Besluit van 7 augustus 2006, houdende wijziging van het Reglement rijbewijzen en het Kentekenreglement op een aantal punten van uiteenlopende aard

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 29 mei 2006, nr. HDJZ/AWW/2006-772, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 50, vijfde lid, 111, eerste lid, onderdeel b, 113, eerste lid, 126, vijfde lid, en 127, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

De Raad van State gehoord (advies van 20 juli 2006, nr. W09.06.0178/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 1 augustus 2006, nr. HDJZ/AWW/2006-1175, Hoofddirectie Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Reglement rijbewijzen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 5, eerste lid, onderdeel b, wordt «landbouwtrekkers» vervangen door: landbouw- of bosbouwtrekkers.

B

Hoofdstuk I, paragraaf 5, vervalt.

C

Het opschrift van paragraaf 2 van hoofdstuk II komt te luiden:

§ 2. Bij de aanvraag vereiste gegevens

D

Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel b, onder III, komt te luiden:

III. een rijbewijs, aan de aanvrager afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en dat is voorzien van een pasfoto van de houder, dan wel.

2. Het eerste lid, onderdeel c, onder I, komt te luiden:

I. indien de aanvrager woonachtig is in Nederland en is ingeschreven aan een in Nederland gevestigde universiteit, school voor middelbaar, voortgezet of hoger beroepsonderwijs of andere school voor middelbaar, voortgezet of hoger onderwijs, een bewijs van inschrijving aan die universiteit of school;.

3. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Bij de aanvraag van een rijbewijs raadpleegt de met de afgifte van rijbewijzen belaste autoriteit de in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens ingeschreven persoonsgegevens van de aanvrager.

E

Artikel 39 komt te luiden:

Artikel 39

  • 1. Indien de aanvraag betrekking heeft op de afgifte van een rijbewijs ter vervanging van een eerder aan de aanvrager afgegeven rijbewijs dat nog geldig is hetzij zijn geldigheid door het verstrijken van de geldigheidsduur heeft verloren, welk rijbewijs verloren geraakt of teniet gegaan is, wordt, behoudens de in artikel 33 genoemde bescheiden, bij de aanvraag tevens een proces-verbaal ter zake van vermissing of diefstal van het rijbewijs overgelegd, dat in Nederland op ambtseed is opgemaakt door een ambtenaar, belast met de uitvoering van de politietaak; in het proces-verbaal worden de omstandigheden omschreven waaronder het rijbewijs verloren is geraakt of teniet is gegaan.

  • 2. Indien de in het eerste lid bedoelde aanvrager woonachtig is buiten Nederland dan wordt bij de aanvraag een door de aanvrager ondertekende verklaring van een door de Dienst Wegverkeer vastgesteld model overgelegd. In de verklaring worden tevens de omstandigheden omschreven waaronder het rijbewijs verloren is geraakt of teniet is gegaan.

F

In artikel 42, derde lid, onderdeel c, wordt «gesteldheid» vervangen door: geschiktheid.

G

Artikel 44, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. Indien het rijbewijs wegens vermissing of diefstal niet kan worden overgelegd, worden in plaats daarvan de volgende documenten overgelegd:

    a. een proces-verbaal ter zake van vermissing of diefstal, in Nederland op ambtseed opgemaakt door een ambtenaar, belast met de uitvoering van de politietaak, waarin de omstandigheden waaronder het rijbewijs verloren is geraakt of teniet is gegaan worden omschreven;

    b. een door het gezag dat het rijbewijs heeft afgegeven gewaarmerkte verklaring waaruit van de afgifte en de geldigheid blijkt en waaruit tevens blijkt dat door dat gezag tegen de aanvrager geen maatregelen van bestuursrechtelijke of strafrechtelijke aard betreffende de beperking, schorsing, intrekking of nietigverklaring van de rijbevoegdheid zijn getroffen en dat bij dat gezag ook overigens geen bezwaar tegen afgifte van een rijbewijs bestaat.

H

Artikel 45 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt onderdeel b, onder IV, en wordt onderdeel b, onder V en VI, vernummerd tot onderdeel b, onder IV en V.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Het over te leggen rijbewijs dient op het moment van de aanvraag hetzij nog geldig te zijn hetzij, indien het zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, vergezeld te gaan van een door het gezag dat het rijbewijs heeft afgegeven gewaarmerkte verklaring waaruit blijkt dat door dat gezag tegen de aanvrager geen maatregelen van bestuursrechtelijke of strafrechtelijke aard betreffende de beperking, schorsing, intrekking of nietigverklaring van de rijbevoegdheid zijn getroffen en dat bij dat gezag ook overigens geen bezwaar tegen afgifte van een rijbewijs bestaat.

3. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Indien het rijbewijs wegens vermissing of diefstal niet kan worden overgelegd worden in plaats daarvan de volgende documenten overgelegd:

    a. een proces-verbaal ter zake van vermissing of diefstal, in Nederland op ambtseed opgemaakt door een ambtenaar, belast met de uitvoering van de politietaak, waarin de omstandigheden waaronder het rijbewijs verloren is geraakt of teniet is gegaan, worden omschreven;

    b. een door het gezag dat het rijbewijs heeft afgegeven, gewaarmerkte verklaring waaruit van de afgifte en de geldigheid blijkt en waaruit tevens blijkt dat door dat gezag tegen de aanvrager geen maatregelen van bestuursrechtelijke of strafrechtelijke aard betreffende de beperking, schorsing, intrekking of nietigverklaring van de rijbevoegdheid zijn getroffen en dat bij dat gezag ook overigens geen bezwaar tegen afgifte van een rijbewijs bestaat.

I

Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt onderdeel c, onder IV,en wordt de puntkomma aan het slot van onderdeel c, onder III, vervangen door een punt.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Indien het overgelegde rijbewijs is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, anders dan in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, dient het op het moment van de aanvraag nog geldig te zijn.

    Indien het overgelegde rijbewijs is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, dient het op het moment van de aanvraag hetzij nog geldig te zijn hetzij, indien het zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, vergezeld te gaan van een door het gezag dat het rijbewijs heeft afgegeven gewaarmerkte verklaring waaruit blijkt dat door dat gezag tegen de aanvrager geen maatregelen van bestuursrechtelijke of strafrechtelijke aard betreffende de beperking, schorsing, intrekking of nietigverklaring van de rijbevoegdheid zijn getroffen en dat bij dat gezag ook overigens geen bezwaar tegen afgifte van een rijbewijs bestaat.

J

Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt onderdeel c, onder IV, en wordt de puntkomma aan het slot van onderdeel c, onderdeel III, vervangen door een punt.

2. Het tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Indien het overgelegde rijbewijs is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland, anders dan in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, dient het op het moment van de aanvraag nog geldig te zijn.

    Indien het overgelegde rijbewijs is afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, dient het op het moment van de aanvraag hetzij nog geldig te zijn hetzij, indien het zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, vergezeld te gaan van een door het gezag dat het rijbewijs heeft afgegeven gewaarmerkte verklaring waaruit blijkt dat door dat gezag tegen de aanvrager geen maatregelen van bestuursrechtelijke of strafrechtelijke aard betreffende de beperking, schorsing, intrekking of nietigverklaring van de rijbevoegdheid zijn getroffen en dat bij dat gezag ook overigens geen bezwaar tegen afgifte van een rijbewijs bestaat.

K

In artikel 49, tweede lid, vervalt de zinsnede «dat rijbewijs is geregistreerd in het rijbewijzenregister en».

L

Artikel 55 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervalt onderdeel b, onder I, en wordt onderdeel b, onder II en III, vernummerd tot onderdeel b, onder I en II.

2. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Bij de aanvraag van een verklaring van rijvaardigheid raadpleegt het CBR de in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens ingeschreven persoonsgegevens van de aanvrager.

M

Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt onderdeel c, onder I, en wordt onderdeel c, onder II en III, vernummerd tot onderdeel c, onder I en II.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Voor de toelating tot het theorie-examen raadpleegt het CBR de in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens ingeschreven persoonsgegevens van de aanvrager.

N

Artikel 100 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt onderdeel b, onder I, en wordt onderdeel b, onder II tot en met IV, vernummerd tot onderdeel b, onder I tot en met III.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Bij de aanvraag van een verklaring van geschiktheid raadpleegt het CBR de in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens ingeschreven persoonsgegevens van de aanvrager.

O

Na artikel 131 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 131a

Bij de uitvoering van de maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid raadpleegt het CBR de in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens ingeschreven persoonsgegevens van betrokkene.

P

Artikel 145 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel c komt te luiden:

c. het adres van degenen aan wie een rijbewijs is afgegeven en het adres zoals het bekend was ten tijde van de afgifte;.

2. In onderdeel g vervalt de zinsnede «alsmede datum van vermissing of diefstal van geregistreerde rijbewijzen, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland».

3. Onderdeel p vervalt onder verlettering van onderdeel q tot onderdeel p.

Q

Artikel 149 wordt als volgt gewijzigd:

Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

f. vermissing of diefstal, bedoeld in artikel 145, onderdeel g.

R

Artikel 152 komt te luiden:

Artikel 152

De Dienst Wegverkeer verwerkt in het rijbewijzenregister de gegevens omtrent:

a. de blanco rijbewijzen die ter beschikking zijn gesteld aan de met de afgifte van rijbewijzen belaste instanties;

b. de ongeldigheid van rijbewijzen ingevolge artikel 123, eerste lid, onderdeel b, van de wet.

S

Artikel 155, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Uit het rijbewijzenregister worden door de Dienst Wegverkeer aan de met de afgifte van rijbewijzen belaste autoriteiten in andere lidstaten van de Europese Gemeenschap en in andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte inlichtingen verstrekt omtrent rijbewijzen waarvan de houder zich heeft gevestigd in de betrokken staat en aldaar om omwisseling heeft verzocht.

T

Artikel 156 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel g wordt «ingevolge» vervangen door: aangewezen in.

2. Onderdeel h komt te luiden:

h. personen en instanties aan wie de desbetreffende rijbewijzen worden getoond op grond van een wettelijke identificatieplicht, voor zover het betreft gegevens omtrent de geldigheid van rijbewijzen.

3. In onderdeel i wordt «ingevolge» vervangen door: bedoeld in.

ARTIKEL II

Het Kentekenreglement wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 25a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervallen de zinsnede «als bedoeld in artikel 107 of artikel 108, eerste lid, onderdeel h, van de wet, voor zover de aldaar bedoelde registratie heeft plaatsgevonden» en de tweede volzin.

2. Het derde lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. een kopie van zijn rijbewijs;.

3. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Het erkende bedrijf dient de aanvraag bij de Dienst Wegverkeer in en meldt de bij ministeriële regeling als bedoeld in artikel 62, vierde lid, van de wet, voorgeschreven gegevens vermeld op deel I A en het deel II en het rijbewijsnummer. In geval van een aanvraag als bedoeld in het tweede lid meldt het bedrijf ook de geboortedatum van de aanvrager. In geval van een aanvraag als bedoeld in het derde lid meldt het bedrijf ook de vestigingsdatum, vermeld op het uittreksel, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, en de gegevens vermeld in de machtiging.

B

Artikel 28a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervallen de zinsnede «als bedoeld in artikel 107 of artikel 108, eerste lid, onderdeel h, van de wet, voor zover de aldaar bedoelde registratie heeft plaatsgevonden» en de tweede volzin.

2. Het derde lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. een kopie van zijn rijbewijs;.

3. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Het erkende bedrijf meldt de bij ministeriële regeling als bedoeld in artikel 62, vierde lid, van de wet, voorgeschreven gegevens vermeld op het deel II, op het uittreksel, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, op het bedrijfsvoorraad deel I B en het rijbewijsnummer. In geval van een aanvraag als bedoeld in het tweede lid meldt het bedrijf ook de geboortedatum van de aanvrager. In geval van een aanvraag als bedoeld in het derde lid meldt het bedrijf ook de vestigingsdatum en de gegevens vermeld in de machtiging.

C

Artikel 58e wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervallen de zinsnede «als bedoeld in artikel 107 of artikel 108, eerste lid, onderdeel h, van de wet, voor zover de aldaar bedoelde registratie heeft plaatsgevonden» en de tweede volzin.

2. Het derde lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. een kopie van zijn rijbewijs;.

3. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Het erkende bedrijf meldt de bij ministeriële regeling als bedoeld in artikel 62, vierde lid, van de wet, voorgeschreven gegevens vermeld op het overschrijvingsbewijs, op het uittreksel, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, op het bedrijfsvoorraad deel II of I B, het rijbewijsnummer. In geval van een aanvraag als bedoeld in het tweede lid meldt het bedrijf ook de geboortedatum van de aanvrager. In geval van een aanvraag als bedoeld in het derde lid meldt het bedrijf ook de vestigingsdatum en de gegevens, vermeld in de machtiging.

ARTIKEL III

1. Indien artikel I, onderdeel V en onderdeel X, onder 1b, van het Besluit van 28 september 2004, houdende wijziging van het Reglement rijbewijzen (nadere implementatie richtlijn 91/439/EEG, versoepeling legitimatievoorschriften, invoering eis van rechtmatig verblijf examenkandidaten en aanbrengen van een aantal andere wijzigingen) en het Besluit politieregisters eerder in werking is getreden of treedt dan of tegelijkertijd in werking treedt met artikel I, onderdeel L, onder 1, en onderdeel M, onder 1, van dit besluit, wordt artikel I, onderdelen L en M, van dit besluit als volgt gewijzigd:

a. in onderdeel L, onder 1, wordt «wordt onderdeel b, onder II en III, vernummerd tot onderdeel b, onder I en II» vervangen door: wordt onderdeel b, onder II tot en met IV, vernummerd tot onderdeel b, onder I tot en met III;

b. in onderdeel M, onder 1, wordt «wordt onderdeel c, onder II en III, vernummerd tot onderdeel c, onder I en II» vervangen door: wordt onderdeel c, onder II tot en met IV, vernummerd tot onderdeel c, onder I tot en met III.

2. Indien artikel I, onderdeel V en onderdeel X, onder 1b, van het Besluit van 28 september 2004, houdende wijziging van het Reglement rijbewijzen (nadere implementatie richtlijn 91/439/EEG, versoepeling legitimatievoorschriften, invoering eis van rechtmatig verblijf examenkandidaten en aanbrengen van een aantal andere wijzigingen) en het Besluit politieregisters later in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel L, onder 1, en onderdeel M, onder 1, van dit besluit, wordt artikel I, onderdelen V en X, van dat besluit als volgt gewijzigd:

a. in onderdeel V wordt «IV» vervangen door: III;

b. in onderdeel X, onder 1 b, wordt «IV» vervangen door: III.

ARTIKEL IV

De artikelen 33, eerste lid, onderdeel b, onder III; 45, eerste lid, onderdeel b, onder IV, tweede en vierde lid; 47, eerste lid, onderdeel c, onder IV, en tweede lid; 48, eerste lid, onderdeel c, onder IV, en tweede lid; 49, tweede lid; 145, onderdelen g en p, en 152, van het Reglement rijbewijzen, alsmede de artikelen 25a, tweede lid, derde lid, onderdeel a, en vierde lid; 28a, tweede lid, derde lid, onderdeel a, en vierde lid, en 58e, tweede lid, derde lid, onderdeel a, en vierde lid, van het Kentekenreglement, zoals die artikelen luidden vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen D, onder 1, H, I, J, K, P, onder 2 en 3, en R, en artikel II van dit besluit, blijven van kracht ten aanzien van rijbewijzen, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschappen of in een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, die voor 29 december 2004 zijn geregistreerd in het rijbewijzenregister.

ARTIKEL V

  • 1. De artikelen I, onderdelen A tot en met P en R tot en met T, II, III en IV treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

  • 2. Artikel I, onderdeel Q treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

’s-Gravenhage, 7 augustus 2006

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs

Uitgegeven de vierentwintigste augustus 2006

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Het onderhavige besluit wijzigt het Reglement rijbewijzen en het Kentekenreglement op een aantal punten van uiteenlopende aard. Zo vervallen de uitvoeringsvoorschriften ter zake van de registratie van EU- en EER-rijbewijzen waarvan de houder zich in Nederland heeft gevestigd. Een andere wijziging is het gevolg van het arrest van het Europese Hof van Justitie van 29 april 2004 (C-476/01, Felix Kapper), waarin het Hof bepaalde dat bij de afgifte van rijbewijzen het beginsel van wederzijdse erkenning boven het woonplaatsbeginsel gaat. Ook is geregeld dat bij de aanvraag of uitreiking van een rijbewijs de verplichting tot overlegging van een proces-verbaal geldt indien het eerder afgegeven rijbewijs verloren geraakt is of tenietgegaan is. Voorts is in een aantal gevallen de verplichte overlegging van een afschrift uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) vervangen door een elektronische raadpleging van dat systeem.

Ten slotte bevat het besluit enkele wijzigingen van redactionele aard.

Het ontwerpbesluit is overeenkomstig artikel 2b van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: Wvw 1994) op 25 april 2006 aan beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. Dit heeft niet geleid tot enige reactie.

Beëindiging registratieregeling

Het laten vervallen van de in paragraaf 5 van hoofdstuk I van het Reglement rijbewijzen voorziene regeling inzake de registratie van rijbewijzen die zijn afgegeven door de daartoe bevoegde autoriteiten van andere EU-lidstaten en van andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, waarvan de houder zich in Nederland heeft gevestigd, strekt tot uitvoering van het door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen op 10 juli 2003 gewezen arrest in zaak C-246/00. In dit arrest oordeelde het Hof dat de in artikel 109 van de Wegenverkeerswet 1994 voorziene regeling inzake de registratie van door andere EU-lidstaten en EER-staten afgegeven rijbewijzen, waarvan de houder zich in Nederland heeft gevestigd, zich niet verdraagt met het in artikel 1, tweede lid, van richtlijn nr. 91/439/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 juli 1991 betreffende het rijbewijs (PbEG L 237) neergelegde beginsel dat de lidstaten elkaars rijbewijzen dienen te erkennen. In het vervallen van de in de Wvw 1994 voorziene registratieregeling is inmiddels voorzien in het kader van de – voor wat betreft de betrokken onderdelen – met ingang van 29 december 2004 in werking getreden wet van 9 december 2004 tot wijziging van de Wvw 1994 met betrekking tot het verlenen van ontheffingen in bepaalde gevallen door de Dienst Wegverkeer (RDW) en enkele technische wijzigingen (Stb. 2004, 687).

Op grond van het onderhavige besluit vervallen de in het Reglement rijbewijzen vervatte uitvoeringsvoorschriften.

Invoering verplichting tot overleggen proces-verbaal

In verband met het feit dat het rijbewijs sedert 1 januari 2005 in de Wet op de identificatieplicht is aangewezen als identiteitsdocument wordt de verplichting ingevoerd om in het kader van de aanvraag van een nieuw rijbewijs wegens vermissing of diefstal, een door de politie opgemaakt proces-verbaal over te leggen. Daarmee wordt aangesloten bij de werkwijze zoals die ook voor het paspoort en de Nederlandse identiteitskaart wordt gehanteerd. Indien het gaat om de vermissing of diefstal van een rijbewijs, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in de Nederlandse Antillen, in Aruba, in een andere lidstaat van de Europese Unie of door een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, dient bij de aanvraag van een vervangend (Nederlands) rijbewijs tevens een gewaarmerkte verklaring te worden overgelegd, afgegeven door de autoriteit die het vermiste rijbewijs heeft afgegeven, uit welke verklaring blijkt dat het betrokken, vermiste, rijbewijs aan de aanvrager is afgegeven.

Rechtstreekse raadpleging GBA in plaats van overlegging GBA afschrift

In een aantal gevallen is de verplichting tot het overleggen van een afschrift uit de GBA vervangen door het raadplegen van de in de GBA ingeschreven persoonsgegevens van de aanvrager door de RDW en het CBR. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal worden verzocht conform de artikelen 91 en 94 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens te besluiten die gegevens langs elektronische weg te verstrekken.

Adviezen

Over het wijzigingsbesluit zijn adviezen ontvangen van de RDW, het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), het Openbaar Ministerie, de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVvB) en het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal). De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft te kennen gegeven zich aan te sluiten bij het advies van de NVvB. In de toelichting zal – zo nodig – nader op de uitgebrachte adviezen worden ingegaan.

Administratieve lasten

Het onderhavige wijzigingsbesluit zal voor de burger enerzijds leiden tot een beperkte verzwaring en anderzijds tot een verlichting van de administratieve lasten.

De in deze paragraaf opgenomen kosten zijn gebaseerd op de nulmeting Administratieve lasten burger, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, eindrapportage 1.0, 2004, peildatum 2002.

De beperkte verzwaring van de administratieve lasten houdt verband met de identificatiefunctie van het rijbewijs. Door die functie kan in geval van vermissing (bijvoorbeeld tengevolge van verlies of tenietgaan) of diefstal niet meer worden volstaan met een door de aanvrager ondertekende verklaring waarin de omstandigheden waaronder het rijbewijs verloren geraakt of teniet gegaan is, worden omschreven.

Gemiddeld (over een periode van 5 jaar) bedraagt het aantal gevallen van vermissing of diefstal van rijbewijzen per jaar 75.000.

In de oude situatie legde de aanvrager van een vervangend rijbewijs een eigen verklaring over. Het opstellen van een eigen verklaring nam 15 minuten in beslag. De verklaring kon hij thuis opstellen of bij de gemeente op het moment dat hij de aanvraag tot afgifte van een vervangend rijbewijs indiende. Dit vergde geen extra tijd- of kosteninzet voor vervoer. De met het opstellen van de eigen verklaring gepaard gaande administratieve lasten bedroegen in die situatie 75.000 x 15 minuten = 1.125.000 (18.750 uur).

In de nieuwe situatie moet de houder van een rijbewijs bij een politiebureau aangifte doen en proces-verbaal op laten maken. Het doen van aangifte kost gemiddeld 66 minuten en de kosten van vervoer naar het politiebureau bedragen € 1,28.

De mogelijkheid van digitale aangifte is overwogen, doch is afgevallen. De aanvrager moet namelijk bij de aanvraag aan de gemeente een proces-verbaal overleggen dat zowel door hemzelf als door de betrokken politieambtenaar is ondertekend. In de praktijk is een en ander langs elektronische weg niet eenvoudig te realiseren. Overeenkomstig het advies van Actal zal onderzocht worden of er in de toekomst op dit punt mogelijkheden zijn.

Reeds bij de aangifte van vermissing of diefstal van een rijbewijs zorgt de politie voor registratie in het rijbewijzenregister (artikel 149, onderdeel f).

De totale administratieve lasten per jaar bedragen in de nieuwe situatie: 75.000 x 66 minuten = 4.950.000 minuten (82.500 uur) en 75.000 x € 1,28 = € 96.000,–.

Per jaar leidt dit tot een toename van de tijdsinzet met 63.750 uur en een kostenstijging van € 96.000,–.

In de voorlichtingscampagne in verband met de invoering van het nieuwe rijbewijsdocument (NRD) per 1 oktober 2006 (rijbewijs op creditcard formaat) zal ook aandacht geschonken worden aan de nieuwe procedures bij vermissing of diefstal van het rijbewijs. Het overall-communicatieplan in verband met de invoering van het NRD voorziet er in dat de burger door middel van publieksfolders, posters, websites, free publicity bij de media en mogelijk door middel van een advertentieronde op de hoogte wordt gebracht van alle nieuwe ontwikkelingen. Er zal daarnaast bijzondere aandacht worden gegeven aan de meer permanente informatievoorziening aan de burger door de inzet van continue voorlichtingsmiddelen. Ten slotte is in het communicatieplan NRD ruim plaats gemaakt voor voorlichting aan de verantwoordelijke organisaties (politie, gemeenten, RDW enz.).

De administratieve lasten voor de burger worden verlicht doordat de verplichting tot het overleggen van een afschrift uit de GBA wordt vervangen door een raadpleging van de in de GBA ingeschreven persoonsgegevens van de aanvrager door de RDW en het CBR langs elektronische weg.

De burger hoeft niet meer naar het gemeentehuis om een afschrift uit de GBA op te vragen. Dit levert, uitgaande van de nulmeting een tijdsbesparing op van 60 minuten en een afname van € 1,28 (kosten voor vervoer). Uitgaande van 528.178 GBA-afschriften per jaar voor de theorie-examens, praktijkexamens en verklaringen van geschiktheid bedraagt de afname van de administratieve lasten 528.178 uren en € 676.067.

Volgens de genoemde nulmeting worden jaarlijks 11.948 rijbewijzen aangevraagd tegen overlegging van een buitenlands rijbewijs waarbij de aanvraag bij de gemeente ingediend wordt en gericht is tot de RDW. Omdat het GBA-afschrift in deze gevallen direct bij de aanvraag van het rijbewijs bij de gemeente kon worden aangemaakt en toegevoegd aan de aanvraagbescheiden die naar de RDW werden gezonden, leidde dit niet tot extra administratieve lasten. De financiële gevolgen van de afschaffing van de verplichting tot overleggen van een GBA-afschrift, de besparing van de gemeentelijke leges voor het GBA-afschrift, zijn echter ook in deze gevallen merkbaar. Een GBA-afschrift kost gemiddeld € 7. Omgerekend naar 540.126 personen per jaar resulteert dit in een kostenbesparing van € 3.780.882.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

In het kader van de implementatie van richtlijn nr. 2003/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 mei 2003 betreffende de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers, bij besluit van 1 februari 2005, houdende wijziging van het Voertuigreglement tot uitvoering van richtlijn nr. 2003/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 mei 2003 betreffende de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers (Stb. 2005, 69), is in het Voertuigreglement de term «landbouwtrekkers» vervangen door de term «landbouw- of bosbouwtrekkers». Daarbij is verzuimd deze term ook in artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van het Reglement rijbewijzen te wijzigen. Deze omissie wordt thans hersteld.

Artikel I, onderdelen B, D, onder 1, E, G, H, I, J, K, P, onder 2 en 3, R en S en artikel II

Bij wet van 9 december 2004 tot wijziging van de Wvw 1994 met betrekking tot het verlenen van ontheffingen in bepaalde gevallen door de RDW en enkele technische wijzigingen (Stb. 687) is de verplichting tot registratie van rijbewijzen uit andere lidstaten van de Europese Gemeenschap en uit andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte geschrapt. De kern van die registratieregeling was opgenomen in paragraaf 5 van het Reglement rijbewijzen. Artikel I, onderdeel B, schrapt deze paragraaf.

In artikel I, onderdelen D, onder 1, H, I, J, K, P, onder 2 en 3, R en S en in artikel II is de verwijzing naar de registratie in het rijbewijzenregister geschrapt.

In artikel I, onderdeel S, is tevens de verwijzing naar registratie van Nederlandse rijbewijzen in andere lidstaten van de Europese Gemeenschap en in andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte geschrapt. In de praktijk bleek aan deze bevoegdheid niet langer behoefte te bestaan.

In artikel I, onderdelen E, G en H, onder 3, is de verplichting opgenomen om in geval van vermissing of diefstal van het rijbewijs een door de politie opgemaakt proces-verbaal over te leggen.

Aanvragers van een vervangend rijbewijs die woonachtig zijn buiten Nederland moeten in geval van vermissing of diefstal van het rijbewijs een door de aanvrager ondertekende verklaring van een door de RDW vastgesteld model overleggen (artikel 39, tweede lid, van het Reglement rijbewijzen). In plaats van de voorheen gevraagde vormvrije verklaring is thans gekozen voor een verklaring volgens een vastgesteld model. Door dit vereiste kan meer gericht naar bepaalde informatie worden gevraagd en kan misbruik worden tegengegaan. In die verklaring geeft de aanvrager verder een toelichting op de omstandigheden waaronder het rijbewijs verloren is geraakt of teniet is gegaan.

Op grond van artikel 45, tweede lid, en 47, tweede lid, kan, indien het rijbewijs op het moment van de aanvraag zijn geldigheid heeft verloren, worden volstaan met een proces-verbaal en een gewaarmerkte verklaring afgegeven door de autoriteit die het rijbewijs destijds heeft afgegeven. Het is niet nodig om in alle gevallen de overlegging van een verklaring van geschiktheid verplicht te stellen, daar een dergelijke verklaring gewoonlijk ook niet behoeft te worden overgelegd bij de omwisseling of vernieuwing van een Nederlands rijbewijs.

Voor zover mogelijk is de redactie van zowel de artikelen 44, vierde lid, en 45, vierde lid, als van de artikelen 45, tweede lid; 47, tweede lid, en 48, tweede lid, geüniformeerd.

Tenzij anders is bepaald wordt ingevolge artikel 1, eerste lid, onderdeel l, Wvw 1994 in het Reglement rijbewijzen onder het begrip «rijbewijs» verstaan het rijbewijs bedoeld in artikel 107 van die wet.

Artikel I, onderdelen C, D, onder 2 en 3, L, M, N, O, en P, onder 1

Artikel 33, eerste lid, onderdeel c, onder I, van het Reglement rijbewijzen zoals die luidde voor inwerkingtreding van onderhavige wijziging, voorzag in het overleggen van een afschrift uit de GBA voor zover de aanvraag van een rijbewijs was gericht tot de RDW. Ook bij de aanvraag van een verklaring van rijvaardigheid en de toelating tot het praktijkexamen diende men ingevolge de artikelen 55, tweede lid, onderdeel b, onder I, en 59, eerste lid, onderdeel c, onder I, van het Reglement rijbewijzen een afschrift uit de GBA aan het CBR te overleggen. Hetzelfde gold voor de aanvraag van een verklaring van geschiktheid ingevolge artikel 100, onderdeel b, onder I, van het Reglement rijbewijzen.

Indien de schriftelijke mededeling, bedoeld in artikel 130, eerste lid van de wet, geen volledige of juiste persoonsgegevens van de houder van een rijbewijs bevat, raadpleegt het CBR de in de GBA ingeschreven persoonsgegevens van de houder. Ook op andere momenten in de vorderingsprocedure kan het nodig zijn de persoonsgegevens te raadplegen bijvoorbeeld als post teruggezonden wordt met het kenmerk ontvanger verhuisd. Het CBR moet dan kunnen controleren of het adres nog wel het juiste is. Ook deze raadpleging van de GBA zal langs elektronische weg verlopen. Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om hiervoor in een nieuw artikel 131a een basis te geven.

In al deze gevallen, met uitzondering van nieuwe artikel 131a, is de verplichting tot het overleggen van een afschrift vervangen door een raadpleging van de in de GBA ingeschreven persoonsgegevens van de aanvrager door de RDW en het CBR. Daardoor wordt de RDW tevens in staat gesteld om de adresgegevens van de rijbewijshouders in het rijbewijzenregister te actualiseren.

In artikel 145, onderdeel c, is ter voorkoming van misbruik geregeld dat in het rijbewijzenregister zowel het actuele adres van degene aan wie een rijbewijs is afgegeven wordt geregistreerd alsmede het adres zoals het bekend was ten tijde van de afgifte.

Zoals in het algemeen deel van de toelichting reeds is uiteengezet leiden deze wijzigingen tot een verlichting van de administratieve lasten voor de burger.

De RDW en het CBR kunnen de GBA niet gratis raadplegen. De kosten die het CBR hiervoor in rekening zullen worden gebracht, zal het CBR via de examentarieven verhalen. Deze tariefstijging is echter veel lager dan de gemeentelijke leges voor een GBA-afschrift. De tarieven van de theorie-examens en praktijkexamens zullen naar verwachting elk met € 0,18 stijgen. De tariefstijging zal tegelijk met een latere aanpassing van de tarieven als gevolg van wijzigingen die verband houden met het wetsvoorstel tot wijziging van de Wvw 1994 in verband met de wijziging in de procedure betreffende de aanvraag en afgifte van rijbewijzen (Kamerstukken II 2005/06, 30 438) worden doorgevoerd.

De kosten die de RDW voor de raadpleging van de GBA in rekening worden gebracht, zijn kosten die verband houden met het beheer van het rijbewijzenregister en met de afgifte van rijbewijzen door de RDW, waarvoor de aanvraag bij de burgemeester is ingediend. Deze kosten maken deel uit van de zogenaamde rijkskostencomponent ingevolge artikel 121 van de Wvw 1994 die de gemeenten aan de RDW verschuldigd zijn en die haar neerslag vindt in de gemeentelijke leges voor het rijbewijs. Het gaat hier om een minimale verhoging van de rijkskostencomponent. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat deze stijging tegelijkertijd met een latere aanpassing als gevolg van wijzigingen die verband houden met het reeds genoemde wetsvoorstel tot wijziging van de Wvw 1994 in verband met de wijziging in de procedure betreffende de aanvraag en afgifte van rijbewijzen zal worden doorgevoerd.

Artikel I, onderdeel F

Deze redactionele aanpassing strekt er toe in het Reglement rijbewijzen een uniforme terminologie te hanteren. De term «gesteldheid» past niet in de systematiek van het Reglement rijbewijzen.

Artikel I, onderdeel H, onder 2

De aanpassing van artikel 45, tweede lid, vloeit zowel voort uit de afschaffing van de registratieregeling als uit het arrest van het Europese Hof van Justitie van 29 april 2004 (C-476/01, Felix Kapper), waarin het Hof bepaalde dat bij de afgifte van rijbewijzen de wederzijdse erkenning boven het woonplaatsbeginsel gaat. Artikel 45, tweede lid, onderdeel b, verklaarde, door de 185-dagen eis en het vereiste van inschrijving bij een onderwijsinstelling in het land van afgifte van het rijbewijs, het woonplaatsbeginsel ook van toepassing op rijbewijzen die zijn afgegeven in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte. De consequentie van deze aanpassing is dat ook in die gevallen waarin bij de afgifte van een rijbewijs in een andere lidstaat het woonplaatsbeginsel aantoonbaar is overtreden, het desbetreffende rijbewijs desondanks moet worden erkend en omgewisseld.

Artikel I, onderdeel Q

De wijziging van artikel 149 van het Reglement rijbewijzen strekt er toe dat ook de politie een vermissing of diefstal van het rijbewijs op het moment van aanvraag of op het moment van uitreiking on-line kan registreren in het Centraal register rijbewijzen en bromfietscertificaten (CRB). Verlening van deze faciliteit aan de politie is een uitvloeisel van de gewijzigde procedure waarbij van elke vermissing of diefstal van het rijbewijs aangifte moet worden gedaan. Zonder een door de politie opgemaakt proces-verbaal kan aan een houder geen ander rijbewijs worden uitgereikt.

Artikel I, onderdeel T

De Wet op de identificatieplicht wijst geen personen en instanties aan aan wie gegevens worden verstrekt uit het rijbewijzenregister ten aanzien van de geldigheid van rijbewijzen, indien deze rijbewijzen gebruikt worden als document waarmee de identiteit van een persoon kan, onderscheidenlijk moet worden vastgesteld. De oorspronkelijke redactie van artikel 156, onderdeel h, leek dat evenwel ten onrechte te suggereren. Thans is de redactie van dit onderdeel aangepast.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt tevens de redactie van onderdelen g en i aan te passen. De financiële instellingen, bedoeld in onderdeel g, die verplicht zijn de identificatie van personen vast te stellen voordat zij een dienst verlenen, worden direct aangewezen in de Wet identificatie bij dienstverlening, namelijk in artikel 1. Daarnaast wordt het Meldpunt ongebruikelijke transacties, bedoeld in onderdeel i, in artikel 2 van de Wet melding ongebruikelijk transacties in het leven geroepen. Thans is ervoor gekozen om dit duidelijker uit de redactie van onderdelen g en i naar voren te doen komen.

Artikel III

In het Besluit van 28 september 2004, houdende wijziging van het Reglement rijbewijzen (nadere implementatie richtlijn 91/439/EEG, versoepeling legitimatievoorschriften, invoering eis van rechtmatig verblijf examenkandidaten en aanbrengen van een aantal andere wijzigingen) en het Besluit politieregisters zijn in artikel I, onderdelen V en X, wijzigingen opgenomen van de artikelen 55 en 59 van het Reglement rijbewijzen. Dezelfde artikelen worden gewijzigd door artikel I, onderdelen L en M, van het onderhavige besluit. Beide wijzigingen zijn niet zonder meer verenigbaar, zodat het noodzakelijk is te voorzien in een aanpassing, afhankelijk van de volgorde waarin de betreffende onderdelen van beide besluiten in werking treden. In dit artikel wordt daartoe een zogenaamde samenloopbepaling in het onderhavige besluit opgenomen.

Artikel IV

Deze overgangsregeling sluit aan bij artikel III van de wet van 9 december 2004 tot wijziging van de Wvw 1994 met betrekking tot het verlenen van ontheffingen in bepaalde gevallen door de RDW en enkele technische wijzigingen (Stb. 2004, 687).

Artikel V

De in onderdeel 1 genoemde artikelen van het besluit kunnen onmiddellijk na de bekendmaking in werking treden.

Aangezien het in onderdeel 2 genoemde onderdeel van artikel I automatiseringstechnische gevolgen heeft, is op dit moment nog niet te voorzien op welk tijdstip de betrokken wijziging in werking kan treden. In verband daarmede is in onderdeel 2 gekozen voor vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de desbetreffende wijziging bij koninklijk besluit.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

K. M. H. Peijs


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven