Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatsblad 2004, 334 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie | Staatsblad 2004, 334 | Wet |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels te stellen met betrekking tot het conflictenrecht inzake het geregistreerd partnerschap;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
1. Het aangaan van een geregistreerd partnerschap in Nederland is onderworpen aan de bepalingen van artikel 80a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
2. De bevoegdheid van elk van de partners om in Nederland een geregistreerd partnerschap aan te gaan wordt beheerst door het Nederlandse recht.
3. Wat de vorm betreft kan een geregistreerd partnerschap in Nederland slechts rechtsgeldig worden aangegaan ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand met inachtneming van het Nederlandse recht, behoudens de bevoegdheid van buitenlandse diplomatieke en consulaire ambtenaren om, in overeenstemming met de voorschriften van het recht van de door hen vertegenwoordigde staat, aan het aangaan van geregistreerde partnerschappen mede te werken indien geen der partijen uitsluitend of mede de Nederlandse nationaliteit bezit.
1. Een buiten Nederland aangegaan geregistreerd partnerschap dat ingevolge het recht van de staat waar het geregistreerd partnerschap is aangegaan rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden, wordt als zodanig erkend.
2. Een buiten Nederland ten overstaan van een diplomatieke of consulaire ambtenaar aangegaan geregistreerd partnerschap dat voldoet aan de vereisten van het recht van de staat die die ambtenaar vertegenwoordigt, wordt als rechtsgeldig erkend tenzij het aangaan in de staat waar zij plaatsvond niet was toegestaan.
3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid wordt onder recht mede begrepen de regels van internationaal privaatrecht.
4. Een geregistreerd partnerschap wordt vermoed rechtsgeldig te zijn, indien een verklaring omtrent het geregistreerd partnerschap is afgegeven door een bevoegde autoriteit.
5. Ongeacht het eerste en tweede lid kan een buiten Nederland aangegaan geregistreerd partnerschap slechts als zodanig worden erkend indien het een wettelijk geregelde samenlevingsvorm betreft van twee personen die een nauwe persoonlijke betrekking onderhouden, welke samenlevingsvorm ten minste:
a. door een ter plaatse van het aangaan bevoegde autoriteit is geregistreerd;
b. het bestaan van een huwelijk of andere wettelijk geregelde samenlevingsvorm met een derde uitsluit; en
c. verplichtingen tussen de partners in het leven roept die in hoofdzaak overeenstemmen met die welke verbonden zijn aan het huwelijk.
Ongeacht artikel 2 wordt aan een buiten Nederland aangegaan geregistreerd partnerschap erkenning onthouden, indien deze erkenning onverenigbaar zou zijn met de openbare orde.
De artikelen 2 en 3 zijn van toepassing, ongeacht of over de erkenning van de rechtsgeldigheid van een geregistreerd partnerschap als hoofdvraag, dan wel als voorvraag in verband met een andere vraag wordt beslist.
1. Op de persoonlijke rechtsbetrekkingen tussen partners die in Nederland een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan is het Nederlandse recht van toepassing.
2. Op de persoonlijke rechtsbetrekkingen tussen partners die buiten Nederland een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan is het recht, met inbegrip van het internationaal privaatrecht, van de staat waar het geregistreerd partnerschap is aangegaan van toepassing.
3. De vraag of en in hoeverre de ene partner aansprakelijk is voor verbintenissen ten behoeve van de gewone gang van het huishouden welke door de andere partner zijn aangegaan, wordt, indien die andere partner en de wederpartij ten tijde van het aangaan van de verbintenis hun gewone verblijfplaats hadden in Nederland, beheerst door het Nederlandse recht.
4. De vraag of de ene partner voor een rechtshandeling de toestemming van de andere partner behoeft, en zo ja, in welke vorm deze toestemming moet worden verleend, of zij kan worden vervangen door een beslissing van de rechter of een andere autoriteit, alsmede welke de gevolgen zijn van het ontbreken van deze toestemming, wordt beheerst door het Nederlandse recht indien de andere partner ten tijde van het verrichten van die rechtshandeling zijn gewone verblijfplaats heeft in Nederland.
5. Het derde en vierde lid gelden ongeacht het recht dat het partnerschapsvermogensregime van de partners beheerst, en ongeacht het recht dat van toepassing is op de persoonlijke rechtsbetrekkingen tussen de partners.
1. Op het vermogensregime van een in Nederland of buiten Nederland aangegaan geregistreerd partnerschap is van toepassing het recht dat de partners vóór het geregistreerd partnerschap hebben aangewezen.
2. De partners kunnen uitsluitend een rechtsstelsel aanwijzen dat het instituut van het geregistreerd partnerschap kent.
3. Het aldus aangewezen recht is van toepassing op hun gehele vermogen.
4. De partners kunnen echter, ongeacht of zij tot de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, zijn overgegaan, met betrekking tot het geheel of een gedeelte van de onroerende zaken het recht aanwijzen van de plaats waar die zaken zijn gelegen, mits dit rechtsstelsel het instituut van het geregistreerd partnerschap kent. Zij kunnen eveneens bepalen dat op onroerende zaken die later worden verkregen, het recht van de plaats waar die zaken zijn gelegen van toepassing zal zijn, mits dit rechtsstelsel het instituut van het geregistreerd partnerschap kent.
1. Indien het geregistreerd partnerschap in Nederland is aangegaan en de partners vóór het geregistreerd partnerschap het toepasselijke recht niet hebben aangewezen, wordt hun partnerschapsvermogensregime beheerst door het Nederlandse recht.
2. Indien het geregistreerd partnerschap buiten Nederland is aangegaan en de partners vóór het geregistreerd partnerschap het toepasselijke recht niet hebben aangewezen, wordt hun partnerschapsvermogensregime beheerst door het recht, met inbegrip van het internationaal privaatrecht, van de staat waar het geregistreerd partnerschap is aangegaan.
1. Tijdens het in Nederland of buiten Nederland aangegane geregistreerd partnerschap kunnen de partners hun partnerschapsvermogensregime onderwerpen aan een ander intern recht dan het recht dat tot dusver van toepassing was.
2. De partners kunnen uitsluitend een rechtsstelsel aanwijzen dat het instituut van het geregistreerd partnerschap kent.
3. Het aldus aangewezen recht is van toepassing op hun gehele vermogen.
4. De partners kunnen echter, ongeacht of zij tot de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid of artikel 6, zijn overgegaan, met betrekking tot het geheel of een gedeelte van de onroerende zaken het recht aanwijzen van de plaats waar die zaken zijn gelegen, mits dit rechtsstelsel het instituut van het geregistreerd partnerschap kent. Zij kunnen eveneens bepalen dat op onroerende zaken die later worden verkregen, het recht van de plaats waar die zaken zijn gelegen van toepassing zal zijn, mits dit rechtsstelsel het instituut van het geregistreerd partnerschap kent.
1. Het recht dat op grond van de bepalingen van deze wet van toepassing is op het partnerschapsvermogensregime van een in Nederland of buiten Nederland aangegaan geregistreerd partnerschap, blijft van toepassing zolang de partners geen ander toepasselijk recht hebben aangewezen, zelfs in geval van wijziging van hun nationaliteit of gewone verblijfplaats.
2. Het recht dat de partners rechtsgeldig als toepasselijk hebben aangewezen op het partnerschapsvermogensregime van hun buiten Nederland aangegane geregistreerd partnerschap, blijft van toepassing zolang de partners geen ander toepasselijk recht hebben aangewezen, zelfs in geval van wijziging van hun nationaliteit of gewone verblijfplaats.
De voorwaarden voor de wilsovereenstemming van de partners inzake het recht dat zij als toepasselijk aanwijzen op hun partnerschapsvermogensregime, worden door dat recht bepaald.
De aanwijzing van het toepasselijke recht op het partnerschapsvermogensregime moet uitdrukkelijk zijn overeengekomen of ondubbelzinnig voortvloeien uit partnerschapsvoorwaarden.
Partnerschapsvoorwaarden zijn, wat de vorm betreft, geldig indien zij in overeenstemming zijn, hetzij met het interne recht dat van toepassing is op het partnerschapsvermogensregime, hetzij met het interne recht van de plaats waar zij zijn aangegaan. Zij dienen in elk geval te worden neergelegd in een gedagtekend en door beide partners ondertekend schriftelijk stuk.
Een uitdrukkelijk overeengekomen aanwijzing van het op het partnerschapsvermogensregime toepasselijke recht dient te geschieden in de vorm welke voor partnerschapsvoorwaarden is voorgeschreven, hetzij door het aangewezen interne recht, hetzij door het interne recht van de plaats waar die aanwijzing geschiedt. De aanwijzing dient in elk geval te worden neergelegd in een gedagtekend en door beide partners ondertekend schriftelijk stuk.
De gevolgen van het partnerschapsvermogensregime ten aanzien van een rechtsbetrekking tussen een partner en een derde worden beheerst door het recht dat op het partnerschapsvermogensregime toepasselijk is.
Een partner wiens partnerschapsvermogensregime wordt beheerst door vreemd recht, kan in het in artikel 116 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde register een notariële akte doen inschrijven, inhoudende een verklaring dat het partnerschapsvermogensregime niet wordt beheerst door het Nederlandse recht.
1. Een derde die tijdens het geregistreerd partnerschap een rechtshandeling heeft verricht met een partner wiens partnerschapsvermogensregime wordt beheerst door vreemd recht kan, indien zowel hij als de beide partners ten tijde van die rechtshandeling hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden, voor de uit die rechtshandeling voortvloeiende schuld ook na de beëindiging van het geregistreerd partnerschap verhaal nemen alsof tussen de partners naar Nederlands recht algehele gemeenschap van goederen bestond.
2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet indien de derde ten tijde van de rechtshandeling wist of behoorde te weten dat het partnerschapsvermogensregime van de partners werd beheerst door vreemd recht. Zulks wordt geacht het geval te zijn indien de rechtshandeling werd verricht na verloop van veertien dagen nadat een akte als bedoeld in artikel 15 was ingeschreven in het aldaar bedoelde register.
Heeft een der partners, door de toepassing op een buitenslands gelegen vermogensbestanddeel van een krachtens het internationaal privaatrecht van het land van ligging aangewezen recht, ten opzichte van de andere partner een voordeel genoten dat hem niet zou zijn toegekomen indien het op grond van deze wet aangewezen recht zou zijn toegepast, dan kan die andere partner daarvan verrekening of vergoeding vorderen bij de in verband met de beëindiging of wijziging van het partnerschapsvermogensregime tussen de partners plaats vindende afrekening.
Artikel 92, derde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek is uitsluitend van toepassing terzake van verhaal dat in Nederland wordt uitgeoefend op:
a. een partner wiens partnerschapsvermogensregime wordt beheerst door het Nederlandse recht, of
b. een partner op wie ingevolge het bepaalde in artikel 16 van deze wet verhaal mogelijk is.
Het bepaalde in artikel 119 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing indien de partners een ander recht op hun partnerschapsvermogensregime aanwijzen dan het recht dat tevoren daarop toepasselijk was.
Het bepaalde in artikel 131 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek is ook van toepassing wanneer het partnerschapsvermogensregime van de partners door een vreemd recht wordt beheerst.
Of een partner bij beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden of door ontbinding recht heeft op een gedeelte van de door de andere partner opgebouwde pensioenrechten, wordt beheerst door het recht dat van toepassing is op het partnerschapsvermogensregime van de partners, behoudens het bepaalde in artikel 1, zevende lid, van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
Of een in Nederland aangegaan geregistreerd partnerschap kan worden beëindigd met wederzijds goedvinden of door ontbinding en op welke gronden, wordt bepaald door het Nederlandse recht.
1. Of een buiten Nederland aangegaan geregistreerd partnerschap kan worden beëindigd met wederzijds goedvinden of door ontbinding en op welke gronden, wordt bepaald door het Nederlandse recht.
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is het recht van de staat waar het geregistreerd partnerschap is aangegaan toegepasselijk indien in de door partners gesloten overeenkomst omtrent de beëindiging met wederzijds goedvinden van het geregistreerd partnerschap gezamenlijk een keuze voor dit recht is gedaan.
3. Ten aanzien van de beëindiging door ontbinding wordt in afwijking van het bepaalde in het eerste lid het recht van de staat waar het geregistreerd partnerschap is aangegaan toegepast, indien in het geding:
a. door de partners gezamenlijk een keuze voor dit recht is gedaan of een dergelijke keuze door een van de partners onweersproken is gebleven; of
b. door een van beide partners een keuze voor dit recht is gedaan en beide partners een werkelijke maatschappelijke band met de staat waar het geregistreerd partnerschap is aangegaan hebben.
4. Het Nederlandse recht bepaalt de wijze waarop de beëindiging met wederzijds goedvinden of de ontbinding van het buiten Nederland aangegane geregistreerd partnerschap geschiedt.
1. Een buiten Nederland tot stand gekomen beëindiging met wederzijds goedvinden van het geregistreerd partnerschap wordt erkend indien zij aldaar rechtsgeldig tot stand is gebracht.
2. Een buiten Nederland na een behoorlijke rechtspleging verkregen ontbinding van het geregistreerd partnerschap wordt in Nederland erkendindien zij is tot stand gekomen door de beslissing van een rechter of andere autoriteit aan wie daartoe rechtsmacht toekwam.
3. Een buiten Nederland verkregen ontbinding van het geregistreerd partnerschap, die niet voldoet aan een of meer van de voorwaarden in het vorige lid gesteld, wordt toch in Nederland erkend, indien duidelijk blijkt dat de wederpartij in de buitenlandse procedure uitdrukkelijk of stilzwijgend hetzij tijdens die procedure heeft ingestemd met, hetzij zich na die procedure heeft neergelegd bij de ontbinding.
Ten aanzien van een in Nederland of buiten Nederland aangegaan geregistreerd partnerschap wordt het recht dat van toepassing is op verplichtingen tot levensonderhoud gedurende het geregistreerd partnerschap en na beëindiging met wederzijds goedvinden of door ontbinding van het geregistreerd partnerschap bepaald door het op 2 oktober 1973 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de wet die van toepassing is op onderhoudsverplichtingen (Trb. 1974, 86).
Artikel 80c van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Tot inschrijving van verklaringen als bedoeld in het eerste lid, onder c, is de ambtenaar van de burgerlijke stand steeds bevoegd indien het geregistreerd partnerschap in Nederland is aangegaan. Indien het partnerschap buiten Nederland is aangegaan, is de ambtenaar van de burgerlijke stand tot inschrijving van verklaringen als bedoeld in het eerste lid, onder c, bevoegd indien voldaan is aan de voorwaarden van artikel 4, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voor de bevoegdheid van de rechter in geval van de ontbinding van het geregistreerd partnerschap.
Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 3, eerste lid, onderdeel d, van de Wet conflictenrecht huwelijk2 door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. in strijd zou worden gehandeld met het voorschrift dat zij die een huwelijk willen aangaan, niet tegelijkertijd door een geregistreerd partnerschap mogen zijn verbonden.
Artikel 1, tweede lid, van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding3 wordt als volgt gewijzigd:
1. De onderdelen e en f worden geletterd f en g.
2. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
e. huwelijksvermogensregime: partnerschapsvermogensregime;.
1. Deze wet is niet van toepassing op geregistreerde partnerschappen die voor het tijdstip van haar inwerkingtreding zijn aangegaan.
2. In afwijking van het eerste lid is artikel 21 van deze wet van toepassing op de verevening van pensioenrechten ingeval het geregistreerde partnerschap na het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet is beëindigd of ontbonden.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
histnootDe Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
Uitgegeven de vijftiende juli 2004
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:
Kamerstukken II 2002/2003, 2003/2004, 28 924.
Handelingen II 2003/2004, blz. 5281.
Kamerstukken I 2003/2004, 28 924 (B, C).
Handelingen I 2003/2004, zie vergadering d.d. 5 juli 2004.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2004-334.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.