Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatsblad 2004, 328 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatsblad 2004, 328 | Wet |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet aanpassing behoeven ter uitvoering van de richtlijn van 26 juni 2003, nr. 2003/54/EG, betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van Richtlijn 96/92/EG (PbEG L 176), van de Verordening van 26 juni 2003, nr. 1228/2003, betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit (PbEG L 176) en van de richtlijn van 26 juni 2003, nr. 2003/55/EG, betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van Richtlijn 98/30/EG (PbEG L 176) en dat de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet eveneens aanpassing behoeven om de betrouwbaarheid van het transport van elektriciteit en gas te waarborgen, de handhaving van beide wetten te versterken en voorzieningen te kunnen treffen ingeval van tekortkomingen in het netbeheer;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Elektriciteitswet 19981 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «een natuurlijke persoon of rechtspersoon» vervangen door: een ieder.
2. Het eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. Verordening: Verordening nr. 1228/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 juni 2003, betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit (PbEG L 176); .
3. Het eerste lid, onderdeel l, komt te luiden:
l. vergunninghouder: een houder van een vergunning als bedoeld in artikel 95a; .
4. Het eerste lid, onderdeel m, komt te luiden:
m. richtlijn: richtlijn nr. 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van richtlijn nr. 96/92/EG (PbEG L 176); .
5. Het eerste lid, onderdeel r, komt te luiden:
r. verwant bedrijf: een verbonden onderneming in de zin van artikel 41 van de zevende richtlijn nr. 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 op de grondslag van artikel 44, tweede lid, onderdeel g, van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening, of een geassocieerde onderneming in de zin van artikel 33, eerste lid, daarvan of een onderneming die aan dezelfde aandeelhouders toebehoort; .
6. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van onderdeel z, een onderdeel ingevoegd, luidende:
aa. economische eigendom: het krachtens een rechtsverhouding gerechtigd zijn tot alle rechten en bevoegdheden ten aanzien van een goed, met uitzondering van het recht op levering, en het gehouden zijn om alle verplichtingen ten aanzien van dat goed voor zijn rekening te nemen en daarmee het volledige risico van waardeverandering of tenietgaan van het goed te dragen, zonder dat het goed geleverd is.
7. In het tweede lid wordt «niet zijnde een beschermde afnemer» vervangen door: niet zijnde een afnemer als bedoeld in artikel 95a, eerste lid.
8. Het derde lid vervalt. Het vierde tot en met het zesde lid worden vernummerd tot het derde tot en met het vijfde lid.
9. Het derde lid komt te luiden:
3. Een onderneming die zich in hoofdzaak bezighoudt met het vervoer van personen of goederen per trein wordt in afwijking van het eerste lid, onderdeel c, aangemerkt als afnemer, niet zijnde een afnemer als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, ook indien zij geen aansluiting heeft op een net.
Na artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Onze Minister verzamelt, analyseert en bewerkt systematisch inlichtingen en gegevens met betrekking tot de leverings- en voorzieningszekerheid, in het bijzonder met betrekking tot:
a. het evenwicht van vraag en aanbod op de nationale markt,
b. het niveau van de verwachte toekomstige vraag,
c. de geplande of in aanbouw zijnde extra productie- en netwerkcapaciteit,
d. de kwaliteit en de staat van onderhoud van de netten, en
e. de maatregelen in geval van piekbelasting of het in gebreke blijven van een of meerdere leveranciers.
2. Onze Minister publiceert jaarlijks uiterlijk op 31 juli op geschikte wijze een verslag van zijn bevindingen die het verzamelen, analyseren en bewerken van de inlichtingen en gegevens over de onderwerpen, genoemd in het eerste lid, heeft opgeleverd, alsmede van de getroffen of voorgenomen maatregelen met betrekking tot die onderwerpen. Hij zendt het verslag onverwijld naar de Commissie van de Europese Gemeenschappen en doet mededeling ervan in de Staatscourant, onder vermelding van de wijze waarop het verslag kan worden geraadpleegd.
3. Ter uitvoering van de taak, bedoeld in het eerste lid, kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld omtrent:
a. de gegevens en inlichtingen waarvan Onze Minister kan verlangen dat zij hem worden verstrekt,
b. degenen van wie Onze Minister, onverminderd artikel 78, kan verlangen dat zij hem gegevens en inlichtingen verstrekken, en
c. de termijn waarbinnen, de wijze waarop en de vorm waarin de gegevens en inlichtingen aan Onze Minister worden verstrekt.
Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:
1. Onder vernummering van het derde tot en met het zesde lid tot het vierde tot en met het zevende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. De directeur van de dienst houdt bij de uitoefening van de hem op grond van deze wet en de Gaswet toegekende taken en bevoegdheden rekening met het belang van de bevordering van een elektriciteitsmarkt en een gasmarkt die niet-discriminatoir en transparant zijn en die gekenmerkt worden door daadwerkelijke mededinging en een doeltreffende marktwerking. Hij volgt nauwlettend in welke mate de elektriciteitsmarkt en de gasmarkt aan de in de vorige volzin genoemde belangen voldoen en doet hiervan in een afzonderlijk hoofdstuk verslag in het verslag, bedoeld in artikel 9, eerste lid.
2. In het vierde lid wordt na «deze wet» telkens ingevoegd: en de Verordening.
3. In het vijfde lid wordt na «bij of krachtens deze wet» ingevoegd: en de Verordening.
4. In het zesde lid wordt «het vierde lid» vervangen door: het vijfde lid.
5. In het zevende lid wordt «in verband met de naleving van deze wet» vervangen door: in verband met de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet en de Verordening.
6. Aan het zevende lid wordt toegevoegd een nieuwe volzin, luidende: Van de beschikking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant. Gegevens die ingevolge artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur niet voor verstrekking in aanmerking komen, worden niet ter inzage gelegd.
Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «een producent, een leverancier, een handelaar of een netbeheerder» vervangen door: een producent, een leverancier, een handelaar, een netbeheerder, een elektriciteits- of gasbeurs of een afnemer.
2. In het derde lid wordt «een producent, een leverancier, een handelaar of een netbeheerder» vervangen door: een producent, een leverancier, een handelaar, een netbeheerder, een elektriciteits- of gasbeurs of een afnemer.
Na hoofdstuk 2 wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:
1. Indien naar het oordeel van Onze Minister om de leverings- en voorzieningszekerheid te waarborgen onvoldoende productie-installaties worden gebouwd, kan hij een procedure starten overeenkomstig artikel 7 van de richtlijn.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de in artikel 7 van de richtlijn bedoelde procedure.
Artikel 10, derde lid, komt te luiden:
3. Degene aan wie een ander net toebehoort dan het landelijk hoogspanningsnet, wijst voor het beheer van dat net een of meer naamloze of besloten vennootschappen als netbeheerder aan.
Na artikel 10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De netbeheerder, met uitzondering van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, beschikt over de economische eigendom van het door hem beheerde net.
2. Bij gelegenheid van een aanwijzing als bedoeld in artikel 10, derde lid, vindt voor zover nodig overdracht van de economische eigendom aan de aangewezen netbeheerder plaats.
3. De overdracht, bedoeld in het tweede lid, geschiedt tegen verrichting van een tegenprestatie waarvan de waarde ten hoogste de opbrengst vertegenwoordigt van de exploitatie van het net, zoals deze op basis van algemene bedrijfseconomische uitgangspunten kan worden afgeleid van de door de directeur van de dienst in de daaraan voorafgaande periode van vijf jaar vastgestelde tarieven met betrekking tot het netbeheer. Deze tegenprestatie kan zowel bestaan uit een periodieke uitkering als uit een contant bedrag ineens.
In artikel 11, eerste lid, wordt «Een producent of een leverancier» vervangen door: Een producent, leverancier of handelaar.
Artikel 11a, zesde lid, komt te luiden:
6. De leden van het bestuur en de meerderheid van de leden van de raad van commissarissen van de vennootschap die is aangewezen voor het beheer van het landelijk hoogspanningsnet hebben direct noch indirect binding met een rechtspersoon die de productie, aankoop of levering van gas of elektriciteit verricht of met een aandeelhouder van die rechtspersoon.
Na artikel 11a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Een netbeheerder die deel uitmaakt van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek stelt een reglement vast, waarin regels worden gesteld die beogen discriminatie bij de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden op grond van deze wet te voorkomen. Het reglement bevat in ieder geval regels ten aanzien van het gedrag van werknemers die ertoe strekken dat discriminatie als bedoeld in de vorige volzin wordt voorkomen.
2. De netbeheerder draagt er zorg voor dat elke werknemer is gebonden aan het reglement en ziet er op toe dat het reglement nauwgezet wordt nageleefd.
3. De netbeheerder stelt jaarlijks een verslag op over de wijze waarop uitvoering is gegeven aan het reglement, en welke maatregelen in dat kader zijn genomen. Hij zendt het verslag naar de directeur van de dienst en draagt zorg voor publicatie ervan op een geschikte wijze.
In artikel 12, tweede lid, tweede volzin, wordt «artikel 11» vervangen door «de artikelen 10a, 11, 11a of 11b» en wordt «artikel 17 of 18» vervangen door: artikelen 17, 17a of 18.
Artikel 13 komt te luiden als volgt:
1. Indien het aanwijzen van een netbeheerder als bedoeld in artikel 10, tweede of derde lid, niet is geschied binnen vier weken na de aanleg van een net dan wel onverwijld na het intrekken of vervallen van een eerdere aanwijzing, wijst Onze Minister een naamloze of besloten vennootschap aan als netbeheerder van dat net.
2. Indien Onze Minister vaststelt dat niet meer voldaan wordt aan de artikelen 10a, 11, 11a of 11b of dat een netbeheerder in onvoldoende mate in staat is of zal zijn om aan een verplichting als bedoeld in artikel 7 te voldoen, om een taak als bedoeld in artikel 16, 16a of 16b uit te voeren of indien hij artikel 17, 17a of 18 niet naleeft, kan hij de desbetreffende netbeheerder opdragen door hem noodzakelijk geachte voorzieningen te treffen.
3. Indien de netbeheerder niet voldoet aan een opdracht als bedoeld in het tweede lid, indien hij vaststelt dat opdrachten, bedoeld in artikel 13a, eerste lid, niet worden uitgevoerd of indien naar het oordeel van Onze Minister door de bedrijfsvoering van deze netbeheerder de continuïteit of de betrouwbaarheid van de elektriciteitsvoorziening voor afnemers in gevaar komt en onverwijld ingrijpen noodzakelijk is, kan Onze Minister:
a. de aanwijzing van de desbetreffende netbeheerder vervallen verklaren en uiterlijk op de dag waarop die aanwijzing vervalt een andere naamloze of besloten vennootschap als netbeheerder aanwijzen, of
b. artikel 13a toepassen.
4. In een beschikking als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, bepaalt Onze Minister de termijn waarop die aanwijzing vervalt en kan hij degene die de netbeheerder, bedoeld in de aanhef van het derde lid, heeft aangewezen in de gelegenheid stellen binnen een door Onze Minister te bepalen termijn een andere netbeheerder aan hem ter aanwijzing voor te dragen. Onze Minister kan deze termijn eenmaal verlengen.
5. Onze Minister kan voor de periode totdat een beschikking als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, in werking treedt, artikel 13a toepassen.
6. Uiterlijk op de dag waarop een beschikking als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, in werking treedt, draagt de netbeheerder, niet zijnde de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, de economische eigendom van het net over aan de door Onze Minister aangewezen nieuwe netbeheerder. Degene die de netbeheerder, bedoeld in de aanhef van het derde lid, heeft aangewezen, verleent daaraan voor zover nodig zijn medewerking.
7. De overdracht van de economische eigendom, bedoeld in het zesde lid, geschiedt tegen verrichting van een tegenprestatie waarvan de waarde uiterlijk op de in dat lid bedoelde dag is vastgesteld en die ten hoogste de opbrengst vertegenwoordigt van de exploitatie van het net, zoals deze op basis van algemene bedrijfseconomische uitgangspunten kan worden afgeleid van de door de directeur van de dienst in de daaraan voorafgaande periode van vijf jaar vastgestelde tarieven met betrekking tot het netbeheer. Deze tegenprestatie kan zowel bestaan uit een periodieke uitkering als uit een contant bedrag ineens.
8. Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde in dit artikel.
Na artikel 13 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Onze Minister kan de netbeheerder aanzeggen dat hij vanaf een bepaald tijdstip de opdrachten dient op te volgen die aan hem worden verstrekt door een door Onze Minister aangewezen persoon. Bij de aanzegging geeft Onze Minister aan ter bescherming van welk belang de aanzegging geschiedt. Bij de aanzegging kunnen voorschriften en beperkingen worden gesteld aan de te geven opdrachten. De aangewezen persoon verstrekt uitsluitend opdrachten ter bescherming van het belang, bedoeld in de tweede volzin.
2. De netbeheerder verschaft de door Onze Minister aangewezen persoon desgevraagd alle medewerking.
3. Onze Minister kan te allen tijde de door hem aangewezen persoon vervangen door een andere persoon.
4. De door Onze Minister aangewezen persoon oefent zijn bevoegdheid uit gedurende een door Onze Minister in de aanzegging bepaalde termijn. Deze termijn bedraagt ten hoogste zes maanden indien het betreft een aanzegging als bedoeld in artikel 13, derde lid, onderdeel b. Deze termijn kan eenmaal met ten hoogste zes maanden worden verlengd.
5. Voor schade ten gevolge van handelingen die zijn verricht in strijd met een opdracht als bedoeld in het eerste lid, zijn bestuurders persoonlijk aansprakelijk tegenover de netbeheerder.
Artikel 14 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «Een rechtspersoon als bedoeld in artikel 10, tweede of derde lid, kan» vervangen door: Degenen, bedoeld in artikel 10, tweede of derde lid, kunnen.
2. In het tweede lid wordt «wijzen de rechtspersonen, bedoeld in artikel 10, tweede en derde lid,» vervangen door: wijzen degenen, bedoeld in artikel 10, tweede en derde lid, .
3. In het derde lid wordt «De rechtspersonen, bedoeld in artikel 10, tweede en derde lid,» vervangen door: Degenen, bedoeld in artikel 10, tweede en derde lid, .
Artikel 15, tweede tot en met vierde lid, wordt vervangen door de volgende leden:
2. Onze Minister kan op diens aanvraag aan degene aan wie een ander net dan het landelijk hoogspanningsnet toebehoort een ontheffing verlenen van het gebod, bedoeld in artikel 10, derde lid, voor zover het een net betreft waarop een beperkt aantal andere natuurlijke personen of rechtspersonen zijn aangesloten en:
a. het net bestemd is om de aanvrager te voorzien van elektriciteit dan wel om het centrale bedrijfsproces van de aanvrager te ondersteunen, of
b. het net bestemd is om een aantal samenwerkende natuurlijke personen of rechtspersonen te voorzien van elektriciteit en de samenwerking van deze personen een betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functionerende energiehuishouding in hun vestigingen ten doel heeft, of
c. ten aanzien van het net kwaliteitseisen van toepassing zijn die in betekenende mate afwijken van de voorwaarden die de directeur van de dienst op grond van artikel 36 of 37 heeft vastgesteld, en
d. de aanvrager geen netbeheerder is en niet in een groepsmaatschappij met een netbeheerder verbonden is.
3. Indien een ontheffing als bedoeld in het tweede lid is verleend, sluit de ontheffinghouder een overeenkomst met de netbeheerder van het net waarop zijn net is aangesloten om te waarborgen dat de uitvoering van de taken van die netbeheerder niet wordt belemmerd.
4. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden met betrekking tot de aansluiting op het net, de toegang tot het net, het uitvoeren van taken als bedoeld in artikel 16, eerste lid, 16a of 16b en met betrekking tot de tarieven en voorwaarden die daarbij gehanteerd moeten worden. Tevens int degene aan wie ontheffing is verleend bij de afnemers het tarief voor de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie, bedoeld in artikel 72aa, en draagt aan het eind van iedere maand alle ontvangen tarieven af aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet. Artikel 16b is van overeenkomstige toepassing.
5. Onze Minister kan een ontheffing intrekken indien degene aan wie de ontheffing is verleend:
a. niet langer voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in het tweede lid,
b. in strijd handelt met het derde lid of de voorschriften, bedoeld in het vierde lid, of
c. bij de aanvraag om een ontheffing onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag zou hebben geleid.
6. In afwijking van het tweede lid, onderdeel d, kan aan een aanvrager die in een groepsmaatschappij met een netbeheerder is verbonden een ontheffing worden verleend, indien van hem in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij een netbeheerder aanwijst voor het net waarop de aanvraag betrekking heeft. Een netbeheerder onthoudt zich van bemoeienis met het beheer van het net waarop de ontheffing betrekking heeft.
Artikel 16 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. de netten aan te leggen, te herstellen, te vernieuwen of uit te breiden, waarbij in overweging worden genomen maatregelen op het gebied van duurzame elektriciteit, energiebesparing en vraagsturing of decentrale elektriciteitsproductie waardoor de noodzaak van vervanging of vergroting van de productiecapaciteit ondervangen kan worden; .
2. Aan het eerste lid worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i door een puntkomma, vier onderdelen toegevoegd, luidende:
j. koppelingen met andere netten te realiseren en reparaties aan zijn net uit te voeren;
k. onverminderd de artikelen 19 en 79, op een geschikte wijze gegevens te publiceren over koppelingen tussen de netten, gebruik van de netten en de toewijzing van transportcapaciteit;
l. afnemers alle gegevens te verstrekken die zij voor een efficiënte toegang tot het net nodig hebben;
m. voorzieningen te treffen in geval van een faillissement van een leverancier van elektriciteit aan afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid.
3. In het tweede lid vervalt onderdeel e onder verlettering van onderdeel f tot onderdeel e. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
f. indien Onze Minister hem dit opdraagt, werkzaamheden te verrichten ter uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 4a;
g. andere netbeheerders de gegevens te verschaffen die nodig zijn om een betrouwbare en efficiënte werking, alsmede de samenhangende ontwikkeling en interoperabiliteit, van de netten te waarborgen.
4. In het derde lid wordt na «artikel 15, eerste of tweede lid,» ingevoegd: 16a of 16b, .
5. In het vierde lid wordt «en aandeelhouders» vervangen door: «, aandeelhouders en met de netbeheerder verbonden groepsmaatschappijen als bedoeld in artikel 24b Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek».
6. In het vijfde lid wordt «een rechtspersoon» vervangen door: iemand.
7. Er worden vier leden toegevoegd, luidende:
7. Indien de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet energie inkoopt ter uitvoering van zijn wettelijke taken, doet hij dit op basis van een transparante, niet-discriminatoire en marktconforme procedure.
8. Een besluit als bedoeld in het tweede lid, onderdeel g, wordt gepubliceerd in de Staatscourant.
9. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ter uitvoering van de taak, bedoeld in het eerste lid, onderdeel m. Deze regels hebben mede betrekking op de wijze waarop enerzijds de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet en anderzijds de producenten, leveranciers, handelaren en afnemers zich jegens elkaar gedragen in verband met de uitvoering van de taak, bedoeld in het tweede lid, onderdeel d.
10. De directeur van de dienst brengt advies uit over het ontwerp van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het negende lid. De voordracht voor een krachtens dit artikel vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Minister te brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd.
Artikel 16c wordt gewijzigd als volgt:
1. Een lid wordt ingevoegd, luidende:
1a. Met een afnemer, bedoeld in het eerste lid, wordt gelijkgesteld een organisatorische eenheid, die zich in hoofdzaak bezig houdt met openbaar vervoer per trein, tram, of trolley, met mijnbouwkundige activiteiten, met het beheer van openbare verlichting of van verkeersregelinstallaties, dan wel met riolering, bemaling, waterzuivering of transport en distributie van water waarbij deze eenheid ingevolge de technische aard van de bedrijfsuitoefening beschikt over verscheidene aansluitingen.
2. Een lid wordt toegevoegd, luidende:
5. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op het wijzigen, onderhouden en verwijderen van een aansluiting.
In artikel 17 wordt na «Het is de netbeheerder» ingevoegd: , niet zijnde de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet.
Na artikel 17 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het is de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet of een rechtspersoon waarin de netbeheerder een deelneming heeft als bedoeld in artikel 24c, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, niet toegestaan goederen of diensten waarmee zij in concurrentie treden te leveren, tenzij het betreft het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van:
a. de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 16, eerste of tweede lid, 16a of 16b voor zichzelf, voor andere netbeheerders of voor anderen die een economische eigendom van een net hebben,
b. de aanleg, het beheer of het onderhoud van leidingen buiten gebouwen voor het transport van gas, warmte, koude of water, of
c. het ter beschikking stellen en houden van netten ten behoeve van het gebruik van daarmee verbonden zaken door derden.
2. Indien de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet onderdeel uitmaakt van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, is het deze groep niet toegestaan om handelingen of activiteiten te verrichten die strijdig kunnen zijn met het belang van het beheer van het landelijk hoogspanningsnet.
3. De statuten van de rechtspersonen die met de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet in een groep zijn verbonden, behoeven de goedkeuring van Onze Minister voor zover het betreft de daarin opgenomen doelstellingen van die rechtspersonen.
4. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet verstrekt binnen zes maanden na afloop van ieder kalenderjaar aan de directeur van de dienst een overzicht van de financiële middelen waarover hij beschikt ten behoeve van de uitvoering van zijn wettelijke taken, waaruit blijkt welke financiële middelen voor de afzonderlijke taken beschikbaar zijn.
Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt «artikel 17» telkens vervangen door: artikel 17 of 17a.
2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «niet zijnde beschermde afnemers» vervangen door: niet zijnde afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid.
In artikel 19 wordt «beschermde afnemers» vervangen door: afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, .
Na artikel 19 worden vijf artikelen ingevoegd, luidende:
1. Een netbeheerder houdt een registratie bij van kwaliteitsindicatoren betreffende het transport van elektriciteit.
2. De netbeheerder zendt de directeur van de dienst voor 1 maart van elk jaar een afschrift van de registratie van het voorafgaande jaar tezamen met een rapportage waarin de wijzigingen ten opzichte van het daaraan voorafgaande jaar zijn toegelicht. De netbeheerder maakt eveneens voor het tijdstip, bedoeld in de eerste volzin, de rapportage op een geschikte wijze openbaar.
3. De netbeheerder bewaart de registratie ten minste tien jaar.
4. De directeur van de dienst kan onderzoek doen naar de deugdelijkheid van de registratie, in het bijzonder doch niet uitsluitend door in het net van de desbetreffende netbeheerder metingen te verrichten of te doen verrichten. De netbeheerder gedoogt dat de metingen in zijn net worden verricht.
5. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over:
a. de inhoud van de registratie en de wijze van registreren;
b. de kwaliteitsindicatoren die in de registratie zijn opgenomen;
c. de rapportage.
6. De in het vijfde lid bedoelde ministeriële regeling kan, ten behoeve van het toezicht op de naleving van dit artikel, mede inhouden dat een door een geaccrediteerde instelling aan een netbeheerder verstrekt certificaat van conformiteit aan het bepaalde bij of krachtens dit artikel, het vermoeden oplevert dat de netbeheerder overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens dit artikel uitvoering geeft aan de verplichting tot registratie.
1. De netbeheerder, met uitzondering van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, verstrekt binnen zes maanden na afloop van ieder kalenderjaar aan de directeur van de dienst:
a. een overzicht van de door hem gesloten overeenkomsten met betrekking tot het verrichten van diensten ten behoeve van het netbeheer, vergezeld van afschriften van die overeenkomsten voorzover de directeur van de dienst daarover niet reeds beschikt,
b. een overzicht van het aantal personen dat bij de netbeheerder werkzaam is ter uitvoering van de in artikel 16, 16a en 16b genoemde taken,
c. een overzicht van in het afgelopen jaar gerealiseerde investeringen in het net,
d. een overzicht van de financiële middelen waarover hij beschikt ten behoeve van de uitvoering van zijn wettelijke taken, waaruit blijkt welke financiële middelen voor de afzonderlijke taken beschikbaar zijn, en
e. een verklaring van een onafhankelijke deskundige omtrent het in onderdeel d bedoelde overzicht.
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de overzichten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met d, en de verklaring, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e.
De netbeheerder, met uitzondering van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, draagt er zorg voor dat de afnemers die op zijn net zijn aangesloten een overzicht ontvangen waarop de kosten in verband met die aansluiting overzichtelijk en begrijpelijk zijn gespecificeerd.
1. De netbeheerder, met uitzondering van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, voorziet in een procedure voor de behandeling van klachten van afnemers over het netbeheer.
2. De in het eerste lid bedoelde procedure voorziet er ten minste in dat:
a. de behandeling van de klacht geschiedt door een persoon die niet bij de gedraging waarop de klacht betrekking heeft, betrokken is geweest,
b. de klager schriftelijk en gemotiveerd in kennis wordt gesteld van de bevindingen naar aanleiding van de klacht en van de conclusies die daaraan worden verbonden, en
c. de klacht zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen acht weken wordt afgehandeld.
1. Een netbeheerder draagt er, al dan niet samen met een of meer andere netbeheerders, zorg voor dat onderbrekingen in het transport van elektriciteit door afnemers op een eenvoudige wijze gemeld kunnen worden en maakt aan afnemers bekend op welke wijze deze meldingen kunnen geschieden.
2. Een netbeheerder registreert, al dan niet samen met een of meer andere netbeheerders, van de gemelde onderbrekingen, de datum en het tijdstip van het begin van de onderbrekingen, de duur van de onderbrekingen, de locatie, aard en oorzaak van de onderbrekingen alsmede het aantal getroffen afnemers.
3. Een netbeheerder maakt, al dan niet samen met andere netbeheerders, de actuele stand van zaken betreffende de geregistreerde onderbrekingen in zijn net op geschikte wijze openbaar, en vermeldt daarbij de datum en het tijdstip van het begin van de onderbrekingen, de duur van de onderbrekingen, de locatie, aard en oorzaak van de onderbrekingen alsmede het aantal getroffen afnemers.
In artikel 20, derde lid, wordt «De maatregel, bedoeld in het tweede lid, kan inhouden dat een net slechts wordt aangelegd en een vergunning als bedoeld in artikel 54 slechts wordt verleend» vervangen door: Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat een net slechts wordt aangelegd.
Artikel 21 wordt vervangen door:
1. Een netbeheerder beschikt over een doeltreffend systeem voor de beheersing van de kwaliteit van zijn transportdienst en over voldoende capaciteit voor het transport van elektriciteit om te voorzien in de totale behoefte.
2. De netbeheerder dient om het jaar bij de directeur van de dienst een door hem vastgesteld document in waarin hij:
a. aangeeft welk kwaliteitsniveau hij nastreeft,
b. aannemelijk maakt dat hij beschikt over een doeltreffend kwaliteitsbeheersingssysteem voor zijn transportdienst, en
c. aannemelijk maakt dat hij over voldoende capaciteit beschikt om te voorzien in de totale behoefte aan het transport van elektriciteit.
3. Bij ministeriële regeling worden regels, die kunnen verschillen per spanningsniveau, gesteld over:
a. de eisen aan het kwaliteitsbeheersingssysteem;
b. de te verschaffen informatie over het nagestreefde kwaliteitsniveau en over het kwaliteitsbeheersingssysteem;
c. de wijze van ramen van de totale behoefte aan capaciteit voor het transport van elektriciteit;
d. de te verschaffen gegevens over de totale behoefte aan capaciteit voor het transport van elektriciteit en over de wijze waarop de netbeheerder voornemens is te voorzien in de totale behoefte aan capaciteit voor het transport van elektriciteit;
e. de periode waarop het document of onderdelen daarvan betrekking hebben.
4. De netbeheerder maakt het document op een geschikte wijze openbaar.
5. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat een door een geaccrediteerde instelling aan een netbeheerder verstrekt certificaat van conformiteit aan het bepaalde bij of krachtens dit artikel, ten behoeve van het toezicht op de naleving van dit artikel, het vermoeden oplevert dat de netbeheerder een kwaliteitsbeheersingssyteem heeft en daaraan uitvoering geeft overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens dit artikel.
Artikel 22, eerste lid, komt te luiden:
1. Indien naar het oordeel van de directeur van de dienst uit de overzichten, bedoeld in artikel 19b of uit het document, bedoeld in artikel 21, of anderszins, blijkt dat een netbeheerder in onvoldoende mate of op een ondoelmatige wijze kan of zal kunnen voorzien in het door hem te bereiken niveau van de kwaliteit van zijn transportdienst of in de totale behoeft aan capaciteit voor het transport van elektriciteit over de door hem beheerde netten, meldt hij zulks na overleg met de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet en de netbeheerder van het desbetreffende net aan Onze Minister.
Aan artikel 23 wordt toegevoegd een lid, luidende:
3. Een aansluiting wordt door de netbeheerder gerealiseerd binnen een redelijke termijn. Deze redelijke termijn is in ieder geval verstreken wanneer de gevraagde aansluiting niet is gerealiseerd binnen 18 weken nadat het verzoek om een aansluiting bij de netbeheerder is ingediend. De vorige volzin is niet van toepassing op aansluitingen van 10 MVA of hoger.
Aan het slot van artikel 24, tweede lid, worden twee volzinnen toegevoegd, luidende: Een weigering transport uit te voeren als bedoeld in de vorige volzin is met redenen omkleed. De netbeheerder verschaft degene aan wie transport is geweigerd desgevraagd en ten hoogste tegen kostprijs de relevante gegevens over de maatregelen die nodig zijn om het net te versterken.
Na artikel 24 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Indien een afnemer van leverancier wisselt, voert de netbeheerder die wisseling uit overeenkomstig bij ministeriële regeling te stellen regels.
2. In de ministeriële regeling, bedoeld in het eerste lid, worden in ieder geval regels gesteld over de termijn waarbinnen de wisseling moet zijn uitgevoerd en over de bij een verzoek om wisseling te verstrekken gegevens.
Artikel 26 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De directeur van de dienst kan op aanvraag besluiten dat capaciteit op het landsgrensoverschrijdend net voor het transport van elektriciteit tot een door hem te bepalen omvang en voor een door hem te bepalen tijdsduur bij voorrang wordt bestemd voor door hem aan te geven verzoekers om capaciteit voor het transport van elektriciteit, indien die capaciteit uitsluitend is bestemd om op een transparante en niet-discriminatoire wijze, die bijdraagt aan een goede marktwerking op de elektriciteitsmarkt, te worden toegewezen.
1a. In het tweede lid wordt «voorwaarden en tarieven voor het transport van elektriciteit vaststellen die afwijken van de voorwaarden en tarieven, vastgesteld op grond van de artikelen 36 en 41» vervangen door: voor het transport van elektriciteit voorwaarden goedkeuren en tarieven vaststellen die afwijken van het bepaalde bij of krachtens de paragrafen 5 en 6 van dit hoofdstuk.
2. Het derde lid vervalt onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot het derde en vierde lid.
Aan artikel 26a worden toegevoegd twee leden, luidende:
4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing op een afnemer, bedoeld in artikel 95a, eerste lid.
5. De artikelen 236 en 237 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek zijn mede van toepassing op voorwaarden in overeenkomsten met afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, die rechtspersoon zijn of handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
Voor artikel 27 wordt in paragraaf 5 van hoofdstuk 3 een artikel ingevoegd, luidende:
1. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de tariefstructuren en voorwaarden als bedoeld in de artikelen 27 en 31.
2. De directeur van de dienst brengt advies uit over het ontwerp van de in het eerste lid bedoelde regels.
3. Een krachtens het eerste lid vastgestelde ministeriële regeling treedt niet eerder in werking dan zes weken na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide kamers der Staten-Generaal. De mededeling wordt vergezeld door het over de ministeriële regeling uitgebrachte advies van de directeur van de dienst.
Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «en van het tarief waarvoor de systeemdiensten worden verricht en de energiebalans wordt gehandhaafd» vervangen door: , het tarief waarvoor de systeemdiensten worden verricht en de energiebalans wordt gehandhaafd en het tarief voor meting van elektriciteit bij afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid.
2. In het eerste lid wordt de zinsnede «De gezamenlijke netbeheerders zenden aan de directeur van de dienst een voorstel met betrekking tot de tariefstructuren» vervangen door: «Met inachtneming van de in artikel 26b bedoelde regels zenden de gezamenlijke netbeheerders aan de directeur van de dienst een voorstel met betrekking tot de door hen jegens afnemers te hanteren tariefstructuren.
3. Het tweede lid komt te luiden:
2. In de tariefstructuren wordt in ieder geval opgenomen dat:
a. een afnemer recht heeft op een aansluiting op het door hem gewenste spanningsniveau, tenzij dit om technische redenen redelijkerwijs niet van de netbeheerder kan worden verlangd;
b. een afnemer recht heeft op een vergoeding van de netbeheerder, indien op zijn aansluiting een aansluiting ten behoeve van een derde wordt gemaakt;
c. een afnemer die beschikt over een aansluiting met meerdere verbindingen aangesloten op één of meer spanningsniveaus die vallen binnen dezelfde tariefcategorie voor de berekening van het transportafhankelijk transporttarief wordt geacht te beschikken over één aansluiting;
d. een afnemer recht heeft te worden aangesloten op het dichtstbijzijnde punt in het net, met dien verstande dat een afnemer met een aansluiting van 10 MVA of hoger wordt aangesloten op het dichtstbijzijnde punt in het net waar capaciteit beschikbaar is;
e. aanpassingen in het net die verband houden met het maken van een aansluiting komen voor rekening van de netbeheerder die het betreffende net beheert;
f. een persoon die een aansluiting wenst tot 10 MVA recht heeft op een standaardaansluiting.
4. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De tarieven die de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet in rekening brengt voor de handhaving van de energiebalans zijn objectief, transparant, niet-discriminatoir en weerspiegelen de kosten.
Aan artikel 28 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De tarieven voor de aansluiting van de afnemers die producent zijn, zijn objectief, transparant en niet-discriminatoir, waarbij rekening wordt gehouden met de kosten en baten van de onderscheiden technieken met betrekking tot duurzame energiebronnen, decentrale productie en warmtekrachtkoppeling.
Artikel 29, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede «voor 1 juli 1999» vervalt.
2. Er worden twee volzinnen toegevoegd, luidende: Het transporttarief wordt berekend per aansluiting. Voor de toepassing van het transporttarief wordt een streng van lichtmasten geacht te beschikken over één aansluiting.
Na artikel 30 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Het tarief voor de meting van elektriciteit bij afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, heeft betrekking op:
a. de van het net afgenomen en verbruikte elektriciteit;
b. de op het net ingevoede elektriciteit;
c. het meedelen van de gegevens aan de desbetreffende afnemer en aan de netbeheerder op wiens net de afnemer is aangesloten.
Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de zinsnede « De gezamenlijke netbeheerders zenden aan de directeur van de dienst een voorstel voor de voorwaarden met betrekking tot» vervangen door: Met inachtneming van de in artikel 26b bedoelde regels zenden de gezamenlijke netbeheerders aan de directeur van de dienst een voorstel voor de door hen jegens afnemers te hanteren voorwaarden met betrekking tot.
2. In het eerste lid worden, onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel g in een puntkomma, na onderdeel g twee onderdelen toegevoegd, luidende:
h. de wijze waarop de netbeheerder afnemers die producent zijn objectief, transparant en niet-discriminatoir op het net aansluit, rekening houdend met de kosten en baten van de onderscheiden technieken met betrekking tot hernieuwbare energiebronnen, decentrale productie en warmtekrachtkoppeling,
i. de wijze waarop de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet jegens de andere netbeheerders en de afnemers de energiebalans handhaaft, .
3. In het eerste lid wordt na onderdeel i toegevoegd een nieuw onderdeel luidende:
j. het realiseren van koppelingen tussen en het verrichten van reparaties aan de netten.
4. Het tweede lid komt te luiden:
2. In de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, worden in ieder geval voorwaarden opgenomen met betrekking tot de programma-verantwoordelijkheid, waarbij wordt bepaald dat de programma-verantwoordelijkheid kan worden overgedragen aan een ander, met uitzondering van een netbeheerder.
5. In het derde lid wordt «In de regeling» vervangen door « In de voorwaarden» en wordt «regels» vervangen door: voorwaarden.
6. Het vierde lid komt te luiden:
4. In de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, worden in ieder geval voorwaarden gesteld voor het bepalen van de omvang van de capaciteit voor het transport van elektriciteit over het landsgrensoverschrijdend net en voor het toewijzen van de beschikbare capaciteit op dat net, waaronder tevens begrepen wordt het veilen van capaciteit dan wel het volgens een andere marktconforme methode toewijzen van capaciteit, en het toewijzen van capaciteit die een afnemer niet gebruikt. De voorwaarden bevatten de nodige voorzieningen gericht op het voorkomen van belemmeringen voor goede marktwerking.
7. In het vijfde lid, aanhef, wordt «landsgrensoverschrijdende netten» vervangen door: het landsgrensoverschrijdend net.
8. In het vijfde lid, onderdeel c, wordt «om transport van elektriciteit» vervangen door: om capaciteit voor het transport van elektriciteit.
9. Onder vervanging van «en» in het vijfde lid, onderdeel b, door een komma en onder vervanging van de punt aan het einde van het vijfde lid, onderdeel c, in «, en», wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. de hoeveelheid capaciteit waarvoor Onze Minister ontheffing heeft verleend op grond van artikel 86c.
10. In het zesde lid wordt «bedoeld in het derde lid» vervangen door: bedoeld in het vierde lid.
Aan artikel 31a wordt, onder vernummering van het tweede tot en met het vijfde lid tot het derde tot en met het zesde lid, een lid ingevoegd, luidende:
2. Onze Minister kan op verzoek voor gebruikers van delen van het landsgrensoverschrijdend net waarvoor een ontheffing als bedoeld in artikel 86c is verleend, een afwijkende verdeling van transportcapaciteit vaststellen. Onze Minister kan aan de verdeling, bedoeld in de eerste volzin, voorschriften verbinden.
Na artikel 31a worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:
Bij ministeriële regeling worden, voor zover noodzakelijk ter uitvoering van de richtlijn, regels gesteld die de netbeheerder in acht moet nemen jegens afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid.
1. De in artikel 31, eerste lid, onderdeel b, bedoelde regels staan toe dat er op verzoek van een afnemer als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, een meter ter beschikking wordt gesteld, waarmee zowel de aan het net onttrokken elektriciteit als de ingevoede elektriciteit kan worden gemeten, indien het een afnemer betreft die duurzame elektriciteit opwekt.
2. Voor afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, die per jaar minder dan 3000 kWh duurzame elektriciteit produceren berekent de netbeheerder de stand van de in het eerste lid bedoelde meter, ten behoeve van de jaarlijkse rekening van de leverancier, door de verbruikte elektriciteit te verminderen met de opgewekte elektriciteit.
In artikel 32 wordt na de zinsnede «de gezamenlijke netbeheerders» ingevoegd: en de representatieve organisaties.
In artikel 34, derde lid, wordt na de zinsnede «de gezamenlijke netbeheerders» ingevoegd: en representatieve organisaties.
Artikel 36 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid worden onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door «, en» twee onderdelen toegevoegd, luidende:
f. het belang van een objectieve, transparante en niet discriminatoire handhaving van de energiebalans op een wijze die de kosten weerspiegelt, en
g. de in artikel 26b bedoelde regels.
2. In het tweede lid wordt «artikel 7, tweede lid, van de richtlijn» vervangen door «artikel 5 van de richtlijn» en wordt na «objectief» ingevoegd: , evenredig.
3. In het derde lid wordt na de zinsnede «b, c, d of e,» vervangen door: b, c, d, e of f,.
In artikel 37, eerste en tweede volzin, wordt de verwijzing naar artikel «35» vervangen door: 34.
Artikel 38 vierde lid, komt te luiden:
4. Na de vaststelling van de voorwaarden gelden deze als minimumeisen voor de technische veiligheid en voor het technisch ontwerp en de exploitatie van de installaties en netten, bedoeld in artikel 5 van de richtlijn.
De artikelen 40 en 41 worden vervangen door de volgende artikelen, luidende:
De tarieven voor de diensten ter uitvoering van de taken, genoemd in artikel 16, eerste lid, worden vastgesteld overeenkomstig de artikelen 41 tot en met 41d.
De tarieven voor de meting van elektriciteit bij afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, als bedoeld in artikel 30, worden vastgesteld door de directeur van de dienst na overleg met de gezamenlijke netbeheerders en met representatieve organisaties van partijen op de elektriciteitsmarkt. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot procedure tot vaststelling van de tarieven voor de meting van elektriciteit bij afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid en de wijze van berekening van deze tarieven.
1. De directeur van de dienst stelt na overleg met de gezamenlijke netbeheerders en met representatieve organisaties van partijen op de elektriciteitsmarkt, met inachtneming van het belang dat door middel van marktwerking ten behoeve van afnemers de doelmatigheid van de bedrijfsvoering en de meest doelmatige kwaliteit van het transport worden bevorderd, voor netbeheerders, met uitzondering van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, de methode tot vaststelling van de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering, van de kwaliteitsterm en van het rekenvolume van elke tariefdrager waarvoor een tarief wordt vastgesteld, vast.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing voor vaststelling van de methode tot vaststelling van de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering en van het rekenvolume van elke tariefdrager waarvoor een tarief wordt vastgesteld voor de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet.
3. De korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering heeft onder meer ten doel te bereiken dat de netbeheerder in ieder geval geen rendement kan behalen dat hoger is dan in het economische verkeer gebruikelijk en dat de gelijkwaardigheid in de doelmatigheid van de netbeheerders wordt bevorderd.
4. De kwaliteitsterm geeft de aanpassing van de tarieven in verband met de geleverde kwaliteit aan en heeft ten doel netbeheerders te stimuleren om de kwaliteit van hun transportdienst te optimaliseren.
5. De rekenvolumina die een netbeheerder gebruikt bij het voorstel, bedoeld in artikel 41b, zijn gebaseerd op daadwerkelijk gefactureerde volumina in eerdere jaren, of worden door de directeur van de dienst geschat indien deze betrekking hebben op nieuwe tarieven.
1. Ten behoeve van het voorstel, bedoeld in artikel 41b, stelt de directeur van de dienst voor iedere netbeheerder afzonderlijk voor een periode van ten minste drie en ten hoogste vijf jaar vast:
a. de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering,
b. de kwaliteitsterm, en
c. het rekenvolume van elke tariefdrager waarvoor een tarief wordt vastgesteld.
2. De directeur van de dienst kan het in het eerste lid, onderdeel c, bedoelde rekenvolume gedurende de in dit lid bedoelde periode wijzigen.
1. Iedere netbeheerder zendt jaarlijks voor 1 oktober aan de directeur van de dienst een voorstel voor de tarieven die deze netbeheerder ten hoogste zal berekenen voor de uitvoering van de taken genoemd in artikel 16, eerste lid, met inachtneming van:
a. het uitgangspunt dat de kosten worden toegerekend aan de tariefdragers betreffende de diensten die deze kosten veroorzaken,
b. de tariefstructuren vastgesteld op grond van artikel 36,
c. het bepaalde bij of krachtens artikel 41a, en
d. de formule
waarbij
TIt = de totale inkomsten uit de tarieven in het jaar t, te weten de som van de vermenigvuldiging van elk tarief in jaar t en het op basis van artikel 41a, onderdeel c, vastgestelde rekenvolume van elke tariefdrager waarvoor een tarief wordt vastgesteld;
TIt-1 = de totale inkomsten uit de tarieven in het jaar voorafgaande aan het jaar t, te weten de som van de vermenigvuldiging van elk tarief in jaar t-1 en het op basis van artikel 41a, onderdeel c, vastgestelde rekenvolume van elke tariefdrager waarvoor een tarief wordt vastgesteld;
cpi = de relatieve wijziging van de consumentenprijsindex (alle huishoudens), berekend uit het quotiënt van deze prijsindex, gepubliceerd in de vierde maand voorafgaande aan het jaar t, en van deze prijsindex, gepubliceerd in de zestiende maand voorafgaande aan het jaar t, zoals deze maandelijks wordt vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek;
x = de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering;
q = de kwaliteitsterm, die de aanpassing van de tarieven in verband met de geleverde kwaliteit aangeeft.
2. Een netbeheerder kan, gelijktijdig met het voorstel, bedoeld in het eerste lid, een voorstel doen voor een tariefverhoging ter dekking van de kosten voor een uitzonderlijke en aanmerkelijke investering ter uitbreiding van het door de netbeheerder beheerde net.
1. De directeur van de dienst stelt de tarieven, die kunnen verschillen voor de verschillende netbeheerders en voor onderscheiden tariefdragers, jaarlijks vast.
2. De directeur van de dienst kan de tarieven die zullen gelden in het jaar t corrigeren, indien de tarieven die golden in dat jaar of de jaren voorafgaand aan het jaar t:
a. bij rechterlijke uitspraak of met toepassing van artikel 6:18 van de Algemene wet bestuursrecht zijn gewijzigd;
b. zijn vastgesteld met inachtneming van onjuiste of onvolledige gegevens en de directeur van de dienst, indien hij de beschikking had over juiste of volledige gegevens, tarieven zou hebben vastgesteld die in aanmerkelijke mate zouden afwijken van de vastgestelde tarieven;
c. zijn vastgesteld met gebruikmaking van geschatte gegevens en de feitelijke gegevens daarvan afwijken.
3. Indien een voorstel niet binnen de termijn, bedoeld in artikel 41b, eerste lid, aan de directeur van de dienst is gezonden, stelt deze de tarieven voor de desbetreffende netbeheerder uit eigen beweging vast met inachtneming van artikel 41b.
1. In afwijking van artikel 41a wordt voor de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet geen kwaliteitsterm vastgesteld.
2. De directeur van de dienst stelt voor de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet jaarlijks het verschil vast tussen de totale inkomsten uit de tarieven, bedoeld in artikel 41b, eerste lid, onderdeel d, en de gerealiseerde totale inkomsten uit de tarieven. Bij de eerstvolgende vaststelling van de tarieven verwerkt de directeur van de dienst het verschil in de tarieven.
1. De tarieven voor diensten ter uitvoering van de taken, genoemd in artikel 16, tweede lid, worden vastgesteld overeenkomstig dit artikel.
2. Voor elke taak van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, genoemd in artikel 16, tweede lid, stelt de directeur van de dienst de methode van regulering vast, voor een periode van ten minste drie en ten hoogste vijf jaar, na overleg met de gezamenlijke netbeheerders en met representatieve organisaties van partijen op de elektriciteitsmarkt en met inachtneming van het belang dat de doelmatigheid van de bedrijfsvoering en de meest doelmatige kwaliteit van uitvoering van deze taken worden bevorderd.
3. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet zendt jaarlijks voor 1 oktober aan de directeur van de dienst een voorstel voor de tarieven voor uitvoering van de taken, genoemd in artikel 16, tweede lid, met inachtneming van de tariefstructuren vastgesteld op grond van artikel 36.
4. De directeur van de dienst stelt de tarieven vast overeenkomstig artikel 41c, eerste en tweede lid.
5. Indien een voorstel niet binnen de termijn, bedoeld in artikel 41e, derde lid, aan de directeur van de dienst is gezonden, stelt deze de tarieven uit eigen beweging vast met inachtneming van dit artikel.
Artikel 43 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «artikel 17» vervangen door: artikel 17 of 17a.
2. Aan het slot van het tweede lid, onderdeel b wordt «en» vervangen door een komma.
3. In het tweede lid wordt, onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel d, een onderdeel ingevoegd, luidende:
c. een specificatie van de inkomsten verkregen uit de eigendom van het net, en.
4. Na het zevende lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de inrichting van de boekhouding voor de in het eerste lid bedoelde activiteiten.
Artikel 45 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «artikel 19, derde lid, van de richtlijn» vervangen door: artikel 21, eerste lid, van de richtlijn.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet is verplicht aan een leverancier die daarom verzoekt, een aanbod te doen om elektriciteit te transporteren vanuit een ander land naar deze leverancier, als deze leverancier, gesteld dat hij gevestigd zou zijn in het andere land, op grond van het recht van dat land zou worden beschouwd als een in aanmerking komende afnemer als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de richtlijn.
3. In het derde lid wordt «artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, van de richtlijn» vervangen door: artikel 21, tweede lid, onderdeel b, van de richtlijn.
In artikel 46, wordt «artikel 19, derde lid, van de richtlijn» vervangen door: artikel 21, eerste lid, van de richtlijn.
In artikel 48, tweede lid, wordt «bedoeld in artikel 3, derde lid, van de richtlijn» vervangen door: bedoeld in artikel 3, achtste lid, van de richtlijn.
In artikel 49 wordt «artikel 19, vijfde lid, onder b, van de richtlijn» vervangen door: artikel 21, tweede lid, onderdeel b, van de richtlijn.
De artikelen 51 en 52 komen te luiden:
1. Een partij die een geschil heeft met een netbeheerder over de wijze waarop deze zijn taken en bevoegdheden op grond van deze wet uitoefent, dan wel aan zijn verplichtingen op grond van deze wet voldoet, kan een klacht bij de directeur van de dienst indienen.
2. De directeur van de dienst beslist op een klacht binnen twee maanden na ontvangst van de klacht. Indien de klacht betrekking heeft op de tarieven voor de aansluiting op het net van een grote productie-eenheid, kan de directeur van de dienst een langere termijn stellen. De directeur van de dienst kan de in de eerste volzin genoemde termijn met twee maanden verlengen als hij aanvullende gegevens nodig heeft. Indien de klager daarmee instemt, is verdere verlenging mogelijk.
3. De beslissing van de directeur van de dienst is bindend.
4. Het indienen van een klacht als bedoeld in het eerste lid laat onverlet elke mogelijkheid voor de desbetreffende partij een hem ter beschikking staand rechtsmiddel aan te wenden.
Na artikel 77f wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a. last onder dwangsom: sanctie, inhoudende:
1°. een last tot herstel van de overtreding, en
2°. de verplichting tot betaling van een geldsom onder de opschortende voorwaarde dat de last niet wordt uitgevoerd;
b. bestuurlijke boete: sanctie, inhoudende een onvoorwaardelijke verplichting tot betaling van een geldsom, die is gericht op bestraffing van de overtreder;
c. overtreding: gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
1. De directeur van de dienst kan ingeval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze wet, met uitzondering van artikel 13, 22, tweede lid, en hoofdstuk 8, § 1a, dan wel van overtreding van hetbepaalde bij de Verordening de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
2. Indien daarvoor naar zijn oordeel aanleiding bestaat, gelet op het voorschrift waarop de overtreding betrekking heeft, geeft de directeur van de dienst een bindende aanwijzing als bedoeld in artikel 5, zevende lid, alvorens een last onder dwangsom op te leggen.
3. Aan een last onder dwangsom kunnen voorschriften worden verbonden inzake het verstrekken van gegevens aan de directeur van de dienst.
4. Artikel 5:32, vierde en vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.
5. De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom vervalt vijf jaren nadat de overtreding heeft plaatsgevonden.
1. De directeur van de dienst kan in geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens:
a. de artikelen 4a, derde lid, 7, tweede lid, 11a, tweede lid, 11b, derde lid, 12, eerste en tweede lid, 16, eerste lid, onderdelen g, k en l, en tweede lid, onderdeel g, 16a, 16b, 17a, derde en vierde lid, 18, derde lid, 19b, 19c, 19d, 19e, 24, tweede lid, 24a, 38, derde lid, 39, 42, derde lid, 68, tweede lid, 71, 72l, 72z, 78, tweede lid, 95b, tweede lid, en 95k, 95l alsmede artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht, de overtreder per overtreding een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste € 450 000 of, indien dat meer is, 1% van de omzet van de overtreder in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking, en
b. de artikelen 5, zevende lid, 10, tweede en derde lid, 10a, eerste en tweede lid, 11, eerste lid, 11a, zesde lid, 11b, eerste en tweede lid, 16, eerste lid, onderdelen a tot en met f, en h tot en met j, tweede lid, onderdelen a tot en met f, vierde lid en zevende lid, 17, 17a, eerste en tweede lid, 18, eerste lid, 19, 19a, 20, derde lid, 21, 23, 24, eerste en derde lid, 31, eerste lid, 31a, eerste en tweede lid, 31b, 36, 37, 43, 44, 45, 46, 47, 68, eerste lid, 79, 84, 86, 86d, 86e, 86f, 93b, 95a, eerste lid, 95b, eerste en vijfde lid, 95f, tweede lid en 95m de overtreder per overtreding een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste 10% van de omzet van de overtreder in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking.
2. Bij de vaststelling van de hoogte van boete houdt de directeur van de dienst in ieder geval rekening met de ernst en de duur van de overtreding.
3. De berekening van de netto-omzet, bedoeld in het eerste lid, geschiedt op de voet van artikel 377, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
1. De directeur van de dienst legt geen bestuurlijke boete op voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten.
2. De bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete vervalt vijf jaren nadat de overtreding heeft plaatsgevonden.
3. Indien tegen de bestuurlijke boete bezwaar wordt gemaakt of beroep wordt ingesteld, wordt de vervaltermijn opgeschort tot onherroepelijk op het bezwaar of beroep is beslist.
1. Indien de directeur van de dienst vaststelt dat een overtreding als bedoeld in artikelen 77h of 77i is begaan, maakt hij daarvan een rapport op.
2. Het rapport is gedagtekend en vermeldt in ieder geval:
a. de naam van de overtreder,
b. de overtreding alsmede het overtreden voorschrift, en
c. zo nodig een aanduiding van de plaats waar en het tijdstip waarop de overtreding is geconstateerd.
3. De directeur van de dienst zendt een afschrift van het rapport aan de overtreder.
1. Indien aan een handeling van de directeur van de dienst redelijkerwijs de gevolgtrekking kan worden verbonden dat aan de overtreder een bestuurlijke boete zal worden opgelegd, is er geen verplichting meer van de zijde van die overtreder om ten behoeve van deze oplegging inlichtingen omtrent de overtreding te verstrekken.
2. De overtreder wordt hierop gewezen alvorens hem mondeling wordt gevraagd inlichtingen te verstrekken.
1. De directeur van de dienst stelt de overtreder desgevraagd in de gelegenheid de gegevens waarop het voornemen tot het opleggen van een bestuurlijke boete berust, in te zien en daarvan afschriften te vervaardigen.
2. In afwijking van afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de overtreder steeds in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.
3. Indien blijkt dat de verdediging van de overtreder dit redelijkerwijs vergt, draagt de directeur van de dienst er zoveel mogelijk zorg voor dat de in het eerste lid bedoelde gegevens aan de overtreder worden medegedeeld in een voor hem begrijpelijke taal.
1. De directeur van de dienst beslist omtrent het opleggen van een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete binnen dertien weken na de dagtekening van het rapport.
2. Mandaat tot het opleggen van een bestuurlijke boete wordt niet verleend aan degene die van de overtreding een rapport heeft opgemaakt.
3. In de beschikking tot oplegging van een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete wordt in ieder geval vermeld:
a. indien een last onder dwangsom wordt opgelegd:
1°. de naam van de overtreder, en
2°. de inhoud van de last en de termijn waarvoor deze geldt;
b. indien een bestuurlijke boete wordt opgelegd:
1°. de naam van de overtreder, en
2°. het bedrag van de boete;
c. de overtreding ter zake waarvan de last of de bestuurlijke boete wordt opgelegd alsmede het overtreden wettelijk voorschrift.
1. Een beschikking als bedoeld in artikel 77n wordt, nadat zij bekend is gemaakt, ter inzage gelegd bij de directeur van de dienst.
2. Van de beschikking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant. Gegevens die ingevolge artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur niet voor verstrekking in aanmerking komen, worden niet ter inzage gelegd.
1. Een bestuurlijke boete wordt betaald binnen zes weken nadat de beschikking waarbij de boete is opgelegd, in werking is getreden.
2. De boete wordt vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop de in het eerste lid genoemde termijn is verstreken.
3. Indien niet is betaald binnen de in het eerste lid genoemde termijn, wordt degene die de boete is verschuldigd schriftelijk bevolen binnen twee weken alsnog het bedrag van de boete, verhoogd met de krachtens het tweede lid verschuldigde rente en de kosten van de aanmaning, te betalen.
1. Bij gebreke van betaling binnen de in artikel 77p, derde lid, bedoelde termijn van twee weken kan de directeur van de dienst de verschuldigde boete, verhoogd met de op de aanmaning en invordering betrekking hebbende kosten, invorderen bij dwangbevel.
2. Het dwangbevel wordt op kosten van degene die de boete is verschuldigd bij deurwaardersexploit betekend en levert een executoriale titel op in de zin van Boek 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
3. Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van de staat.
4. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging. Op verzoek van de staat kan de rechter de schorsing van de tenuitvoerlegging opheffen.
Artikel 78 komt te luiden:
1. Onze Minister kan verlangen dat een producent, een leverancier, een handelaar, een netbeheerder, een elektriciteits- of gasbeurs of een afnemer hem inzage geeft in gegevens en bescheiden, onderscheidenlijk gegevens en inlichtingen verstrekt ter uitvoering van deze wet.
2. Degene aan wie een verzoek is gedaan inzage te geven in gegevens en bescheiden, onderscheidenlijk gegevens en inlichtingen te verstrekken, is verplicht binnen de door Onze Minister gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijze kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.
3. Onze Minister gebruikt bescheiden, gegevens of inlichtingen over een producent, een leverancier, een handelaar, een netbeheerder, een elektriciteits- of gasbeurs of een afnemer, welke hij heeft verkregen in verband met enige werkzaamheid ten behoeve van de uitvoering van een van zijn taken op grond van deze wet, uitsluitend voor de uitvoering van die taak of de taak, bedoeld in artikel 4a, mits hij de desbetreffende bescheiden, gegevens of inlichtingen ook ter uitvoering van die taak had kunnen verkrijgen.
4. Indien Onze Minister op grond van artikel 16, tweede lid, onderdeel f, de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet opdraagt werkzaamheden te verrichten ter uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 4a, zijn het eerste tot en met het derde lid van overeenkomstige toepassing op die netbeheerder.
Artikel 79 komt te luiden:
1. Een netbeheerder of een vergunninghouder die bij de uitvoering van zijn taak de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht, of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.
2. Indien een netbeheerder gegevens over zijn bedrijfsvoering die commercieel voordeel kunnen opleveren ter beschikking stelt aan anderen, doet hij dit op niet-discriminatoire wijze.
Artikel 80 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste en tweede lid, komen te luiden:
1. Onze Minister zendt binnen twee jaar na de plaatsing in het Staatsblad van de Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer, en vervolgens telkens na vier jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de Elektriciteitswet in de praktijk.
2. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de inhoud van de evaluatie, maar die bevat in ieder geval de doeltreffendheid en de effecten van de Wet met betrekking tot:
a. de voorzienings- en leveringszekerheid van elektriciteit;
b. de marktordening en de marktwerking;
c. mede gelet op de Mededingingswet, het toezicht en de naleving.
2. Aan Artikel 80 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De Dienst Toezicht Energie is belast met de uitvoering van de evaluatie.
Artikel 82 komt te luiden:
1. Tegen een op grond van deze wet genomen besluit, met uitzondering van een besluit op grond van de artikelen 77h en 77i, kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van beroep voor het bedrijfsleven.
2. Indien beroep wordt ingesteld tegen een besluit op grond van de artikelen 77h en 77i is, in afwijking van artikel 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht, de rechtbank te Rotterdam bevoegd.
3. Voor zover een door de directeur van de dienst genomen besluit, genomen op grond van de artikelen 36, 37 en 41c, aangemerkt wordt als algemeen verbindend voorschrift, kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van beroep voor het bedrijfsleven.
4. Een representatieve organisatie wordt geacht belanghebbende te zijn bij besluiten genomen op grond van deze wet.
Artikel 85 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels is een door Onze Minister vast te stellen vergoeding verschuldigd voor het verlenen van instemming als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van een aanwijzing als bedoeld in artikel 13, van een ontheffing als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van een ontheffing als bedoeld in artikel 86c, dan wel van een vergunning als bedoeld in artikel 95a, welke vergoeding verschuldigd is voor ten hoogste de kosten van de bemoeiingen met betrekking tot de instemming, de aanwijzing, de ontheffing dan wel de vergunning.
2. In het tweede lid wordt «bedoeld in de artikelen 22, 27 tot en met 43, 57 tot en met 59 en 65» vervangen door: bedoeld in de artikelen 22 en 27 tot en met 43.
Artikel 86, eerste lid, eerste volzin, komt te luiden: Een producent of een leverancier voert een afzonderlijke boekhouding voor de productie van elektriciteit met behulp van zijn installaties onderscheidenlijk de levering van elektriciteit aan afnemers.
Na artikel 86b wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
Na artikel 86c wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
Indien dat noodzakelijk is in het belang van een voldoende transparante en liquide markt voor vraag en aanbod van elektriciteit, transportcapaciteit of productiecapaciteit of in het belang van de daarmee verband houdende leveringszekerheid, zullen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over:
a. de wijze waarop of de voorwaarden waaronder producenten, handelaren, leveranciers of netbeheerders elektriciteit, transportcapaciteit of productiecapaciteit waarover zij beschikken, aanbieden;
b. de informatie die producenten, handelaren, leveranciers of netbeheerders verstrekken met betrekking tot de vraag en aanbod van elektriciteit, transportcapaciteit of productiecapaciteit.
1. Onze Minister wijst een of meer rechtspersonen aan die tot taak hebben een beurs tot stand te brengen en in stand te houden. Onze Minister kan regels stellen in verband met de procedure voor aanwijzing van een beurs.
2. Een rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, stelt een beursreglement op. Het beursreglement behoeft de goedkeuring van Onze Minister. Van het besluit tot goedkeuring wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
3. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet is verplicht aan de rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, de gevraagde medewerking te verlenen, voor zover deze medewerking noodzakelijk is voor een goede uitvoering van de aan deze rechtspersoon opgelegde taak. Onze Minister kan nadere regels stellen over de door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet te verlenen medewerking.
4. De rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, die bij de uitvoering van zijn taak de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover de artikelen van deze wet hem tot mededeling verplichten of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.
5. Producenten, leveranciers, handelaren, verbruikers en aandeelhouders onthouden zich van elke bemoeiing met de uitvoering van de taak die is opgedragen aan de rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 93 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde tot en met het tiende lid tot het tweede tot en met het negende lid.
2. In het tweede lid vervalt «of in een vergunninghouder».
3. Het derde lid komt te luiden:
3. Onze Minister kan zijn instemming onthouden, indien de wijziging met betrekking tot de eigendom van een net of van de aandelen in de netbeheerder ertoe zou leiden dat een natuurlijke persoon of rechtspersoon buiten de kring van hen aan wie aandelen in een netbeheerder toebehoren, rechten op een net of op aandelen in de netbeheerder zou krijgen.
4. Het vierde lid komt te luiden:
4. Onze Minister onthoudt zijn instemming indien de wijziging met betrekking tot de eigendom van een net of de aandelen in een netbeheerder ertoe zou leiden dat een natuurlijke persoon of een rechtspersoon buiten de kring van hen aan wie aandelen in een netbeheerder toebehoren, rechten op een net of op aandelen in een netbeheerder zou krijgen. Bij ministeriële regeling kan een datum worden bepaald tot welke de Minister zijn instemming onthoudt. Deze ministeriële regeling wordt niet vastgesteld dan nadat Onze Minister daarover overleg met de Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft gevoerd.
5. In het vijfde lid vervalt «, onderscheidenlijk kan Onze Minister de vergunning intrekken».
6. Het zevende, achtste en negende lid vervallen.
Na artikel 93a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Een net waarvoor een netbeheerder als bedoeld in artikel 10, derde lid, is aangewezen wordt niet beschikbaar gesteld als zekerheid voor het aantrekken van financiële middelen, behoudens voorzover dit geschiedt ten behoeve van het netbeheer.
2. Er worden ten behoeve van derden geen rechten gevestigd op basis van de toekomstige inkomsten uit een net waarvoor een netbeheerder is aangewezen, behoudens voorzover dit geschiedt ten behoeve van het netbeheer.
Artikel 95a, tweede lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. indien de afnemer aan dezelfde rechtspersoon toebehoort als de producent die de elektriciteit heeft opgewekt dan wel een dochtermaatschappij daarvan in de zin van artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de afnemer de geleverde elektriciteit verbruikt, of.
Artikel 95b wordt gewijzigd als volgt:
1. Aan het eerste lid, worden twee volzinnen toegevoegd, luidende: De voorwaarden zijn in ieder geval niet redelijk als zij niet in overeenstemming zijn met het bepaalde bij of krachtens artikel 95m. Artikel 26a, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
2. In het tweede lid wordt na «ieder jaar» ingevoegd: en vier weken voor de wijziging van de tarieven.
3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
7. Een netbeheerder en een vergunninghouder voeren een beleid, gericht op het voorkomen van het afsluiten van een afnemer als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, in de periode van 1 oktober tot 1 april van enig jaar.
8. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over het beëindigen van de levering van elektriciteit aan een afnemer als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, in de periode van 1 oktober tot 1 april van enig jaar.
In artikel 95f, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. de houder van de vergunning de voorschriften bij of krachtens de artikelen 95k en 95l niet nakomt.
Na artikel 95i wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
a. opwekkingsgegevens:
1°. het aandeel van elke energiebron in de totale brandstofmix die de leverancier in het voorafgaande jaar heeft gebruikt, en
2°.de milieugevolgen, in termen van uitstoot van koolstofdioxide en van radioactief afval, als gevolg van elektriciteitsproductie met verschillende energiebronnen veroorzaakt door de totale brandstofmix die de leverancier in het voorafgaande jaar heeft gebruikt;
3°. verwijzingen naar beschikbare referentiebronnen, waar voor een ieder toegankelijke informatie beschikbaar is over de milieugevolgen, in termen van uitstoot van koolstofdioxide en van radioactief afval, als gevolg van elektriciteitsproductie met verschillende energiebronnen veroorzaakt door de totale brandstofmix die de leverancier in het voorafgaande jaar heeft gebruikt;
b. eindafnemers: afnemers aan wie uitsluitend voor eigen verbruik elektriciteit wordt geleverd.
1. De leverancier meldt:
a. op of bij de rekening en in het promotiemateriaal, uiterlijk drie maanden na 1 januari van elk kalenderjaar, de opwekkingsgegevens van de door hem in het voorgaande kalenderjaar aan zijn eindafnemers geleverde elektriciteit, of
b. op of bij de rekening, de opwekkingsgegevens van door hem de in de periode waarop die rekening betrekking heeft aan zijn eindafnemers geleverde elektriciteit.
2. Een producent of een handelaar meldt uiterlijk twee maanden na 1 januari van elk kalenderjaar, aan de leverancier de opwekkingsgegevens van de in het voorgaande kalenderjaar door hem geproduceerde of verhandelde elektriciteit.
3. De betrouwbaarheid van de opwekkingsgegevens van de elektriciteit waarvoor certificaten of garanties van oorsprong worden verstrekt, wordt door middel van die certificaten of garanties van oorsprong gewaarborgd.
4. Indien de producent, handelaar of leverancier onderdeel uitmaakt van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, worden tevens de opwekkingsgegevens van de groep als geheel vermeld op of bij de rekening aan de eindafnemer, alsmede op aan de eindafnemer geadresseerd promotiemateriaal.
5. Onze Minister kan nadere regels stellen met betrekking tot:
a. de opwekkingsgegevens die de leverancier vermeldt op of bij de rekening aan de eindafnemer, en de wijze waarop deze gegevens worden weergegeven;
b. de wijze waarop de opwekkingsgegevens door de producent, handelaar en leverancier onderling worden doorgegeven;
c. de wijze waarop de opwekkingsgegevens van geïmporteerde en in Nederland verhandelde of geleverde elektriciteit worden vermeld;
d. de wijze waarop de betrouwbaarheid van de opwekkingsgegevens ten minste wordt gewaarborgd.
1. In dit artikel wordt onder milieugevolgen ten minste verstaan: de uitstoot van koolstofdioxide en radioactief afval.
2. De leverancier geeft ten minste eenmaal per kalenderjaar aan zijn eindafnemers een keuze van energiebronnen die hij zal gebruiken, onder vermelding van de milieugevolgen die te verwachten zijn van elektriciteitsproductie met die energiebronnen.
3. Eindafnemers maken een keuze uit het aanbod van de leverancier en maken deze keuze bekend aan de leverancier.
4. Indien een eindafnemer binnen de door de leverancier gestelde termijn geen keuze maakt, levert de leverancier de door hem gekozen elektriciteit aan de eindafnemer.
5. Een producent of een handelaar geeft aan een leverancier een keuze van energiebronnen waaruit hij elektriciteit kan krijgen, onder vermelding van de milieugevolgen die te verwachten zijn van elektriciteitsproductie met die energiebronnen.
6. Een producent of handelaar meldt aan de leverancier het aandeel van elke energiebron waaruit de leverancier elektriciteit heeft gekregen en de milieugevolgen van de elektriciteitsproductie met die energiebronnen.
7. De leverancier meldt op of bij de rekening aan de eindafnemer het aandeel van elke energiebron die de leverancier heeft gebruikt voor levering aan die afnemer en de milieugevolgen van de elektriciteitsproductie met die energiebronnen.
8. Onze Minister kan nadere regels stellen met betrekking tot de wijze waarop:
a. de betrouwbaarheid van de informatie van een producent of handelaar aan de leverancier ten minste wordt gewaarborgd;
b. de betrouwbaarheid van de informatie van de leverancier aan de eindafnemer ten minste wordt gewaarborgd.
9. Dit artikel treedt in werking met ingang van 1 januari 2007, dan wel op een eerder, bij koninklijk besluit te bepalen datum.
Na artikel 95k wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
1. Het is verboden oneerlijke en misleidende verkoopmethoden te hanteren voor de levering en het transport van elektriciteit aan afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid.
2. De voorwaarden, verbonden aan een leverings- of transportovereenkomst met een afnemer als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, zijn transparant, eerlijk en vooraf bekend. De voorwaarden worden in ieder geval voor het sluiten van de overeenkomst verstrekt en zijn gesteld in duidelijke en begrijpelijke taal.
3. Leveranciers en netbeheerders zorgen ervoor dat afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, te allen tijde transparante informatie kunnen verkrijgen over de geldende tarieven en voorwaarden voor levering en transport van elektriciteit.
4. Het is verboden voor de houder van een vergunning om op zodanige wijze afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, te benaderen dat onduidelijkheid bestaat over het feit dat een contract is afgesloten, de duur van het contract, de voorwaarden voor verlenging en beëindiging van het contract, het bestaan van een recht op opzegging en de voorwaarden van opzegging.
5. Een contract, gesloten in strijd met het bepaalde bij of krachtens dit artikel is vernietigbaar.
6. Onder misleidende verkoopmethoden, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval verstaan:
a. beweren een gedragscode te hebben ondertekend wanneer dit niet het geval is;
b. een vertrouwens-, kwaliteits- of ander soortgelijk label aanbrengen zonder daarvoor de vereiste toestemming te hebben verkregen;
c. beweren dat een gedragscode door een publieke of andere instantie is erkend wanneer dit niet het geval is;
d. beweren dat de levering of het transport van elektriciteit door een openbare of particuliere instelling is aanbevolen, erkend of goedgekeurd terwijl zulks niet het geval is, of iets dergelijks beweren zonder dat aan de voorwaarde voor de aanbeveling, erkenning of goedkeuring word voldaan;
e. de levering en het transport van elektriciteit tegen een genoemde prijs aan te bieden zonder dat wordt aangegeven dat er een gegrond vermoeden bestaat dat de levering of het transport van elektriciteit niet tegen die prijs kan worden geleverd gedurende een periode en in hoeveelheden, die rekening houdend met het product, de omvang van de voor het product gevoerde reclame en de aangeboden prijs redelijk zijn;
f. de levering of het transport van elektriciteit tegen een genoemde prijs te koop aanbieden en vervolgens weigeren een bestelling op te nemen of het product binnen een redelijke termijn te leveren;
g. beloven dat de afnemer met wie de leverancier of netbeheerder voorafgaand aan de transactie heeft gecommuniceerd in een andere taal dan Nederlands, een klantendienst te verschaffen en deze dienst vervolgens enkel beschikbaar stellen in een andere taal zonder dit duidelijk aan de afnemer te laten weten alvorens deze zich tot de transactie verbindt;
h. wettelijke rechten van de afnemer voorstellen als een onderscheidend kenmerk van het aanbod van de leverancier of netbeheerder;
i. redactionele inhoud in de media, waarvoor de leverancier of netbeheerder heeft betaald, gebruiken om reclame te maken voor de levering of het transport van elektriciteit, zonder dat dit duidelijk uit de inhoud of uit duidelijk door de afnemer identificeerbare beelden of geluiden blijkt, zulks onverminderd het bepaalde in richtlijn 89/552/EEG;
j. een pyramidesysteem opzetten, beheren of promoten waarbij de afnemer tegen betaling kans maakt op een vergoeding die eerder voortkomt uit het aanbrengen van nieuwe afnemers in het systeem dan uit de levering of het transport van elektriciteit;
k. nalaten de in de bijlage bij de verordening betreffende verkoopsbevordering vermelde informatie te verstrekken, of bij de uitvoering van de voorschriften van deze bijlage onjuiste, onduidelijke of dubbelzinnige informatie te verstrekken;
l. beweren dat producten het winnen bij kansspelen kunnen vergemakkelijken;
m. materieel onjuiste informatie verstrekken over marktomstandigheden of de mogelijkheid het product te bemachtigen met de bedoeling de afnemer het product te doen aanschaffen tegen voorwaarden die minder gunstig zijn dan de normale marktvoorwaarden;
n. in de context van een handelspraktijk beweren dat er een wedstrijd wordt georganiseerd of prijzen worden uitgeloofd zonder de aangekondigde prijzen of een redelijk alternatief daadwerkelijk toe te kennen;
o. een product als bij voorbeeld «gratis», «voor niets», «kosteloos» omschrijven als de afnemer iets anders moet betalen dan de onvermijdelijke kosten om in te gaan op het aanbod, en het product af te halen dan wel dit te laten bezorgen;
p. marketingmateriaal voorzien van een factuur of een soortgelijk document waarin om betaling wordt gevraagd, waardoor bij de afnemer de indruk wordt gewekt dat hij het aangeprezen product al heeft besteld terwijl dat niet het geval is.
7. Onder oneerlijke verkoopmethoden, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval verstaan:
a. de indruk wekken dat de afnemer het pand niet mag verlaten alvorens er een overeenkomst is opgesteld;
b. de afnemer thuis opzoeken en zijn verzoek om weg te gaan of niet meer terug te komen, negeren, behalve indien, en voor zover gerechtvaardigd volgens de geldende wet- en regelgeving wordt beoogd een contractuele verplichting te doen naleven;
c. hardnekkig en ongewenst aandringen per telefoon, fax, e-mail of andere afstandmedia behalve indien, er voor zover gerechtvaardigd volgens de geldende wet- en regelgeving, wordt beoogd een contractuele verplichting te doen naleven;
d. in reclame kinderen rechtstreeks oproepen hun ouders of andere volwassenen ertoe over te halen producten, waarvoor reclame wordt gemaakt, voor hen te kopen;
e. vragen om onmiddellijke dan wel uitgestelde betaling voor producten die de leverancier of netbeheerder heeft geleverd, maar waar de afnemer niet om heeft gevraagd, tenzij het product een vervangingsgoed is als bedoeld in artikel 7, derde lid, van richtlijn 97/7/EG betreffende op afstand gesloten overeenkomsten (niet-gevraagde leveringen);
f. de afnemer uitdrukkelijk meedelen dat, als hij het product of de dienst niet koopt, de baan of de bestaansmiddelen van de leverancier of netbeheerder in het gedrang komen;
g. de indruk wekken dat de afnemer al een prijs heeft gewonnen zonder een aankoop te verrichten, als de prijs in feite pas bij transport of levering van elektriciteit kan worden gewonnen of toegekend.
8. Een leverancier biedt een afnemer als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, ten minste een overeenkomst voor de levering van elektriciteit voor een onbepaalde duur aan.
9. Indien de afnemer als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, geen uitdrukkelijke keuze maakt voor een overeenkomst voor bepaalde duur, wordt hij geacht gekozen te hebben voor een overeenkomst voor onbepaalde duur.
10. Een afnemer als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, kan elke overeenkomst tot levering van elektriciteit beëindigen met inachtneming van een termijn van dertig dagen.
11. Indien sprake is van een overeenkomst voor bepaalde duur, kan de leverancier in deze overeenkomst opnemen dat bij tussentijdse beëindiging van de overeenkomst de afnemer een redelijke vergoeding is verschuldigd. Indien sprake is van een overeenkomst voor onbepaalde duur, kan een dergelijke vergoeding niet in de overeenkomst worden opgenomen.
12. Bij ministeriële regeling worden ter implementatie van de richtlijn nadere regels gesteld over consumentenbescherming.
1. In artikel 104 vervalt het tweede lid, onder vernummering van het derde tot en met het vijfde lid tot het tweede tot en met het vierde lid.
2. Artikelen 26a, leden 1, 4 en 5 treden in werking met ingang van 1 juli 2004.
De Gaswet2 wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onderdeel d, wordt «installaties waarmee noodzakelijkerwijs met dat transport verbonden diensten worden verricht» vervangen door: installaties waarmee dat transport ondersteunende diensten worden verricht.
1a. In het eerste lid, onderdeel d, wordt de zinsnede «met uitzondering van de leidingen, hulpmiddelen en installaties van een afnemer die gelegen zijn binnen een terrein dat eigendom is van deze afnemer en die uitsluitend dienen voor het transport van gas voor eigen verbruik door die afnemer of voor verbruik door anderen die op dat terrein gevestigd zijn» door: behoudens voor zover deze leidingen en hulpmiddelen zijn gelegen binnen de installatie van een afnemer.
2. Het eerste lid, onderdeel e, komt te luiden:
e. netbeheerder: een vennootschap die op grond van artikel 2 is aangewezen voor het beheer van een of meer gastransportnetten, .
3. Het eerste lid, onderdeel f, komt te luiden:
f. gasopslaginstallatie: een installatie voor de opslag van gas, met inbegrip van het gedeelte van een LNG-installatie dat voor opslag wordt gebruikt, maar met uitzondering van het gedeelte dat wordt gebruikt voor gasproductie, en met uitzondering van installaties die uitsluitend ten dienste staan van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet bij de uitvoering van zijn taken; .
4. In het eerste lid, onderdeel g, wordt «een natuurlijke persoon of rechtspersoon» vervangen door: een ieder.
5. Het eerste lid, onderdeel h, komt te luiden:
h. LNG-installatie: een installatie die gebruikt wordt voor het vloeibaar maken van gas, of voor de invoer, de verlading, of de hervergassing van vloeibaar gas, met inbegrip van ondersteunende diensten en tijdelijke opslag die nodig zijn voor het proces van hervergassing en de daaropvolgende levering aan het transportsysteem, met uitzondering van de gedeeltes van de installatie die gebruikt worden voor opslag; .
6. In het eerste lid, onderdeel i, wordt «een natuurlijke persoon of rechtspersoon» vervangen door: een ieder.
7. In het eerste lid, onderdeel j, wordt «een gastransportbedrijf» vervangen door: een netbeheerder.
8. Het eerste lid, onderdeel l, komt te luiden:
l. netgebruiker: degene voor wie met behulp van een gastransportnet het transport van gas wordt verricht; .
9. In het eerste lid, onderdeel m, wordt «een verbinding» vervangen door: één of meer verbindingen.
10. Het eerste lid, onderdeel n, komt te luiden:
n. landelijk gastransportnet: een gastransportnet, met uitzondering van een gastransportnet als bedoeld in artikel 18h, eerste lid, dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd of wordt gebruikt voor het op landelijk niveau transporteren van gas; .
11. In het eerste lid, onderdeel p, wordt «als bedoeld in artikel 22» vervangen door: als bedoeld in artikel 43.
12. Het eerste lid, onderdeel q, komt te luiden:
q. richtlijn: richtlijn nr. 2003/55/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van richtlijn 98/30/EG (PbEG L 176); .
13. Aan het eerste lid worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel s door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
t. ondersteunende diensten: de diensten die nodig zijn voor de toegang tot of de werking van gastransportnetten, LNG-installaties of opslaginstallaties, met inbegrip van het opvangen van fluctuaties in de belasting van het gastransportnet en menging, maar met uitzondering van de installaties die uitsluitend ten dienste staan van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet bij de uitvoering van zijn taken;
u. economische eigendom: het krachtens een rechtsverhouding gerechtigd zijn tot alle rechten en bevoegdheden ten aanzien van een goed, met uitzondering van het recht op levering, en het gehouden zijn om alle verplichtingen ten aanzien van dat goed voor zijn rekening te nemen en daarmee het volledige risico van waardeverandering of tenietgaan van het goed te dragen, zonder dat het goed geleverd is.
14. Het tweede lid komt te luiden:
2. Bij algemene maatregel van bestuur kan deze wet geheel of gedeeltelijk van toepassing worden verklaard op andere gasvormige stoffen dan de stof, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.
15 Het derde tot en met het zesde lid vervallen.
Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «Een natuurlijke persoon of een rechtspersoon» vervangen door: Degene.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. In afwijking van het eerste lid, wijst degene aan wie het landelijk gastransportnet geheel of voor het grootste gedeelte toebehoort, in voorkomend geval na overleg met anderen aan wie een gedeelte van dat gastransportnet toebehoort, voor het beheer van dat gehele net, ten behoeve van de uitvoering van de taken, bedoeld in de artikelen 10, 10a, 42 en 54a en hoofdstuk 2, één naamloze of besloten vennootschap als netbeheerder van het landelijk gastransportnet aan.
3. In het derde lid wordt «als bedoeld in het eerste lid» vervangen door: als bedoeld in het eerste of tweede lid.
Na artikel 2 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Onze Minister kan op diens aanvraag aan degene aan wie een ander gastransportnet dan het landelijk gastransportnet toebehoort, een ontheffing verlenen van het gebod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, voor zover het een net betreft waarop een beperkt aantal andere natuurlijke personen of rechtspersonen zijn aangesloten en:
a. het gastransportnet bestemd is om de aanvrager te voorzien van gas dan wel om het centrale bedrijfsproces van de aanvrager te ondersteunen, of
b. het gastransportnet bestemd is om een aantal samenwerkende natuurlijke personen of rechtspersonen te voorzien van gas en de samenwerking van deze personen een betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functionerende energiehuishouding in hun vestigingen ten doel heeft, of
c. ten aanzien van het gastransportnet kwaliteitseisen van toepassing zijn die in betekenende mate afwijken van de kwaliteitseisen die voor een gastransportnet gebruikelijk zijn, en
d. de aanvrager geen netbeheerder is en niet in een groepsmaatschappij met een netbeheerder verbonden is.
2. Indien een ontheffing als bedoeld in het eerste lid is verleend, sluit de ontheffinghouder een overeenkomst met de netbeheerder van het gastransportnet waarop zijn net is aangesloten om te waarborgen dat de uitvoering van de taken van die netbeheerder niet wordt belemmerd.
3. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden met betrekking tot de toegang tot het net, het uitvoeren van taken als bedoeld in de artikelen 10 en 42 en hoofdstuk 2 en met betrekking tot de tarieven en voorwaarden die daarbij gehanteerd moeten worden.
4. Onze Minister kan een ontheffing intrekken indien degene aan wie de ontheffing is verleend:
a. niet langer voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid;
b. in strijd handelt met het tweede lid of de voorschriften, bedoeld in het derde lid;
c. bij de aanvraag om een ontheffing onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag zou hebben geleid.
5. In afwijking van het tweede lid, onderdeel d, kan aan een aanvrager die in een groepsmaatschappij met een netbeheerder is verbonden een ontheffing worden verleend, indien van hem in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij een netbeheerder aanwijst voor het gastransportnet waarop de aanvraag betrekking heeft. Een netbeheerder onthoudt zich van bemoeienis met het beheer van het net waarop de ontheffing betrekking heeft.
1. Artikel 2, eerste lid, is niet van toepassing voor degene aan wie een gastransportnet toebehoort dat de grens van Nederland overschrijdt met uitsluitend als doel de gastransportnetten van Nederland en een ander land onderling te koppelen.
2. Degene aan wie een gastransportnet als bedoeld in het eerste lid toebehoort, wijst voor het beheer van dat transportnet een interconnector-beheerder aan. De aanwijzing wordt gemeld aan Onze Minister.
3. Een aanwijzing als bedoeld in het tweede lid geldt voor een periode van tien jaar, te rekenen vanaf de dag waarop de aanwijzing aan Onze Minister is gemeld.
4. Artikel 5, eerste lid, en 6, eerste tot en met derde lid zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstand dat de interconnector-beheerder geen naamloze of besloten vennootschap behoeft te zijn.
5. Artikel 3, eerste lid, tweede lid, onderdeel d, en derde lid, 3a, tweede lid, 3c, 4, eerste lid, 10, eerste, tweede en vierde lid, 11 tot en met 16, 19, 20, 37 en 39a zijn van overeenkomstige toepassing voor artikel 3, tweede lid, onderdeel d, en 4, eerste lid, waar het betreft de verhouding tussen de eigenaar van het in het eerste lid bedoelde gastransportnet en de interconnector-beheerder.
Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. De statuten van de netbeheerder, niet zijnde de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, bevatten in ieder geval:
a. de instelling van een raad van commissarissen,
b. de bepaling dat de leden van het bestuur en de meerderheid van de leden van de raad van commissarissen direct noch indirect een binding hebben met een rechtspersoon die de productie, aankoop of levering van gas verricht,
c. de bepaling dat aan de goedkeuring van de raad van commissarissen ten minste zijn onderworpen de besluiten van het bestuur van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 164, eerste lid, of 274, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, en
d. de bepaling dat de aandeelhouders van de netbeheerder zich onthouden van iedere bemoeiing met de uitvoering van de taken die op grond van de artikelen 10 en 42 en hoofdstuk 2 aan een netbeheerder zijn opgedragen.
2. In het derde lid wordt «een met het transport noodzakelijkerwijs verbonden dienst» vervangen door: een dat transport ondersteunende dienst.
Na artikel 3 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
1. De statuten van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet bevatten in ieder geval:
a. de instelling van een raad van commissarissen,
b. de bepaling dat de leden van het bestuur en de meerderheid van de leden van de raad van commissarissen direct noch indirect een binding hebben met een rechtspersoon die de productie, aankoop of levering van gas of elektriciteit verricht of met een aandeelhouder van die rechtspersoon,
c. de bepaling dat aan de goedkeuring van de raad van commissarissen ten minste zijn onderworpen de besluiten van het bestuur van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 164, eerste lid, of 274, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, en
d. de bepaling dat de aandeelhouders van de netbeheerder zich onthouden van iedere bemoeiing met de uitvoering van de taken die op grond van de artikelen 10, 10a, 42, 54a en hoofdstuk 2 aan de netbeheerder zijn opgedragen.
2. Het eerste lid, onderdeel d, vormt geen beletsel voor passende coördinatiemaatregelen zoals bedoeld in artikel 9, tweede lid, onderdeel c, van de richtlijn.
3. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet mag een activiteit als bedoeld in artikel 3, eerste lid uitoefenen indien die activiteit noodzakelijk is voor de uitvoering van zijn wettelijke taken.
1. Een netbeheerder, met uitzondering van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, beschikt over de economische eigendom van het door hem beheerde gastransportnet.
2. Bij gelegenheid van een aanwijzing als bedoeld in artikel 2, eerste lid, vindt voor zover nodig overdracht van de economische eigendom aan de aangewezen netbeheerder plaats.
3. De overdracht, bedoeld in het tweede lid, geschiedt tegen verrichting van een tegenprestatie waarvan de waarde ten hoogste de opbrengst vertegenwoordigt van de exploitatie van het gastransportnet, zoals deze op basis van algemene bedrijfseconomische uitgangspunten kan worden afgeleid van de in de daaraan voorafgaande periode van vijf jaar geldende tarieven met betrekking tot het netbeheer. Deze tegenprestatie kan zowel bestaan uit een periodieke uitkering als uit een contant bedrag ineens.
1. Een netbeheerder die deel uitmaakt van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek stelt een reglement vast, waarin regels worden gesteld die beogen discriminatie bij de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden op grond van deze wet te voorkomen. Het reglement bevat in ieder geval regels ten aanzien van het gedrag van werknemers die ertoe strekken dat discriminatie als bedoeld in de vorige volzin wordt voorkomen.
2. De netbeheerder draagt er zorg voor dat elke werknemer is gebonden aan het reglement en ziet er op toe dat het reglement nauwgezet wordt nageleefd.
3. De netbeheerder stelt jaarlijks een verslag op over de wijze waarop uitvoering is gegeven aan het reglement, en welke maatregelen in dat kader zijn genomen. Hij zendt het verslag naar de directeur en draagt zorg voor publicatie ervan op een geschikte wijze.
Artikel 4, tweede lid, tweede volzin, komt te luiden: Hij onthoudt zijn instemming of kan voorschriften verbinden aan de instemming indien niet is voldaan aan de artikelen 3, 3a, 3b of 3c of indien de aangewezen netbeheerder in onvoldoende mate in staat is of zal zijn om aan een verplichting als bedoeld in de artikelen 34 en 35 te voldoen, om een taak als bedoeld in de artikelen 10, 10a, 42 of 54a uit te voeren, aan hoofdstuk 2 te voldoen of indien hij niet voldoet aan een verbod als bedoeld in de artikelen 10b, 10c of 10d.
Artikel 5 komt te luiden:
1. Indien het aanwijzen van een netbeheerder als bedoeld in artikel 2, eerste of tweede lid, niet is geschied binnen vier weken na de aanleg van een gastransportnet dan wel onverwijld na het intrekken of vervallen van een eerdere aanwijzing, wijst Onze Minister een naamloze of besloten vennootschap aan als netbeheerder van dat gastransportnet.
2. Indien Onze Minister vaststelt dat niet meer voldaan wordt aan de artikelen 3, 3a, 3b of 3c of dat een netbeheerder in onvoldoende mate in staat is of zal zijn om aan een verplichting als bedoeld in de artikelen 34 en 35 te voldoen, om een taak als bedoeld in artikel 10, 10a, 42 of 54a uit te voeren, aan hoofdstuk 2 te voldoen of indien hij niet voldoet aan een verbod als bedoeld in de artikelen 10b, 10c of 10d, kan hij de desbetreffende netbeheerder opdragen door hem noodzakelijk geachte voorzieningen te treffen.
3. Indien de netbeheerder niet voldoet aan een opdracht als bedoeld in het tweede lid, opdrachten als bedoeld in artikel 5a, eerste lid, niet uitvoert of indien naar het oordeel van Onze Minister door de bedrijfsvoering van deze netbeheerder de continuïteit of de betrouwbaarheid van de gasvoorziening voor afnemers in gevaar komt en onverwijld ingrijpen noodzakelijk is, kan Onze Minister:
a. de aanwijzing van de desbetreffende netbeheerder vervallen verklaren en uiterlijk op de dag waarop die aanwijzing vervalt een andere naamloze of besloten vennootschap als netbeheerder aanwijzen, of
b. artikel 5a toepassen.
4. In een beschikking als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, bepaalt Onze Minister de termijn waarop de aanwijzing vervalt en kan hij degene die de netbeheerder, bedoeld in de aanhef van het derde lid, heeft aangewezen in de gelegenheid stellen binnen een door Onze Minister te bepalen termijn een andere netbeheerder aan hem ter aanwijzing voor te dragen. Onze Minister kan deze termijn eenmaal verlengen.
5. Onze Minister kan voor de periode totdat een beschikking als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, in werking treedt, artikel 5a toepassen.
6. Uiterlijk op de dag waarop een beschikking als bedoeld in het derde lid, onderdeel a, in werking treedt, draagt de netbeheerder, niet zijnde de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, de economische eigendom van het gastransportnet over aan de door Onze Minister aangewezen nieuwe netbeheerder. Degene die de netbeheerder, bedoeld in de aanhef van het derde lid, heeft aangewezen, verleent daaraan voor zover nodig zijn medewerking.
7. De overdracht van de economische eigendom, bedoeld in het zesde lid, geschiedt tegen verrichting van een tegenprestatie waarvan de waarde uiterlijk op de in dat lid bedoelde dag is vastgesteld en die ten hoogste de opbrengst vertegenwoordigt van de exploitatie van het gastransportnet, zoals deze op basis van algemene bedrijfseconomische uitgangspunten kan worden afgeleid van de in de daaraan voorafgaande periode van vijf jaar geldende tarieven met betrekking tot het netbeheer. Deze tegenprestatie kan zowel bestaan uit een periodieke uitkering als uit een contant bedrag in eens.
8. Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde in dit artikel.
Na artikel 5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Onze Minister kan de netbeheerder aanzeggen dat hij vanaf een bepaald tijdstip de opdrachten dient op te volgen die aan hem worden verstrekt door een door Onze Minister aangewezen persoon. Bij de aanzegging geeft Onze Minister aan ter bescherming van welk belang de aanzegging geschiedt. Bij de aanzegging kunnen voorschriften en beperkingen worden gesteld aan de te geven opdrachten. De aangewezen persoon verstrekt uitsluitend opdrachten ter bescherming van het belang, bedoeld in de tweede volzin.
2. De netbeheerder verschaft de door Onze Minister aangewezen persoon desgevraagd alle medewerking.
3. Onze Minister kan te allen tijde de door hem aangewezen persoon vervangen door een andere persoon.
4. De door Onze Minister aangewezen persoon oefent zijn bevoegdheid uit gedurende een door Onze Minister in de aanzegging bepaalde termijn. Deze termijn bedraagt ten hoogste zes maanden indien het betreft een aanzegging als bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel b. Deze termijn kan eenmaal met ten hoogste zes maanden worden verlengd.
5. Voor schade ten gevolge van handelingen die zijn verricht in strijd met een opdracht als bedoeld in het eerste lid, zijn bestuurders persoonlijk aansprakelijk tegenover de netbeheerder.
Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «Een natuurlijke persoon of een rechtspersoon als bedoeld in artikel 2, eerste lid, kan» telkens vervangen door: Degenen, bedoeld in artikel 2, eerste of tweede lid, kunnen.
2. In het tweede lid wordt «wijst, de natuurlijke persoon of de rechtspersoon, bedoeld in artikel 2, eerste lid» vervangen door: wijzen degenen, bedoeld in artikel 2, eerste of tweede lid.
3. In het derde lid wordt «Een natuurlijke persoon of een rechtspersoon als bedoeld in artikel 2, eerste lid, wijst» vervangen door: Degenen, bedoeld in artikel 2, eerste of tweede lid, wijzen.
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Een ieder die de productie, de aankoop of de levering van gas verricht, alsmede aandeelhouders in de netbeheerder en met de netbeheerder verbonden groepsmaatschappijen als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek onthouden zich van iedere bemoeiing met de uitvoering van de taken die een netbeheerder heeft ingevolge de artikelen 10, 10a, 42 en 54a, alsmede hoofdstuk 2, tenzij de netbeheerder hem als verwant bedrijf uitdrukkelijk verzoekt een dat transport ondersteunende dienst te verrichten. Dit vormt evenwel geen beletsel voor passende coördinatiemaatregelen zoals bedoeld in artikel 9, tweede lid, onder c, van de richtlijn.
2. In het tweede lid wordt «een rechtspersoon» vervangen door: iemand.
Artikel 8 wordt vervangen door twee artikelen, luidende:
1. Een netbeheerder beschikt over een doeltreffend systeem voor de beheersing van de kwaliteit van zijn transportdienst, waaronder in elk geval te verstaan de betrouwbaarheid en de veiligheid van die transportdienst, en over voldoende capaciteit voor het transport van gas om te voorzien in de totale behoefte.
2. De netbeheerder dient om het jaar bij de directeur een door hem vastgesteld document in waarin hij:
a. aangeeft welk kwaliteitsniveau hij nastreeft,
b. aannemelijk maakt dat hij beschikt over een doeltreffend kwaliteitsbeheersingssysteem voor zijn transportdienst, en
c. aannemelijk maakt dat hij over voldoende capaciteit beschikt om te voorzien in de totale behoefte aan het transport van gas.
3. Bij ministeriële regeling worden regels, die kunnen verschillen per drukniveau, gesteld over:
a. de eisen aan het kwaliteitsbeheersingssysteem;
b. de te verschaffen informatie over het nagestreefde kwaliteitsniveau en over het kwaliteitsbeheersingssysteem;
c. de wijze van ramen van de totale behoefte aan capaciteit voor het transport van gas;
d. de te verschaffen gegevens over de totale behoefte aan capaciteit voor het transport van gas en over de wijze waarop de netbeheerder voornemens is te voorzien in de totale behoefte aan capaciteit voor het transport van gas;
e. de periode waarop het document of onderdelen daarvan betrekking hebben.
4. De netbeheerder maakt het document op een geschikte wijze openbaar.
5. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat een door een geaccrediteerde instelling aan een netbeheerder verstrekt certificaat van conformiteit aan het bepaalde bij of krachtens dit artikel, ten behoeve van het toezicht op de naleving van dit artikel, het vermoeden oplevert dat de netbeheerder een kwaliteitsbeheersingssyteem heeft en daaraan uitvoering geeft overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens dit artikel.
Indien het niveau van de kwaliteit van het transport van gas reden tot zorg geeft, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de kwaliteit waaraan het transport van een netbeheerder, waaronder in elk geval te verstaan de betrouwbaarheid en de veiligheid van het transport, ten minste voldoet.
Artikel 9, eerste lid, komt te luiden:
1. Indien naar het oordeel van Onze Minister uit het document, bedoeld in artikel 8 of uit de overzichten, bedoeld in artikel 35b, of anderszins, blijkt dat een netbeheerder in onvoldoende mate of op een ondoelmatige wijze kan of zal kunnen voorzien in het door hem te bereiken niveau van kwaliteit van zijn transportdienst of in de totale behoefte aan capaciteit voor het transport van gas met behulp van de door hem beheerde netten, dan wel op een wijze die onvoldoende de veiligheid, doelmatigheid en betrouwbaarheid van de netten waarborgt en het milieu ontziet of duurzaamheid waarborgt, kan Onze Minister aan de desbetreffende netbeheerder opdragen voorzieningen te treffen teneinde zeker te stellen dat het transport van gas in voldoende mate plaatsvindt, op een wijze die de veiligheid, doelmatigheid en betrouwbaarheid van de netten waarborgt en het milieu ontziet of duurzaamheid waarborgt.
Na artikel 9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Degene aan wie een gasopslaginstallatie of een LNG-installatie toebehoort, wijst ten behoeve van de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 10, een beheerder van die installatie aan.
2. Met betrekking tot de aanwijzing van een beheerder als bedoeld in het eerste lid zijn van overeenkomstige toepassing:
a. artikel 2, derde lid, met dien verstande dat de periode van tien jaar wordt gerekend vanaf de dag waarop overeenkomstig artikel 4, eerste lid, de aanwijzing aan Onze Minister is gemeld,
b. artikel 4, eerste lid,
c. artikel 5, eerste lid, met dien verstande dat de beheerder geen naamloze of besloten vennootschap hoeft te zijn, en
d. artikel 6, eerste tot en met derde lid, met dien verstande dat de beheerder geen naamloze of besloten vennootschap hoeft te zijn.
Artikel 10 komt te luiden:
1. Een netbeheerder, een gasopslagbedrijf of een LNG-bedrijf heeft tot taak zijn gastransportnet, onderscheidenlijk zijn gasopslaginstallatie of zijn LNG-installatie op economische voorwaarden in werking te hebben, te onderhouden en te ontwikkelen op een wijze die de veiligheid, doelmatigheid en betrouwbaarheid van dat gastransportnet of die installatie en van het transport van gas waarborgt en het milieu ontziet.
2. Een netbeheerder, een gasopslagbedrijf of een LNG-bedrijf verstrekt aan:
a. andere netbeheerders, gasopslagbedrijven en LNG-bedrijven voldoende informatie om te waarborgen dat het transport en de opslag van gas met behulp van zijn gastransportnet, onderscheidenlijk zijn gasopslaginstallatie of zijn LNG-installatie, en de daarmee verbonden gastransportnetten op een veilige en doelmatige wijze kan plaatsvinden, en
b. gebruikers van het gastransportnet of de installatie alle gegevens die zij nodig hebben voor een efficiënte toegang tot het net of de installatie;
c. voorzieningen te treffen in geval van een faillissement van een leverancier van gas aan afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid.
3. Een netbeheerder heeft, in aanvulling op de taken, genoemd in het eerste lid, tevens tot taak:
a. koppelingen met andere gastransportnetten te realiseren en reparaties aan zijn gastransportnet uit te voeren, en
b. onverminderd artikel 37, op geschikte wijze gegevens te publiceren over koppelingen tussen gastransportnetten, het gebruik van die netten en de toewijzing van transportcapaciteit.
4. Bij de toepassing van het eerste tot en met het derde lid onthouden gasbedrijven als bedoeld in het eerste lid zich van iedere vorm van discriminatie tussen gebruikers van de gastransportnetten of de installaties.
Na artikel 10 wordt een artikel, alsmede een paragraaf ingevoegd, luidende:
1. Onverminderd de artikelen 10, 42 en 54a, en hoofdstuk 2 heeft de netbeheerder van het landelijk gastransportnet tevens tot taak:
a. voorzieningen te treffen in verband met de leveringszekerheid,
b. het in evenwicht houden van het door hem beheerde gastransportnet,
c. gebruikers van het door hem beheerde gastransportnet aan te bieden het gas dat zij hem aanbieden voor transport door bijmenging van gassenof op andere wijze in een overeengekomen kwaliteit en samenstelling te brengen, tenzij dit redelijkerwijs niet van hem kan worden gevergd;
d. het aanbieden van flexibiliteitsdiensten aan een ieder die daarom verzoekt, voor zover de in artikel 53 bedoelde vennootschap een economische machtspositie heeft op de markt voor flexibiliteitsdiensten;
e. het op de grondslag van paragraaf 5.4 bevorderen van een planmatig beheer van voorkomens van gas;
f. indien Onze Minister hem dit opdraagt, werkzaamheden te verrichten ter uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 52a, en
g. voorzieningen te treffen, gericht op de beschikbaarheid van voldoende transportcapaciteit met het oog op voldoende transportzekerheid.
2. Indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet bij de uitvoering van zijn wettelijke taken energie inkoopt, doet hij dit op basis van een transparante, niet-discriminatoire en marktconforme procedure.
3. De rechtspersoon, bedoeld in artikel 53, is verplicht de netbeheerder van het landelijk gastransportnet een aanbod met redelijke tarieven en voorwaarden te doen tot levering aan de door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet ter uitvoering van zijn wettelijke taken benodigde hoeveelheden gas in de door hem gevraagde hoeveelheden en op de door hem gewenste tijdstippen.
4. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ter uitvoering van de taak, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a en artikel 10, derde lid, onderdeel c. Deze regels hebben mede betrekking op de wijze waarop enerzijds de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, en anderzijds gasproductiebedrijven, gasopslagbedrijven, andere netbeheerders, leveranciers en afnemers zich jegens elkaar gedragen.
5. De directeur brengt advies uit over het ontwerp van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het derde lid. De voordracht voor een krachtens dit artikel vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Minister te brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd.
6. Een besluit als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, wordt gepubliceerd in de Staatscourant.
Het is de netbeheerder, niet zijnde de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, of een rechtspersoon waarin de netbeheerder een deelneming heeft als bedoeld in artikel 24c van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, niet toegestaan goederen of diensten waarmee zij in concurrentie treden te leveren, tenzij het betreft het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van:
a. de uitvoering van de taken, bedoeld in de artikelen 10, 10a, 42 en 54a en hoofdstuk 2 voor zichzelf, voor andere netbeheerders of voor anderen die een economische eigendom van een gastransportnet hebben,
b. de aanleg, het beheer of het onderhoud van leidingen buiten gebouwen voor het transport van elektriciteit, warmte, koude of water, of
c. het ter beschikking stellen en houden van netten ten behoeve van het gebruik van daarmee verbonden zaken door derden.
1. Het is de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, of een rechtspersoon waarin de netbeheerder een deelneming heeft als bedoeld in artikel 24c, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, niet toegestaan goederen of diensten waarmee zij in concurrentie treedt te leveren, tenzij het betreft het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van:
a. de uitvoering van de taken, bedoeld in de artikelen 10, 10a, 42 en 54a en hoofdstuk 2 voor zichzelf, voor andere netbeheerders of voor anderen die een economische eigendom van een gastransportnet hebben,
b. de aanleg, het beheer of het onderhoud van leidingen buiten gebouwen voor het transport van elektriciteit, warmte, koude of water, of
c. het ter beschikking stellen en houden van netten ten behoeve van het gebruik van daarmee verbonden zaken door derden.
2. Indien de netbeheerder van het landelijk gastransportnet onderdeel uitmaakt van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, is het deze groep niet toegestaan om handelingen of activiteiten te verrichten die strijdig kunnen zijn met het belang van het beheer van het landelijk gastransportnet.
3. De statuten van de rechtspersonen die met de netbeheerder van het landelijk gastransportnet in een groep zijn verbonden, behoeven de goedkeuring van Onze Minister, voor zover het betreft de daarin opgenomen doelstelling van die rechtspersonen.
4. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet verstrekt binnen zes maanden na afloop van ieder kalenderjaar aan de directeur een overzicht van de financiële middelen waarover hij beschikt ten behoeve van de uitvoering van zijn wettelijke taken, waaruit blijkt welke financiële middelen voor de afzonderlijke taken beschikbaar zijn.
1. Indien een met de netbeheerder in een groep verbonden groepsmaatschappij in de zin van artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek activiteiten verricht die de netbeheerder op grond van artikel 10b en 10c niet zelf mag verrichten, mag de netbeheerder of een rechtspersoon waarin de netbeheerder een deelneming heeft als bedoeld in artikel 10b en 10c een dergelijke groepsmaatschappij niet bevoordelen boven anderen waarmee een dergelijke groepsmaatschappij in concurrentie treedt, of anderszins voordelen toekennen die verder gaan dan in het normaal handelsverkeer gebruikelijk is.
2. Als bevoordelen van een groepsmaatschappij als bedoeld in het eerste lid of het toekennen van voordelen die verder gaan dan in het normaal handelsverkeer gebruikelijk is, worden in ieder geval aangemerkt:
a. het verstrekken van gegevens aan een groepsmaatschappij over afnemers, niet zijnde afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid, die een verzoek om aansluiting of transport als bedoeld in hoofdstuk 2 hebben gedaan;
b. het leveren van goederen of diensten aan een groepsmaatschappij tegen een vergoeding die lager is dan de redelijkerwijs daaraan toe te rekenen kosten, of
c. het toestaan van het gebruik door een groepsmaatschappij van de naam en het beeldmerk van de netbeheerder op een wijze waardoor verwarring bij het publiek te duchten is over de herkomst van goederen of diensten.
3. De netbeheerder voegt bij zijn jaarrekening een verklaring waaruit blijkt dat de financiële verhouding tussen de netbeheerder en de groepsmaatschappijen, bedoeld in het eerste lid, voldoet aan de in het eerste lid gestelde eisen. De netbeheerder legt een exemplaar van zijn jaarrekening, de daartoe behorende toelichting en de daarbij gevoegde verklaring voor een ieder ter inzage in al zijn kantoren en zendt een exemplaar daarvan aan de directeur.
De artikelen 12 en 13 worden vervangen door de volgende artikelen:
1. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de tariefstructuren en voorwaarden als bedoeld in de artikelen 12a en 12b.
2. De directeur brengt advies uit over het ontwerp van de in het eerste lid bedoelde regels.
3. Een krachtens het eerste lid vastgestelde ministeriële regeling wordt met het daarover uitgebrachte advies van de directeur aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. De ministeriële regeling treedt in werking op een tijdstip dat nadat zes weken na de overlegging zijn verstreken bij koninklijk besluit wordt vastgesteld, tenzij binnen die termijn door of namens een der kamers of door tenminste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der kamers de wens te kennen wordt gegeven dat de inwerkingtreding van de ministeriële regeling bij wet wordt geregeld. In dat geval wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend. Indien het voorstel van wet wordt ingetrokken of indien een van de beide Kamers van de Staten-Generaal besluit het voorstel niet aan te nemen, wordt de ministeriële regeling ingetrokken.
Met inachtneming van de in artikel 12 bedoelde regels zenden de gezamenlijke netbeheerders aan de directeur een voorstel met betrekking tot de door hen jegens netgebruikers te hanteren tariefstructuren dat de elementen en wijze van berekening beschrijft van het tarief waarvoor transport van gas, met inbegrip van invoer, uitvoer en doorvoer van gas, de met het transport ondersteunende diensten ten behoeve van netgebruikers en het gebruik van een of meer installaties van het verwante bedrijf zullen worden doorgevoerd en van het tarief waarvoor de netbeheerder van het landelijk gastransport uitvoering zal geven aan zijn in artikel 10a, eerste lid, omschreven wettelijke taken.
1. Met inachtneming van de in artikel 12 bedoelde regels zenden de gezamenlijke netbeheerders aan de directeur een voorstel voor de door hen jegens netgebruikers te hanteren voorwaarden met betrekking tot:
a. de wijze waarop netbeheerders en afnemers alsmede netbeheerders zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van het in werking hebben van de gastransportnetten, het voorzien van een aansluiting op het net en het uitvoeren van transport van gas over het gastransportnet;
b. de wijze waarop netbeheerders en afnemers alsmede netbeheerders zich jegens elkaar gedragen ten aanzien van het meten van gegevens betreffende het transport van gas en de uitwisseling van meetgegevens;
c. de kwaliteitscriteria waaraan netbeheerders moeten voldoen met betrekking tot hun dienstverlening;
d. de wijze waarop de netbeheerder van het landelijk gastransportnet uitvoering geeft aan de hem op grond van artikel 10a lid 1, opgedragen taken;
e. de gebiedsindeling van de netbeheerders;
f. de regeling van samenwerking tussen de netbeheerders ten aanzien van de uitvoering van de taken als opgenomen in de artikelen 10 en 10a alsmede het waarborgen van het netbeheer van alle netten en het transport van gas in buitengewone omstandigheden.
2. In de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, worden in ieder geval regels gesteld omtrent:
a. de eisen, met inbegrip van veiligheidseisen, waaraan het technisch ontwerp en de exploitatie van leidingen en installaties tenminste moet voldoen voor aansluiting van die leidingen en installaties op het gastransportnet van een netbeheerder en de installaties van een verwant bedrijf dat diensten levert die noodzakelijk zijn voor uitvoering van het transport van gas;
b. de toedeling van transportcapaciteit, inclusief de transportcapaciteit voor invoer, uitvoer en doorvoer van gas;
c. de door een netbeheerder aan te houden reservecapaciteit beschikbaar voor transport van gas.
3. In de voorwaarden, bedoeld in onderdeel c, worden in ieder geval regels gesteld omtrent:
a.de technische specificaties waaraan de netbeheerder tenminste moet voldoen;
b. het binnen een redelijke termijn verhelpen van storingen in het transport van gas
c. de klantenservice
d. het, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 81 tot en met 81d, voorzien in compensatie bij storingen.
1. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet of ten minste een derde van het aantal overige netbeheerders kan de gezamenlijke netbeheerders verzoeken met inachtneming van de in artikel 12 bedoelde regels een voorstel te doen tot wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden bedoeld in de artikelen 12a en 12b onder opgave van de redenen die naar zijn oordeel een dergelijke wijziging noodzakelijk maken.
2. Indien naar zijn oordeel wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden bedoeld in de artikelen 12a en 12b noodzakelijk is, zendt de directeur met inachtneming van de in artikel 12 bedoelde regels een ontwerp van het besluit tot wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden aan de gezamenlijke netbeheerders en de representatieve organisaties van netgebruikers.
3. In een voorstel of een ontwerp van een besluit tot wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden worden die onderdelen bedoeld in artikel 12a of 12b opgenomen waarvan wijziging wordt verzocht.
1. De gezamenlijke netbeheerders voeren overleg met representatieve organisaties van netgebruikers op de gasmarkt over de voorstellen met betrekking tot de tariefstructuren en de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 12a, 12b en 12c, eerste lid.
2. In de voorstellen die aan de directeur worden gezonden, geven de gezamenlijke netbeheerders aan welke gevolgtrekkingen zij hebben verbonden aan de zienswijzen die de organisaties, bedoeld in het eerste lid, naar voren hebben gebracht.
1. De eerste maal na inwerkingtreding van dit artikel zenden de gezamenlijke netbeheerders de voorstellen met betrekking tot de tariefstructuren of de voorwaarden, bedoeld in de artikelen 12a en 12b, aan de directeur binnen zes kalendermaanden na inwerkingtreding van dit artikel.
2. De gezamenlijke netbeheerders zenden een voorstel met betrekking tot de wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden aan de directeur binnen 12 weken na het tijdstip waarop een verzoek als bedoeld in artikel 12c, eerste lid, wordt gedaan.
3. De gezamenlijke netbeheerders en de representatieve organisaties van netgebruikers op de gasmarkt kunnen hun zienswijze op een ontwerp van een besluit tot wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden aan de directeur kenbaar maken binnen twaalf weken na het tijdstip waarop het ontwerp van het besluit op grond van artikel 12c, tweede lid, aan hen is gezonden.
1. De directeur stelt de tariefstructuren en de voorwaarden vast met inachtneming van:
a. het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders als bedoeld in artikel 12a, 12b of 12c en de resultaten van het overleg, bedoeld in artikel 12d;
b. het belang van het betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functioneren van de gasvoorziening;
c. het belang van de ontwikkeling van het handelsverkeer op de gasmarkt;
d. het belang van de bevordering van het doelmatig handelen van netgebruikers;
e. het belang van een goede kwaliteit van dienstverlening van netbeheerders, en
f. het belang van het op een objectieve, transparante en niet-discriminatoire wijze in evenwicht houden van het landelijk gastransportnet en op een wijze die de kosten weerspiegelt;
g. de in artikel 12 bedoelde regels.
2. De directeur stelt de voorwaarden niet vast dan nadat hij zich ervan vergewist heeft dat de voorwaarden de interoperabiliteit van de netten garanderen en objectief, evenredig en niet discriminerend zijn, alsmede voor zover dat op grond van de notificatierichtlijn noodzakelijk is, aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen in ontwerp zijn meegedeeld en de van toepassing zijnde termijnen, bedoeld in artikel 9 van richtlijn 98/34/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 april 1998, betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (PbEG L 204), zijn verstreken.
3. Indien een voorstel als bedoeld in artikel 12, 12a of 12b naar het oordeel van de directeur in strijd is met het belang, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, c, d, e of f of met de eisen, bedoeld in het tweede lid, draagt de directeur de gezamenlijke netbeheerders op het voorstel onverwijld zodanig te wijzigen dat deze strijd wordt opgeheven. Artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.
4. Indien de gezamenlijke netbeheerders niet binnen vier weken het voorstel wijzigen overeenkomstig de opdracht van de directeur, bedoeld in het derde lid, stelt de directeur de tariefstructuren of de voorwaarden vast onder het aanbrengen van zodanige wijzigingen dat deze in overeenstemming zijn met de belangen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b tot en met f, en met de eisen, bedoeld in het derde lid.
1. Nadat de termijn, bedoeld in artikel 12e, is verstreken, stelt de directeur van de dienst de tariefstructuren of de voorwaarden vast met inachtneming van de voorstellen van netbeheerders en van artikel 12f, eerste, tweede en derde lid. Indien een voorstel als bedoeld in artikel 12f niet binnen de daarbij aangegeven termijn aan de directeur is gezonden, stelt deze de tariefstructuur of de voorwaarden uit eigen beweging vast met inachtneming van artikel 12f, eerste, tweede en derde lid.
2. Indien de gezamenlijke netbeheerders niet binnen de termijn, bedoeld in artikel 12f, derde lid, hun zienswijze op een ontwerp van een besluit als bedoeld in dat artikel aan de directeur kenbaar maken, stelt deze het besluit tot wijziging van de tariefstructuren of de voorwaarden uit eigen beweging vast met inachtneming van artikel 12f, eerste en derde lid.
1. De directeur kan op aanvraag bij beschikking een ontheffing verlenen van de tariefstructuren en de voorwaarden. Bij zijn beslissing neemt de directeur de belangen als bedoeld in artikel 12f, eerste lid, onderdelen b tot en met f, in acht.
2. De directeur stelt beleidsregels op met betrekking tot de procedure voor aanvraag van een ontheffing. De directeur kan de voorschriften en de opgelegde beperkingen wijzigen.
3. De directeur kan voorschriften en beperkingen verbinden aan de ontheffing. De directeur kan de voorschriften en opgelegde beperkingen wijzigen.
4. De directeur trekt de ontheffing in op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van de houder van de ontheffing.
5. De directeur kan de ontheffing intrekken, indien:
a. de houder van de ontheffing de aan de ontheffing verbonden voorschriften of opgelegde beperkingen niet nakomt;
b. de houder van de ontheffing bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste en volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag zou hebben geleid;
c. de directeur, gelet op de belangen bedoeld in artikel 12f, eerste lid, onderdelen b tot en met f, van oordeel is dat intrekking van de ontheffing noodzakelijk is.
6. Een op grond van dit artikel genomen beschikking wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.
1. De tariefstructuren en de voorwaarden treden in werking op een door de directeur te bepalen datum en gelden voor onbepaalde tijd.
2. Van de besluiten betreffende de vaststelling van de tariefstructuren en de voorwaarden alsmede de wijziging daarvan wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
3. Iedere netbeheerder legt een exemplaar van de tariefstructuren en de voorwaarden voor een ieder ter inzage in al zijn vestigingen.
4. Na de vaststelling van de voorwaarden gelden deze als minimumeisen voor de technische veiligheid en voor het technisch ontwerp en de exploitatie van de installaties en netten, bedoeld in artikel 9 van de richtlijn.
1. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de berekeningsmethodiek van de tarieven en voorwaarden voor toegang tot LNG-installaties. In de voorwaarden worden in ieder geval regels gesteld omtrent:
a. het voorzien van een aansluiting op de LNG-installatie;
b. het uitvoeren van LNG-activiteiten ten behoeve van een derde;
c. het meten van gegevens betreffende LNG-activiteiten, de uitwisseling van gegevens en de erkenning van meetbedrijven;
d. de dienstverlening van LNG-bedrijven aan derden
e. de door het LNG-bedrijf te hanteren technische specificaties.
2. Een LNG-bedrijf stelt jaarlijks voor 1 juli de berekeningsmethodiek van de tarieven en de voorwaarden vast die het in het volgende kalenderjaar wil hanteren voor het verlenen van toegang tot de LNG-installatie, alsmede voor het verrichten van die toegang ondersteunende diensten. De voorwaarden van een LNG-bedrijf zijn redelijk, transparant en niet discriminerend.
3. Het LNG-bedrijf zendt de door hem vastgestelde berekeningsmethodiek van de tarieven en de voorwaarden onverwijld ter goedkeuring aan de directeur.
4. De directeur beslist binnen een termijn van drie maanden na ontvangst omtrent de goedkeuring van de berekeningsmethodiek en de voorwaarden. De directeur onthoudt zijn goedkeuring aan de berekeningsmethodiek en de voorwaarden als zij naar zijn oordeel niet in overeenstemming zijn met de krachtens het eerste lid gestelde eisen.
5. Indien de directeur niet binnen een termijn, genoemd in het vierde lid, omtrent de goedkeuring heeft beslist, worden zij geacht te zijn goedgekeurd.
6. Indien de directeur zijn goedkeuring aan de berekeningsmethodiek van de tarieven en de voorwaarden heeft onthouden, stelt het LNG-bedrijf de berekeningsmethodiek van de tarieven en voorwaarden zo spoedig mogelijk opnieuw vast, met inachtneming van de aanwijzingen die de directeur hem heeft gegeven in zijn beslissing tot onthouding van goedkeuring, en zendt het de berekeningsmethodiek van de tarieven en de voorwaarden wederom onverwijld ter goedkeuring aan de directeur. Het vierde, vijfde en zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing.
7. De berekeningsmethodiek van de tarieven en voorwaarden treden in werking op 1 januari van het kalenderjaar waarop zij betrekking hebben. Indien zij op die datum nog niet zijn goedgekeurd, treden zij in werking op de dag waarop het besluit tot goedkeuring in werking is getreden. In het geval, bedoeld in de vorige volzin, gelden tot de dag waarop het besluit tot goedkeuring in werking treedt, de berekeningsmethodiek van de tarieven en voorwaarden die golden in het voorafgaande kalenderjaar.
8. Het LNG-bedrijf publiceert op een geschikte wijze de goedgekeurde berekeningsmethodiek van de tarieven, de voorwaarden en de tarieven, voorafgaand aan de inwerkingtreding ervan. Het LNG-bedrijf legt een exemplaar van de goedgekeurde berekeningsmethodiek van de tarieven, de voorwaarden en de tarieven voor een ieder ter inzage in al zijn vestigingen.
Artikel 14 wordt gewijzigd als volgt:
1. Artikel 14, eerste lid komt te luiden:
1. Behoudens artikel 15 is een netbeheerder verplicht, in voorkomend geval tezamen met een verwant bedrijf, degene die daarom verzoekt een aanbod te doen om met gebruikmaking van het door hem beheerde gastransportnet en van een of meer installaties van het verwante bedrijf ten behoeve van de verzoeker transport van gas en de dat transport onderscheidenlijk die activiteiten ondersteunende diensten te verrichten tegen een tarief alsmede tegen voorwaarden die in overeenstemming zijn met de artikelen 12f en 81c.
2. Artikel 14, tweede lid vervalt.
3. Het derde lid komt te luiden:
3. Een netbeheerder hanteert voorwaarden die redelijk, transparant en niet discriminerend zijn.
4. Het zesde lid komt te luiden:
6. Het vierde en vijfde lid zijn niet van toepassing op een afnemer, als bedoeld in artikel 43, eerste lid.
5. Het zevende lid komt te luiden:
7. De artikelen 236 en 237 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek zijn mede van toepassing op voorwaarden in overeenstemming met afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid, die rechtspersoon zijn of handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
Na artikel 14 wordt ingevoegd een nieuw artikel, luidende:
1. Behoudens artikel 15 is een LNG-bedrijf verplicht, in voorkomend geval tezamen met een verwant bedrijf, aan degene die daarom verzoekt een aanbod te doen met behulp van de door hem beheerde LNG-installatie en van één of meer installaties van het verwante bedrijf, ten behoeve van verzoeker LNG-activiteiten en de die activiteiten ondersteunende diensten uit te voeren. Het aanbod bevat een tarief, berekend op basis van een berekeningsmethodiek die, en tegen voorwaarden die, in overeenstemming zijn met die welke overeenkomstig artikel 13 door de directeur zijn goedgekeurd.
2. Indien een LNG-bedrijf, een onjuiste toepassing geeft aan de overeenkomstig artikel 13 goedgekeurde berekeningsmethodiek en de voorwaarden, geeft de directeur dat bedrijf een bindende aanwijzing met betrekking tot de wijze waarop die berekeningsmethodiek en die voorwaarden behoren te worden toegepast.
3. Een LNG-bedrijf hanteert voorwaarden die redelijk, transparant en niet-discriminatoir zijn.
4. De artikelen 236 en 237 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek zijn mede van toepassing op voorwaarden in overeenkomsten met afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid, die rechtspersoon zijn of handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
Artikel 15, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. De aanhef komt te luiden:
1. Een netbeheerder, onderscheidenlijk een LNG-bedrijf, of in voorkomend geval een verwant bedrijf, kan weigeren het transport van gas, LNG-activiteiten of dat transport of die activiteiten ondersteunende diensten te verrichten indien:
2. In onderdeel a wordt de zinsnede «de in artikel 14, eerste lid, bedoelde installaties» vervangen door: «de in artikel 14a, eerste lid, bedoelde LNG-installaties onderscheidenlijk de installaties» en wordt na «hoeveelheid gas» ingevoegd: onderscheidenlijk de LNG-activiteiten.
3. Onderdeel b komt te luiden:
b. het verrichten van het beoogde transport onderscheidenlijk van die LNG-activiteiten of van de dat transport of die activiteiten ondersteunende diensten hem of de netbeheerder voor wie hij de LNG-activiteiten uitvoert zou verhinderen zijn in de artikelen 10, 10a, 42 en 54a en hoofdstuk 2 bedoelde taken te vervullen of.
4. In onderdeel c wordt «het gastransportbedrijf» vervangen door: de netbeheerder.
Artikel 16 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De directeur-generaal kan op aanvraag de netbeheerder van het landelijk gastransportnet tijdelijk ontheffing verlenen van de in artikel 14, eerste lid, bedoelde verplichting indien een verzoek om transport is gericht tot die netbeheerder en die netbeheerder of een verwant bedrijf ernstige economische en financiële moeilijkheden ondervindt of dreigt te ondervinden in verband met één of meer reeds aangegane overeenkomsten die een verplichting bevatten tot afname van een bepaalde hoeveelheid gas of, bij gebreke daarvan, tot het betalen van een vergoeding ter waarde van die hoeveelheid gas of van een deel daarvan.
2. In het tweede lid wordt «het gastransportbedrijf» vervangen door: de netbeheerder van het landelijk gastransportnet onderscheidenlijk het verwant bedrijf.
3. In het derde lid wordt «artikel 25, eerste lid, tweede alinea, en derde lid, van de richtlijn» vervangen door: artikel 27, eerste lid, tweede alinea, en derde lid, van de richtlijn.
4. In het zesde lid wordt «artikel 25, tweede lid, van de richtlijn» vervangen door: artikel 27, tweede lid, van de richtlijn.
Na artikel 17 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Indien een afnemer van leverancier wisselt, voert de netbeheerder die wisseling uit overeenkomstig bij ministeriële regeling te stellen regels.
2. In de ministeriële regeling, bedoeld in het eerste lid, worden in ieder geval regels gesteld over de termijn waarbinnen de wisseling moet zijn uitgevoerd en over de bij een verzoek om wisseling te verstrekken gegevens.
Artikel 18 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De artikelen 18a tot en met 18f zijn van toepassing op gasopslagbedrijven die een economische machtspositie hebben.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De beheerders van de gasopslaginstallaties waarvoor op grond van artikel 149, eerste lid, van de Mijnbouwwet, van rechtswege een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van die wet, worden geacht gasopslagbedrijven als bedoeld in het eerste lid te zijn.
Na artikel 18 worden zeven artikelen, alsmede een paragraaf ingevoegd, luidende:
1. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de toepassing van de artikelen 18b tot en met 18f. Bij het vaststellen van deze ministeriële regeling wordt rekening gehouden met het belang van het bevorderen van het handelsverkeer en het bevorderen van het doelmatig handelen van gasopslagbedrijven en gebruikers van installaties.
2. De directeur kan een gasopslagbedrijf bindende aanwijzingen geven met betrekking tot de indicatieve tarieven en voorwaarden.
1. Een gasopslagbedrijf maakt jaarlijks voor 1 juli een indicatie bekend van de tarieven en de voorwaarden die het bedrijf in het volgende kalenderjaar voornemens is te hanteren voor het verrichten van gasopslag en die opslag ondersteunende diensten.
2. Het gasopslagbedrijf voert overleg met representatieve organisaties van netgebruikers over de indicatieve tarieven en voorwaarden.
3. Het gasopslagbedrijf zendt de in het eerste lid bedoelde informatie aan de directeur-generaal en de directeur.
1. Een gasopslagbedrijf is verplicht, in voorkomend geval tezamen met een verwant bedrijf, met degene die daarom verzoekt te onderhandelen over het verrichten van gasopslag en die opslag ondersteunende diensten met behulp van zijn opslaginstallatie en van één of meer installaties van het verwante bedrijf, voor zover het gebruik van die installaties noodzakelijk is voor de opslag of die opslag ondersteunende diensten.
2. Op de grondslag van hetgeen als gevolg van het eerste lid is overeengekomen, worden de opslag van gas en de die opslag ondersteunende diensten verricht.
3. Toepassing van het eerste en het tweede lid geschiedt op voorwaarden die redelijk, transparant en niet-discriminatoir zijn.
4. De directeur-generaal kan op verzoek van één of meer van de bij de onderhandelingen betrokken partijen een termijn stellen waarbinnen de onderhandelingen afgerond moeten zijn.
5. Indien de onderhandelingen binnen de in het vierde lid bedoelde termijn niet tot een overeenkomst hebben geleid, deelt het gasopslagbedrijf binnen twee weken de directeur-generaal mede welke redenen daaraan ten grondslag liggen.
1. Een gasopslagbedrijf, of in voorkomend geval een verwant bedrijf, kan weigeren de opslag van gas en die opslag ondersteunende diensten te verrichten indien:
a. binnen zijn opslaginstallatie, onderscheidenlijk de in artikel 18c, eerste lid, bedoelde installaties van het verwante bedrijf, geen capaciteit beschikbaar is voor de opslag van de desbetreffende hoeveelheid gas, dan wel in redelijkheid niet kan worden gevergd dat hij alle capaciteit beschikbaar stelt;
b. het verrichten van de beoogde gasopslag of de ondersteunende diensten hem of de netbeheerder voor wie hij de gasopslag verricht zou verhinderen zijn in artikel 10, 10a en 54a bedoelde taak te vervullen.
2. Een weigering als bedoeld in het eerste lid is met redenen omkleed.
1. Geschillen met betrekking tot de wijze waarop een gasopslagbedrijf toepassing geeft aan de artikelen 18c en 18d worden, met inachtneming van deze wet, overeenkomstig de procedure, zoals opgenomen in de artikelen 59 tot en met 61 van de Mededingingswet, beslecht door de directeur-generaal.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de door partijen bij het geschil te verstrekken gegevens, alsmede met betrekking tot de termijnen voor de gegevensverstrekking.
3. Indien een geschil betrekking heeft op een voorwaarde of een tarief voor het verrichten van gasopslag of die opslag ondersteunende diensten, kan de directeur-generaal voor een door hem te bepalen termijn die voorwaarde of dat tarief vaststellen.
1. Indien dit technisch of economisch noodzakelijk is voor een efficiënte toegang tot gasopslag of die opslag ondersteunende diensten, zijn andere gasopslagbedrijven dan de gasopslagbedrijven, bedoeld in artikel 18, eerste lid, verplicht, in voorkomend geval tezamen met een verwant bedrijf, met degene die daarom verzoekt te onderhandelen over de tarieven en voorwaarden voor het verrichten van gasopslag en die opslag ondersteunende diensten met behulp van hun installaties en van één of meer installaties van het verwante bedrijf, voor zover het gebruik van die installaties noodzakelijk zijn voor de opslag.
2. De gasopslag en de die opslag ondersteunende diensten worden verricht op grondslag van de tarieven en voorwaarden die op grond van het eerste lid zijn overeengekomen.
3. De tarieven en de voorwaarden die het gasopslagbedrijf hanteert voor gasopslag en die opslag ondersteunende diensten zijn objectief, transparant en niet discriminatoir.
4. Het gasopslagbedrijf publiceert jaarlijks voor 1 oktober op een geschikte wijze een indicatie van de tarieven en voorwaarden die het bedrijf voornemens is in het volgende kalenderjaar te hanteren voor het verrichten van gasopslag en die opslag ondersteunende diensten.
1. Onze Minister kan voor grote, nieuwe landsgrensoverschrijdende gastransportnetten, LNG-installaties en opslaginstallaties op verzoek ontheffing verlenen van de paragrafen 2.2, 2.3, 2.4 en 2.5, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de aanleg van het net of de installatie versterkt de mededinging bij de levering van gas en de leveringszekerheid,
b. het risico van de investering nodig voor de aanleg van het net of de installatie is zo groot dat de aanleg niet zal plaatsvinden als geen ontheffing wordt verleend, dan wel waarbinnen dat net of die installatie wordt aangelegd,
c. de eigendom van het net of de installatie berust bij een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon dan de beheerder van het net of de installatie waarop het nieuwe net of de nieuwe installatie zal worden aangesloten,
d. de gebruikers van het net of de installatie wordt een tarief in rekening gebracht, en
e. de ontheffing belemmert niet de mededinging op of de doelmatige werking van de interne gasmarkt of de doelmatige werking van het net of de installatie waarop het nieuwe net of de nieuwe installatie wordt aangesloten.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op aanmerkelijke uitbreidingen van de capaciteit van bestaande netten of installaties en op wijzigingen van de bestaande netten of installaties die de ontwikkeling van nieuwe bronnen van gasvoorziening bevorderen.
3. De ontheffing kan betrekking hebben op het gehele nieuwe net of de gehele nieuwe installatie onderscheidenlijk de aanmerkelijke uitbreiding of wijziging van een bestaand net of een bestaande installatie dan wel op gedeelten daarvan.
4. Alvorens Onze Minister beslist op een verzoek om een ontheffing brengt de directeur advies uit. Van het advies wordt uiterlijk tegelijk met de bekendmaking van het besluit op de aanvraag kennis gegeven.
5. Indien sprake is van de aanleg van een landsgrensoverschrijdend net, overlegt Onze Minister met de bevoegde instantie in de andere lidstaat of lidstaten van de Europese Unie.
6. Onze Minister kan voorwaarden aan de ontheffing verbinden die betrekking hebben op de termijn waarvoor de ontheffing geldt en de niet-discriminatoire toegang tot het net of de installatie. Hij houdt in ieder geval rekening met de lengte van overeenkomsten, de omvang van de nieuwe capaciteit of de wijziging van de bestaande capaciteit, de looptijd van het project en de nationale omstandigheden.
7. Onze Minister kan voorschriften aan de ontheffing verbinden die betrekking hebben op het beheer en de toedeling van capaciteit, met dien verstande dat deze voorschriften de uitvoering van overeenkomsten voor een lange termijn niet mogen belemmeren.
8. Onze Minister beslist zo spoedig mogelijk op een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in het eerste lid, doch uiterlijk binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag.
9. Indien Onze Minister een ontheffing als bedoeld in het eerste lid heeft verleend, stelt hij daarvan onverwijld de Commissie van de Europese Gemeenschappen in kennis, onder overlegging van alle van belang zijnde gegevens. Deze gegevens omvatten in ieder geval de gegevens, bedoeld in artikel 22, vierde lid, onderdelen a tot en met e, van de richtlijn.
10. Indien een definitief besluit van de Commissie van de Europese Gemeenschappen als bedoeld in artikel 30, tweede lid, van de richtlijn strekt tot wijzing of intrekking van de ontheffing, geeft Onze Minister daaraan onverwijld gevolg.
11. Een besluit als bedoeld in het eerste lid treedt niet in werking voordat de termijn, bedoeld in artikel 22, vierde lid, van de richtlijn, waarbinnen de Commissie van de Europese Gemeenschappen een verzoek tot wijziging of intrekking kan doen, is verstreken. Indien de Commissie van de Europese Gemeenschappen binnen de termijn, genoemd in de vorige volzin, een verzoek tot wijziging of intrekking heeft gedaan, treedt het besluit niet in werking voordat de Commissie van de Europese Gemeenschappen een definitief besluit als bedoeld in artikel 30, tweede lid, van de richtlijn heeft genomen.
12. Een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt bekendgemaakt in de Staatscourant. Van een beslissing bedoeld in het tiende lid wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
De artikelen 19 en 20 komen te luiden:
1. Een partij die een geschil heeft met een netbeheerder of een LNG-bedrijf over de wijze waarop deze zijn taken en bevoegdheden op grond van deze wet uitoefent, dan wel aan zijn verplichtingen op grond van deze wet voldoet, kan een klacht bij de directeur indienen.
2. De directeur beslist op een klacht binnen twee maanden na ontvangst ervan. Deze termijn kan met twee maanden worden verlengd als de directeur om aanvullende gegevens verzoekt. Met instemming van de klager is verdere verlenging mogelijk.
3. De beslissing van de directeur is bindend.
4. Het indienen van een klacht als bedoeld in het eerste lid laat onverlet elke mogelijkheid voor de desbetreffende partij een hem ter beschikking staand rechtsmiddel aan te wenden.
Artikel 32 wordt gewijzigd als volgt:
1. Aan het slot van het eerste lid, onderdeel b, vervalt «en».
2. Onder vervanging van de punt door «, en» aan het slot van het eerste lid, onderdeel c, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
d. LNG-activiteiten.
3. Het tweede lid komt te luiden:
2. Indien het gasbedrijf andere, al dan niet met gas verband houdende, activiteiten verricht dan de in het eerste lid genoemde, wordt daarvoor eveneens, al dan niet op geconsolideerde basis, een afzonderlijke boekhouding gevoerd.
4. In het derde lid wordt aan het slot van onderdeel b «en» vervangen door een komma.
5. Onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel d, wordt in het derde lid een onderdeel ingevoegd, luidende:
c. een specificatie van de inkomsten verkregen uit de eigendom van het door hem beheerde gastransportnet, en.
6. In het negende lid, onderdeel b, wordt «artikel 21, tweede lid, onder b» vervangen door: artikel 43, tweede lid, onderdeel b.
Artikel 34 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Onze Minister kan verlangen dat een gasbedrijf, een gas- of elektriciteitsbeurs, een netgebruiker of een afnemer hem inzage geeft in gegevens en bescheiden, onderscheidenlijk hem gegevens en inlichtingen verstrekt, die hij nodig heeft ter uitvoering van deze wet en voor het opstellen van het in artikel 52 bedoelde energierapport.
2. In het tweede lid wordt «Degene aan wie een verzoek is gedaan om gegevens en inlichtingen te verstrekken» vervangen door: Degene aan wie een verzoek is gedaan inzage te geven in gegevens en bescheiden onderscheidenlijk gegevens en inlichtingen te verstrekken.
3. Het derde lid komt te luiden:
3. Onze Minister gebruikt bescheiden, gegevens of inlichtingen over het gasbedrijf, een gas- of elektriciteitsbeurs, een netgebruiker of een afnemer, welke hij heeft verkregen in verband met enige werkzaamheid ten behoeve van de uitvoering van een van zijn taken op grond van deze wet, uitsluitend voor de uitvoering van die taak of de taak, genoemd in artikel 52a, mits hij de desbetreffende bescheiden, gegevens of inlichtingen ook ter uitvoering van die taak had kunnen verkrijgen.
4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Indien Onze Minister op grond van artikel 10a, eerste lid, onderdeel d, de netbeheerder van het landelijk gastransportnet opdraagt werkzaamheden te verrichten ter uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 52a, zijn het eerste tot en met derde lid van overeenkomstige toepassing op die netbeheerder.
Na artikel 35 worden vijf artikelen ingevoegd, luidende:
1. Een netbeheerder houdt een registratie bij van kwaliteitsindicatoren betreffende het transport van gas.
2. De netbeheerder zendt de directeur voor 1 maart van elk jaar een afschrift van de registratie van het voorafgaande jaar tezamen met een rapportage daarover waarin in elk geval de wijzigingen ten opzichte van het daaraan voorafgaande jaar zijn toegelicht. De netbeheerder maakt eveneens voor het tijdstip, bedoeld in de eerste volzin, de rapportage op een geschikte wijze openbaar.
3. De netbeheerder bewaart de registratiegegevens ten minste tien jaar.
4. De directeur kan onderzoek doen naar de deugdelijkheid van de registratie, in het bijzonder doch niet uitsluitend door in het gastransportnet van de desbetreffende netbeheerder metingen te verrichten of te doen verrichten. De netbeheerder gedoogt dat de metingen in zijn net worden verricht.
5. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over:
a. de inhoud van de registratie en de wijze van registreren;
b. de kwaliteitsindicatoren die in de registratie zijn opgenomen;
c. de rapportage.
6. De in het vijfde lid bedoelde ministeriële regeling kan, ten behoeve van het toezicht op de naleving van dit artikel, mede inhouden dat een door een geaccrediteerde instelling aan een netbeheerder verstrekt certificaat van conformiteit aan het bepaalde bij of krachtens dit artikel, het vermoeden oplevert dat de netbeheerder overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens dit artikel uitvoering geeft aan de verplichting tot registratie.
1. De netbeheerder, met uitzondering van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, verstrekt binnen zes maanden na afloop van ieder kalenderjaar aan de directeur:
a. een overzicht van de door hem gesloten overeenkomsten met betrekking tot het verrichten van diensten ten behoeve van het netbeheer, vergezeld van afschriften van die overeenkomsten, voorzover de directeur daarover niet reeds beschikt,
b. een overzicht van het aantal personen dat bij de netbeheerder werkzaam is ter uitvoering van de in artikelen 10, 42 en hoofdstuk 2 genoemde taken,
c. een overzicht van in het afgelopen jaar gerealiseerde investeringen in het gastransportnet,
d. een overzicht van de financiële middelen waarover hij beschikt ten behoeve van de uitvoering van zijn wettelijke taken, waaruit blijkt welke financiële middelen voor de afzonderlijke taken beschikbaar zijn, en
e. een verklaring van een onafhankelijke deskundige omtrent het in onderdeel d bedoelde overzicht.
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de overzichten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met d, en de verklaring, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e.
De netbeheerder, met uitzondering van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, draagt er zorg voor dat de afnemers die op zijn gastransportnet zijn aangesloten een overzicht ontvangen waarop de kosten in verband met die aansluiting overzichtelijk en begrijpelijk zijn gespecificeerd.
1. De netbeheerder, met uitzondering van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, voorziet in een procedure voor de behandeling van klachten van afnemers over het netbeheer.
2. De in het eerste lid bedoelde procedure voorziet er ten minste in dat:
a. de behandeling van de klacht geschiedt door een persoon die niet bij de gedraging waarop de klacht betrekking heeft, betrokken is geweest,
b. de klager schriftelijk en gemotiveerd in kennis wordt gesteld van de bevindingen naar aanleiding van de klacht en van de conclusies die daaraan worden verbonden, en
c. de klacht zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen acht weken wordt afgehandeld.
1. Een netbeheerder draagt er, al dan niet samen met een of meer andere netbeheerders, zorg voor dat onderbrekingen in het transport van gas en waarnemingen van gaslucht door afnemers op een eenvoudige wijze gemeld kunnen worden en maakt aan afnemers bekend op welke wijze deze meldingen kunnen geschieden.
2. Een netbeheerder registreert, al dan niet samen met andere netbeheerders, van de gemelde onderbrekingen en waarnemingen, de datum en het tijdstip en, met betrekking tot onderbrekingen, het begin van de onderbrekingen, de duur van de onderbrekingen, de locatie, aard en oorzaak van de onderbrekingen alsmede het aantal getroffen afnemers.
3. Een netbeheerder maakt de actuele stand van zaken betreffende de geregistreerde onderbrekingen en waarnemingen in zijn net op geschikte wijze openbaar en vermeldt daarbij de datum en het tijdstip en, met betrekking tot onderbrekingen, het begin van de onderbrekingen, de duur van de onderbrekingen, de locatie, aard en oorzaak van de onderbrekingen alsmede het aantal getroffen afnemers.
Artikel 37 komt te luiden:
1. Een netbeheerder, een gasopslagbedrijf of een LNG-bedrijf dat bij de uitvoering van zijn taak de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.
2. Indien een netbeheerder, een gasopslagbedrijf of een LNG-bedrijf gegevens over zijn bedrijfsvoering die commercieel voordeel kunnen opleveren ter beschikking stelt aan anderen, doet hij dit op niet-discriminatoire wijze.
3. Een netbeheerder maakt bij de aankoop of de verkoop van gas door een verwant bedrijf geen misbruik van commercieel gevoelige gegevens van anderen die hij heeft verkregen bij onderhandelingen over transport of bij het verrichten van transport.
4. Een netbeheerder gebruikt aan hem verstrekte gegevens over afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid, uitsluitend voor het uitvoeren van zijn taken op grond van deze wet, met dien verstande dat deze gegevens mede kunnen worden gebruikt voor het ten behoeve van de vergunninghouder innen van de vergoeding voor het leveren van gas.
In artikel 39, tweede lid, wordt «De in het eerste lid bedoelde maatregel kan inhouden» vervangen door «Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald» en vervalt «en een vergunning als bedoeld in artikel 22 slechts wordt verleend».
Na artikel 39 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Een gastransportnet dat door een netbeheerder in het kader van de uitoefening van zijn taak, bedoeld in artikel 10, in werking wordt gehouden, onderhouden of ontwikkeld, wordt voor de toepassing van de Belemmeringenwet Verordeningen en de Belemmeringenwet Privaatrecht aangemerkt als openbaar werk van algemeen nut.
Artikel 40, derde lid, komt te luiden:
3. Bij het vaststellen van de tariefstructuren en de voorwaarden, bedoeld in artikel 13 en bij het sluiten van overeenkomsten voor het verrichten van transport van gas en dat transport ondersteunende diensten neemt de netbeheerder het belang van een duurzame, doelmatige en milieuhygiënische energievoorziening in acht.
1. Aan artikel 44, eerste lid, worden drie volzinnen toegevoegd, luidende: De voorwaarden zijn in ieder geval niet redelijk als zij niet in overeenstemming zijn met het bepaalde bij of krachtens artikel 52b. De artikelen 236 en 237 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek zijn mede van toepassing op voorwaarden in overeenkomsten met afnemers die rechtspersoon zijn of handelen in de uitoefening van een beroep en bedrijf. Artikel 14, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
2. In het tweede lid wordt na «ieder jaar» ingevoegd: en vier weken voor de wijziging van de tarieven.
3. Aan artikel 44 worden twee leden toegevoegd, luidende:
7. Een netbeheerder en een vergunninghouder voeren een beleid, gericht op het voorkomen van het afsluiten van een afnemer als bedoeld in artikel 43, eerste lid, in de periode van 1 oktober tot 1 april van enig jaar.
8. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over het beëindigen van de levering van gas aan een afnemer als bedoeld in artikel 43, eerste lid, in de periode van 1 oktober tot 1 april van enig jaar.
In artikel 47, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel e door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. de houder van de vergunning de voorschriften bij of krachtens artikel 52b niet nakomt.
In artikel 48, tweede lid en artikel 51a wordt «een gastransportbedrijf» telkens vervangen door: een netbeheerder.
Artikel 51 komt te luiden:
1. Onze Minister stelt na overleg met de gezamenlijke netbeheerders en representatieve organisaties van netgebruikers, en met inachtneming van het bepaalde in artikel 10a, derde lid, een calamiteitenplan vast.
2. Het besluit tot vaststelling van het calamiteitenplan wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.
Na artikel 52 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Onze Minister verzamelt, analyseert en bewerkt systematisch inlichtingen en gegevens met betrekking tot de leverings- en voorzieningzekerheid, in het bijzonder met betrekking tot:
a. het evenwicht van vraag en aanbod op de nationale markt,
b. het niveau van de verwachte toekomstige vraag en de beschikbare voorraden,
c. de extra capaciteit aan geplande of in aanbouw zijnde infrastructuur,
d. de kwaliteit en de staat van onderhoud van de netten, en
e. de maatregelen in geval van piekbelasting of het in gebreke blijven van een of meerdere leveranciers.
2. Onze Minister publiceert jaarlijks uiterlijk op 31 juli op geschikte wijze een verslag van zijn bevindingen die het verzamelen, analyseren en bewerken van de inlichtingen en gegevens over de onderwerpen, genoemd in het eerste lid, heeft opgeleverd, alsmede van de getroffen of voorgenomen maatregelen met betrekking tot die onderwerpen. Hij zendt het verslag onverwijld naar de Commissie van de Europese Gemeenschappen en doet mededeling ervan in de Staatscourant, onder vermelding van de wijze waarop het verslag kan worden geraadpleegd.
3. Ter uitvoering van de taak, bedoeld in het eerste lid, kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld omtrent:
a. de gegevens en inlichtingen waarvan Onze Minister kan verlangen dat zij hem worden verstrekt,
b. degenen van wie Onze Minister, onverminderd artikel 34, kan verlangen dat zij hem gegevens en inlichtingen verstrekken, en
c. de termijn waarbinnen, de wijze waarop en de vorm waarin de gegevens en inlichtingen aan Onze Minister worden verstrekt.
Na artikel 52a wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
1. Het is verboden oneerlijke en misleidende verkoopmethoden te hanteren voor de levering en het transport van gas aan afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid.
2. De voorwaarden, verbonden aan een leverings- of transportovereenkomst met een afnemer als bedoeld in artikel 43, eerste lid, zijn transparant, eerlijk en vooraf bekend. De voorwaarden worden in ieder geval voor het sluiten van de overeenkomst verstrekt en zijn gesteld in duidelijke en begrijpelijke taal.
3. Leveranciers en netbeheerders zorgen ervoor dat afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid, te allen tijde transparante informatie kunnen krijgen over de geldende tarieven en voorwaarden voor levering en transport van gas.
4. Het is verboden voor de houder van een vergunning om op zodanige wijze afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid, te benaderen dat onduidelijkheid bestaat over het feit dat een contract is afgesloten, de duur van het contract, de voorwaarden voor verlenging en beëindiging van het contract, het bestaan van een recht op opzegging en de voorwaarden van opzegging.
5. Een contract, gesloten in strijd met het bepaalde bij of krachtens dit artikel is vernietigbaar.
6. Onder misleidende verkoopmethoden, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval verstaan:
a. beweren een gedragscode te hebben ondertekend wanneer dit niet het geval is;
b. een vertrouwens-, kwaliteits- of ander soortgelijk label aanbrengen zonder daarvoor de vereiste toestemming te hebben verkregen;
c. beweren dat een gedragscode door een publieke of andere instantie is erkend wanneer dit niet het geval is;
d. beweren dat de levering of het transport van gas door een openbare of particuliere instelling is aanbevolen, erkend of goedgekeurd terwijl zulks niet het geval is, of iets dergelijks beweren zonder dat aan de voorwaarde voor de aanbeveling, erkenning of goedkeuring word voldaan;
e. de levering en het transport van gas tegen een genoemde prijs aan te bieden zonder dat wordt aangegeven dat er een gegrond vermoeden bestaat dat de levering of het transport van gas niet tegen die prijs kan worden geleverd gedurende een periode en in hoeveelheden, die rekening houdend met het product, de omvang van de voor het product gevoerde reclame en de aangeboden prijs redelijk zijn;
f. de levering of het transport van gas tegen een genoemde prijs te koop aanbieden en vervolgens weigeren een bestelling op te nemen of het product binnen een redelijke termijn te leveren;
g. beloven dat de afnemer met wie de leverancier of netbeheerder voorafgaand aan de transactie heeft gecommuniceerd in een andere taal dan Nederlands, een klantendienst te verschaffen en deze dienst vervolgens enkel beschikbaar stellen in een andere taal zonder dit duidelijk aan de afnemer te laten weten alvorens deze zich tot de transactie verbindt;
h. wettelijke rechten van de afnemer voorstellen als een onderscheidend kenmerk van het aanbod van de leverancier of netbeheerder;
i. redactionele inhoud in de media, waarvoor de leverancier of netbeheerder heeft betaald, gebruiken om reclame te maken voor de levering of het transport van gas, zonder dat dit duidelijk uit de inhoud of uit duidelijk door de afnemer identificeerbare beelden of geluiden blijkt, zulks onverminderd het bepaalde in richtlijn 89/552/EEG;
j. een pyramidesysteem opzetten, beheren of promoten waarbij de afnemer tegen betaling kans maakt op een vergoeding die eerder voortkomt uit het aanbrengen van nieuwe afnemers in het systeem dan uit de levering of het transport van gas;
k. nalaten de in de bijlage bij de verordening betreffende verkoopsbevordering vermelde informatie te verstrekken, of bij de uitvoering van de voorschriften van deze bijlage onjuiste, onduidelijke of dubbelzinnige informatie te verstrekken;
l. beweren dat producten het winnen bij kansspelen kunnen vergemakkelijken;
m. materieel onjuiste informatie verstrekken over marktomstandigheden of de mogelijkheid het product te bemachtigen met de bedoeling de afnemer het product te doen aanschaffen tegen voorwaarden die minder gunstig zijn dan de normale marktvoorwaarden;
n. in de context van een handelspraktijk beweren dat er een wedstrijd wordt georganiseerd of prijzen worden uitgeloofd zonder de aangekondigde prijzen of een redelijk alternatief daadwerkelijk toe te kennen;
o. een product als bij voorbeeld «gratis», «voor niets», «kosteloos» omschrijven als de afnemer iets anders moet betalen dan de onvermijdelijke kosten om in te gaan op het aanbod, en het product af te halen dan wel dit te laten bezorgen;
p. marketingmateriaal voorzien van een factuur of een soortgelijk document waarin om betaling wordt gevraagd, waardoor bij de afnemer de indruk wordt gewekt dat hij het aangeprezen product al heeft besteld terwijl dat niet het geval is.
7. Onder oneerlijke verkoopmethoden, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval verstaan:
a. de indruk wekken dat de afnemer het pand niet mag verlaten alvorens er een overeenkomst is opgesteld;
b. de afnemer thuis opzoeken en zijn verzoek om weg te gaan of niet meer terug te komen, negeren, behalve indien, en voor zover gerechtvaardigd volgens de geldende wet- en regelgeving wordt beoogd een contractuele verplichting te doen naleven;
c. hardnekkig en ongewenst aandringen per telefoon, fax, e-mail of andere afstandmedia behalve indien, er voor zover gerechtvaardigd volgens de geldende wet- en regelgeving, wordt beoogd een contractuele verplichting te doen naleven;
d. in reclame kinderen rechtstreeks oproepen hun ouders of andere volwassenen ertoe over te halen producten, waarvoor reclame wordt gemaakt, voor hen te kopen;
e. vragen om onmiddellijke dan wel uitgestelde betaling voor producten die de leverancier of netbeheerder heeft geleverd, maar waar de afnemer niet om heeft gevraagd, tenzij het product een vervangingsgoed is als bedoeld in artikel 7, derde lid, van richtlijn 97/7/EG betreffende op afstand gesloten overeenkomsten (niet-gevraagde leveringen);
f. de afnemer uitdrukkelijk meedelen dat, als hij het product of de dienst niet koopt, de baan of de bestaansmiddelen van de leverancier of netbeheerder in het gedrang komen;
g. de indruk wekken dat de afnemer al een prijs heeft gewonnen zonder een aankoop te verrichten, als de prijs in feite pas bij transport of levering van gas kan worden gewonnen of toegekend.
8. Een leverancier biedt een afnemer als bedoeld in artikel 43, eerste lid, ten minste een overeenkomst voor de levering van gas voor een onbepaalde duur aan.
9. Indien de afnemer als bedoeld in artikel 43, eerste lid, geen uitdrukkelijke keuze maakt voor een overeenkomst voor bepaalde duur, wordt hij geacht gekozen te hebben voor een overeenkomst voor onbepaalde duur.
10. Een afnemer als bedoeld in artikel 43, eerste lid, kan elke overeenkomst tot levering van elektriciteit beëindigen met inachtneming van een termijn van dertig dagen.
11. Indien sprake is van een overeenkomst voor bepaalde duur, kan de leverancier in deze overeenkomst opnemen dat bij tussentijdse beëindiging van de overeenkomst de afnemer een redelijke vergoeding is verschuldigd. Indien sprake is van een overeenkomst voor onbepaalde duur, kan een dergelijke vergoeding niet in de overeenkomst worden opgenomen.
12. Bij ministeriële regeling worden ter implementatie van de richtlijn nadere regels gesteld over consumentenbescherming.
Na artikel 54 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. Onverminderd de artikelen 10 en 10a heeft de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, in het belang van het planmatig beheer van voorkomens van gas, ter verzekering op lange termijn van een behoedzaam en rationeel gebruik van deze natuurlijke hulpbron, tevens tot taak:
a. ten behoeve van de inname van gas uit de gasvoorkomens in gebieden binnen Nederland en het in artikel 17 bedoelde gebied punten in het gastransportnet te ontwikkelen waar gas wordt ingevoerd;
b. het jaarlijks aan Onze Minister overleggen van een overzicht waarin ten aanzien van de eerstvolgende twintig jaar ramingen zijn opgenomen met betrekking tot de uitoefening van de taak, bedoeld in onderdeel a, onder vermelding van daarbij gehanteerde vooronderstellingen en relevante onderscheidingen.
2. Onze Minister kan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet ontheffing verlenen van de in het eerste lid, onder a, bedoelde verplichting, indien deze door naleving van die verplichting ernstige economische en financiële moeilijkheden ondervindt of dreigt te ondervinden. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden met betrekking tot de voorwaarden waaronder ontheffing wordt verleend en de duur van de ontheffing.
1. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet kan, ten einde te waarborgen dat hij de taken, bedoeld in artikel 54a, zo doelmatig mogelijk kan uitvoeren, voorwaarden stellen aan de wijze waarop het gas van de houders van Nederlandse winningsvergunningen dan wel degene met wie voor het gebruik van die vergunning een overeenkomst is gesloten inzake het voor gezamenlijke rekening winnen van gas, wordt ingenomen.
2. Gasbedrijven, netgebruikers en afnemers verstrekken de netbeheerder van het landelijk gastransportnet desgevraagd tijdig voldoende inlichtingen en gegevens om te waarborgen dat hij de taken, bedoeld in het eerste lid kan uitvoeren.
3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde voorwaarden en de in het tweede lid genoemde gegevens en inlichtingen.
Artikel 55 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Onze Minister stelt tenminste eenmaal in de vijf jaar vast van welke hoeveelheid gas, dat wordt gewonnen uit het Groningen veld op basis van de bij koninklijk besluit van 30 mei 1963, nr. 39 (Stcrt. 126) verleende winningsvergunning, Gasunie uit mag gaan bij de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 54, eerste lid, onderdelen a en b. Bij iedere vaststelling geeft Onze Minister aan welke hoeveelheid de komende tien jaar ten hoogste gemiddeld per jaar mag worden gewonnen. De vaststelling maakt onderdeel uit van de voorschriften aan de houder van bovengenoemde winningsvergunning als bedoeld in artikel 36, tweede en derde lid, van de Mijnbouwwet.
2. In het tweede lid wordt de tweede volzin geschrapt.
3. Onder vernummering van het derde tot het vierde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. Onze Minister kan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet aanwijzingen geven in het belang van een goede vervulling van de in artikel 54a, eerste lid, bedoelde taken.
Artikel 56 wordt gewijzigd als volgt:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet verstrekt Onze Minister alle inlichtingen die hij nodig heeft voor de toepassing van artikel 54a, tweede lid, en artikel 55, derde lid.
In artikel 57 wordt, onder vernummering van het tweede tot het derde lid, een lid ingevoegd, luidende:
2. Onze Minister kan, ingeval de netbeheerder van het landelijk gastransportnet nalaat een van haar taken, bedoeld in artikel 54a, eerste lid, te vervullen, of een aanwijzing van Onze Minister als bedoeld in artikel 55, derde lid, niet opvolgt, een last onder dwangsom opleggen.
Artikel 59 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet, met uitzondering van paragraaf 1.2 en van de artikelen 43 tot en met 49, 53 tot en met 57, 72, 73 en 76 tot en met 85, zijn belast de bij besluit van de directeur-generaal aangewezen ambtenaren van de Nederlandse mededingingsautoriteit. Het toezicht op de naleving van de artikelen 14 tot en met 16 en artikel 18h, voor zover het betreft landsgrensoverschrijdende transporten, wordt uitgeoefend in overleg met de bevoegde instantie van de andere betrokken lidstaat of lidstaten van de Europese Unie.
2. In het tweede lid vervalt «, hoofdstuk 3».
Artikel 60 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid vervalt de zinsnede «, met uitzondering van werkzaamheden die rechtstreeks verbanden houden met de uitvoering van artikel 19».
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De directeur kan bindende aanwijzingen geven in verband met de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet.
3. Aan artikel 60, derde lid, wordt een nieuwe volzin toegevoegd, luidende: Van de beschikking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant. Gegevens die ingevolge artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur niet voor verstrekking in aanmerking komen, worden niet ter inzage gelegd.
Artikel 60a wordt vervangen door een nieuwe paragraaf, luidende:
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
a. last onder dwangsom: de sanctie, inhoudende:
1°. een last tot herstel van de overtreding, en
2°. de verplichting tot betaling van een geldsom onder de opschortende voorwaarde dat de last niet wordt uitgevoerd;
b. bestuurlijke boete: de sanctie, inhoudende een onvoorwaardelijke verplichting tot betaling van een geldsom, die is gericht op bestraffing van de overtreder;
c. overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
1. De directeur stelt een handhavingsplan op. Het plan beschrijft de procedure en de wijze waarop de directeur zijn in deze wet toegekende handhavingsbevoegdheden toepast.
2. Het handhavingsplan behoeft de goedkeuring van Onze Minister.
3. Het besluit tot goedkeuring wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.
1. De directeur kan in geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze wet, met uitzondering van de artikelen 5, 9, eerste lid, 43 tot en met 46, 54, eerste lid, 54a, eerste lid, en artikel 55, tweede en derde lid, de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
2. Indien daarvoor naar zijn oordeel aanleiding bestaat, gelet op het voorschrift waarop de overtreding betrekking heeft, geeft de directeur een bindende aanwijzing als bedoeld in artikel 60, derde lid, alvorens een last onder dwangsom op te leggen.
3. Aan een last onder dwangsom kunnen voorschriften worden verbonden inzake het verstrekken van gegevens aan de directeur.
4. Artikelen 5:32, vierde en vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.
5. De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom vervalt vijf jaren nadat de overtreding heeft plaatsgevonden.
1. De directeur kan in geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens:
a. de artikelen 3c, derde lid, 4, eerste en tweede lid, 10, tweede lid en derde lid, onderdeel b, 10c, derde en vierde lid, 10d, derde lid, 11, derde lid, 13, zevende lid, 17a, 18b, tweede en derde lid, 18g, vierde lid, 34, tweede lid, 35, 35b, 35c, 35d, 35e, 40, tweede lid, 42, 44, tweede lid, 52a, derde lid, 56, 82, eerste en vierde lid, en 83, alsmede artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht, de overtreder per overtreding een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste € 450 000 of, indien dat meer is, 1% van de omzet van de overtreder in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking, en
b. de artikelen 2, eerste en tweede lid, 3, eerste en derde lid, 3a, derde lid, 3b, eerste en tweede lid, 3c, eerste en tweede lid, 7, eerste lid, 8, 9a, 10, eerste lid, derde lid, onderdeel a, en vierde lid, 10a, eerste, tweede en derde lid, 10b, 10c, eerste en tweede lid, 10d, eerste lid, 11, eerste, tweede en zesde lid, 12e, eerste lid, 13, zevende lid, 17b, 18a, tweede lid, 18b, eerste lid, 18g, eerste tot en met derde lid, 32, 35a, 37, 39, tweede lid, 40, eerste, derde en vierde lid, 43, eerste lid, 44, eerste en vijfde lid, 47, tweede lid, 48, 51, 52b, 60, derde lid, 63, 66a, 66b, 72, 73, vierde lid, 79 en 85b de overtreder per overtreding een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste 10% van de omzet van de overtreder in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking.
2. Bij de vaststelling van de hoogte van boete houdt de directeur in ieder geval rekening met de ernst en de duur van de overtreding.
3. De berekening van de netto-omzet, bedoeld in het eerste lid, geschiedt op de voet van artikel 377, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
1. De directeur legt geen bestuurlijke boete op voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten.
2. De bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete vervalt vijf jaren nadat de overtreding heeft plaatsgevonden.
3. Indien tegen de bestuurlijke boete bezwaar wordt gemaakt of beroep wordt ingesteld, wordt de vervaltermijn opgeschort tot onherroepelijk op het bezwaar of beroep is beslist.
1. Indien de directeur vaststelt dat een overtreding als bedoeld in artikelen 60ac of 60ad is begaan, maakt hij daarvan een rapport op.
2. Het rapport is gedagtekend en vermeldt in ieder geval:
a. de naam van de overtreder,
b. de overtreding alsmede het overtreden voorschrift, en
c. zo nodig een aanduiding van de plaats waar en het tijdstip waarop de overtreding is geconstateerd.
3. Een afschrift van het rapport wordt toegezonden aan de overtreder.
1. Indien aan een handeling van de directeur redelijkerwijs de gevolgtrekking kan worden verbonden dat aan de overtreder een bestuurlijke boete zal worden opgelegd, is er geen verplichting meer van de zijde van die overtreder om ten behoeve van deze oplegging inlichtingen omtrent de overtreding te verstrekken.
2. De overtreder wordt hierop gewezen alvorens hem mondeling wordt gevraagd inlichtingen te verstrekken.
1. De directeur stelt de overtreder desgevraagd in de gelegenheid de gegevens waarop het voornemen tot het opleggen van een bestuurlijke boete berust, in te zien en daarvan afschriften te vervaardigen.
2. In afwijking van afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de overtreder altijd in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.
3. Indien blijkt dat de verdediging van de overtreder dit redelijkerwijs vergt, draagt de directeur er zoveel mogelijk zorg voor dat deze gegevens aan de overtreder worden medegedeeld in een voor hem begrijpelijke taal.
1. De directeur beslist omtrent het opleggen van de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete binnen dertien weken na de dagtekening van het rapport.
2. Mandaat tot het opleggen van een bestuurlijke boete wordt niet verleend aan degene die van de overtreding een rapport heeft opgemaakt.
3. In de beschikking tot oplegging van een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete wordt in ieder geval vermeld:
a. indien een last onder dwangsom wordt opgelegd:
1°. de naam van de overtreder, en
2°. de inhoud van de last en de termijn waarvoor deze geldt;
b. indien een bestuurlijke boete wordt opgelegd:
1°. de naam van de overtreder, en
2°. het bedrag van de boete;
c. de overtreding ter zake waarvan de last of de bestuurlijke boete wordt opgelegd alsmede het overtreden wettelijk voorschrift.
1. Een beschikking als bedoeld in artikel 60ai wordt, nadat zij bekend is gemaakt, ter inzage gelegd bij de directeur van de dienst.
2. Van de beschikking wordt mededeling gedaan in de Staatscourant. Gegevens die ingevolge artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur niet voor verstrekking in aanmerking komen, worden niet ter inzage gelegd.
1. Een bestuurlijke boete wordt betaald binnen zes weken nadat de beschikking waarbij de boete is opgelegd, in werking is getreden.
2. De boete wordt vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop de in het eerste lid genoemde termijn is verstreken.
3. Indien niet is betaald binnen de in het eerste lid genoemde termijn, wordt degene die de boete is verschuldigd schriftelijk bevolen binnen twee weken alsnog het bedrag van de boete, verhoogd met de krachtens het tweede lid verschuldigde rente en de kosten van de aanmaning, te betalen.
1. Bij gebreke van betaling binnen de in artikel 60ak, derde lid, bedoelde termijn van twee weken kan de directeur de verschuldigde boete, verhoogd met de op de aanmaning en invordering betrekking hebbende kosten, invorderen bij dwangbevel.
2. Het dwangbevel wordt op kosten van degene die de boete is verschuldigd bij deurwaardersexploit betekend en levert een executoriale titel op in de zin van Boek 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
3. Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van de staat.
4. Het verzet schorst de tenuitvoerlegging. Op verzoek van de staat kan de rechter de schorsing van de tenuitvoerlegging opheffen.
Artikel 61 wordt vervangen door:
1. Tegen een op grond van deze wet genomen besluit, met uitzondering van een besluit op grond van de artikel 16 en 60ad, kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van beroep voor het bedrijfsleven.
2. Indien beroep wordt ingesteld tegen een besluit als bedoeld in de artikelen 16 en 60ad is, in afwijking van artikel 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht, de rechtbank te Rotterdam bevoegd.
3. Voor zover een door de directeur genomen besluit, genomen op grond van de artikelen 12a, 12b, 81c en 82 aangemerkt wordt als algemeen verbindend voorschrift, kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van beroep voor het bedrijfsleven.
4. Een representatieve organisatie wordt geacht belanghebbende te zijn bij besluiten genomen op grond van deze wet.
Artikel 64 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels is een door Onze Minister vast te stellen vergoeding verschuldigd voor het verlenen van een ontheffing als bedoeld in artikel 2a, een instemming als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van een aanwijzing als bedoeld in artikel 5, een ontheffing als bedoeld in artikel 16 of artikel 18h, van een certificaat als bedoeld in artikel 41 of van een vergunning als bedoeld in artikel 43, welke vergoeding verschuldigd is voor ten hoogste de kosten van de bemoeiingen met betrekking tot de instemming, de aanwijzing, de ontheffing, de vergunning onderscheidenlijk het certificaat.
2. In het tweede lid wordt «gastransportbedrijven en vergunninghouders» vervangen door «netbeheerders, LNG-bedrijven, gasopslagbedrijven en vergunninghouders» en wordt «bedoeld in de artikelen 11, 13, 18, 26, 30, 80, 81 en 82» vervangen door: bedoeld in de artikelen 12f, 13 en 18 tot en met 18f, 80, 81 en 82.
Artikel 65, eerste lid, komt te luiden:
1. Bij gebreke van betaling binnen de termijn, bedoeld in artikel 64, derde lid, kan het verschuldigde bedrag verhoogd met de wettelijke rente en de op de aanmaning betrekking hebbende kosten, worden ingevorderd bij dwangbevel.
Artikel 66 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste en tweede lid komen te luiden:
1. Onze Minister zendt binnen twee jaar na de plaatsing in het Staatsblad van de Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer, en vervolgens telkens na vier jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de Gaswet in de praktijk.
2. Bij ministeriele regeling worden nadere regels worden gesteld over de inhoud van het verslag, maar die bevat in ieder geval een evaluatie de doeltreffendheid en de effecten van de Gaswet met betrekking tot:
a. de voorzienings- en leveringszekerheid van gas;
b. de marktordening en de marktwerking;
c. mede gelet op de Mededingingswet, het toezicht en de naleving.
2. Aan artikel 66 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De Dienst Toezicht Energie is belast met de uitvoering van de evaluatie.
Na artikel 66 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
Indien dat noodzakelijk is in het belang van een voldoende transparante en liquide markt voor vraag en aanbod van gas, transportcapaciteit, opslagcapaciteit of productiecapaciteit of in het belang van de daarmee verband houdende leveringszekerheid, zullen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over:
a. de wijze waarop of de voorwaarden waaronder producenten, gasopslagbedrijven, LNG-bedrijven, handelaren, leveranciers of netbeheerders gas, transportcapaciteit, opslagcapaciteit of productiecapaciteit waarover zij beschikken, aanbieden;
b. de informatie die producenten, gasopslagbedrijven, LNG-bedrijven, handelaren, leveranciers of netbeheerders verstrekken met betrekking tot de vraag en aanbod van gas, transportcapaciteit, opslagcapaciteit of productiecapaciteit.
1. Onze Minister wijst een of meer rechtspersonen aan die tot taak hebben een beurs tot stand te brengen en in stand te houden. Onze Minister kan regels stellen met betrekking tot de procedure voor aanwijzing van een beurs.
2. Een rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, stelt een beursreglement op. Het beursreglement behoeft de goedkeuring van Onze Minister. Van het besluit tot goedkeuring wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
3. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet is verplicht aan de rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, de gevraagde medewerking te verlenen, voor zover deze medewerking noodzakelijk is voor een goede uitvoering van de aan deze rechtspersoon opgelegde taak. Onze Minister kan nadere regels stellen over de door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet te verlenen medewerking.
4. De rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, die bij de uitvoering van zijn taak de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover de artikelen van deze wet hem tot mededeling verplichten of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.
5. Producenten, leveranciers, handelaren, verbruikers en aandeelhouders onthouden zich van elke bemoeiing met de uitvoering van de taak die is opgedragen aan de rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 73 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «artikel 19, eerste lid, van de richtlijn» vervangen door: artikel 23, tweede lid, van de richtlijn.
2. In het derde lid wordt «artikel 3, derde lid, van de richtlijn» vervangen door: artikel 3, vijfde lid, van de richtlijn.
Artikel 80 komt te luiden:
Na artikel 80 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 81 wordt vervangen door de volgende artikelen:
1. De directeur stelt na overleg met de gezamenlijke netbeheerders en met representatieve organisaties van partijen op de gasmarkt, met inachtneming van het belang dat door middel van marktwerking ten behoeve van afnemers de doelmatigheid van de bedrijfsvoering en de meest doelmatige kwaliteit van het transport worden bevorderd, de methode tot vaststelling van de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering, van de kwaliteitsterm en van het rekenvolume van elke tariefdrager van elke dienst waarvoor een tarief wordt vastgesteld, vast.
2. De korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering heeft onder meer ten doel te bereiken dat de netbeheerder in ieder geval geen rendement kan behalen dat hoger is dan in het economisch verkeer gebruikelijk en dat de gelijkwaardigheid in de doelmatigheid van de netbeheerders wordt bevorderd.
3. De kwaliteitsterm geeft de aanpassing van de tarieven in verband met de geleverde kwaliteit aan en heeft ten doel netbeheerders te stimuleren om de kwaliteit van hun transportdienst te optimaliseren.
4. De rekenvolumina die een netbeheerder gebruikt bij het voorstel, bedoeld in artikel 81b, zijn gebaseerd op daadwerkelijk gefactureerde volumina in eerdere jaren, of worden door de directeur geschat indien deze betrekking hebben op nieuwe tarieven.
1. Ten behoeve van het voorstel, bedoeld in artikel 81b, stelt de directeur voor iedere netbeheerder afzonderlijk voor een periode van ten minste drie en ten hoogste vijf jaar vast:
a. de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering,
b. de kwaliteitsterm, en
c. het rekenvolume van elke tariefdrager van elke dienst waarvoor een tarief wordt vastgesteld.
2. De directeur kan het in het eerste lid, onderdeel c, bedoelde rekenvolume gedurende de in dat lid bedoelde periode wijzigen.
1. Iedere netbeheerder die het transport van gas verricht dat bestemd is voor levering aan afnemers zendt jaarlijks voor 1 oktober aan de directeur een voorstel voor de tarieven die deze netbeheerder ten hoogste zal berekenen voor het transport van gas aan die afnemers en de dat transport ondersteunende diensten, met inachtneming van:
a. het uitgangspunt dat de kosten worden toegerekend aan de tariefdragers betreffende de diensten die deze kosten veroorzaken,
b. de tariefstructuren vastgesteld op grond van artikel 12f,.
c. het bepaalde bij of krachtens artikel 81a, en
d. de formule:
waarbij
TIt = de totale inkomsten uit de tarieven uit het jaar t, te weten de som van de vermenigvuldiging van elk tarief in het jaar t en het op basis van artikel 81a, onderdeel c, vastgestelde rekenvolume van elke tariefdrager waarvoor een tarief wordt vastgesteld;
TIt-1 = de totale inkomsten uit de tarieven in het jaar voorafgaande aan het jaar t, te weten de som van de vermenigvuldiging van elk tarief in het jaar t-1 en het op basis van artikel 81a, onderdeel c, vastgestelde rekenvolume van elke tariefdrager waarvoor een tarief wordt vastgesteld;
cpi = de relatieve wijziging van de consumentenprijsindex (alle huishoudens), berekend uit het quotiënt van deze prijsindex, gepubliceerd in de vierde maand voorafgaande aan het jaar t, en van deze prijsindex, gepubliceerd in de zestiende maand voorafgaande aan het jaar t, zoals deze maandelijks wordt vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek;
x = de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering;
q = de kwaliteitsterm, die de aanpassing van de tarieven in verband met de geleverde kwaliteit aangeeft.
2. Een netbeheerder kan, gelijktijdig met het voorstel, bedoeld in het eerste lid, een voorstel doen voor een tariefverhoging ter dekking van de kosten voor de een uitzonderlijke en aanmerkelijke investering ter uitbreiding van het door de netbeheerder beheerde net.
1. De directeur stelt met betrekking tot het transport van gas dat bestemd is voor levering aan afnemers voor iedere netbeheerder de tarieven, die kunnen verschillen voor de verschillende netbeheerders envoor de onderscheiden tariefdragers en die deze ten hoogste mag berekenen voor het transport van dat gas en de dat transport ondersteunende diensten, jaarlijks vast.
2. De directeur kan de tarieven die zullen gelden in het jaar t corrigeren, indien de tarieven die golden in het jaar of de jaren voorafgaand aan het jaar t:
a. bij rechterlijke uitspraak of met toepassing van artikel 6:18 van de Algemene wet bestuursrecht zijn gewijzigd;
b. zijn vastgesteld met inachtneming van onjuiste of onvolledige gegevens en de directeur, indien hij de beschikking had over juiste of volledige gegevens, tarieven zou hebben vastgesteld die in aanmerkelijke mate zouden afwijken van de vastgestelde tarieven;
c. zijn vastgesteld met gebruikmaking van geschatte gegevens en de feitelijk gegevens daarvan afwijken.
3. Indien het voorstel niet binnen de termijn, bedoeld in artikel 81b, eerste lid, aan de directeur is gezonden, stelt deze de tarieven voor de desbetreffende netbeheerder uit eigen beweging vast met inachtneming van artikel 81b.
1. De tarieven treden in werking op een door de directeur te bepalen datum en gelden tot 1 januari van het jaar, volgend op de datum van inwerkingtreding van het besluit tot vaststelling van de tarieven.
2. Indien op 1 januari de tarieven voor het volgende jaar nog niet zijn vastgesteld, gelden de tarieven tot de datum van inwerkingtreding van het besluit tot vaststelling van de tarieven voor het volgende jaar.
3. Iedere netbeheerder legt een exemplaar van de voor hem geldende tarieven voor een ieder ter inzage in al zijn vestigingen.
1. Het tarief voor de meting van gas bij afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid, heeft betrekking op:
a. het van het net afgenomen en verbruikte gas;
b. het meedelen van de gegevens aan de desbetreffende afnemer en aan de netbeheerder op wiens net de afnemer is aangesloten.
2. De tarieven voor de meting van gas bij afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid, worden vastgesteld door de directeur van de dienst na overleg met de gezamenlijke netbeheerders en met representatieve organisaties van partijen op de gasmarkt. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot procedure tot vaststelling van de tarieven voor de meting van gas bij afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid, en de wijze van berekening van deze tarieven.
Artikel 82 komt te luiden:
1. De tarieven voor diensten ter uitvoering van de taken, genoemd in de artikelen 10 en 10a, worden vastgesteld overeenkomstig dit artikel.
2. Voor elke taak van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, genoemd in de artikelen 10 en10a stelt de directeur de methode van regulering vast, voor een periode van ten minste drie en ten hoogste vijf jaar, na overleg met de gezamenlijke netbeheerders en met representatieve organisaties van partijen op de gasmarkt en met inachtneming van het belang dat de doelmatigheid van de bedrijfsvoering op de meest doelmatige kwaliteit van de uitvoering van deze taken worden bevorderd.
3. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet zendt jaarlijks voor 1 september aan de directeur een voorstel voor de tarieven voor uitvoering van de taken genoemd in de artikelen 10 en 10a, met inachtneming van de tariefstructuren vastgesteld op grond van artikel 12f.
4. De directeur stelt de tarieven die kunnen verschillen voor de onderscheiden tariefdragers jaarlijks vast. De directeur stelt na overleg met de gezamenlijke netbeheerders en met representatieve organisaties van netgebruikers op de gasmarkt een doelmatigheidskorting vast. De directeur stelt de doelmatigheidskorting telkens vast voor een periode van ten minste drie en ten hoogste vijf jaren. De doelmatigheidskorting heeft tot doel om een doelmatige bedrijfsvoering te bevorderen.
5. Artikel 81c tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
6. Indien een voorstel niet binnen de termijn, bedoeld in het derde lid aan de directeur is gezonden stelt deze de tarieven uit eigen beweging vast met inachtneming van dit artikel.
7. De door de directeur vastgestelde tarieven treden in werking op een door de directeur te bepalen datum en gelden tot 1 januari van het jaar, volgend op de datum van inwerkingtreding van het besluit tot vaststelling van de tarieven.
8. Indien op 1 januari de tarieven voor het volgende jaar nog niet zijn vastgesteld, gelden de tarieven tot de datum van inwerkingtreding van het besluit tot vaststelling van de tarieven voor het volgende jaar.
9. De netbeheerder van het landelijk gastransportnet publiceert de voor hem geldende tarieven op een geschikte wijze. Tevens legt de netbeheerder van het landelijk gastransportnet de voor hem geldende tarieven voor een ieder ter inzage in al zijn vestigingen.
Artikel 85 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Indien zich in de periode tussen 1 juli 1996 en de datum van de aanwijzing van de netbeheerder, bedoeld in artikel 2, een wijziging heeft voorgedaan met betrekking tot de eigendom van de aandelen in de rechtspersoon aan wie het desbetreffende gastransportnet toebehoort of de eigendom van dat net, is voor de instemming met de aanwijzing van de netbeheerder vereist, dat Onze Minister geen bedenkingen heeft tegen die wijziging.
2. In het tweede lid vervalt «of in een vergunninghouder».
3. Het derde lid komt te luiden:
3. Onze Minister kan zijn instemming onthouden, indien de wijziging met betrekking tot de eigendom van een gastransportnet of van de aandelen in de netbeheerder ertoe zou leiden dat een natuurlijke persoon of rechtspersoon buiten de kring van hen aan wie aandelen in een netbeheerder toebehoren, rechten op een gastransportnet of op aandelen in de netbeheerder zou krijgen.
4. Het vierde en vijfde lid komen te luiden:
4. Onze Minister onthoudt zijn instemming indien de wijziging met betrekking tot de eigendom van een gastransportnet of de aandelen in een netbeheerder ertoe zou leiden dat een natuurlijke persoon of rechtspersoon buiten de kring van hen aan wie aandelen in een netbeheerder toebehoren, rechten op een gastransportnet of op aandelen in een netbeheerder zou krijgen. Bij ministeriële regeling kan een datum worden bepaald tot welke de Minister zijn instemming onthoudt. Deze ministeriële regeling wordt niet vastgesteld dan nadat Onze Minister daarover overleg met de Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft gevoerd.
5. Indien Onze Minister zijn instemming onthoudt en de voorgenomen wijziging met betrekking tot de eigendom van een gastransportnet of van de aandelen voorgang vindt, kan Onze Minister een andere rechtspersoon aanwijzien als netbeheerder van het net dat door de desbetreffende netbeheerder wordt beheerd.
6. Het zevende, achtste en negende lid vervallen.
Na artikel 85 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Na artikel 85a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Een gastransportnet waarvoor een netbeheerder, niet zijnde een netbeheerder als bedoeld in artikel 2, tweede lid, is aangewezen wordt niet beschikbaar gesteld als zekerheid voor het aantrekken van financiële middelen, behoudens voorzover dit geschiedt ten behoeve van het netbeheer.
2. Er worden geen rechten gevestigd op basis van de toekomstige inkomsten uit een gastransportnet waarvoor een netbeheerder is aangewezen, behoudens voorzover dit geschiedt ten behoeve van het netbeheer.
Artikel 88, wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. De artikelen 14, derde tot en met zesde lid, treden in werking met ingang van 1 juli 2004.
2. Het derde lid vervalt.
3. Het vierde lid vervalt.
4. Het vijfde lid wordt vernummerd tot derde lid.
5. Het zesde lid vervalt.
De Wet energiedistributie3 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1 komt te luiden:
In deze wet en daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. distributie van elektriciteit: het leveren van elektriciteit aan afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998;
b. distributie van gas: het leveren van gas aan afnemers als bedoeld in artikel 43, eerste lid, van de Gaswet, met uitzondering van de leveringen van gas als bedoeld in artikel 43, tweede lid, onderdeel b, van die wet;
c. distributie van warmte: het leveren van warmte aan verbruikers, behoudens voor zover dit leveren geschiedt door een natuurlijke persoon of rechtspersoon die:
1°. hetzij warmte levert aan niet meer dan tien verbruikers tegelijk,
2°. hetzij per jaar niet meer warmte aan verbruikers levert dan 10 000 gigajoules,
3°. hetzij eigenaar is van de gebouwen ten behoeve waarvan de warmte wordt geleverd;
d. verbruiker van elektriciteit: een afnemer als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Elektriciteitswet 1998;
e. distributiebedrijf: een organisatorische eenheid die zich bezighoudt met het geheel of ten dele in het kader van de distributie leveren van elektriciteit of gas of met de distributie van warmte;
f. Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken.
In artikel 1, onder 1°, van de Wet op de economische delicten4 vervalt:
de Elektriciteitswet 1998, de artikelen 5, zesde lid,7, tweede lid, 12, eerste lid, 16, 18, 21, 46, 47, eerste lid, 53, eerste lid, 56, eerste lid, 60, 62, 64, 69, 78, tweede lid, 79, 84, 95a, eerste lid, 95b en 95f;
de Gaswet, de artikelen 4, eerste lid, 7, eerste lid, 8, 10, 11, eerste lid, 12, eerste en vierde lid, 13, derde lid, 18, eerste lid, 19, tweede lid, 21, eerste lid, 25, eerste lid, 28, 29, 30, eerste lid, 32, 33, 34, tweede lid, 35, 36, 37, 38, 43, eerste lid, 44, 48, 51a, eerste lid, 56, 72, eerste lid, 73, vierde lid, 78, tweede lid, 79 en 82; .
De bijlage bij de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie5 wordt als volgt gewijzigd:
1. De zin «De artikelen 11, vijfde lid, en 16 van de Gaswet» wordt vervangen door: De artikelen 11, vijfde lid, 16, 60ac en 60ad van de Gaswet.
2. Onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel 16 door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
17. De artikelen 77h en 77i van de Elektriciteitswet 1998.
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek6 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 5, eerste lid, wordt «roerende zaak» vervangen door: roerende zaak, elektriciteit daaronder begrepen.
1. Met betrekking tot beschikkingen, genomen krachtens het bij deze wet vervallen artikel 5a van de Elektriciteitswet 1998, zijn de artikelen 77g, 77h, 77k, 77n en 77o van de Elektriciteitswet 1998 van toepassing.
2. Ingeval op basis van artikel 10, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998 een netbeheerder is aangewezen voor de inwerkingtreding van deze wet, moet binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze wet zijn voldaan aan artikel 10a van de Elektriciteitswet 1998.
3. Met betrekking tot onderbrekingen in het transport van elektriciteit, bedoeld in artikel 24b van de Elektriciteitswet 1998, opgetreden voor de inwerkingtreding van dit artikel, is artikel 24b niet van toepassing, maar de voorwaarden met betrekking tot de compensatie bij ernstige storingen, bedoeld in artikel 31 van de wet, zoals dat artikel tot dat tijdstip luidde.
4. Een besluit op grond van artikel 26, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Elektriciteitswet 1998, dat voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel CC, van deze wet onherroepelijk is geworden, wordt geacht een besluit op grond van artikel 86c van de Elektriciteitswet 1998 te zijn.
5. Op een aanvraag om een besluit als bedoeld in artikel 26, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Elektriciteitswet 1998, die is ingediend voor het tijdstip waarop artikel I, onderdeel CC, van deze wet in werking treedt, maar waarop op dat tijdstip nog niet is beslist, wordt beslist met toepassing van het recht zoals dat na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel CC, van deze wet geldt. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing indien tegen een besluit als bedoeld in die volzin voor de inwerkingtreding van deze wet bezwaar is of kon worden gemaakt, maar daarop op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet nog niet is beslist.
6. Indien de directeur van de dienst tussen het tijdstip waarop de Verordening nr. 1228/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 juni 2003 (PbEG L 176) in werking is getreden en het tijdstip waarop artikel I, onderdeel CC, van deze wet in werking treedt, beslist op een aanvraag om een besluit als bedoeld in artikel 26, eerste lid, onderdeel a, van de Elektriciteitswet 1998, houdt hij rekening met het bepaalde in de Verordening en neemt hij in ieder geval geen beslissing die afbreuk kan doen aan de werking van die Verordening. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing als de directeur van de dienst in de periode, genoemd in die volzin, beslist op een bezwaar tegen een besluit als bedoeld in die volzin.
7. Een geschil, aanhangig gemaakt bij de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit op basis van artikel 51 of 52 van de Elektriciteitswet 1998 zoals deze luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, wordt behandeld overeenkomstig de procedure, zoals gold voor de inwerkingtreding van deze wet.
8. Indien op het tijdstip waarop artikel I, onderdeel Q, in werking treedt, een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in artikel 15 van de Elektriciteitswet 1998 is ingediend, maar op dat tijdstip nog niet is beslist op die aanvraag, blijft het recht van toepassing zoals dat gold voor dat tijdstip. De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing als op het moment waarop artikel 15 in werking treedt, bezwaar is gemaakt tegen een besluit op grond van artikel 15 van de Elektriciteitswet 1998, maar op dat tijdstip nog niet is beslist op dat bezwaar.
9. Een besluit als bedoeld in artikel 41, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998 dat is genomen voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel OO, van deze wet, wordt na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel OO, van deze wet geacht een besluit te zijn op grond van artikel 41a van de Elektriciteitswet 1998. Dit besluit kan worden gewijzigd om dit besluit aan te passen aan artikel 41a van de Elektriciteitswet 1998.
10. Een besluit als bedoeld in artikel 41, vierde lid, van de Elektriciteitswet 1998 dat is genomen voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel OO, van deze wet, wordt na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel OO, van deze wet geacht een besluit op grond van artikel 41 van de Elektriciteitswet 1998 te zijn. Dit besluit kan worden gewijzigd om dit besluit aan te passen aan artikel 41 van de Elektriciteitswet 1998.
11. Op het moment dat in artikel I, onderdeel II, onder 13, opgenomen artikel 31, tiende en elfde lid, in werking treden, vervallen artikel 36, tweede lid, en artikel 38, vierde lid.
12. Het in artikel I, onderdeel EEEa, opgenomen artikel 93b geldt uitsluitend voor overeenkomsten, gesloten op of na het tijdstip waarop artikel I, onderdeel EEEa, in werking treedt.
1. Ingeval op basis van artikel 2, eerste lid, van de Gaswet een netbeheerder is aangewezen voor de inwerkingtreding van deze wet, moet binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze wet worden voldaan aan artikel 3a, eerste lid, van de Gaswet.
2. Het document, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Gaswet wordt voor de eerste maal ingediend in het jaar na het jaar waarin deze wet in werking treedt.
3. In afwijking van artikel 13, tweede en vierde lid, van de Gaswet worden in het jaar waarin artikel II, onderdeel R, in werking treedt de in artikel 13, tweede lid, bedoelde tarieven voor 1 november ingediend en beslist de directeur binnen vier weken na ontvangst omtrent de goedkeuring van de tarieven.
4. In afwijking van artikel 18b, eerste lid, van de Gaswet is een gasbedrijf verplicht in het jaar waarin dit wetsvoorstel tot wet wordt verheven en in werking treedt, voor 1 november de in artikel 18b, eerste lid, bedoelde indicatie bekend te maken.
5. Een geschil, aanhangig gemaakt bij de directeur-generaal op basis van de artikelen 19 of 20 van de Gaswet zoals deze luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, wordt behandeld overeenkomstig de procedure zoals deze gold voor de inwerkingtreding van deze wet.
6. Met betrekking tot beschikkingen, genomen krachtens artikel 60a vande Gaswet, zoals dit luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, zijn de artikelen 60a, 60ac, 60af, 60ai en 60aj van de Gaswet van toepassing.
7. Een besluit als bedoeld in artikel 80, derde lid, van de Gaswet dat is genomen voor de inwerkingtreding van artikel II, onderdeel EEE, van deze wet, wordt na de inwerkingtreding van artikel II, onderdeel EEE, van deze wet geacht een besluit te zijn op grond van artikel 81a van de Gaswet. Dit besluit kan worden gewijzigd om dit besluit aan te passen aan artikel 81a van de Gaswet.
8. Een besluit als bedoeld in artikel 80, vierde lid, van de Gaswet dat is genomen voor de inwerkingtreding van artikel II, onderdeel EEE, van deze wet, wordt na de inwerkingtreding van artikel II, onderdeel EEE, van deze wet geacht een besluit op grond van artikel 81 te zijn. Dit besluit kan worden gewijzigd om dit besluit aan te passen aan artikel 81 van de Gaswet.
9. Tot op het moment van inwerkingtreding van artikel II, onderdeel R, artikel 12, geldt artikel 13, eerste, tweede en derde lid, zoals dit luidde op de dag voor inwerkingtreding van deze wet.
10. Het in artikel II, onderdeel JJJa, opgenomen artikel 85b geldt uitsluitend voor overeenkomsten, gesloten op of na het tijdstip waarop artikel II, onderdeel JJJa, in werking treedt.
1. Indien een netbeheerder een net beheert waarop een derde rechten heeft op grond van een overeenkomst, gesloten voor het tijdstip van inwerkingtreding van het in artikel I, onderdeel I, voorgestelde artikel 10a, onderscheidenlijk het in artikel II, onderdeel E, voorgestelde artikel 3b, is, in afwijking van artikel VI, tweede lid, en artikel VII, eerste lid, artikel 10a onderscheidenlijk artikel 3b niet van toepassing gedurende 12 maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel I, onderscheidenlijk artikel II, onderdeel E.
2. Indien uit een overeenkomst, gesloten voor het tijdstip van inwerkingtreding van het in artikel I, onderdeel I, voorgestelde artikel 10a, onderscheidenlijk het in artikel II, onderdeel E, voorgestelde artikel 3b, voortvloeit dat met ingang van een bepaalde datum, gelegen na het tijdstip van inwerkingtreding van de bedoelde artikelen, een ander dan de netbeheerder van het net waarop die overeenkomst betrekking heeft, dient te beschikken over de economische eigendom van dat net, is artikel 10a onderscheidenlijk artikel 3b niet van toepassing gedurende dertien weken na die datum.
3. Indien het tweede lid toepassing vindt, kan degene die het economische eigendom verkrijgt binnen de in dat lid genoemde termijn van dertien weken een nieuwe netbeheerder aanwijzen, met inachtneming van alle daarvoor bij of krachtens de Elektriciteitswet 1998 onderscheidenlijk de Gaswet gestelde regels, waaronder de verplichting om de economische eigendom over te dragen aan de netbeheerder.
4. Onder economische eigendom van een net, bedoeld in het tweede lid, wordt mede verstaan een recht van gebruik van het net op grond van een overeenkomst van huur en verhuur of een soortgelijke overeenkomst en onder degene die de economische eigendom verkrijgt, bedoeld in het derde lid, wordt mede verstaan degene die het recht verkrijgt om het net te gebruiken op grond van een overeenkomst van huur en verhuur of een soortgelijke overeenkomst.
De tekst van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet wordt in het Staatsblad geplaatst.
1. De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. In dat besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet.
2. Artikel VI, zevende lid, werkt terug tot het tijdstip waarop de Verordening nr. 1228/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 juni 2003 (PbEG L 176) in werking is getreden.
3. Onder toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet treedt artikel I, onderdelen Za, en FF met ingang van 1 juli 2004 in werking.
4. Onder toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet treedt artikel II, onderdeel O, in werking met ingang van 1 juli 2004
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
histnootDe Minister van Economische Zaken,
L. J. Brinkhorst
Uitgegeven de dertiende juli 2004
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner
Zie voor de behandeling in de Staten-Generaal:
Kamerstukken II 2003/2004, 29 372.
Handelingen II 2003/2004, blz. 5053–5075; 5161–5165.
Kamerstukken I 2003/2004, 29 372 (A, B, C).
Handelingen I 2003/2004, zie vergadering d.d. 29 juni 2004.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2004-328.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.