Besluit van 3 juli 2008, houdende regels aangaande de betrouwbaarheid en vertrouwelijkheid van het elektronisch verzenden van verzoeken en mededelingen met betrekking tot de rol

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Justitie van 7 april 2008, directie Wetgeving, nr. 5538295/08/6;

Gelet op artikel 33, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

De Raad van State gehoord (advies van 8 mei 2008, nr. W03.08.0125/II);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Justitie van 27 juni 2008, directie Wetgeving, nr. 5551627/08/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Aan de betrouwbaarheid en vertrouwelijkheid van het elektronisch verzenden van verzoeken en mededelingen met betrekking tot de rol worden de volgende eisen gesteld:

  • a. een gerecht gebruikt een systeem voor gegevensverwerking dat in staat is om de verzender te identificeren en na te gaan of een bericht authentiek is en daadwerkelijk afkomstig is van de verzender;

  • b. een gerecht gebruikt een systeem voor gegevensverwerking dat in staat is om te controleren of het bericht volledig is en niet onbevoegdelijk is gewijzigd;

  • c. een gerecht gebruikt een systeem voor gegevensverwerking dat volgens nationale en internationale standaarden voor informatiebeveiliging ingericht is.

Artikel 2

Een gerecht bevestigt onverwijld elektronisch de ontvangst van elektronisch verzonden verzoeken en mededelingen aangaande de rol.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet afschaffing procuraat en invoering elektronisch berichtenverkeer in werking treedt.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbijbehorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 3 juli 2008

Beatrix

De Staatssecretaris van Justitie,

N. Albayrak

Uitgegeven de vijftiende juli 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

In artikel 33, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur regels worden gegeven aangaande de betrouwbaarheid en vertrouwelijkheid van het elektronisch doen van verzoeken en mededelingen en de elektronische indiening en de verzending van processtukken. Dit besluit bepaalt welke eisen worden gesteld aan de betrouwbaarheid en vertrouwelijkheid van het verzenden van verzoeken en mededelingen aangaande de rol, het rolberichtenverkeer. Het besluit ziet niet op de verzending van overige berichten, zoals processtukken. Deze stukken dienen vooralsnog op de gebruikelijke wijze aan een gerecht te worden doen toegekomen.

In dit besluit is aansluiting gezocht bij de beginselen van betrouwbaarheid en vertrouwelijkheid die in de memorie van toelichting van de Wet elektronisch bestuurlijk verkeer worden genoemd en bij nationale en internationale normen voor informatiebeveiliging.

Over het ontwerpbesluit is advies gevraagd aan de Raad voor de rechtspraak (de Raad), de Nederlandse orde van advocaten (de Orde) en het College bescherming persoonsgegevens (het College). De Orde en het College hebben geen inhoudelijke opmerkingen gemaakt. Aan de door de Raad gemaakte opmerking met betrekking tot het verzenden van een ontvangstbevestiging wordt hieronder bij artikel 2 ingegaan. Ook is het ontwerpbesluit besproken in het ICT-Afstemmingsoverleg voor de civiele ketenpartners, waarin naast het Ministerie van Justitie, de Raad, de Orde, de Raad voor de kinderbescherming en de Stichting Netwerk Gerechtsdeurwaarders zijn vertegenwoordigd.

Op grond van artikel 33, vijfde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is het ontwerpbesluit overgelegd aan beide kamers der Staten-Generaal.

Het ontwerpbesluit is op 12 november 2007 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen (2007/0617/NL) ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn 98/34/EG betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG 1998, L 204, zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG, PbEG 1998 L 217).

Elektronisch verzenden van verzoeken en mededelingen aangaande de rol

Het elektronisch rolberichtenverkeer is gebaseerd op het roljournaal en wordt gebruikt door de rechtbanken en gerechtshoven. Het roljournaal is een systeem van de rechtspraak voor advocaten om de actuele rol voor civiele handelszaken via internet te kunnen inzien. Dit roljournaal is door de Raad ontwikkeld tot een systeem waarmee ook de rolberichten, zoals het vragen van uitstel voor een bepaalde proceshandeling of het vragen van een datum voor pleidooi aan de rolrechter, elektronisch kunnen worden verzonden. Aan het roljournaal is de mogelijkheid toegevoegd om formulieren waarmee rolhandelingen kunnen worden aangegeven in te vullen en elektronisch te verzenden (B-formulieren voor de rechtbanken en H-formulieren voor de gerechtshoven). Door een gerecht wordt vervolgens een ontvangstbevestiging verzonden. Bij de rolbehandeling, welke behandeling een administratief karakter heeft, wordt een beslissing genomen naar aanleiding van deze berichten. Deze rolhandelingen worden door de griffie verwerkt en de bijgewerkte rol is vervolgens in de regel de dag na de rolbehandeling via het roljournaal te raadplegen. Een en ander is uitgewerkt in de procesreglementen van de rechtbanken en gerechtshoven.

Beginselen en mate van betrouwbaarheid en vertrouwelijkheid

Er zijn verschillende beginselen te onderscheiden van betrouwbaarheid, die ieder op een eigen facet van beveiliging zien. Belangrijke beginselen zijn het beginsel van authenticiteit dat betrekking heeft op de oorsprong van het document en ziet op de vragen of het document wel echt is en de gegevens wel afkomstig van de verzender. Ook het beginsel van integriteit dat ziet op de mogelijkheid dat het document onderweg is gemanipuleerd en betrekking heeft op de vragen of het document volledig is en het niet onbevoegdelijk is gewijzigd, speelt een belangrijke rol.

Het vereiste van vertrouwelijkheid ziet erop dat het document alleen toegankelijk is voor hen voor wie het is bestemd. Het is onwenselijk dat als gevolg van het elektronisch berichtenverkeer de privacy van de verzender wordt geschonden. Op het punt van de beveiliging wordt aangesloten bij nationale en internationale normen voor informatiebeveiliging. Onder de nationale normen valt onder andere het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksoverheid (VIR) waaraan de rechtspraak gehouden is. Het VIR bevat een aantal procedurele voorschriften die ervoor moeten zorgen dat de juiste beveiligingsmaatregelen getroffen worden. Een Afhankelijkheden en Kwetsbaarheden (A&K)analyse is hiervan een belangrijk onderdeel. Internationale normen zijn op dit moment NEN-ISO/IEC 17799 (Codes voor informatiebeveiliging) en NEN-ISO/IEC 27001 (Managementsystemen voor informatiebeveiliging).

Er kunnen drie niveaus van betrouwbaarheid en vertrouwelijkheid worden onderscheiden: maximale, voldoende en pro forma betrouwbaarheid en vertrouwelijkheid. Maximale betrouwbaarheid en vertrouwelijkheid zien op het toepassen van de beveiliging volgens de hoogste technische standaarden. Van voldoende betrouwbaarheid en vertrouwelijkheid is sprake indien de veiligheid vergelijkbaar is met de situatie dat er uitsluitend gebruik gemaakt wordt van conventioneel verkeer. Pro forma betrouwbaarheid en vertrouwelijkheid omvatten een minimale beveiliging. Niet voor alle elektronische berichten zal gebruik dienen te worden gemaakt van eenzelfde niveau van betrouwbaarheid en vertrouwelijkheid. De aard en de inhoud van het bericht en het doel waarvoor het wordt gebruikt, zijn bepalend voor de mate van betrouwbaarheid en vertrouwelijkheid die is vereist.

Bij rolberichten lijkt het, gelet op hun aard en inhoud, niet noodzakelijk om te kiezen voor beveiliging volgens de hoogste technische standaarden.

Bij de rechtbank Haarlem is geëxperimenteerd met elektronisch rolberichtenverkeer tussen de griffie en een aantal advocatenkantoren. Binnen deze pilot kregen de deelnemende advocaten en medewerkers van de kantoren via een inlogcode en wachtwoord toegang tot het roljournaal. Vervolgens konden zij elektronisch berichten versturen in de zaken waarin zij betrokken zijn.

Het inloggen op de versie van het roljournaal die thans wordt ingevoerd vindt in eerste instantie plaats bij Diginotar. Zodra de identificatie en het vaststellen van de authenticiteit bij Diginotar succesvol zijn verlopen, wordt de houder van het actieve certificaat door geleid naar het roljournaal waar een tweede autorisitatiescheck plaatsvindt.

Wanneer DigiD, het standaard identificeringsmiddel voor overheidsdiensten, kan worden gebruikt om burgers ook in een beroepsmatige hoedanigheid, zoals advocaten, te identificeren, kan op dit terrein van dit middel gebruik worden gemaakt.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In artikel 1, onder a, is aangegeven dat aangaande de betrouwbaarheid en vertrouwelijkheid de eis wordt gesteld dat door de gerechten gebruik wordt gemaakt van een systeem dat in staat is om de verzender te identificeren en na te gaan of een bericht authentiek is en daadwerkelijk afkomstig is van de verzender. Hiermee wordt recht gedaan aan het beginsel van authenticiteit. Het betekent dat geschikte technieken dienen te worden gekozen om advocaten of medewerkers van advocatenkantoren te identificeren, vast te stellen of gegevens werkelijk afkomstig zijn van deze personen en de echtheid van een document vast te stellen.

In onderdeel b wordt het beginsel integriteit tot uitdrukking gebracht. Gecontroleerd dient te worden of het bericht volledig is en niet onbevoegdelijk is gewijzigd. Een gerecht moet ervan op aan kunnen dat het rolbericht «te vertrouwen» is.

In onderdeel c is het vereiste van een goede beveiliging opgenomen. Een bericht dient immers alleen toegankelijk te zijn voor hen voor wie het is bestemd. Hiermee wordt het beginsel van vertrouwelijkheid gewaarborgd. Deze beveiliging dient in elk geval zodanig te zijn, dat deze aansluit bij nationale en internationale normen voor informatiebeveiliging.

De verdere uitwerking van het systeem voor gegevensverwerking is aan de gerechten overgelaten, zo kunnen de gerechten verlangen dat gebruik wordt gemaakt van een bepaald identificatiemiddel, dat gebruik wordt gemaakt van een bepaald soort formulieren, zoals de B-formulieren (rechtbanken) en H-formulieren (gerechtshoven), en dat bestanden geen computervirus bevatten. Voor de verzender dient kenbaar te zijn op welke wijze de gerechten hier uitwerking aangeven, bijvoorbeeld door vastlegging in de procesreglementen.

Artikel 2

In artikel 2 is opgenomen dat het systeem voor gegevensverwerking erin dient te voorzien dat de verzender langs elektronische weg een ontvangstbevestiging krijgt. Door de Raad is in zijn advies naar aanleiding van deze bepaling aangegeven dat het elektronisch rolberichtenverkeer nog niet in een dergelijke ontvangstbevestiging voorziet. De bij de ontwikkeling van het rolberichtensysteem betrokken advocaten zouden, met het oog op de hoeveelheid rolberichten, geen behoefte hebben aan een ontvangstbevestiging. Wel kunnen advocaten het ingezonden B-formulier of H-formulier op het eigen systeem opslaan en in geval van onenigheid over de – tijdige – ontvangst van een formulier via de griffie het centrale digitale logboek van het roljournaal raadplegen. Hier stelt de Raad tegenover dat een verzender van een formulier meer duidelijkheid krijgt met een ontvangstbevestiging en dat, in het geval het belang van duidelijkheid zwaarder weegt dan de nadelen van de extra stroom berichten tussen de griffie en de advocatuur, het elektronisch rolberichtenverkeer op dit punt zal worden aangepast.

In het besluit is ervoor gekozen om deze duidelijkheid te verschaffen. Van belang hierbij is dat van de zijde van de Orde met deze ontvangstbevestiging is ingestemd. Ook vanuit de Eerste Kamer is aandacht gevraagd voor een ontvangstbevestiging (Kamerstukken I 2006/2007, 30 815, B). Aan de Eerste Kamer is meegedeeld dat het de bedoeling is dat de verzender van een elektronisch rolbericht een ontvangstbevestiging zal worden toegezonden (Kamerstukken I 2006/2007, 30 815, C).

Artikel 3

In artikel 3 is aangegeven dat het besluit gelijktijdig in werking treedt met de Wet afschaffing procuraat en invoering elektronisch berichtenverkeer. De inwerkingtreding is voorzien op 1 september 2008. Het elektronisch rolberichtenverkeer zal alsdan aan de in dit besluit gestelde eisen dienen te voldoen.

De Staatssecretaris van Justitie,

N. Albayrak


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven