Wet van 12 december 2007, houdende regels tot bevordering van de activering van personen die aanspraak maken op een uitkering op grond van de Ziektewet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de uitvoering te ondersteunen bij de activering van personen die aanspraak maken op een uitkering op grond van de Ziektewet;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE WET WERK EN INKOMEN NAAR ARBEIDSVERMOGEN

De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 26, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Ten aanzien van de verzekerde die op grond van artikel 29, tweede lid, onderdelen a, b, c of d, van de Ziektewet recht heeft op ziekengeld, is op het UWV artikel 25, tweede, vierde, vijfde, en achtste tot en met zestiende lid, niet van toepassing en is artikel 25, eerste, derde en zesde lid, van overeenkomstige toepassing. Het UWV stelt, binnen een bij ministeriële regeling nader te bepalen termijn, in overleg met die verzekerde, een plan van aanpak op. Het plan van aanpak wordt periodiek geëvalueerd. Artikel 30a, derde en vierde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werknemersverzekeringen is van overeenkomstige toepassing, waarbij voor «de re-integratievisie» telkens wordt gelezen: het plan van aanpak.

B

Na artikel 133a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 133b. Overgangsrecht in verband met de inwerkingtreding van de Wet van PM, houdende regels tot bevordering van de activering van personen die aanspraak maken op een uitkering op grond van de Ziektewet (Stb. PM)

Ten aanzien van personen van wie de eerste dag van de wachttijd is gelegen voor de inwerkingtreding van de wet van PM, houdende regels tot bevordering van de activering van personen die aanspraak maken op een uitkering op grond van de Ziektewet (Stb. PM) is artikel 26, zoals dat luidde op de dag voor de inwerkingtreding van eerstgenoemde wet van toepassing.

ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE ZIEKTEWET

De Ziektewet wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 19 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Ten aanzien van een verzekerde die geen werkgever heeft als bedoeld in artikel 9, 10 of 12 wordt onder ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid verstaan: ongeschiktheid tot het verrichten van werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend voor zijn arbeid zijn. In afwijking van de eerste zin wordt indien de verzekerde de arbeid gedurende minder dan een week heeft verricht en daaraan voorafgaand gedurende ten minste zes maanden andere arbeid heeft verricht onder ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid verstaan: ongeschiktheid tot het verrichten van werkzaamheden die gewoonlijk kenmerkend zijn voor de andere arbeid die in die zes maanden hoofdzakelijk is verricht.

B

Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het zesde tot en met elfde lid worden vernummerd tot het zevende tot en met twaalfde lid.

2. Na het vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 6. Geen ziekengeld wordt uitgekeerd voor zover de verzekerde, bedoeld in het tweede lid, onderdeel e, artikel 29a of artikel 29b, door toepassing van artikel 629, derde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek geen recht heeft op loon dan wel op grond van artikel 76b, tweede lid, geen recht heeft op bezoldiging.

C

In artikel 29a, zesde lid, wordt «die op grond van dit artikel recht heeft op ziekengeld» vervangen door: die op grond van het eerste of tweede lid recht heeft op ziekengeld.

D

Aan artikel 30 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 5. Als passende arbeid als bedoeld in het eerste lid wordt beschouwd alle arbeid die voor de krachten en bekwaamheden van de werknemer is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd. Niet als passende arbeid wordt beschouwd arbeid op grond van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Wet sociale werkvoorziening.

  • 6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het begrip passende arbeid, bedoeld in het eerste en vijfde lid.

E

Artikel 38a komt te luiden:

Artikel 38a

  • 1. De verzekerde die een werkgever heeft als bedoeld in de eerste afdeling, paragraaf 3, en die aanspraak maakt op ziekengeld is in geval van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte verplicht dit op de tweede dag van die ongeschiktheid te melden aan zijn werkgever.

  • 2. De werkgever meldt na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde melding, aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen uiterlijk op de vierde dag van de ongeschiktheid tot werken, de eerste werkdag waarop de verzekerde wegens ziekte ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid.

  • 3. Indien de werkgever jegens wie de verzekerde recht heeft op loon als bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de melding, bedoeld in het tweede lid, later doet dan in dat lid is voorgeschreven, wordt het ziekengeld niet uitbetaald tot de datum van die melding.

  • 4. Indien de verzekerde na een ziekmelding als bedoeld in het eerste lid weer geschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, meldt hij aan de werkgever uiterlijk de tweede dag van die geschiktheid, de eerste dag waarop hij weer geschikt is tot het verrichten van zijn arbeid.

  • 5. De werkgever meldt na ontvangst van de in het vierde lid bedoelde melding, aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen uiterlijk op de tweede dag na de hersteldmelding door de verzekerde, de eerste dag waarop die verzekerde weer geschikt is tot het verrichten van zijn arbeid.

  • 6. Indien de verzekerde door toepassing van artikel 629, derde lid, onderdeel c, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek geen recht heeft op loon dan wel op grond van artikel 76b, tweede lid, onderdeel g, geen recht heeft op bezoldiging, meldt de werkgever dit aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

  • 7. Indien de werkgever de verplichting, bedoeld in het vijfde of zesde lid, niet of niet behoorlijk is nagekomen, legt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen hem een boete op van ten hoogste € 454. De artikelen 45a, vierde, vijfde en zevende lid, 45b, 45c, 45e, eerste lid, eerste volzin, en tweede lid, en 45g, eerste, vierde, zesde, achtste en negende lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

F

Na artikel 38a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 38ab

  • 1. Indien de verzekerde die aanspraak maakt op ziekengeld geen werkgever heeft als bedoeld in de eerste afdeling, paragraaf 3, is deze in geval van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte verplicht dit op de tweede dag van die ongeschiktheid te melden aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

  • 2. Indien de verzekerde, na een ziekmelding als bedoeld in het eerste lid weer geschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, meldt hij aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen uiterlijk de vierde dag van die geschiktheid, de eerste dag waarop hij weer geschikt is tot het verrichten van zijn arbeid.

G

In artikel 45, eerste lid, onderdeel d, wordt «het voorschrift, gegeven in artikel 38a, eerste lid,» vervangen door: het voorschrift, gegeven in artikel 38a, eerste lid, of in artikel 38ab, eerste lid,.

H

In artikel 72c, tweede lid, wordt «en 38a, eerste en tweede lid» vervangen door: 38a, tweede lid, en 38ab, eerste lid.

I

Na artikel 92 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 93

  • 1. De artikelen 19, vijfde lid, 29, zesde lid, 30, vijfde en zesde lid, en 38ab zijn niet van toepassing met betrekking tot het recht op ziekengeld van personen die voor de dag van de inwerkingtreding van de wet van PM, houdende regels tot bevordering van de activering van personen die aanspraak maken op een uitkering op grond van de Ziektewet (Stb. PM) recht hadden op ziekengeld.

  • 2. Ten aanzien van personen die voor de inwerkingtreding van de wet van PM, houdende regels tot bevordering van de activering van personen die aanspraak maken op een uitkering op grond van de Ziektewet (Stb. PM) recht hadden op ziekengeld zijn met betrekking tot dat recht de artikelen 29a, zesde lid, 38a, 45, eerste lid, en 72c, tweede lid, zoals deze luidden op de dag voor de inwerkingtreding van de in het eerste lid bedoelde wet van toepassing.

ARTIKEL IIA. WIJZIGING VAN DE WERKLOOSHEIDSWET

De Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 20 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 8. Indien de werknemer recht heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel a, en het aantal arbeidsuren in de dienstbetrekking waaruit het recht op die uitkering voortvloeit in de kalenderweek voorafgaande aan de dag van het ontstaan van dat recht, gelet op het arbeidspatroon in die dienstbetrekking in de vier kalenderweken voorafgaand aan die dag, geen juist beeld geeft van dat arbeidspatroon, eindigt het recht op uitkering, in afwijking van het eerste lid, onderdeel d, voor het gemiddeld aantal arbeidsuren per week dat de werknemer in die dienstbetrekking arbeid heeft verricht in die vier kalenderweken.

B

Artikel 27, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. Indien de persoon, bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel d, aanhef en onder 1°, van de Ziektewet, in de periode dat hij in de eerste dertien weken van zijn ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte een uitkering ontvangt op grond van deze wet een verplichting voortvloeiend uit artikel 45, eerste lid, van de Ziektewet niet is nagekomen, weigert het UWV de uitkering tijdelijk of blijvend, geheel of gedeeltelijk. Deze maatregel eindigt in ieder geval op het moment dat de persoon niet langer ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte.

C

In artikel 43, derde en vierde lid, wordt «drie maanden» vervangen door: dertien weken.

ARTIKEL III. INWERKINGTREDING

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te

's-Gravenhage, 12 december 2007

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de eenentwintigste december 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XHistnoot

Kamerstuk 30 909

Naar boven