36 114 Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 2005/29/EG en 2011/83/EU wat betreft het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie door middel van betere informatie en bescherming tegen oneerlijke praktijken

B VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 25 oktober 2022

De leden van de vaste commissies voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 en Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving2 hadden kennisgenomen van het voorstel van de Europese Commissie tot wijziging van de Richtlijnen 2005/29/EG en 2011/83/EG wat betreft het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie door middel van betere informatie en bescherming tegen oneerlijke praktijken,3 alsmede het bijbehorende BNC-fiche.4 De leden van de fracties VVD, GroenLinks en PvdD hadden naar aanleiding hiervan enkele vragen en opmerkingen. De leden van de fractie van de PvdD sloot zich tevens aan bij de vragen van de leden van de fractie van GroenLinks.

Naar aanleiding hiervan is op 15 juni 2022 een brief gestuurd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat.

De Minister heeft op 5 juli 2022 aangegeven dat het beantwoorden van de vragen niet binnen de gebruikelijke termijn mogelijk is.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat hebben op 21 oktober 2022 inhoudelijk gereageerd.

De commissies brengen bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier voor dit verslag, De Boer

BRIEF VAN DE VOORZITTERS VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT / LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT EN INFRASTRUCTUUR, WATERSTAAT EN OMGEVING

Aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat

Den Haag, 15 juni 2022

De leden van de vaste commissies voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel van de Europese Commissie tot wijziging van de Richtlijnen 2005/29/EG en 2011/83/EG wat betreft het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie door middel van betere informatie en bescherming tegen oneerlijke praktijken,5 alsmede het bijbehorende BNC-fiche.6 De leden van de fracties VVD, GroenLinks en PvdD hebben naar aanleiding hiervan enkele vragen en opmerkingen. De leden van de fractie van de PvdD sluit zich tevens aan bij de vragen van de leden van de fractie van GroenLinks.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie zijn het er mee eens dat de consument beter geïnformeerd moet worden ten aanzien van de duurzaamheid van een product, dat hij inzicht moet hebben in de repareerbaarheid van een product en dat er wat gedaan moet worden aan de zogenaamde «greenwashing». Wat dat betreft steunen deze leden de voorstellen van de Europese Commissie alsmede de appreciatie van de regering.

In het actieplan Circulariteit wordt aangegeven dat 80% van de milieueffecten van een product worden bepaald in de ontwerpfase. Dat suggereert, volgens deze leden, dat het verstandiger is om aan het begin van het proces te beginnen (design) en niet zozeer aan het eind (de aanschaf). Bent u het met de leden van de VVD-fractie eens? Zo niet, dan ontvangen deze leden hierover graag een toelichting.

De leden van de VVD-fractie vragen of de consument daadwerkelijk «in the lead» is en of betere informatie dit zou kunnen bereiken. Gezien de urgentie op dit onderwerp lijkt het deze leden logischer naar producenten en verkopers te kijken. Deelt u deze opvatting? Zo niet, dan ontvangen zij op dit punt graag een toelichting.

Het transparant maken voor de consument van duurzaamheidsaspecten is goed, maar het stellen van minimumeisen aan duurzaamheidaspecten van producten is beter, aldus de leden van de VVD-fractie. Hoe wilt u, zo vragen deze leden, dit laatste proces gaan versnellen?

Betekent het introduceren van een repareerbaarheidsscore dat er ook minimale scores worden geïntroduceerd? Indien dit het geval is, betekent dit dan dat een product onder een bepaalde score niet mag worden verkocht? Deze leden verzoeken u de Kamer hierover te informeren.

De leden van de VVD-fractie vernemen graag hoe u er op toe gaat zien dat door het repareerbaar maken van producten er geen afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteit van het product. Producenten kunnen dit gaan zien als een nieuw verdienmodel. Hoe kijkt u hier tegenaan?

Andere instrumenten die kunnen worden overwogen om de circulariteit te versnellen zijn volgens deze leden: een verlenging van de verplichte garantietermijnen en een versoepeling van voorwaarden; het introduceren van «statiegeld» op meerdere producten (elektronica, computers e.d.) alsmede toebehoren (lampen, batterijen e.d.) en op overige producten waar zeldzame metalen inzitten. De leden van de VVD-fractie vernemen graag wat andere instrumenten zijn die worden overwogen om de circulariteit te versnellen.

De leden van de VVD-fractie hebben tot slot enkele vragen en opmerkingen met betrekking tot de keurmerken. Bent u het met deze leden eens dat het certificeren van het sourcing- en productieproces een te overwegen optie moet zijn voor certificering? Zo hoeft niet elk product (of variant) individueel gecertificeerd te worden. Bedrijven kunnen zich dan als geheel laten certificeren wat efficiënter zal zijn. Hoe kijkt u hier tegenaan?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks

De leden van de fractie van GroenLinks hebben met interesse kennisgenomen van het voorstel van de Europese Commissie en het gerelateerde BNC-fiche. Zij zijn blij om te lezen dat het kabinet de doelstellingen van het voorstel onderschrijft. Mede hierom hebben zij nog een aantal vragen.

De leden van de fractie van GroenLinks zijn het met het kabinet eens dat als gevolg van het voorstel de hoeveelheid keurmerken en logo’s die (vermeend) gerelateerd zijn aan de duurzaamheid van het product in kwestie significant zal afnemen. Ook onderschrijven deze leden het belang van een goede toegankelijkheid van informatie over de eisen die aan certificering ten grondslag liggen. Tot verbazing van deze leden komt het kabinet tot de slotsom dat het vooruitlopend op een definitief standpunt het gesprek zal aangaan met verschillende belangenorganisaties en dat wordt getwijfeld aan de noodzaak van dit aspect van het voorstel. Waarom ontvangt het kabinet dit aspect van het voorstel niet met open armen? Bent u het met deze leden eens dat keurmerken en logo’s die consumenten kunnen misleiden over de duurzaamheid van een product met wortel en tak moeten worden uitgeroeid om de klimaatambities van dit kabinet te kunnen waarmaken? Welke argumenten ziet u om dit aspect van het voorstel niet volledig te steunen? Op welk standpunt ten aanzien van dit aspect van het voorstel sorteert u voor? Met welke belangenorganisaties is het kabinet voornemens om in de aanloop naar de vaststelling van een definitief standpunt van gedachten te wisselen?

Welke waarborgen heeft u dat de toezichthouder Autoriteit Consument en Markt, waarin het kabinet veel vertrouwen stelt, naar behoren handhaaft op het terrein van (misleidende) duurzaamheidsclaims? Welke middelen stelt u hiervoor beschikbaar en hoeveel fte’s? Heeft u een stok achter de deur indien blijkt dat de Autoriteit Consument en Markt niet naar behoren handhaaft? Welke (mogelijke) nadelen ziet het kabinet aan het uitbannen van duurzaamheidskeurmerken die niet door derde partijen zijn geverifieerd in relatie tot het behalen van de klimaatdoelen?

Het kabinet wijst er, volgens de leden van de fractie van GroenLinks, terecht op dat ook valide certificering an sich geen garantie biedt voor goede resultaten op het gebied van duurzaamheid, vanwege de mogelijkheid dat aan deze categorisering slechts lage eisen worden verbonden. Hoe gaat u zich ervoor inspannen dat dit niet het geval zal zijn? De leden van de fractie van GroenLinks vernemen graag wat u ziet als geschikte eisen aan categorisering die strekken tot een «aanzienlijke» verbetering op het gebied van duurzaamheid?

Tot slot vragen de leden van de fractie van GroenLinks hoe het kabinet, dat het tegengaan van «greenwashing» erkent als een legitieme beleidsdoelstelling, aankijkt tegen het eigen besluit om de groene EU taxonomie – en in het bijzonder the Taxonomy Complementary Climate Delegeted Act – te steunen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

Maximale circulariteit wordt bereikt in de tweedehandsmarkt, bijvoorbeeld voor huishoudelijke producten, meubels en kleding. Overwegen de Europese Commissie en u om de belasting toegevoegde waarde (btw) en eventuele invoerrechten op deze producten geheel af te schaffen? De leden van de PvdD-fractie ontvangen graag een toelichting.

De consumptie van dierlijk eiwit is een van de grootste bedreigingen voor het klimaat, aldus de leden van de PvdD-fractie. Ook stellen zij dat het verminderen van de vleesconsumptie een grote bijdrage zou leveren aan het tegengaan van voedselschaarste en honger. Wordt het niet tijd, zo vragen deze leden, om de reductie van vlees- en zuivelconsumptie de hoogste prioriteit te geven in het beleid? Weet u of de Europese Commissie bereid is om het concept «Carnivoor? Geef het door!» in te voeren in haar organisaties?

De leden van de vaste commissies voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 1 juli 2022.

Voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, L.P. van der Linden

Voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving, H.J. Meijer

BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juli 2022

Met uw brief van 15 juni 2022 met kenmerk 171467U heeft u mij nadere vragen en opmerkingen voorgelegd van de leden van de fracties van VVD, GroenLinks en Partij voor de Dieren. De vragen gaan over het voorstel van de Europese Commissie tot wijziging van de Richtlijnen 2005/29/EG en 2011/83/EG, die het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie door middel van betere informatie en bescherming tegen oneerlijke praktijken betreffen, alsmede het bijbehorende BNC-fiche. Daarbij verzocht u mij om uiterlijk 1 juli 2022 op deze vragen en opmerkingen te reageren.

Bij deze wil ik u laten weten dat ik daarvoor meer tijd nodig heb. De reden van het uitstel is dat afstemming ten behoeve van de beantwoording meer tijd vergt. Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de vragen doen toekomen. Dat is na het zomerreces.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens

BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT EN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 oktober 2022

Hierbij stuur ik u, mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, de antwoorden op de vragen van de leden van de fracties VVD, GroenLinks en PvdD ingezonden op 15 juni 2022 met kenmerk 171467U over het versterken van de positie van de consument voor de groene transitie.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens

171467U

Vragen VVD-fractie

1

In het actieplan Circulariteit wordt aangegeven dat 80% van de milieueffecten van een product wordt bepaald in de ontwerpfase. Dat suggereert dat het verstandiger is om aan het begin van het proces te beginnen (design) en niet zozeer aan het eind (de aanschaf). Bent u het met de leden van de VVD-fractie eens? Zo niet, dan ontvangen deze leden hierover graag een toelichting.

Antwoord

Het kabinet streeft naar een volledig circulaire economie in Nederland in 2050. Dit vereist aanpassingen op alle terreinen, waarbij ook zeker de ontwerpfase van groot belang is. Dit is de reden dat Nederland de afgelopen jaren in Europa heeft gepleit voor ambitieuze productregelgeving die ook eisen stelt op het gebied van circulair ontwerp. De Europese Commissie deelt deze noodzaak en heeft als onderdeel van dit beleidspakket ook een voorstel voor een kaderverordening over Ecodesign voor duurzame producten gepubliceerd, in maart van dit jaar. Hierover is, zoals gebruikelijk, een BNC-fiche opgesteld7.

Naast maatregelen in de ontwerpfase, blijft het van belang ook de consument mee te nemen in de transitie naar een circulaire economie. Consumentenkeuzes beïnvloeden de markt voor duurzame producten en consumenten bepalen met hun keuzes de uiteindelijke milieu-impact. Voor een circulaire economie is het niet alleen van belang dat een product bijvoorbeeld repareerbaar is, maar ook dat een consument er in de praktijk voor kiest het te repareren in plaats van te vervangen, als het defect raakt.

2

Is de consument daadwerkelijk «in the lead» en/of zou betere informatie dit kunnen bereiken? Gezien de urgentie op dit onderwerp lijkt het logischer naar producenten en verkopers te kijken. Deelt u deze opvatting? Zo niet, dan ontvangen zij op dit punt graag een toelichting.

Antwoord

Het kabinet is van mening dat duurzaamheidswinst wordt behaald door alle actoren in de keten, producenten, verkopers en consumenten, bij de groene transitie te betrekken. Zoals opgemerkt in het antwoord op vraag 1., heeft de Europese Commissie een voorstel gepubliceerd dat – na aanname ervan door de Raad van de EU en het Europees Parlement- het mogelijk maakt eisen te stellen aan het duurzame ontwerp van vrijwel alle fysieke producten. Dit moet producenten ertoe aanzetten om van duurzame producten de norm te maken en is van belang aangezien verkopers en andere spelers later in de keten geen invloed hebben op het productontwerp.8 Daarnaast deelt het kabinet de ambitie van de Commissie om consumenten beter te informeren over de duurzaamheidskenmerken van producten. Uit een enquête onder Europese consumenten blijkt dat 85% van de respondenten ontevreden is over de beschikbaarheid en duidelijkheid van duurzaamheidsinformatie.9 Tegelijkertijd valt op dat in Nederland steeds meer consumenten hun keuze laten beïnvloeden door de duurzaamheidskenmerken van een product.10 Het kabinet vindt het daarom belangrijk dat consumenten volledig en op begrijpelijke wijze worden geïnformeerd. Het voorstel van de Commissie dat verkopers verplicht bepaalde duurzaamheidsinformatie, wanneer zij deze hebben ontvangen van de producent, te verstrekken, kan consumenten hierbij helpen.11 Deze informatie ziet onder meer op het bestaan en de duur van een commerciële duurzaamheidsgarantie, de beschikbaarheid van software-updates en de repareerbaarheid van een product.12

3

Het transparant maken voor de consument van duurzaamheidsaspecten is goed, maar het stellen van minimumeisen aan duurzaamheidaspecten van producten is beter. Hoe wilt u dit laatste proces gaan versnellen?

Antwoord

De mededeling «van duurzame producten de norm maken op de EU-markt» en de kaderverordening «Ecodesign voor duurzame producten» gaan over de mogelijkheid om eisen te stellen aan het duurzaam ontwerp van vrijwel alle fysieke producten. Aan de hand van een BNC-fiche is de Kamer hierover geïnformeerd.13 Nederland heeft zich hard gemaakt voor het verder verduurzamen van producten via Europese wet- en regelgeving en dringt aan op spoedige behandeling van de voorstellen.

4

Betekent het introduceren van een repareerbaarheidsscore dat er ook minimale scores worden geïntroduceerd? Indien dit het geval is, betekent dit dan dat een product onder een bepaalde score niet mag worden verkocht?

Antwoord

De repareerbaarheidsscore staat los van minimale eisen aan repareerbaarheid. Onder de voorgestelde kaderverordening «Ecodesign voor duurzame producten» kunnen duurzaamheidseisen worden gesteld aan een breed scala aan producten. Die eisen worden specifiek per productgroep uitgewerkt, bijvoorbeeld voor telefoons of tablets. Dat betekent dat producten die niet aan deze eisen voldoen, geen toegang hebben tot de Europese interne markt. De nieuwe kaderverordening zal de mogelijkheid die de Ecodesign richtlijn biedt om minimumeisen te stellen aan de repareerbaarheid van producten versterken en verbreden.14 Producten die niet voldoen aan de minimumeisen, mogen niet worden verkocht in de EU.

Naast de minimumeisen voor o.a. repareerbaarheid, zal de Europese Commissie naar verwachting voor steeds meer producten een repareerbaarheidsscore ontwikkelen, die verplicht getoond moet worden als onderdeel van de productinformatie.

5

Hoe gaat u erop toe zien dat door het repareerbaar maken van producten er geen afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteit van het product. Producenten kunnen dit gaan zien als een nieuw verdienmodel. Hoe kijkt u hier tegenaan?

Antwoord

Onder de nieuwe Ecodesign verordening blijft, evenals onder de huidige Ecodesign richtlijn, de functionaliteit van het product een belangrijk aandachtspunt. De verduurzaming van het product dient niet ten koste te gaan van de kwaliteit ervan. Het is allereerst in het belang van producenten (en verkopers) zelf om producten te ontwikkelen die lang meegaan. Dit bindt de consument aan hun merk. (Online) reviews spelen hierbij ook een belangrijke rol; als bedrijven producten met een slechte kwaliteit verkopen, dan komt dit nu reputatie niet ten goede. Daarnaast heeft de consument in geval van non-conformiteit de keuze tussen kosteloos herstel of vervanging.15 Dat ontmoedigt bedrijven om laagwaardige producten aan te bieden.

6

Andere instrumenten die kunnen worden overwogen om de circulariteit te versnellen zijn: een verlenging van de verplichte garantietermijnen en een versoepeling van voorwaarden; het introduceren van «statiegeld» op meerdere producten (elektronica, computers e.d.) alsmede toebehoren (lampen, batterijen e.d.) en op overige producten waar zeldzame metalen inzitten. Wat zijn andere instrumenten die worden overwogen om de circulariteit te versnellen?

Antwoord

Voor het versnellen van de transitie naar een circulaire economie is een breed instrumentarium nodig. Zoals aangekondigd in het beleidsprogramma IenW van 17 mei 202216 zal uw Kamer eind dit jaar het Nationale Programma Circulaire Economie 2023–2030 ontvangen, waarin ingegaan wordt op de maatregelen die worden genomen.

Computers, lampen, batterijen en veel andere elektrische en elektronische apparaten vallen ook nu al onder diverse beleidsinstrumenten die op de één of andere manier duurzaamheid bevorderen en de transitie naar een circulaire economie versnellen. Dit betreft onder meer de huidige Ecodesign richtlijn, de Batterijenrichtlijn en de Richtlijn inzake afval van elektrische en elektronische apparaten (AEEA), in Nederland geïmplementeerd in het Besluit AEEA. Hiermee is o.a. een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid ingericht voor deze producten. Statiegeld op elektrische apparaten wordt op dit moment niet overwogen. Wel wordt ervaring opgedaan met het financieel belonen van correct inlevergedrag zoals bij de onlangs uitgevoerde retouractie koel- en vriesapparatuur waarbij een retourpremie van 35 euro voor een oud apparaat werd gegeven.

Het verlengen van de verplichte garantietermijn wordt niet overwogen omdat Nederland een open norm hanteert. Consumenten hebben recht op een product dat conform de opgewekte verwachtingen functioneert.17 Dit geldt ook voor tweedehands en gereviseerde (refurbished) producten. Afhankelijk van de aard van het product kan deze garantieperiode dan ook korter of langer duren dan twee jaar.

7

De leden van de VVD-fractie hebben tot slot enkele vragen en opmerkingen met betrekking tot de keurmerken. Bent u het met deze leden eens dat het certificeren van het sourcing- en productieproces een te overwegen optie moet zijn voor certificering? Zo hoeft niet elk product (of variant) individueel gecertificeerd te worden. Bedrijven kunnen zich dan als geheel laten certificeren, wat efficiënter zal zijn. Hoe kijkt u hier tegenaan?

Antwoord

In het voorstel «Grotere rol voor de consument bij de groene transitie» wordt een duurzaamheidskeurmerk als volgt gedefinieerd: «een vrijwillig betrouwbaarheidskeurmerk, kwaliteitskeurmerk [...] dat tot doel heeft een product, een proces of een onderneming te onderscheiden en te promoten met een verwijzing naar de maatschappelijke of milieuaspecten ervan of beide.» 18 Een bedrijf kiest zelf bij welk keurmerk het zich wil aansluiten en waar het keurmerk betrekking op heeft (bedrijf, product, toeleveringsketen, etc.). Alleen als het keurmerk een claim bevat die betrekking heeft op een specifiek product, dient dit individueel gecertificeerd te worden. De mogelijkheid voor bedrijven om zich als geheel te laten certificeren, bijvoorbeeld op het integrale sourcing- of productieproces, blijft met dit voorstel behouden19.

Vragen GroenLinks-fractie

8

De leden van de fractie van GroenLinks zijn het met het kabinet eens dat als gevolg van het voorstel de hoeveelheid keurmerken en logo’s die (vermeend) gerelateerd zijn aan de duurzaamheid van het product in kwestie significant zal afnemen. Ook onderschrijven deze leden het belang van een goede toegankelijkheid van informatie over de eisen die aan certificering ten grondslag liggen. Tot verbazing van deze leden komt het kabinet tot de slotsom dat het vooruitlopend op een definitief standpunt het gesprek zal aangaan met verschillende belangenorganisaties en dat wordt getwijfeld aan de noodzaak van dit aspect van het voorstel. Waarom ontvangt het kabinet dit aspect van het voorstel niet met open armen?

9

Bent u het eens dat keurmerken en logo’s die consumenten kunnen misleiden over de duurzaamheid van een product met wortel en tak moeten worden uitgeroeid om de klimaatambities van dit kabinet te kunnen waarmaken? Welke argumenten ziet u om dit aspect van het voorstel niet volledig te steunen? Op welk standpunt ten aanzien van dit aspect van het voorstel sorteert u voor?

10

Met welke belangenorganisaties is het kabinet voornemens om in de aanloop naar de vaststelling van een definitief standpunt van gedachten te wisselen?

Antwoorden op vragen 8, 9, en 10

Keurmerken en logo’s kunnen consumenten inderdaad misleiden over de duurzaamheid van een product. Misleidende duurzaamheidsclaims zijn op dit moment ook al verboden; de ACM ziet daar ook op toe.20 Verplichte certificering heeft voordelen bovenop het al bestaande verbod op misleidende handelspraktijken. Keurmerken kunnen op dit moment intransparant zijn. Bijvoorbeeld doordat een bedrijf zelf de eisen stelt waaraan een product of leveranciers moeten voldoen21 en hierop geen toezicht is. Het voorstel beoogt dit tegen te gaan.

Ten tijde van het opstellen van BNC-fiche was nog niet duidelijk of de voordelen van deze voorgestelde verplichting ook opwogen tegen de nadelen. Na gesprekken met Stichting Milieukeur, de Vereniging van Schemabeheerders, Stichting Milieu Centraal, VNO-NCW, en enkele bedrijven22 kom ik tot de conclusie dat de voordelen van verplichte certificering opwegen tegen de nadelen.

11

Welke waarborgen heeft u dat de toezichthouder Autoriteit Consument en Markt, waarin het kabinet veel vertrouwen stelt, naar behoren handhaaft op het terrein van (misleidende) duurzaamheidsclaims? Welke middelen stelt u hiervoor beschikbaar en hoeveel fte’s?

12

Heeft u een stok achter de deur indien blijkt dat de Autoriteit Consument en Markt niet naar behoren handhaaft?

Antwoord op vraag 11 en 12

De ACM is een onafhankelijk toezichthouder. Zij bepaalt zelf de inzet van middelen en fte’s en stelt eigen prioriteiten, waarbij de ACM zich zeer actief toont op het thema duurzaamheid. In 2021 heeft de ACM de definitieve Leidraad Duurzaamheidsclaims gepubliceerd. Deze bevat vijf vuistregels voor bedrijven voor het formuleren van eerlijke, duidelijke en juiste duurzaamheidsclaims. In 2021 heeft de ACM 170 bedrijven in de sectoren energie, zuivel en kleding aangeschreven met het verzoek te controleren of hun claims in lijn zijn met de leidraad. Ook heeft de ACM onderzoek gedaan naar het gebruik van duurzaamheidsclaims op de websites van de grootste bedrijven. In kleding en energie lopen er vervolgonderzoeken naar in totaal vier bedrijven. Verder zijn er in het onderzoek naar de kledingindustrie vier handhavingsverzoeken gestuurd naar collega-toezichthouders in de EU. De informatie uit het onderzoek naar duurzaamheidsclaims zuivel heeft de ACM gedeeld met de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). De uitkomst van het onderzoek heeft er toe geleid dat een sportwinkelketen en een modeketen hebben toegezegd duurzaamheidsclaims op hun kleding en websites aan te passen of niet meer te gebruiken.23 De ACM verwacht op korte termijn ook de resultaten uit het onderzoek naar de energiesector te publiceren.

13

Welke (mogelijke) nadelen ziet het kabinet aan het uitbannen van duurzaamheidskeurmerken die niet door derde partijen zijn geverifieerd in relatie tot het behalen van de klimaatdoelen?

Antwoord

Het voorstel «Grotere rol voor de Consument bij de Groene Transitie» zorgt ervoor dat de waarde van keurmerken wordt vergroot doordat onafhankelijke controle op het naleven van de eisen wordt voorgeschreven. Dat wil zeggen dat controle privaat dient te worden uitgevoerd door een partij die onafhankelijk is van de producent of handelaar. Ik zal er bij de Commissie op aandringen dat richtsnoeren worden opgesteld waarin wordt vastgelegd wanneer hieraan wordt voldaan. Bovendien moeten certificeringsschema’s toegankelijk zijn voor alle partijen die aan de eisen van het keurmerk willen voldoen.24 Dit kan bedrijven ertoe bewegen om aansluiting te zoeken bij een bestaand certificeringsschema, wat ervoor kan zorgen dat de bekendheid en overzichtelijkheid van de keurmerken die resteren toeneemt. In de raadsonderhandelingen over het voorstel zal het kabinet zich ervoor inzetten dat de certificeringseisen van de onafhankelijke derde partijen eenvoudig openbaar toegankelijk moeten zijn. Wanneer deze informatie ook voor consumenten, experts en toezichthouders eenvoudig toegankelijk is, kan dit keurmerkhouders en certificerende instellingen aansporen om een gedegen standaard voor hun keurmerk te hanteren.

Tot slot geldt ten aanzien van de kosten het volgende. Veel keurmerken differentiëren hun tarieven naar grootte van het bedrijf. Daar is niet mee gezegd dat elk MKB-bedrijf tegen lage kosten een keurmerk zal kunnen voeren onder de voorgestelde regels. Het blijft bedrijven echter vrij staan om consumenten via andere middelen te informeren over hun duurzaamheidsambities (mits deze niet misleidend zijn25), bijvoorbeeld met een verwijzing naar informatie op hun webpagina. Het zal echter minder gemakkelijk zijn om dergelijke informatie te vertalen een keurmerk (beeldmerk), daar het onderhavige voorstel hier nieuwe eisen aan stelt.

Ten aanzien van de nadelen van het uitbannen van duurzaamheidskeurmerken die niet door derden zijn gecertificeerd merkt het kabinet op dat certificering geen garantie biedt dat aanzienlijke resultaten worden behaald op het gebied van duurzaamheid. De kosten voor certificering en de mogelijke duur van dit proces kunnen ondernemers ontmoedigen om in aanmerking te komen voor een duurzaamheidskeurmerk. Als neveneffect zou dit ertoe kunnen leiden dat ondernemers minder geneigd zijn om de milieu-impact van hun product aantoonbaar te verkleinen, wat niet zou bijdragen aan het behalen van de klimaatdoelen.

14

Het kabinet wijst er terecht op dat ook valide certificering an sich geen garantie biedt voor goede resultaten op het gebied van duurzaamheid, vanwege de mogelijkheid dat aan deze categorisering slechts lage eisen worden verbonden. Hoe gaat u zich ervoor inspannen dat dit niet het geval zal zijn? Wat ziet u als geschikte eisen aan categorisering die strekken tot een «aanzienlijke» verbetering op het gebied van duurzaamheid?

Antwoord

Zoals opgemerkt in het BNC-fiche stelt het onderhavige voorstel geen kwaliteitseisen waaraan certificerende instellingen moeten voldoen.26 Het onderhavige voorstel van de Commissie regelt dat bedrijven hun keurmerk laten certificeren door een onafhankelijke partij of door een overheidsinstelling.27 Dit voorstel schrijft ook voor dat het toezicht op de naleving van bepaalde verbeteringen op het gebied van duurzaamheid, die aan een keurmerk ten grondslag liggen, objectief is. Hiermee moet worden voorkomen dat bedrijven aan de hand van een door hen zelfontwikkeld keurmerk (beeldmerk) producten kunnen bestempelen als duurzaam. In de overweging bij het voorstel wordt toegelicht dat een «certificeringsregeling moet voldoen aan minimumvoorwaarden inzake transparantie en geloofwaardigheid.»28 Het kabinet zal er in de komende raadsonderhandelingen voor pleiten dat hier meer invulling aan wordt gegeven. Wanneer het voor consumenten zichtbaar is aan welke vereisten bedrijven moeten voldoen om een bepaald keurmerk te verkrijgen, kan dit bedrijven er toe aanzetten om te kiezen voor een keurmerk met betekenisvolle eisen.

15

Tot slot vragen de leden van de fractie van GroenLinks hoe het kabinet, dat het tegengaan van «greenwashing» erkent als een legitieme beleidsdoelstelling, aankijkt tegen het eigen besluit om de groene EU taxonomie – en in het bijzonder the Taxonomy Complementary Climate Delegated Act – te steunen.

Antwoord

In algemene zin is de taxonomie een instrument om greenwashing tegen te gaan omdat het de transparantie over de impact van economische activiteiten en investeringen daarin bevordert op het gebied van onder andere klimaatverandering, -adaptatie, biodiversiteit en vervuiling. De taxonomie wordt in verschillende tranches uitgewerkt. Een van die tranches, de Complementary Delegated Act, is een pakketvoorstel dat strekt tot zowel de opname van aardgas als van kernenergie. Het kabinet staat negatief tegenover de opname van aardgas en positief tegenover de opname van kernenergie in de taxonomie.29 Bovendien leek er op basis van het krachtenveld geen meerderheid in de Raad te bestaan tegen het voorstel, ook niet met een Nederlands bezwaar. Zoals ook uitgelegd in de brief aan uw Kamer van 5 mei 2022 is het kabinet, alles afwegende, tot de conclusie gekomen om geen bezwaar te maken tegen het voorstel. Het kabinet zal bij de reguliere herziening van de taxonomie inzet blijven plegen om de Nederlandse bezwaren over te brengen.

Vragen PvdD-fractie

16

Maximale circulariteit wordt bereikt in de tweedehandsmarkt, bijvoorbeeld voor huishoudelijke producten, meubels en kleding. Overwegen de Europese Commissie en u om de belasting toegevoegde waarde (btw) en eventuele invoerrechten op deze producten geheel af te schaffen?

Antwoord

De btw is een Europees geharmoniseerde belasting, omdat deze belasting een grote invloed heeft op de intracommunautaire leveringen van goederen en diensten, dus de handel binnen de EU. Deze harmonisatie vindt plaats via de Europese Btw-richtlijn. Een van de fundamenten van de Europese harmonisatie is het neutraliteitsbeginsel in de btw, dat wil zeggen dat goederen of diensten die vanuit het oogpunt van de modale consument soortgelijk zijn, ook voor de btw gelijk moeten worden behandeld. De Btw-richtlijn bepaalt verder dat alle goederenleveringen en diensten belast zijn tegen het algemene btw-tarief. Lidstaten kunnen naast het algemene tarief (van minimaal 15%) twee verlaagde btw-tarieven, een nultarief (0%) en sinds kort één super-verlaagd (tussen 0% en 5%) tarief hanteren. De Richtlijn bepaalt ook voor welke producten en diensten lidstaten de verlaagde tarieven mogen toepassen (die zijn gespecificeerd in Bijlage III van de richtlijn. Het neutraliteitsbeginsel zorgt ervoor dat een bijzondere btw-behandeling van duurzame, biologische, circulaire of tweedehandse varianten van hetzelfde product niet mogelijk is. Sinds de recente herziening die 6 april 2022 inwerking is getreden is de lijst van Bijlage III uitgebreid waardoor door lidstaten op meer goederenleveringen en diensten een verlaagd tarief kan worden toegepast. Voor reparatie van kleding en fietsen geldt in Nederland al geruime tijd een verlaagd btw-tarief. Met de nieuwe Btw-richtlijn is het ook mogelijk om de reparatie van meer producten onder een verlaagd tarief te brengen. Voor tweedehands producten geldt dat deze doorgaans een lagere waarde vertegenwoordigen dan nieuwe producten. Bij invoer van deze producten worden de invoerrechten en btw bij invoer geheven over de koopprijs van de goederen. Daardoor zullen de af te dragen douanerechten en btw bij invoer doorgaans lager zijn. Eind 2022 wordt de doelmatigheid en doeltreffendheid van de huidige toepassing van het verlaagde btw-tarief breed geëvalueerd. De uitkomsten van die evaluatie kunnen naar verwachting begin 2023 aan de Tweede en Eerste Kamer worden verzonden. Het kabinet wacht de resultaten van die evaluatie af alvorens nieuw ontstane beleidsruimte eventueel te benutten.

Vraag 17

De consumptie van dierlijk eiwit is een van de grootste bedreigingen voor het klimaat. Het verminderen van de vleesconsumptie zou een grote bijdrage leveren aan het tegengaan van voedselschaarste en honger. Wordt het niet tijd om de reductie van vlees- en zuivelconsumptie de hoogste prioriteit te geven in het beleid? Weet u of de Europese Commissie bereid is om het concept «Carnivoor? Geef het door!» in te voeren in haar organisaties?

Antwoord

Het kabinet zet in op een gezond en duurzaam voedingspatroon, gebaseerd op de Schijf van Vijf van het Voedingscentrum. Het Voedingscentrum biedt informatie op basis van wetenschappelijke en onafhankelijke inzichten. Onderdeel hiervan is dat een toename van het aandeel plantaardige eiwitten in het voedingspatroon, ten koste van dierlijke eiwitten, een belangrijke bijdrage kan leveren aan zowel het klimaat, als aan de gezondheid. Het Ministerie van LNV heeft zich, net als veel andere ministeries, aangesloten bij de Rijksbrede visie circulaire catering waarin plantaardige voeding een belangrijk onderdeel is. Concreet betekent dit dat bij alle nieuwe aanbestedingen voor de catering de eiwittransitie een belangrijk aspect is. Mede hiermee wordt via de organisatie van de rijksoverheid gestimuleerd om toe te werken naar de gestelde ambitie van 50% plantaardige en 50% dierlijke eiwitten in het consumptiepatroon in 2030. Het is mij niet bekend of de Europese Commissie een soortgelijk concept zal doorvoeren in haar organisaties.


X Noot
1

Samenstelling:

Koffeman (PvdD), Faber-Van de Klashorst (PVV), Van Strien (PVV), Gerkens (SP), Atsma (CDA) (ondervoorzitter), Pijlman (D66), Schalk (SGP), Klip-Martin (VVD), Van Rooijen (50PLUS), Van Ballekom (VVD), Vos (VVD), Crone (PvdA), Dessing (FVD), Van Gurp (GL), Huizinga-Heringa (CU), Kluit (GL), Van der Linden (Fractie-Nanninga) (voorzitter), Meijer (VVD), Otten (Fractie-Otten), Prins (CDA), vacant (GL), Van der Voort (D66), Berkhout (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Karakus (PvdA) en N.J.J. van Kesteren (CDA).

X Noot
2

Samenstelling:

Atsma (CDA), De Boer (GL), Van Dijk (SGP), Pijlman (D66), Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), arbouw (VVD), Bezaan (PVV), Fiers (PvdA), Dessing (FVD), Geerdink (VVD), Janssen (SP), Kluit (GL), Van der Linden (Fractie-Nanninga), Meijer (VVD) (voorzitter), Moonen (D66), Nicolaï (PvdD), Prins (CDA), Recourt (PvdA), Rietkerk (CDA), vacant (GL), Verkerk (CU), De Vries (Fractie-Otten), Van Pareren (Fractie-Nanninga), Raven (OSF) en Karakus (PvdA) (ondervoorzitter).

X Noot
3

COM(2022)143.

X Noot
4

Kamerstukken I, 2021/22, 36 114, A.

X Noot
5

COM(2022)143.

X Noot
6

Kamerstukken I, 2021/22, 36 114, A.

X Noot
7

BNC-fiche 7: Mededeling duurzame producten de norm maken en Kaderverordening Ecodesign voor duurzame producten.

X Noot
8

Ibidem, p. 2.

X Noot
9

European Commission, «Sustainable Products in a Circular Economy – Towards an EU Product Policy Framework contributing to the Circular Economy, 4 maart 2019, p.66.

X Noot
11

BNC-fiche 9: Herziene Richtlijnen Grotere rol voor de consument bij de groene transitie, p.5.

X Noot
12

Artikel 2 (1), 14 bis), 14 quinquies), 14 sexies), Voorstel2022/0092

X Noot
13

BNC-fiche 7: Mededeling duurzame producten de norm maken en kaderverordening Ecodesign voor duurzame producten

X Noot
14

Artikel 5 (1) e), Voorstel 2022/0095.

X Noot
15

Artikel 13, lid 2, Richtlijn 2019/771

X Noot
16

Beleidsprogramma Infrastructuur en Waterstaat voor 2022, https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2022/05/17/bijlage-1-ienw-beleidsprogramma-2022

X Noot
17

Artikel 7:18 BW

X Noot
18

Artikel 1 (1) r), voorstel 2022/0092 (COD)

X Noot
19

Het Commissievoorstel «Grotere rol voor de Consument bij de Groene Transitie».

X Noot
20

Zie bijv. Autoriteit Consument & Markt, «Leidraad Duurzaamheidsclaims», https://www.acm.nl/nl/publicaties/leidraad-duurzaamheidsclaims.

X Noot
21

Milieucentraal bestempelt dit als bedrijfslogo’s, https://www.milieucentraal.nl/bewust-winkelen/keurmerken/#keurmerk-label-of-logo.

X Noot
22

Het betreft een groot bedrijf dat veel certificeringen doet, en een groot bedrijf dat een platform aanbiedt voor toerismediensten.

X Noot
23

Autoriteit Consument & Markt, «Decathlon en H&M zullen consumenten voortaan beter informeren over duurzaamheid», Decathlon en H&M zullen consumenten voortaan beter informeren over duurzaamheid | ACM.nl, 13 september 2022.

X Noot
24

Art. 1 (1) s), Voorstel 2022/0092 (COD)

X Noot
25

Voorstel 2022/0092 (COD), p.2.

X Noot
26

BNC-fiche 9: Herziene Richtlijnen Grotere rol voor de consument bij de groene transitie, p.6

X Noot
27

Artikel 1 s), voorstel 2022/0092

X Noot
28

Overweging 7, voorstel 2022/0092

X Noot
29

Kamerbrief, «Appreciatie EU-taxonomie ten aanzien van kernenergie en aardgas», 20 april 2022

Naar boven