Wet van 29 april 2010 tot kleine wijzigingen en reparaties in diverse wetten op het terrein van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is kleine wijzigingen en reparaties in diverse wetten op het terrein van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Indien het bij koninklijke boodschap van 20 mei 2009 ingediende voorstel van wet tot vaststelling van overgangsrecht en wijziging van diverse wetten ten behoeve van de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) (31 953) tot wet wordt verheven en artikel 1.2 van die wet in werking treedt, wordt die wet als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.2, vierde lid, wordt «eerste lid» vervangen door: eerste of derde lid.

B

Na artikel 1.2 van die wet worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 1.2a

  • 1. Artikel 1.2, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing op een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer die onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 2.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht onherroepelijk is, maar in verband met het bepaalde in artikel 20.8 van de Wet milieubeheer nog niet in werking is getreden.

  • 2. In gevallen als bedoeld in het eerste lid, alsmede in gevallen waarin sprake is van een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer waarop artikel 1.2, tweede en derde lid, van toepassing is, treedt de betrokken omgevingsvergunning niet eerder in werking dan nadat vergunning is verleend voor de betrokken bouwactiviteit.

  • 3. In gevallen als bedoeld in het eerste en tweede lid is artikel 2.7, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht niet van toepassing ten aanzien van activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a en e, van die wet.

Artikel 1.2b

  • 1. Een omgevingsvergunning voor een activiteit met betrekking tot een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geldt tevens voor veranderingen van de betrokken inrichting of van de werking daarvan, waarvoor een besluit inhoudende een verklaring als bedoeld in artikel 8.19, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer is genomen die onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van het eerstgenoemde artikel van kracht en onherroepelijk is.

  • 2. Het recht zoals dat gold onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht blijft van toepassing op:

    • a. de voorbereiding en vaststelling van het besluit inzake een verklaring als bedoeld in het eerste lid indien voor dat tijdstip met betrekking tot de voorgenomen verandering een melding als bedoeld in artikel 8.19, eerste lid, onder b, van de Wet milieubeheer is gedaan;

    • b. een besluit inzake een verklaring als bedoeld in het eerste lid die nog niet onherroepelijk is.

    Vanaf het tijdstip waarop het betrokken besluit onherroepelijk is geworden is met betrekking tot dat besluit het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 1.2c

Een ontheffing als bedoeld in artikel 3.23, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening die met toepassing van artikel 4.1.1, eerste lid, onderdeel j, en tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening is verleend voor het gebruik van een recreatiewoning voor bewoning en op grond van artikel 1.2 met een omgevingsvergunning wordt gelijkgesteld, geldt slechts voor de termijn gedurende welke degene aan wie de vergunning is verleend de recreatiewoning onafgebroken bewoont.

C

Artikel 1.8, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Na de inwerkingtreding van deze wet berusten algemene maatregelen van bestuur, voor zover deze op het tijdstip onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet berustten op:

    • a. artikel 8.1 van de Wet milieubeheer: op artikel 1.1, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

    • b. artikel 8.2 van de Wet milieubeheer: op artikel 2.4 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

    • c. artikel 8.5 van de Wet milieubeheer: op artikel 2.8 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

    • d. artikel 8.7 van de Wet milieubeheer: op artikel 2.26 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

    • e. artikel 8.42a, eerste lid, of 8.45 van de Wet milieubeheer: op artikel 2.22, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

    • f. artikel 18.3 van de Wet milieubeheer: op artikel 5.3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

D

In artikel 8.4, onderdeel B, onder 1, wordt in het eerste lid «artikel 2.14, eerste, derde en vierde lid» vervangen door: artikel 2.14, eerste, derde, vierde en zesde lid.

ARTIKEL II

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt gewijzigd als volgt:

aA

Artikel 1.1 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid komt de begripsbepaling «gpbv-installatie» te luiden:

gpbv-installatie:

installatie als bedoeld in bijlage 1 bij richtlijn nr. 2008/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 januari 2008 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (PbEU L 24);.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Een wijziging van bijlage 1 bij richtlijn nr. 2008/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 januari 2008 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (PbEU L 24) gaat voor de toepassing van de in het eerste lid gegeven omschrijving van «gpbv-installatie» gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

A

Artikel 2.14, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel b wordt «artikel 10.14» vervangen door: de artikelen 10.14 en 10.29a.

2. Onderdeel c, onder 4°, vervalt, onder vernummering van de onderdelen 5° en 6° tot 4° en 5°.

B

Artikel 2.33, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. Onderdeel a komt te luiden:

  • a. gedurende drie jaar, dan wel indien de vergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a onderscheidenlijk b of g, gedurende 26 weken onderscheidenlijk de in de vergunning bepaalde termijn, geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning;.

2. Onderdeel c vervalt, onder lettering van de onderdelen d tot en met i als c tot en met h.

Ba

Artikel 3.1 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid wordt «Artikel 28 van de Dienstenwet» vervangen door: Artikel 29 van de Dienstenwet.

2. In het derde lid wordt «onverwijld» vervangen door: zo snel mogelijk.

Bb

In artikel 3.10, derde lid, wordt «het veranderen» vervangen door: een verandering.

C

In artikel 3.11, vierde lid, wordt «artikel 3.12, zevende lid» vervangen door: artikel 3.12, achtste lid.

Ca

Artikel 3.12 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid, onder b, wordt «bij algemene maatregel van bestuur» vervangen door: bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

2. In het achtste lid wordt «Artikel 30, vierde lid, van de Dienstenwet» vervangen door: Artikel 31, vierde lid, van de Dienstenwet.

Cb

In artikel 3.14, eerste volzin, wordt voor «kerkelijk monument» ingevoegd: activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, ter zake van een.

D

Artikel 4.2, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel j wordt «g of h» vervangen door: f of g.

2. In onderdeel k wordt «i» vervangen door: h.

E

In het opschrift van paragraaf 5.4 wordt «Bestuursdwang» vervangen door: Last onder bestuursdwang.

F

Artikel 5.13, aanhef, komt te luiden:

De ambtenaren die zijn belast met het toezicht op de naleving of de opsporing van strafbaar gestelde feiten ter zake van het bepaalde bij of krachtens: .

G

In artikel 6.5, tweede lid, wordt «artikel 3.9, vijfde lid» vervangen door: artikel 3.9, eerste of vierde lid.

H

Indien het bij koninklijk besluit van 19 maart 2008 ingediende voorstel van wet, houdende een integraal kader voor regels over gehouden dieren en daaraan gerelateerde onderwerpen (Wet dieren) (31 389) tot wet wordt verheven en artikel 11.7, onderdeel C, onder 1, van die wet in werking treedt, wordt in artikel 8.3, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht «hoofdstuk VIIa van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren» vervangen door: artikel 3.1 van de Wet dieren.

ARTIKEL III

De Wet bodembescherming wordt gewijzigd als volgt:

A

Het opschrift van hoofdstuk II komt te luiden:

HOOFDSTUK II. TECHNISCHE COMMISSIE BODEM.

B

In artikel 2 wordt «Technische commissie bodembescherming» vervangen door: Technische commissie bodem.

C

Aan artikel 18 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Bij een maatregel krachtens artikel 8, eerste lid, kan met betrekking tot bodemenergiesystemen worden bepaald dat bij provinciale of gemeentelijke verordening gebieden worden aangewezen, waarin de bij die maatregel gestelde regels van toepassing zijn.

D

In artikel 28a, onder a, wordt «artikel 8.44» vervangen door: artikel 8.40.

E

In artikel 64, eerste en derde lid, wordt «Technische commissie bodembescherming» telkens vervangen door: Technische commissie bodem.

F

In artikel 89 vervalt «35 j° 32, 33 of 34,».

ARTIKEL IV

In artikel 10a, derde lid, van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden wordt «en, aan gedeputeerde staten» vervangen door: en aan gedeputeerde staten.

ARTIKEL V

De Wet milieubeheer wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1.1 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt in de begripsomschrijving van nuttige toepassing «Europees parlement» vervangen door: Europees Parlement.

2. In het tiende lid, onder a, wordt «de Raad van de Europese gemeenschappen» vervangen door: de Raad van de Europese Gemeenschappen.

3. In het dertiende lid wordt «de Raad van de Europese gemeenschappen» vervangen door: de Raad van de Europese Gemeenschappen.

B

Artikel 5.12, twaalfde lid, komt te luiden:

  • 12. Binnen een gebied als bedoeld in het derde lid kunnen bestuursorganen die het aangaat, na een daartoe strekkende melding aan Onze Minister, een of meer in het programma genoemde of beschreven maatregelen, ontwikkelingen of besluiten wijzigen of vervangen, of een of meer maatregelen, ontwikkelingen of besluiten aan het programma toevoegen, indien bij de betreffende melding aannemelijk wordt gemaakt dat die gewijzigde, vervangende of nieuwe maatregelen, ontwikkelingen of besluiten per saldo passen binnen of in elk geval niet in strijd zijn met het programma. Bij de melding wordt aangegeven welke maatregelen, ontwikkelingen of besluiten het betreft, welke samenhang er tussen die maatregelen, ontwikkelingen of besluiten is en op welke termijn een maatregel wordt getroffen of een besluit genomen en worden de effecten op de luchtkwaliteit met toepassing van de artikelen 5.19 en 5.20 en de daarop berustende bepalingen aangegeven. Het negende lid is van overeenkomstige toepassing.

Ba

In artikel 5.16, eerste lid, onder b, aanhef, wordt «vierde lid» vervangen door: vijfde lid.

Bb

In artikel 8.40, derde lid, wordt «artikelen 2.30, eerste lid,» vervangen door: artikelen 2.23, 2.30, eerste lid,.

C

In de artikelen 8.47 en 8.48 wordt «titel» telkens vervangen door: paragraaf.

D

In artikel 8.50, derde lid, onder b, wordt «, waarvoor ingevolge artikel 8.2, derde lid, Onze Minister van Economische Zaken bevoegd gezag is» vervangen door: waarin zich een mijnbouwwerk als bedoeld in artikel 1, onder n, van de Mijnbouwwet bevindt.

E

In artikel 9.4.1, eerste lid, wordt in de begripsomschrijving van componenten en subeenheden na «algemene maatregel van bestuur» ingevoegd: of een uitvoeringsmaatregel.

F

In artikel 9.4.4, tweede lid, wordt «dat behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie» vervangen door: dat behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie of tot een categorie, aangewezen in een uitvoeringsmaatregel die in de vorm van een verordening is gesteld.

G

In artikel 9.4.5, eerste en tweede lid, wordt «dat behoort tot een ingevolge een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 9.4.4, tweede lid, aangewezen categorie» vervangen door: dat behoort tot een ingevolge een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 9.4.4, tweede lid, aangewezen categorie of tot een categorie, aangewezen in een uitvoeringsmaatregel die in de vorm van een verordening is gesteld.

H

In artikel 9.4.6, eerste en derde lid, wordt «dat behoort tot een ingevolge een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 9.4.4, tweede lid, aangewezen categorie» vervangen door: dat behoort tot een ingevolge een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 9.4.4, tweede lid, aangewezen categorie of tot een categorie, aangewezen in een uitvoeringsmaatregel die in de vorm van een verordening is gesteld.

I

In artikel 9.4.7, tweede lid, wordt «dat behoort tot een ingevolge een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 9.4.4, tweede lid, aangewezen categorie» vervangen door: dat behoort tot een ingevolge een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 9.4.4, tweede lid, aangewezen categorie of tot een categorie, aangewezen in een uitvoeringsmaatregel die in de vorm van een verordening is gesteld.

J

Artikel 9.4.8 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste en tweede lid wordt «behorende tot een ingevolge een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 9.4.4, tweede lid, aangewezen categorie» vervangen door: behorende tot een ingevolge een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 9.4.4, tweede lid, aangewezen categorie of tot een categorie, aangewezen in een uitvoeringsmaatregel die in de vorm van een verordening is gesteld.

2. In het derde lid wordt «behorende tot een ingevolge een maatregel als bedoeld in artikel 9.4.4, tweede lid, aangewezen categorie» vervangen door: behorende tot een ingevolge een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 9.4.4, tweede lid, aangewezen categorie of tot een categorie, aangewezen in een uitvoeringsmaatregel die in de vorm van een verordening is gesteld.

K

Artikel 10.37, tweede lid, onder b, onder 1°, komt te luiden:

  • 1°. krachtens hoofdstuk 8 of op grond van een omgevingsvergunning;.

Ka

In de artikelen 10.48, tweede lid, 10.53 en 10.64, eerste lid, wordt de zinsnede beginnende met «De artikelen 2.8» en eindigende met «Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn» vervangen door: Het voor activiteiten met betrekking tot inrichtingen bij of krachtens de artikelen 2.8, 2.14, 2.20, 2.22, 2.23, 2.25, 2.26, derde en vierde lid, 2.29, 2.30, 2.31, eerste lid, onder a en b, en tweede lid, onder b, 2.33, eerste lid, onder a tot en met d, en tweede lid, onder a, b en d, 3.2, 3.10, 3.12, 3.13, 3.15 en 4.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht bepaalde is.

L

In artikel 12.20a, eerste lid, onder a, wordt na «dan wel» ingevoegd: een vergunning krachtens.

M

In artikel 17.4, tweede lid, onder a, wordt «artikel 2.5 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht» vervangen door: artikel 2.4 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Ma

In artikel 19.5, tweede lid, laatste volzin, wordt na «artikel 31 van de Dienstenwet» ingevoegd: , artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

N

Artikel 20.1 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «8.42 of» vervangen door «8.42,» en wordt na «artikel 8.40» ingevoegd: of.

2. In het derde lid wordt «voor zover artikel 6.27, tweede lid, van die wet van toepassing is» vervangen door: voor zover besluiten krachtens die wet met toepassing van artikel 6.27, tweede lid, van die wet gecoördineerd zijn voorbereid met besluiten krachtens de Kernenergiewet.

O

In artikel 20.3, eerste lid, vervalt de komma voor «de bevoegde rechter».

P

In artikel 20.4, onder b, vervalt de komma na «krachtens».

Q

In artikel 21.6, derde lid, wordt «Onze Ministers van Verkeer en Waterstaat, van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en van Economische Zaken» vervangen door: Onze Ministers van Verkeer en Waterstaat, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Economische Zaken.

R

In bijlage 2 wordt in voorschrift 4.5 «m3» vervangen door: m3.

ARTIKEL VI

In artikel 18, vijfde lid, van de Wet op de huurtoeslag wordt «onderscheidenlijk 1 juli van elk jaar aangepast» vervangen door: van elk jaar gewijzigd.

ARTIKEL VII

[Vervallen]

ARTIKEL VIII

In artikel 1 van de Wet overleg minderhedenbeleid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken» vervangen door: Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie.

ARTIKEL IX

De Wet ruimtelijke ordening wordt gewijzigd als volgt:

aA

Artikel 6.6 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.27 of 3.40, derde lid, verlenen» vervangen door: een omgevingsvergunning verlenen voor een project van provinciaal belang waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken.

2. In het tweede lid wordt «een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.29 of 3.40, vierde lid, verleent» vervangen door: een omgevingsvergunning verleent voor een project van nationaal belang waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken.

A

In artikel 6.8, tweede lid, wordt «bestemmingsplan of inpassingsplan, een daaraan voorafgaand projectbesluit daaronder begrepen,» vervangen door: bestemmingsplan, inpassingsplan of de omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid,.

B

In artikel 6.12, tweede lid, aanhef, wordt na «vast te stellen,» ingevoegd: in bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen of.

C

In artikel 6.13, eerste lid, onderdeel c, onder 3°, wordt «1 tot 3» vervangen door: 1° tot en met 3°.

D

Artikel 6.25 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.27 of 3.40 verlenen» vervangen door: een omgevingsvergunning verlenen voor een project van provinciaal belang waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken.

2. In het tweede lid wordt «een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.29 of 3.40 verleent» vervangen door: een omgevingsvergunning verleent voor een project van nationaal belang waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken.

ARTIKEL X

Artikel I van de wet van 2 juli 2009 tot wijziging van de Woningwet (vereenvoudiging en herschikking grondslagen lagere regelgeving) (Stb. 324) wordt als volgt gewijzigd:

A

In onderdeel Aa vervalt in het opschrift van hoofdstuk II, afdeling 1: en standplaatsen.

B

In onderdeel B wordt artikel 1b als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «bouwvergunning als bedoeld in artikel 40» vervangen door «omgevingsvergunning», wordt na «verboden» ingevoegd «een bouwwerk» en wordt «tweede lid, aanhef en onderdelen a en e» vervangen door: tweede lid, aanhef en onderdeel d.

2. In het tweede lid vervallen «een bestaande standplaats dan wel een» en «die standplaats dan wel dat» en wordt «tweede lid, aanhef en onderdeel b» vervangen door: tweede lid, aanhef en onderdeel a.

3. In het derde lid vervalt «standplaats,» en wordt «tweede lid, aanhef en onderdeel c» vervangen door: tweede lid, aanhef en onderdeel b.

4. In het vierde lid wordt «bouwvergunning als bedoeld in artikel 40» vervangen door «omgevingsvergunning» en vervalt: of standplaats.

5. In het vijfde lid wordt «d en e» vervangen door: c en d.

C

In onderdeel C komt artikel 2, tweede, derde en vierde lid, te luiden:

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen technische voorschriften worden gegeven omtrent:

    • a. de staat van een open erf of terrein;

    • b. het in gebruik nemen of gebruiken van een open erf of terrein;

    • c. het slopen;

    • d. het uitvoeren van bouw- of sloopwerkzaamheden.

  • 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden omtrent de onderwerpen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, en het tweede lid, onderdelen c en d, andere dan technische voorschriften gegeven.

    Tot de voorschriften omtrent het onderwerp, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, behoren in ieder geval:

    • a. voorschriften inhoudende een verbod tot ingebruikneming of gebruik zonder het doen van een gebruiksmelding aan het bevoegd gezag;

    • b. voorschriften inhoudende de bevoegdheid om bij de bouwverordening, bedoeld in artikel 8, af te wijken van het aantal personen vanaf waar bij het bieden van nachtverblijf aan die personen krachtens artikel 2.1, eerste lid, onder d, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een vergunning voor het in gebruik nemen of gebruiken van een bouwwerk is vereist.

    Tot de voorschriften omtrent de onderwerpen, bedoeld in het tweede lid, onderdelen c en d, behoren in ieder geval:

    • a. voorschriften inhoudende de verplichting om het voornemen te slopen aan het bevoegd gezag te melden;

    • b. voorschriften inhoudende de verplichting te voldoen aan aanvullende voorschriften die door het bevoegd gezag bij beschikking kunnen worden gegeven met het oog op de lokale situatie.

    Tot de voorschriften omtrent de onderwerpen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, en het tweede lid, onderdeel d, kunnen behoren voorschriften omtrent de beschikbaarheid van gegevens en bescheiden. Tot de voorschriften omtrent het onderwerp, bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, kunnen daarnaast behoren voorschriften inhoudende de verplichting om de feitelijke aanvang van het uitvoeren van bouwwerkzaamheden, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning is verleend, of sloopwerkzaamheden aan het bevoegd gezag te melden.

  • 4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen omtrent de onderwerpen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, en het tweede lid, onderdelen a en b, andere dan technische voorschriften worden gegeven.

D

In onderdeel D wordt «de artikelen 3 en 5» vervangen door: artikel 3.

E

Na onderdeel D wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Da

In artikel 5 wordt «de in artikel 2 bedoelde algemene maatregel van bestuur» vervangen door «een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2, eerste lid,» en wordt na «het bouwen» ingevoegd: van een bouwwerk.

F

Onderdeel E komt te luiden:

E

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6

  • 1. Bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2, eerste lid, kan worden bepaald dat van een daarbij gegeven voorschrift omtrent het bouwen van een bouwwerk bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken tot een bij dat voorschrift aangegeven niveau of, indien sprake is van het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk dat tevens kan worden aangemerkt als een activiteit met betrekking tot een monument als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, dan wel artikel 2.2, eerste lid, onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, in het belang van de monumentenzorg.

  • 2. Het bevoegd gezag kan van een bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2, tweede of derde lid, gegeven voorschrift omtrent het slopen of het uitvoeren van bouw- of sloopwerkzaamheden ontheffing verlenen, voor zover dat bij of krachtens die algemene maatregel van bestuur is toegestaan.

G

In onderdeel Ea vervalt: of tweede.

H

In onderdeel F vervalt: of tweede.

I

Onderdeel G, onder 1, komt te luiden:

1. In het eerste lid wordt «artikel 8, tweede lid, onderdelen c en e, en vijfde lid» vervangen door: artikel 8, tweede en vijfde lid.

J

Onderdeel H komt te luiden:

H

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De bouwverordening bevat voorschriften omtrent het tegengaan van het bouwen van een bouwwerk op verontreinigde bodem.

2. In het derde lid, aanhef, en het vierde lid, aanhef, vervalt: onderdeel c,.

K

Onderdeel I komt te luiden:

I

In artikel 13 vervalt telkens: , onderdeel a, respectievelijk b.

L

De onderdelen Ia en J vervallen.

ARTIKEL Xa

In artikel 40 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte wordt «De voorzitter en de leden van een huurcommissie» vervangen door: De zittingsvoorzitter en de zittingsleden.

ARTIKEL XI

Artikel 9a van de Wet voorkeursrecht gemeenten wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt na «artikel 3.26, eerste en vierde lid,» ingevoegd: van de Wet ruimtelijke ordening.

2. In het tweede lid wordt na «artikel 3.28, eerste en vierde lid,» ingevoegd: van de Wet ruimtelijke ordening.

ARTIKEL XII

In artikel 7b, eerste lid, van de Woningwet wordt «bouwvergunning» vervangen door: omgevingsvergunning.

ARTIKEL XIII

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. Bij koninklijk besluit kan worden bepaald dat artikel I, onderdelen A tot en met C, terugwerken tot en met het tijdstip waarop artikel 1.2 van de Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking treedt.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 29 april 2010

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. C. Huizinga-Heringa

Uitgegeven de zesentwintigste mei 2010

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 32 277

Naar boven