Besluit van 15 maart 2010, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit emissie-eisen middelgrote stookinstallaties milieubeheer

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 9 maart 2010, nr. BJZ2010006062, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 6.7, eerste lid, van het Besluit emissie-eisen middelgrote stookinstallaties milieubeheer;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

Het Besluit emissie-eisen middelgrote stookinstallaties milieubeheer treedt in werking met ingang van 1 april 2010.

Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 15 maart 2010

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. C. Huizinga-Heringa

Uitgegeven de vijfentwintigste maart 2010

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit regelt de inwerkingtreding per 1 april 2010 van het besluit van 7 december 2009, houdende nieuwe regels voor de emissie van middelgrote stookinstallaties (Besluit emissie-eisen middelgrote stookinstallaties milieubeheer, Stb. 2009, 547).

In de nota van toelichting bij dat besluit is dit tijdstip reeds vermeld en gemotiveerd. Op hetzelfde tijdstip treedt ook de Uitvoeringsregeling emissie-eisen middelgrote stookinstallaties milieubeheer in werking (Stcrt. 2010, nr. 2245). Die uitvoeringsregeling vervangt de op het Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer B gebaseerde Regeling emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer B. Het Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer B wordt met de inwerkingtreding van het Besluit emissie-eisen middelgrote stookinstallaties milieubeheer ingetrokken.

Voor de volledigheid wordt er nog op gewezen dat geconstateerd is dat in het Besluit emissie-eisen middelgrote stookinstallaties milieubeheer enkele onvolkomenheden zijn geslopen. Die onvolkomenheden zullen zo spoedig mogelijk worden weggenomen door wijziging van dat besluit. Die wijziging is inmiddels in procedure gebracht.

Deze onvolkomenheden betreffen de volgende artikelen:

  • 1. Artikel 1.3, tweede lid, waarin niet alleen van «emissiegrenswaarden» sprake had moeten zijn, maar ook van methoden.

  • 2. Artikel 2.1.1, eerste lid, waarin onderscheid had moeten worden gemaakt tussen vaste en vloeibare brandstoffen met daaraan gekoppelde emissiegrenswaarden, zoals aangegeven in de nota van toelichting.

  • 3. Artikel 2.1.3, onder a, waarin de zinsnede «en betrokken op de warmte-inhoud van de toegevoerde brandstof» niet had moeten worden opgenomen; die zinsnede roept verwarring op.

  • 4. Artikel 2.2.1, waarin abusievelijk het tweede lid is blijven staan. Dat had op basis van het advies van de Raad van State moeten vervallen.

  • 5. Artikel 3.1.4, vijfde en zesde lid, waarin ook had moeten worden bepaald dat de persoon die een meting uitvoert, deze meting dient uit te voeren overeenkomstig Scope 6 van de SCIOS-regeling. De toepassing van Scope 6 leidt tot lagere meetkosten dan wanneer de aangewezen normen moeten worden toegepast.

  • 6. Artikel 3.3.3, waarin naar alle in het besluit genoemde stoffen had moeten worden verwezen en in plaats van «een rookgasontzwavelingsinstallatie» had moeten worden gesproken van nageschakelde apparatuur. Een rookgasontzwavelingsinstallatie is een vorm van nageschakelde apparatuur.

Het bevoegd gezag zal, anticiperende op de aangekondigde correcties, de bovengenoemde bepalingen niet naar de letter handhaven.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. C. Huizinga-Heringa

Naar boven