het opzoeken van de marges aantrekkelijk kan zijn. Het achterwege laten van een bandbreedte leidt naar verwachting ook niet tot extra administratieve lasten.
De verplichte mededeling op basis van dit artikel heeft geen effect op de mededeling op basis van artikel 24, tweede lid, van de WvA zolang deze mededeling uitwijst dat een mededeling op basis van de WvA niet noodzakelijk was. Het is derhalve mogelijk dat het RDA-bedrag door middel van een correctie-RDA-beschikking naar beneden wordt bijgesteld terwijl dit niet wordt gedaan voor de ontvangen S&O afdrachtvermindering. Indien uit de mededeling op basis van dit besluit blijkt dat een onderneming ook een mededeling had moeten doen als gevolg van artikel 24, tweede lid, WvA dan zal de ondernemer hiervan op de hoogte worden gesteld.
Het tweede lid bepaalt dat de belastingplichtige de mededeling gezamenlijk voor alle op een kalenderjaar betrekking hebbende RDA-beschikkingen doet. Het is echter ook mogelijk dat deze mededeling per RDA-beschikking zal moeten worden gedaan. Dit zal vooral van belang zijn in de situatie dat een belastingplichtige in een kalenderjaar zowel een RDA-beschikking heeft ontvangen op basis van kosten en uitgaven en tevens over een RDA-beschikking beschikt waarbij het RDA-bedrag tot stand is gekomen met het forfait.
Dit artikel is toegelicht onder 8.
De boete wordt opgelegd op basis van artikel 3.52a, elfde lid, van de wet. De boete kan ten hoogste € 100.000 bedragen of, indien dit meer is, tweemaal het bedrag dat voor de desbetreffende periode in de RDA-beschikking is opgenomen. Het kan hierbij dan ook om forse boetes gaan. Dat is ook wenselijk. De RDA-beschikking gaat in eerste instantie uit van schattingen waarbij vertrouwen wordt geschonken aan belastingplichtigen die RDA willen ontvangen. Een afschrikwekkende boete moet ervoor zorgdragen dat dit vertrouwen niet wordt misbruikt.
Een boete kan worden gegeven indien de administratie van een belastingplichtige niet voldoet aan hetgeen is voorgeschreven in artikel 9. Hierbij moet benadrukt worden dat uit het vierde lid van artikel 9 volgt dat een dergelijke boete niet kan worden opgelegd aan een belastingplichtige die een RDA-beschikking heeft ontvangen op basis van het forfait (artikel 7, tweede lid).
Dit artikel is het gevolg van de snelle invoering van de RDA. De uitvoering is nog onvoldoende voorbereid op de komst van de RDA om aanvragen vanaf 1 januari 2012 in behandeling te kunnen nemen. Aanvragen kunnen daarom vanaf 1 mei 2012 worden ingediend. De procedure voor de aanvraag loopt vanaf 1 mei 2012 gelijk met WBSO-projecten die starten vanaf 1 juli 2012. In het tweede lid wordt de situatie beschreven voor projecten die in de periode van 1 januari 2012 tot 1 juli 2012 zijn gestart. Voor die projecten is het immers niet mogelijk om tijdig een RDA-beschikking te ontvangen. Voor deze projecten wordt geregeld dat ze op basis van een separate procedure met terugwerkende kracht, op verzoek, in aanmerking kunnen komen voor een RDA-beschikking.
Om te voorkomen dat kosten en uitgaven die zijn gemaakt voordat dit besluit in werking treedt in aanmerking moeten worden genomen voor het RDA-bedrag zijn deze kosten en uitgaven uitgesloten. Het is van belang dat de RDA een bijdrage levert aan het stimuleren van extra uitgaven aan S&O. Dat is niet het geval voor die kosten en uitgaven die al zijn gemaakt voordat dit besluit van kracht was.
De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
M. J. M. Verhagen
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2011-657.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.