35 925 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2022

Nr. 142 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT

Vastgesteld 1 april 2022

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 10 maart 2022 overleg gevoerd met de heer Weerwind, Minister voor Rechtsbescherming, en mevrouw Yeşilgöz-Zegerius, Minister van Justitie en Veiligheid, over:

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 9 februari 2022 inzake hoofdlijnen beleid Ministerie van Justitie en Veiligheid (Kamerstuk 35 925 VI, nr. 132);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 4 maart 2022 inzake antwoorden op vragen commissie inzake hoofdlijnen beleid Ministerie van Justitie en Veiligheid (Kamerstuk 35 925 VI, nr. 132) (Kamerstuk 35 925 VI, nr. 135);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 8 maart 2022 inzake aanvulling beantwoording vragen commissie inzake hoofdlijnen beleid Ministerie van Justitie en Veiligheid (Kamerstuk 35 925 VI, nr. 135) (Kamerstuk 35 925 VI, nr. 136);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 3 februari 2022 inzake onderzoeken klassenjustitie strafrechtketen (Kamerstuk 29 279, nr. 699);

  • de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 26 januari 2022 inzake rapport «Kijk op inspectierapporten; Onderzoek naar het effect van 3 rapporten van de Inspectie Justitie en Veiligheid» (Kamerstuk 35 925 VI, nr. 130);

  • de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 8 maart 2022 inzake reactie op verzoek commissie inzake de brief van de Commissie Meijers over het regeerakkoord (Kamerstuk 35 925 VI, nr. 138).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Van Meenen

De griffier van de commissie, Brood

Voorzitter: Van Nispen

Griffier: Brood

Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Bikker, Bisschop, Eerdmans, Ellemeet, Kuik, Michon-Derkzen, Mutluer, Van Nispen, Verkuijlen en Van der Werf,

en de heer Weerwind, Minister voor Rechtsbescherming, en mevrouw Yeşilgöz-Zegerius, Minister van Justitie en Veiligheid.

Aanvang 15.01 uur.

De voorzitter:

Goedemiddag allemaal. Ik open dit commissiedebat. Het is het hoofdlijnendebat over het beleid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Ik heet van harte welkom de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister voor Rechtsbescherming én de aanwezige ambtenaren en misschien ook wel de aanwezige ambtenaren op andere plekken in dit gebouw. «Zeker» hoor ik hier al zeggen. Wij hebben een indicatieve spreektijd van vier minuten. Daar gaan we ons aan houden, en interrupties doen we kort en bondig. Ik stel voor: maximaal twee interrupties in tweeën in eerste termijn. Dat zijn dus niet vier vragen, zoals we ook weleens doen, maar echt maximaal twee interrupties in tweeën. Als eerste is het woord aan mevrouw Michon-Derkzen van de VVD.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Voorzitter, dank u wel. De veiligheid in ons land, in onze steden en op onze straten is een belangrijk onderwerp om over te spreken. Het is dus goed dat we vandaag het debat op hoofdlijnen voeren over hoe wij het land zo veilig mogelijk kunnen houden. Tegelijkertijd voelt het wat vreemd om daarover te spreken, terwijl we weten dat in een land hier niet ver vandaan de veiligheid wordt aangetast door bommen, door oorlog. Dat voelt zo veel groter. Tegelijkertijd realiseren we ons daardoor des te meer hoe belangrijk vrijheid, veiligheid en het bewaken daarvan zijn. Dus terwijl ik mij gelukkig prijs dat ik in dit land woon, wil ik mijn ogen niet sluiten voor wat er nog meer aan de hand is en wat ook hier nog beter en veiliger kan, want ook onze veiligheid staat wel degelijk, zij het op een andere manier, onder druk.

Voorzitter. We bespreken vandaag de hoofdlijnen van het beleid van de Ministers. De hoofdlijnen van de VVD zijn al langer duidelijk: we moeten een vuist maken tegen de nietsontziende georganiseerde drugscriminaliteit. Tijdens de begrotingsbehandeling in november zette ik onze inzet uiteen. Dat is inzetten op preventie, repressie en het afnemen van crimineel vermogen. Dat is nu ook overgenomen in het regeerakkoord en er is geld vrijgemaakt; boter bij de vis. Zoals de G4 ook zei: het is nu zaak de juiste keuzes te maken om de inzet en middelen zo effectief mogelijk te besteden. Vanaf 2022 gaat er structureel 434 miljoen euro extra naar Veiligheid en Justitie. Daarbovenop komt de 1,2 miljard structureel uit het regeerakkoord. Dat zijn heel forse bedragen, en terecht. Die waren ook nodig en daar heeft de VVD zich hard voor gemaakt.

De Minister van JenV heeft aangekondigd voor de zomer te komen met een plan van aanpak op ondermijning. Maar ik wil niet alleen weten wat de Minister met dit geld gaat doen. Ik wil vooral weten wat we voor dit geld terugkrijgen. Wat zijn de resultaten voor de hele keten? Op welke resultaten mikken deze bewindspersonen? Hoeveel miljoen euro crimineel geld gaan we afpakken? Hoeveel fte komt erbij, bijvoorbeeld bij de politie? We hebben een tekort aan cyberspecialisten en een tekort bij de recherche. Ik hoor graag hoe de Minister dit gaat aanpakken en wil dat graag terugzien in het toegezegde plan van aanpak.

Het tweede thema – en dan geef ik het woord aan mijn collega Ruud Verkuijlen – voor de VVD is politie en handhaving. Dit zijn de mannen en vrouwen die onze wijken veilig houden, dag en nacht. Zij verdienen alle lof voor het werk dat zij doen. Wij moeten hen ondersteunen door aan te geven hoe en wanneer ze worden ontlast. Wij spraken daar eerder over. Dat kunnen we doen door bijvoorbeeld de inzet van private beveiligers in de aankomende drie jaar daar waar er een tekort is bij de politie, en ook met een goede uitrusting zoals de bodycam en het stroomstootwapen. Maar ook, zeg ik hier nogmaals, door te hameren op het uniform zodat de neutraliteit van bijvoorbeeld een boa en een agent is geborgd. Dat hebben we ook eerder gezegd. Hoe zit het nu met die hoofddoek van de boa's, vraag ik de Minister. Hoe zit het nu met het geweld tegen politie en boa's? Leidt onze inzet hierop, bijvoorbeeld het verhogen van de strafeis met 200% bij geweld tegen agenten, ook daadwerkelijk tot minder incidenten? Waar blijft het taakstrafverbod? In dit kader: kan de Minister toezeggen te zullen onderzoeken welke straf in zulke VPT-zaken daadwerkelijk worden opgelegd?

Dan geef ik hierbij het woord aan mijn collega. Dank u wel.

De voorzitter:

Dat wil ik wel doen. Het woord is aan meneer Verkuijlen.

De heer Verkuijlen (VVD):

Dank u wel, voorzitter. In deze kabinetsperiode wordt structureel 200 miljoen vrijgemaakt voor de preventie van de aanwas van jongeren in de georganiseerde drugsgerelateerde criminaliteit. Dat is goed nieuws. Voor de VVD is het cruciaal dat ouders preventief signalen bij hun kinderen leren herkennen waaruit afgeleid kan worden dat zij door meedogenloze criminelen worden geronseld en uitgebuit. Mede om die reden heeft de VVD de Staatssecretaris eerder al verzocht om de criminele uitbuiting van jongeren, die valt onder mensenhandel, nadrukkelijk bij de aanpak van ondermijning te betrekken.

Voorzitter. Elke vorm van preventie is echter tevergeefs wanneer we er niet in slagen om de verleiding van snel geld en status te doorbreken. Trajecten naar eerlijk werk zijn veelbelovend, maar het inkomen daaruit blijft in schril contrast staan met de opbrengst van een los crimineel klusje. Daarom willen we dat de zogenaamde Rotterdamse patseraanpak, kortweg het afpakken van spullen die met crimineel geld gekocht zijn, landelijk wordt ingezet voor jongeren. Los van ouderbetrokkenheid kan dat alleen als er ook voldoende gezag in de wijken is met verbinding met jongeren.

Voorzitter. We zetten al in op meer wijkagenten, maar voor de specifieke gerichtheid op jongeren willen we in gemeenten een bredere inzet van jeugdboa's. Zij werken nauw samen met de politie en richten zich uitsluitend op jongeren. Ze kennen de jongeren en hun achtergrond en eventuele onmogelijkheden om aan dure spullen te komen, en kunnen de ouders betrokken houden. De VVD ziet de inzet van jeugdboa's in nauwe samenwerking met de wijkagent als een belangrijke mogelijkheid om daadwerkelijk een bijdrage te leveren aan het adagium van dit kabinet, namelijk preventie met gezag. Daarom verzoekt mijn fractie de Minister om te onderzoeken of 20 miljoen euro uit de begroting voor preventie met gezag kan worden bestemd voor de aanstelling van 300 jeugdboa's in gemeenten en om in gesprek te gaan met de gemeenten en de VNG over de verdeling. Hierop krijg ik graag een reactie van de Minister.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik ben enigszins mild geweest met de tijd. Ik vind het wel zo eerlijk om dit ook even tegen de collega's te zeggen. We hebben een uitloop naar vijf minuten. Dat heb ik nu getolereerd en dat ga ik nu dus ook doen. Maar vijf minuten is het dan ook wel echt, laat ik dat zeggen. Dat komt ook door de hoeveelheid sprekers die er nu is. Ik denk dat dit moet lukken in de vier uur die we voor dit debat hebben.

Er is nog een interruptie, van mevrouw Ellemeet.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Ik moet zeggen dat ik nog even met iets anders bezig was. Dat is natuurlijk helemaal niet goed, maar ik moet even omschakelen van het ene debat naar het andere. Hoorde ik de collega van de VVD nou zeggen dat hij een bestemming wil voor het preventiebudget, dat hij dat wil oormerken vanuit de Kamer?

De heer Verkuijlen (VVD):

Dat is een goede vraag. Ik wil graag onderzoeken of het mogelijk is om een dergelijk bedrag te oormerken. Het gaat wel om volume en het duurt enige tijd voordat wij de wijkagenten hebben opgeleid. Die worden ook vaak meegetrokken, dus die zijn niet in die wijken. Dit is echt een aanzet om te komen tot dat gezag. Dit bedrag is nodig zodat preventieve projecten ook geborgd worden en aansluiting vinden.

De voorzitter:

Laat mevrouw Ellemeet het hierbij? Ja. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van der Werf van D66.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Dank u wel, voorzitter. Het beeld van vluchtende vrouwen en kinderen na Poetins invasie in Oekraïne krijg ik maar moeilijk van mijn netvlies. In een tijd als deze worden we eraan herinnerd dat veiligheid geen vanzelfsprekendheid is en dat onze democratische rechtsstaat bewaakt moet worden. Laten we niet naïef zijn. De invasie van Rusland is ook van invloed op onze veiligheid.

In de eerste plaats wil ik de Ministers vragen welke gevolgen zij zien op hun terreinen. Welke risico's zien zij in de rol van Rusland binnen organisaties als Interpol en de contraterrorisme-organisatie van de VN? Dat zijn organisaties waar met gevoelige informatie wordt gewerkt en waarin we op dit moment nauw samenwerken met Rusland.

Dan kijkend naar Nederland, waar we dit weekend de Russische vlag op het Malieveld zagen wapperen. Op het forum van Viruswaanzin werden zo veel pro-Russische berichten gedeeld dat de mogelijkheid tot het plaatsen van commentaar werd uitgeschakeld. Ook in antivaxgroepen op Facebook en Telegram deden complotten over de oorlog in Oekraïne weelderig de ronde. Desinformatie over corona wordt schijnbaar moeiteloos vervangen door desinformatie over de invasie in Oekraïne. Ik ben blij dat in het coalitieakkoord is opgenomen dat er meer aandacht moet zijn voor de ontwrichtende werking van anti-overheids- en antidemocratische sentimenten. De vraag is nu waar deze desinformatie vandaan komt. Duidt Minister Yeşilgöz dit als «hybride conflictvoering om onze democratische samenleving te verzwakken», zoals het verspreiden van deze informatie in de brief op hoofdlijnen wordt genoemd? Zo ja, wat is dan de reactie hierop van het kabinet? Zouden we hierin ook de internationale samenwerking moeten opzoeken?

Voorzitter. Dan kom ik bij de brief op hoofdlijnen. Voor D66 is de hoofdvraag: waar wordt Nederland nou echt veiliger van? Hoe weten we of onze maatregelen of ons stelsel het beoogde effect hebben? En weten we wel wat we willen weten? We zien het vaker: er is een probleem, de politiek gaat ermee aan de slag, er wordt een oplossing gepresenteerd en we gaan vervolgens alweer verder naar het nieuwe probleem zonder ons bezig te houden met de uitvoering die op het vorige probleem volgde. Het onderzoek van de Algemene Rekenkamer, die de inspectierapporten van JenV toetste op hun effectiviteit, concludeerde eigenlijk min of meer hetzelfde. Ik citeer: «Na de inspectierapporten DJI en Wwm zijn er slechts in zeer beperkte mate nieuwe veranderingen in taakuitvoering doorgevoerd – ondanks dat de Minister van JenV maatregelen heeft aangekondigd.»

Vorige week was er ook zo'n geval. De Veiligheidsmonitor kwam uit. Dat is een zeer uitgebreid verslag van allerlei indicatoren die gerelateerd zijn aan onze veiligheid, maar in de kabinetsreactie daarop wordt geen enkele link gelegd met het veiligheidsbeleid. Dat roept bij mijn fractie vragen op. Stellen wij onszelf de juiste doelen om de georganiseerde drugscriminaliteit terug te dringen? Is er een tijdsgebonden strategie om het dreigingsniveau omlaag te krijgen? Zetten we in op bewezen effectieve maatregelen om gevoelens van onveiligheid te bestrijden? Hoe krijgen we de recidivecijfers naar beneden?

Voorzitter. Hoe gaan deze Ministers dit oppakken? Wat wordt hun strategie om alle kennis die we in huis hebben over deze onveiligheidsproblematiek ten uitvoer te brengen? En hoe willen wij als Kamercommissie aandacht houden voor de misschien saaie maar o zo belangrijke opvolging daarvan? Daarop zal mijn fractie deze bewindspersonen scherp houden: niet alleen zeggen wat goed werkt, maar dat ook echt als een zaak van de lange adem doen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Mutluer van de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. In de hoofdlijnenbrief van de bewindspersonen van JenV staan veel zaken waarmee ik het eens ben. Dat is voor een nieuw Kamerlid van de PvdA misschien een heel raar begin van een debat, maar vrees niet. Ik ben echt wel van de oppositiepartij, maar wie is er nou niet voor een sterke rechtsstaat, bescherming van de privacy en aanpak van mensenhandel? Het gaat om de concrete invulling en de financiering van deze voornemens. Ik zal vast geduld moeten hebben. Dat is niet mijn sterkste eigenschap, zeg ik erbij. Maar bij sommige voorstellen heb ik toch het idee: eerst zien, dan geloven.

Voorzitter. Mijn belangrijkste punt in dezen is preventie. Ook hiervoor zijn mooie ambities. Het gaat om het bieden van toekomstperspectief aan jongeren opdat zij een goede start hebben. Dat gebeurt in mijn beleving in de wijken, op school en thuis. Daarom geloof ik in het investeren in de leefbaarheid en veiligheid van kwetsbare wijken, ook omdat ik daar zelf vandaan kom. Ik zag daar hoe kinderen en jongeren uit gebroken gezinnen in armoede werden blootgesteld aan ondermijning, terwijl zij en hun familie met de juiste persoonsgerichte aanpak op alle relevante gebieden van wonen, werk en onderwijs niet in de verleiding zouden zijn gekomen.

Voor mij, voor de PvdA, is preventie een speerpunt voor de komende tijd. Daarvoor is een integrale aanpak nodig. Dat kan de Minister, of dat kunnen de bewindspersonen van JenV, in mijn beleving niet alleen doen. Zij moeten de muren met andere departementen doorbreken en samen met de collega's echt werk gaan maken van het nationaal programma Leefbaarheid en Veiligheid, om dit body te geven. Het sluit immers nauw aan bij het offensief tegen de georganiseerde ondermijnende criminaliteit dat de Minister ook heeft aangekondigd. Het gaat niet lukken als ieder ministerie daarvoor eigen doelen, beleid en financiering gaat regelen.

Mijn eerste vraag is dus: hoe gaat de Minister zorgen voor een echt interdepartementaal commitment zonder schotten, waarbij niet het middel maar het gezamenlijke doel vooropstaat, en dan niet voor de bühne van de lopende kabinetsperiode maar voor ten minste een hele generatie?

Dan in het verlengde hiervan: de aanpak van ondermijning en de facilitators daarvan. We kennen de voorbeelden: criminelen die met drugsgeld de bovenwereld binnendringen en huizen opkopen om daarin arbeidsmigranten te kunnen uitbuiten. Of de andere kant: lokale politici die bedreigd en afgeperst worden. Het is goed dat daar extra geld voor is, maar eigenlijk is het ook wel een schande dat we het zover hebben moeten laten komen.

Ook is het goed dat we extra middelen ter beschikking stellen tegen de ondermijning. Mijn vraag is of dat volgens de Minister voldoende is en hoe we die middelen gericht gaan inzetten. Want de uitvoering vindt in die wijken plaats en hangt nauw samen met capaciteit. Ik heb een mooi voorbeeld uit mijn eigen ervaring. Een goede poging om ondermijning tegen te gaan was de invoering van de opkoopbescherming. Maar wat zag je in de praktijk? Geen geld voor capaciteit, voor het optuigen van een vergunningsstelsel of voor handhaving. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat wat wij bedenken, of wat u bedenkt, ook uit te voeren is?

De justitiële keten krijgt door de extra financiële middelen hopelijk weer wat ruimte, want die keten is niet sterker dan de zwakste schakel daarin. Daarbij doel ik op de politie, niet op de vele hardwerkende politiemensen die roeien met de riemen die ze hebben. Wat mij vooral zorgen baart, naast de grote problemen bij de Landelijke Eenheid en de recente perikelen bij de ACP, is of wij wel in staat zullen zijn om genoeg politiemensen aan te trekken om al het werk te kunnen doen, en dat niet alleen qua aantal maar ook qua aard. We hebben ook specialisten nodig voor de aanpak van cybercrime en financieel-economische criminaliteit. U belooft 70 extra wijkagenten. Heel mooi, maar vervolgens geeft u aan dat er pas vanaf 2024 bij de Politieacademie ruimte is voor die opleidingen. Vanaf 2026 kan men dan aan de slag in de wijk. In mijn beleving is dat niet uitlegbaar. We leven nu in 2022 en we gaan die wijkagenten pas in 2026 aan het werk zetten. Mijn vraag: kunnen we dat niet versnellen?

Tot slot, voorzitter, de aanpak van veiligheid op straat. Onze huidige Minister van JenV was ooit raadslid en voorstander van het strafbaar stellen van straatintimidatie. Dat idee werd door de PvdA en het CDA in 2017 in een initiatiefwet gegoten, maar werd geparkeerd vanwege een herziening van het Wetboek van Strafrecht. Daar wachten wij nog op. In de tussentijd blijft straatintimidatie wel een probleem. Mijn vraag: Minister, wilt u het onderdeel straatintimidatie uit het grotere wetsvoorstel lichten en het als afzonderlijk wetsvoorstel indienen opdat het aan het einde van het jaar in werking kan treden?

Afrondend, binnen de vijf minuten. Er staan in de hoofdlijnenbrief heel veel zaken waar ik het mee eens ben, maar eerst zien, dan geloven. Aan mij heeft u er in ieder geval een kritisch doch rechtvaardig Kamerlid bij.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Kuik van het CDA.

Mevrouw Kuik (CDA):

Voorzitter, dank. Na het aantreden van het kabinet zijn we twee maanden verder. We spreken over de ambities van het regeerakkoord. De Kamer heeft al een aantal brieven ontvangen die zinspelen op duidelijkheid voor de zomer. De vraag is hoe en wanneer al deze plannen in concrete acties en maatregelen gaan landen. Dit kabinet zit er nog maximaal drie jaar. Er mag geen tijd verloren gaan, gezien de grote druk op de strafrechtketen door ondercapaciteit bij de politie. Het is heel hard nodig dat de justitiële keten wordt versterkt. De capaciteit, flexibiliteit en kwaliteit van informatievoorziening moeten omhoog. Dit geldt ook voor digitalisering, innovatie en verbetering van de ketensamenwerking. Het is goed dat er maatregelen zijn aangekondigd. De vraag is wanneer we deze kunnen verwachten.

Voorzitter. Ik moet hier toch een persoonlijke frustratie delen over de Wrs, de wetgeving om vrouwen in de prostitutie beter te beschermen en meer grip te krijgen op de veiligheid. Met het argument van zorgvuldigheid zijn we inmiddels meer dan tien jaar verder en hebben we nog steeds geen echte verbetering om misstanden in de prostitutiesector beter aan te pakken. Dat vind ik een politiek falen. Urgentie is hier het devies. Het CDA wil hierop echt resultaat zien en geen vertraging.

Verder wil ik een drietal punten benoemen. Deze gaan over de zedenwetgeving. Sissen, nafluiten, achternalopen; het is niet normaal, maar toch zien we dat maar liefst twee op de drie meisjes en jonge vrouwen op straat lastig worden gevallen. Actueel nu zijn het grensoverschrijdend gedrag, het seksueel grensoverschrijdend gedrag, en de wetgeving om betere bescherming te bieden tegen seksueel geweld. Grapperhaus was hier al een heel eind mee op weg. Wanneer gaat de samenleving daar concreet iets van merken? Wanneer gaan we dat in de Kamer behandelen? Wat mij betreft kan dat zo snel mogelijk zodat we dat ook gaan zien. Daar zit ook het deel van straatintimidatie bij. Ik hoop dat we dat heel snel in het hele pakket kunnen behandelen.

Voorzitter. Dan heb ik het even over preventie. Vorige maand werd een haalbaarheidsonderzoek gepubliceerd waarin de toegevoegde waarde van een online platform van slachtoffers van criminele uitbuiting is onderzocht. Die toegevoegde waarde blijkt er te zijn. Dat zeggen ook stakeholders zoals hulpverleners, politie en advocatuur. Ik ben benieuwd naar de reactie van het kabinet hierop. Er zijn bij de begrotingsbehandelingen onder het vorige kabinet specifiek middelen vrijgemaakt om het ronselen van jongeren, jonge aanwas, voor deze vorm van criminaliteit tegen te gaan. Ik heb een motie ingediend samen met de ChristenUnie en de VVD om de aanpak van criminele uitbuiting en ondermijning integraal aan te vliegen. Ziet het kabinet dit ook als effectieve concrete actie om hierop door te pakken? Kan de Minister daarnaast aangeven hoe de motie bij de begrotingsbehandeling zal worden uitgevoerd?

Tot slot het punt van ondermijning. Onze rechtsstaat staat onder druk door ondermijning door de georganiseerde misdaad. Journalisten en rechters worden geïntimideerd en ook zelfs slachtoffer, maar ook mensen met banen als boswachter of boer hebben er steeds vaker mee te maken. Met drugsgeld wordt ons systeem ondermijnd. Op welke termijn verwacht het kabinet extra stappen te zetten in het afpakken van geld van criminelen en dat te investeren in de wijken die eronder lijden? We zien ook dat gemeenten moeten opboksen tegen advocaten die met veel drugsgeld worden ingezet tegen het gemeentelijke apparaat en zijn juristen. We hebben een motie ingediend om gemeenten hierbij te ondersteunen. Hoe staat het hiermee?

Voorzitter. Het kabinet zet in op een meerjarige structurele aanpak waarmee de georganiseerde criminaliteit wordt teruggedrongen middels preventie, repressie en het onderuithalen van het verdienmodel. Voor het CDA is de aanpak in Italië een voorbeeld. Het is goed dat het kabinet hiernaar verwijst. De sleutel tot succes bij de antimaffia-aanpak was niet alleen een pakket aan beleidsmaatregelen, maar ook een gemeenschap die zich eensgezind tegen de maffia keerde. Een kentering in het denken in Nederland is nodig ten aanzien van drugscriminaliteit. Naïviteit rondom drugs kunnen we ons niet veroorloven. De overheid kan dat niet alleen. Kan de Minister aangeven hoe zij de kracht vanuit de samenleving hierin een rol wil laten spelen?

Dank.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Ellemeet van GroenLinks.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Sinds een korte tijd is alles in een ander licht te plaatsen en voelt het soms raar om debatten te voeren die helemaal niks met veiligheid en internationale context te maken hebben. Maar we moeten door. Zoals mevrouw Michon ook zei: daarmee laten we ook zien hoe waardevol en belangrijk onze democratie is. Dit debat heeft in zekere zin wel met die internationale context te maken, want we hebben het hier over veiligheid. Mijn eerste vraag aan de Minister: wat verandert dit voor haar portefeuille voor de komende tijd? We zijn ingehaald door de actualiteit en haar brief is daar niet op ingegaan.

Voorzitter. Iedereen is voor veiligheid en voor rechtsbescherming. Dat neemt niet weg dat er grote problemen zijn die om een oplossing schreeuwen. Het spijt me om het hier ook nog een keer te moeten zeggen, maar het beleid van vorige kabinetten heeft het niet in alle opzichten gemakkelijk gemaakt voor politie, advocatuur, justitie, rechtspraak en gevangeniswezen. De advocatuur is daarin misschien wel het beste voorbeeld. Jarenlang is de gesubsidieerde rechtsbijstand afgeknepen en pas met de «totaalcatastrofe», om het zo maar te noemen, van de toeslagenaffaire en de vertrouwenscrisis in de rechtsstaat, is het besef ontstaan dat misslagen van het recht vooral door de advocatuur moeten worden voorkomen en dat er bij de overheden een mentaliteitsverandering nodig is in de verhouding tot de burger. Ik citeer voormalig Staatssecretaris Teeven: als je de financiering afknijpt, kan het met de verdediging ook niet veel worden. Volgens mij willen we precies het tegenovergestelde. Graag een reactie van de Minister daarop.

Het is de ideologische benadering die toen de veiligheid meer kwaad dan goed heeft gedaan, zeker opgeteld bij de opeenvolgende affaires WODC, NCTV en de bonnetjesaffaire. En wat te denken van de recente observatie van de Algemene Rekenkamer dat het effect van inspectierapporten beperkt is? Als de wil ontbreekt om je iets gelegen te laten liggen aan een onafhankelijk oordeel, komt er verder weinig van verbetering terecht. Ik hoop dat deze Minister daar verandering in wil aanbrengen en hoor hem daar graag over.

Ook met minder ideologisch gemotiveerde ingrepen is de Nederlandse veiligheid op achterstand geraakt. In de afgelopen kabinetsperiodes werden steeds taakstellingen opgelegd die na enige tijd werden weggepoetst met incidenteel geld. Er is bijvoorbeeld in de politie paradoxaal meer geïnvesteerd dan erop is bezuinigd, maar omdat de politie pas in de loop van het begrotingsjaar extra budget kreeg, is er alsnog veel expertise verdwenen. Dat is de beweging die er kwam. Wat je natuurlijk wilt, ook als politie, is meerjarige duidelijkheid. Mijn vraag aan de bewindspersoon: erkent zij het probleem van de golfjes en het niet door kunnen kijken op lange termijn? Wat wil zij daar anders in gaan doen?

Ik ben erg benieuwd wat de lessen uit het verleden zijn voor Minister Yeşilgöz. Onderschrijft zij het belang om onmisbare partners in de strijd tegen ondermijnende criminaliteit langjarige zekerheid te bieden? En zo ja, hoe gaat zij die realiseren? Ik lees dat het de bedoeling is om organisaties toekomstbestendig te maken. Dat was bij de IND en het COA ook de bedoeling, maar daar werd tot voor kort gewerkt met prognoses die doen vermoeden dat de wereldvrede was aangebroken. Inmiddels weten we dat dit niet het geval is. Misschien is het goed als de Minister een duidelijke definitie geeft van wat precies onder «toekomstbestendigheid» moet worden verstaan. Ziet zij de risico's die aan de pps-constructies in het veiligheidsdomein verbonden zijn? Nooit eerder was het belang zo groot om informatie uit de verkeerde handen te houden. Dat is nu al moeilijk, laat staan met private partijen. Deelt zij de opvatting van GroenLinks dat niet gemarchandeerd kan worden met het geweldsmonopolie dat bij uitsluiting van anderen aan de overheid is opgedragen? GroenLinks snapt dat op dit moment concrete invulling moet worden gegeven aan de kabinetsplannen en het lijkt me goed om daarbij alle voor de hand liggende partners te betrekken. Veiligheid is immers niet alleen een zaak van de mensen met de sirenes, maar ook vooral van scholen, buurtwerk en sportverenigingen. Ik sluit me aan bij de collega van de Partij van de Arbeid die zegt dat het uiteindelijk in de kern voor een heel groot deel om preventie draait. Voor het zomerreces wordt de Kamer hierover geïnformeerd. GroenLinks hoopt dat we dan echt een integrale aanpak zien die ook gedragen wordt door de lokale overheid, onderwijsvertegenwoordigers, zorgvertegenwoordigers en welzijnswerkers.

Tot slot. De wereld ziet er op dit moment compleet anders uit. Ook in Nederland zijn we bang voor bijvoorbeeld cyberwarachtige ingrepen in ons veiligheidsdomein en onze samenleving. Daarnaast zien we ook de groeiende risico's van het rechts-extremisme. Het kabinet werkt aan een nieuwe Nederlandse cybersecuritystrategie, de NCSS, en de Kamer wordt medio dit jaar geïnformeerd over de precieze uitwerking en besteding van de middelen. Gezien de oplopende risico's lijkt me dat rijkelijk laat. Mijn vraag aan de Minister is wat zij op korte termijn al met de Kamer kan delen. En kan zij dit proces versnellen?

Daar wil ik het bij laten. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de heer Eerdmans van JA21.

De heer Eerdmans (JA21):

We moeten ons beperken, dus ik zal een aantal headlines geven vanuit JA21 voor het Justitiebeleid. Het departement gaat mij zeer na aan het hart. Ik wil de bewindspersonen en de ambtenaren veel succes wensen de komende jaren op een lastig en ingewikkeld departement, maar wel een met dagelijkse relevantie en dagelijks belang.

Ten eerste vind ik de positie van slachtoffers van belang. U kent dat misschien wel van mij, in ieder geval ex-collega en thans Minister Yeşilgöz weet dat. JA21 manifesteert zich daarin. Ik heb zelf ook een comité opgericht voor mensen die te maken hebben gehad met ernstig geweld, samen met twee vaders wier kinderen zijn vermoord. Dit gaat in de praktijk beter, veel beter. Er is veel werk verzet. We weten dit ook vanuit het OM en de strafvordering. Toch zie je nog steeds dat het borgen van die belangen voor de positie van de slachtoffers lastig blijkt. De modernisering van het Wetboek van Strafvordering komt eraan; ik heb hier ook al even met de Minister over gesproken. Volgens mij is het advies van de Raad van State dit voorjaar beschikbaar. Is daar iets meer over te zeggen? Dat vinden wij van belang. Wat is voor de Minister concreet het hoofdpunt rond meer rechten voor slachtoffers? Waar moeten we dan aan denken? Wat wil hij bereikt hebben aan het einde van deze regeerperiode? Een goede stap is wat ons betreft het feit dat daders, moordenaars of plegers van hele ernstige zedendelicten, niet weer terugkeren naar hun oude omgeving waar de slachtoffers ook wonen. Ik heb hierover in juli vorig jaar een motie ingediend samen met de heer Ellian van de VVD en mevrouw Van der Plas. Die is aangenomen. Ik ben zeer benieuwd hoe het nieuwe kabinet hiertegen aankijkt en hoe die motie kan worden uitgevoerd om te voorkomen dat slachtoffers worden geconfronteerd met daders op die hele ernstige misdrijven, omdat zij na hun straf weer kunnen terugkeren naar hun oude omgeving. Er is ook lopend WODC-onderzoek over en ik ben erg benieuwd hoe u dat in dat licht ziet en of u vindt dat er actie verwacht kan worden op dat front.

Recidive, en met name recidivebeperking, is ook een van onze stokpaardjes. Dit is van groot belang, zeker bij moord en ernstig geweld. Hoewel het daar minder vaak voorkomt, is het toch zeer ernstig. Bij de begroting vorig jaar heb ik een lijst gepresenteerd van moorden die zijn gepleegd door daders met een behoorlijke staat van dienst, zeg maar. Zij hebben eerst ernstige delicten op hun naam staan. Dat is gruwelijk om te zien. Als dat nou had geleid tot langere opsluiting, waren sommige moorden mogelijk niet gepleegd, denk je dan. Daarover is een motie aangenomen van onze hand, samen met collega Van der Plas, die de regering opdroeg om de mogelijkheden in kaart te brengen voor de invoering van een Nederlandse versie van het «three strikes and you're out»-beginsel. Dit betekent een langere opsluiting na drie zeer ernstige geweldsmisdrijven. Dit hoeft niet per definitie levenslang te zijn – dat is de Amerikaanse variant – maar wel een langdurige opsluiting om te voorkomen dat in de tussentijd toch weer mensen de dupe kunnen worden van deze daders.

Dan de lekenrechtspraak. Dat is ook een van onze favorieten in het domein. Ik heb een interessant interview gelezen met de Groningse hoogleraar Rechtssociologie Marc Hertogh over de staat van de rechtspraak. Hij zegt: er is veel te weinig ruimte voor gewone burgers in de rechtspraak. Dat is iets waar ik zelf ook al langere tijd mee bezig ben. Die discussie is een beetje verstomd in Nederland, maar in een land als Duitsland gebeurt het dus veel meer dat gewone mensen kunnen meedoen aan de rechtspraak, die immers voor ons allen geldt en eigenlijk dus ook door ons allen zou moeten kunnen worden bekeken. U hoeft nu geen grote bespiegeling te geven op dit thema, maar misschien kunt u zeggen of u daarover een notitie kan toesturen om die discussie eens op een serieuze wijze in Nederland te voeren. Dat zou wat ons betreft al heel prima zijn. Kunt u daarop reageren?

Dan tot slot over het programma Leefbaarheid en Veiligheid. Dit is een programma onder de vleugels van BZK, waar zestien wijken onder vallen. Nu krijgen we die oproep van burgemeesters erbij, die zeggen dat er eigenlijk een groter en langduriger programma moet komen à la het NPRZ van Marco Pastors in Rotterdam-Zuid. Dat zou dan moeten worden betrokken, begrijp ik, bij de wijkenaanpak tegen de ondermijning, want die valt onder Justitie. Kortom, we zijn een klein beetje de draad kwijt bij het overzicht van deze programma's. Hoe hangen die allemaal met elkaar samen? Hoe gaat het er concreet uitzien? Hebben we zo meteen twee deels overlappende programma's van BZK en Justitie die toch een beetje over hetzelfde thema gaan? Of is dat centraler en hoe efficiënt is dat? Dat is ook een vraag die leeft bij de mensen in Rotterdam die zeer hard werken aan het Nationaal Programma Rotterdam Zuid.

Tot zover. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Bisschop van de SGP.

De heer Bisschop (SGP):

Ik heb al gezien dat als u de microfoon uitdoet, ik in beeld kom. Dat heeft dan ook weer zo z'n charme, voor mijzelf dan.

Voorzitter, dank voor het woord. Het is altijd mooi om te kunnen beginnen met het uitspreken van waardering. Ik maak graag van de gelegenheid gebruik om die te uiten over de investeringen in Justitie en Veiligheid. Ik denk dat het goed en waardevol is dat dit gebeurt. Er gaat veel geld naar de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit. Ook de beveiliging van personen kost veel geld. Helaas is dat noodzakelijk. Maar het is daarbij wel belangrijk dat het geld goed wordt besteed en dat problemen effectief aangepakt worden. Ik focus even als eerste op drugs. Je kunt 600 miljoen in de aanpak van de georganiseerde criminaliteit stoppen, maar als we het drugsgebruik niet strenger aanpakken, kunnen criminelen blijven leveren. Mijn eerste vraag is dan: hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat drugsgebruikers zich realiseren dat ze een criminele industrie in stand houden en dat zij die bekostigen? Gaat de Minister het drugsgebruik strenger aanpakken? Drugs komen Nederland binnen in Rotterdam, versimpeld gezegd. In Amsterdam is infrastructuur aanwezig waar de criminele netwerken in gedijen en waarin het drugsgeld wordt weggesluisd. In kwetsbare wijken worden jongeren geronseld als koeriers. Intussen komt het kabinet met een uitbreiding van het experiment gesloten coffeeshopketen. Weliswaar is dat een ander type drug – dat zal waar zijn – maar de SGP-fractie vindt dat niet te rijmen met de bestrijding van de ondermijnende criminaliteit. Drugsgebruik moet je niet verder willen normaliseren. Ik hoor graag een reactie van de Minister over hoe zij de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit ziet naast de instandhouding van het gedoogbeleid rondom drugs.

Het tweede puntje betreft de rechtsstaat en de politie. Ook de politie krijgt dankzij de breed gesteunde motie-Hermans een flinke impuls. Die moet echt bij de mannen en vrouwen op straat komen, bij hen die in de vuurlinie van onze veiligheid staan. Als de politie meer zaken kan oppakken, moeten het OM en de rechtspraak ervoor toegerust zijn om deze slag ook te maken, want anders loopt het systeem vast. De SGP pleit daarom voor een structurele investering in de hele strafrechtketen, een «integraal deltaplan interne veiligheid» zou je kunnen zeggen. Wat ook een mooie term zou zijn, is «pact voor de rechtsstaat», maar dan wel verbreed, dus niet alleen maar met een focus op de bestrijding van drugscriminaliteit en ondermijning, maar de veiligheid als compleet pakket. Wat ons betreft moet dat geborgd zijn in een stabiel beleid met meerjarige financiële zekerheid voor de gehele keten. Een vraag aan de Minister: geeft de Minister prioriteit aan het duurzaam investeren in de politie, met een onderstreping van «duurzaam», en is zij bereid een conjunctuurongevoelige financiering van de strafrechtketen te verzorgen zodat politie, OM en rechtspraak niet te maken krijgen met wisselend beleid met wisselende financiering waardoor het uitvoeren van hun wettelijke taken in gevaar komt? Dit betreft wel de kerntaak van de overheid.

Voorzitter. De prostitutie, mijn derde punt. Het wetsvoorstel Regulering sekswerk ligt op de plank om legale prostitutie verder te reguleren. Wat ontbreekt is een effectieve aanpak van mensenhandel en prostitutie in de krochten van de samenleving, uitbuiting en misbruik. In coronatijd is het aanbod op prostitutie- en pornowebsites explosief gestegen. Ik heb een paar vragen aan de Minister. Hoe gaat de Minister optreden tegen porno- en prostitutiewebsites waar uitbuiting van vrouwen aan de orde van de dag is? Ziet de Minister het op zwart zetten van deze websites als een van de oplossingen om het aanbod te verminderen en meer slachtoffers te voorkomen?

Tot slot een kort punt over straffen en slachtofferbeleid. Vertrouwen in de overheid begint met het waarborgen van de veiligheid van mensen met rechtszekerheid en rechtsbescherming. Ik val daarin het betoog van de collega van JA21 van harte bij. De SGP-fractie vindt het van belang dat straffen voortvarend ten uitvoer worden gelegd en dat schadevergoedingen worden uitgekeerd. Hoe gaat de Minister voor Rechtsbescherming ervoor zorgen dat daders hun straffen niet ontlopen en welke maatregelen gaat hij nemen om de positie van het slachtoffer te borgen? Wanneer wordt de Kamer daarover geïnformeerd?

Ik wil het in eerste instantie hierbij laten. Dank u zeer.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan kijk ik naar de andere kant van de zaal om het woord te geven aan mevrouw Bikker van de ChristenUnie.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Zo'n hoofdlijnendebat vind ik een mooi moment om iets te zeggen over de eigen inzet op zo'n beleidsterrein. Voor de ChristenUnie is die op het terrein van Justitie en Veiligheid altijd heel helder. Wij vinden het een roeping van de overheid om recht te doen. Iedere Nederlander heeft recht op een rechtvaardige behandeling. Onze rechtsstaat is heel kostbaar en juist zo'n fundament van ons samenleven. Dat voelt soms behoorlijk kwetsbaar als we kijken naar de zware drugscriminaliteit en de impact die die heeft op de advocatuur, het OM, de politie en de rechtspraak, maar ook als we kijken naar de polarisatie in de samenleving, waar de rechtsorde soms niet meer wordt geaccepteerd of er iets anders naast wordt gezet. Juist dan en juist in deze tijd wil mijn fractie zich daarom inzetten voor een stevige democratische rechtsstaat, een overheid die dienstbaar is aan mensen en die altijd zoekt naar vrede en gerechtigheid. Ik wil de bewindspersonen danken dat zij juist in deze onstuimige tijd de moed en kracht hebben gevonden om aan deze taak te beginnen. Dank jullie wel en ook dank aan jullie thuisfront, dat hiervoor ook dingen moet opofferen, juist omdat het zo'n woelige tijd is.

Voorzitter. Mijn fractie zal zich dus altijd inzetten voor een stevig departement voor de rechtsstaat. Juist daarom is het belangrijk dat er investeringen plaatsvinden in de hele justitie- en veiligheidsketen, inclusief reclassering en preventie. Dat blijkt ook uit het coalitieakkoord. Ik ben daar blij mee. Uit de antwoorden van de schriftelijke voorbereiding voor dit debat begrijp ik dat de Minister denkt dat de financiering volledig goed geregeld is in het Prognose Model Justitiële ketens. Sorry voor de luisteraars thuis, maar zo gaat dat. Alleen, wij zien daar twee problemen bij. Allereerst is dat een model en niet altijd de regel. Het tweede probleem is dat het niet betekent dat investeringen in bijvoorbeeld de politie, die absoluut goed zijn, automatisch meer investeringen meebrengen in OM en rechtspraak. Ik hecht daar echter wel aan, want elke euro die in de politie wordt geïnvesteerd, zal betekenen dat er ook 10% voor het OM nodig is en zal betekenen dat er ook wat voor de rechtspraak nodig is. Het derde probleem van dit prognosemodel is dat het enkel kijkt vanaf het misdrijf tot de gevangenisstraf. Ik mis daarin de preventie aan de voorkant en de re-integratie aan de achterkant. Daarmee missen we kosten, maar ook kansen. Ik vraag aan beide bewindspersonen hoe zij daarnaar kijken.

Mijn tweede punt op dit gebied is de politie. Het worden nog een aantal taaie jaren, laten we daar maar eerlijk over zijn. We zien dat de norm van 1 agent op 5.000 inwoners nu al heel ingewikkeld is. Die leidt niet overal tot voldoende aanwezigheid. Terecht is er in het coalitieakkoord aandacht voor de kwetsbare stadswijken waar meer nodig is om een kentering in de wijk te brengen. Maar ook juist het landelijke gebied verdient aandacht. Hoe denkt het kabinet werk te maken van de versterkte politie-inzet op deze plaatsen? Hoe krijgt de Minister dat voor elkaar? Welk management van verwachtingen zal hij daarbij leveren?

Ik hoorde meerdere sprekers voor mij spreken over mensenhandel. De afspraak uit het regeerakkoord is heel helder. De aanpak van mensenhandel houdt prioriteit. Dit is zo belangrijk, omdat we elk jaar opnieuw zien dat mensenhandelonderzoek zo snel naar de achtergrond verdwijnt. Het is een haaldelict. Het zijn kwetsbare mensen die niet snel aangifte doen en die het ook heel ingewikkeld vinden om dat te doen, omdat ze in een langdurig proces komen. Juist daarom wil ik vragen aan de Minister van Justitie en Veiligheid, die verantwoordelijk is voor de Veiligheidsagenda, of zij ervoor kan zorgen dat mensenhandel met prioriteit genoemd wordt in die Veiligheidsagenda. Deelt zij onze wens en zorgt zij dat die nadrukkelijk op tafel komt te liggen bij de gesprekken die zullen volgen?

Ik zou willen aansluiten bij de woorden die mevrouw Kuik sprak over de Wrs. Wat mij betreft wordt echt vaart gemaakt met die Wet regulering sekswerk, ook omdat ik zie dat gemeenten nu wachten en daardoor geen beleid meer hebben. 50% van de gemeenten heeft geen beleid meer. Dat moet niet kunnen en daarom vraag ik om snelheid.

Over mijn derde punt, dat over drugs gaat, is al door veel collega's iets gezegd. Ik voeg er nog twee korte dingen aan toe. Het pact voor de rechtsstaat staat niet voor niks in het regeerakkoord. Dat is een stevige aanpak en een langjarige aanpak. Het is niet een momentje, maar het is structureel. En het ziet ook op het tegengaan van normalisering van gebruik. Hoe kijken de bewindspersonen naar de invulling van dit deel van het pact voor de rechtsstaat? Ik heb er de balen van dat het verbod op lachgas er nog steeds niet is, terwijl we maandelijks zien dat er verkeersongelukken plaatsvinden met hele heftige afloop. Ik zou de Minister willen vragen daarin de grootste spoed te brengen.

Mijn laatste punt gaat over de toegankelijke rechtsstaat. Die hebben we nodig om het vertrouwen te herstellen, juist ook daar waar het vertrouwen in de rechtsstaat in de afgelopen jaren is geschaad. Daarvoor neemt het kabinet belangrijke stappen. Ik denk aan de verlaging van de griffierechten, het budget voor de sociale advocatuur en de constitutionele toetsing. Ik wil het kabinet vragen om meer vaart te maken en ik ben benieuwd of het ten aanzien van het schrappen van het toetsingsverbod ook kan kijken of dat een eerste stap zou kunnen zijn rondom die constitutionele toetsing. Bij de sociale advocatuur ben ik benieuwd wanneer het WODC-onderzoek komt naar de reikwijdte van de zelfredzaamheidstoets, want we vinden het juist een heel belangrijk punt om te laten zien dat de sociale advocatuur meebeweegt in tijden waarin we hebben gezien dat de rechtsstaat toe is aan herstel van vertrouwen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan vraag ik aan mevrouw Michon-Derkzen om tijdelijk het voorzitterschap over te nemen.

Voorzitter: Michon-Derkzen

De voorzitter:

Dan geef ik hierbij het woord aan de heer Van Nispen van de fractie van de SP voor zijn inbreng.

De heer Van Nispen (SP):

Ook in dit kabinet hebben we weer een Minister voor Rechtsbescherming. Ik vind dat een prachtige titel. Maar wat houdt het nou precies in, voor de Minister zelf? Het lijkt mij namelijk nogal een zware opgave als je ziet hoe de overheid de afgelopen jaren met mensen is omgegaan, zoals de mensen in het toeslagenschandaal, die door de eigen overheid zijn vermorzeld. En waar is de rechtsbescherming van de mensen in Groningen geweest? Hoe ziet de Minister zijn taak precies, ook ten opzichte van deze mensen, die juist zo door de overheid in de steek zijn gelaten? De toegang tot het recht is het fundament van onze rechtsstaat. Er komen nu eindelijk lagere griffierechten en een redelijke vergoeding voor de sociaaladvocatuur, na al die jaren strijd, actie, debatten, Kamervragen en veel protest. Het uitblijven van die hogere vergoeding heeft tot achteruitgang van dit prachtige en belangrijke beroep geleid. Advocaten hingen hun toga aan de wilgen en er was nauwelijks jonge aanwas. Hoe zit het nu met de subsidieregeling voor advocaat-stagiaires uit de beroepsopleiding? Waarom is die succesvolle regeling nog steeds niet verlengd? De staat van de sociale advocatuur is inmiddels echt zorgelijk en dat is politiek beleid geweest. Dit had nooit mogen gebeuren. Graag een reactie van de Minister.

Los van het eindelijk overnemen van de conclusies van de commissie-Van der Meer zie ik niet echt een trendbreuk. Hoe gaan we nou echt zorgen voor recht voor iedereen? De Minister gaat door met de stelselherziening van zijn voorganger, die op onderdelen echt omstreden is. Rechtshulppakketten en aanbestedingen, waarom zou je dat doen? Er ligt ook echt een beter plan. Vandaag heeft de Kamer zich in schriftelijke inbreng bijvoorbeeld gebogen over de initiatiefnota over Huizen van het Recht, die laagdrempelige voorziening in de buurt waar wordt samengewerkt aan een oplossing met hulp en advies, professionele bijstand en zo nodig een buurtrechter. De Minister is zelf in Heerlen geweest om te kijken in dit eerste Huis van het Recht. Dat waardeer ik heel erg. Wat waren zijn ervaringen en wanneer kunnen we de kabinetsreactie op de initiatiefnota verwachten?

Voorzitter. Het recht moet er voor iedereen zijn. Als alleen rijken hun recht kunnen halen, krijgen we klassenjustitie. Over klassenjustitie gesproken, we zijn nog steeds in afwachting van het aangekondigde onderzoek naar klassenjustitie. Wanneer kunnen we de haalbaarheidsstudie verwachten en zullen we die dan ook verbreden? Het probleem zit waarschijnlijk niet alleen in het strafrecht. Niet alleen het recht, maar ook onze veiligheid moet voor iedereen zijn. We kunnen geen tweedeling accepteren, maar die dreigt nu wel. Het gebeurt al hier en daar. Als je geld hebt, kun je zelf voor meer veiligheid zorgen, bijvoorbeeld door het ophangen van beveiligingssystemen of het inhuren van private beveiligers. Dit is vooral weggelegd voor rijke mensen en grote bedrijven, niet voor mkb'ers, niet voor mensen in de wijken waar de problemen nou juist het grootst zijn. De tweedeling zit ook tussen de rijkere en de minder rijke gemeenten. De SP maakt zich zorgen over deze tweedeling of zelfs privatisering van onze veiligheid. Het kabinet zegt in de schriftelijke beantwoording wel zich hierin te herkennen en het te onderschrijven – dat vind ik al winst – maar waar blijft de analyse en wat doen we ertegen? Dat mis ik nog. Graag nog een uitgebreide reactie hierop.

De verantwoordelijkheid voor onze veiligheid wordt niet alleen bij private of zelfredzame bedrijven gelegd, maar raakt soms zo versnipperd dat niemand meer verantwoordelijk is. Dit zien we bijvoorbeeld bij de brandweer. De Minister weet bijvoorbeeld niet hoeveel brandweervoertuigen, kazernes en vrijwilligers er zijn. Waarom gaat de Minister van Veiligheid niet over onze veiligheid?

De staat van de politie is zorgelijk. Politiebureaus zijn uit de wijken verdwenen en agenten hebben het te druk om nog in de wijken aanwezig te zijn. Die problemen kunnen en zullen de komende jaren nog niet worden opgelost. Dat is voor de hele samenleving erg, maar vooral voor onze agenten, die keihard hebben gewerkt. Van hen werd het onmogelijke gevraagd. Zij moeten nu smeken en strijd leveren voor een fatsoenlijke cao. Minister, kom dus snel met een goede cao en steun onze agenten. Twee. Onderken de problemen in het politieonderwijs en kom, in het belang van de toekomst van de politieorganisatie, met voorstellen ter verbetering en uitbreiding.

Bij het Openbaar Ministerie en de rechtspraak speelt vergelijkbare problematiek. Ook daar wordt heel veel gevraagd van rechters en officieren. Ook daar is de basis niet op orde. De beloofde investeringen overstijgen de bezuinigingen van de afgelopen jaren eigenlijk niet. Hoe moeten we daar de boel op orde krijgen en op welke termijn gaat dat lukken?

De dreiging vanuit de georganiseerde misdaad is heel erg groot en juist in deze tijd hebben we de basis niet op orde. Dat is toch wel een trieste conclusie. Het lukt nauwelijks om misdaadgeld af te pakken, terwijl we weten dat we de criminelen moeten raken waar het pijn doet, namelijk in de portemonnee. Ook wij stellen dus de vraag: welke ambitie heeft de Minister en hoe gaan we die bereiken?

Ik heb nog twee korte opmerkingen. De SP pleit voor een massaal preventieprogramma in de wijken om misdaad te voorkomen. Ik ben heel erg benieuwd naar de plannen. Ik ben niet zo gecharmeerd van het pleidooi van de VVD-collega voor jeugdboa's. Ik zou eerder zeggen: ga dan agenten inzetten in de wijken en ga kijken hoe je meer jongerenwerkers in de wijken krijgt.

Tot slot wil ik de Minister het volgende vragen. De Minister voor Rechtsbescherming weet dat ik me erg inzet voor een verbod op gokreclames. We gaan dat debat niet overdoen, maar we hebben nu twee keer een motie aangenomen in de Kamer en we wachten nog steeds op de uitvoering daarvan. Ik wil dus heel dringend weten per wanneer we daar een verbod op hebben.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer van Nispen. U heeft die vijf minuten gelijk keurig gebruikt. U heeft een interruptie van meneer Verkuijlen van de VVD.

De heer Verkuijlen (VVD):

Richting de heer Van Nispen over de inzet van de jeugdboa's: het probleem is toch dat er onvoldoende wijkagenten zijn en dat ze niet alleen maar gericht zijn op de jongeren in de wijken? Dat betoog hield ik juist omdat ik echt gerichtheid op de jongeren zou willen. De politie heeft het op dit moment niet in haar vermogen om dat intensief te doen en dan voldoe je dus niet aan preventie met gezag.

De heer Van Nispen (SP):

Allereerst zou de heer Verkuijlen de vraag moeten stellen: waarom is de politie op dit moment niet in staat om dat te doen? Dat komt door de bezuinigingen van de afgelopen jaren vanuit de VVD. Dat is de oorzaak dat de politie de basis niet op orde heeft en dat niet kan doen. Laten we beginnen met een goede cao voor de politie zodat het beroep weer aantrekkelijk wordt. Laten we zorgen dat het politieonderwijs op orde komt. Steun alsjeblieft de voorstellen van de SP. Dat zou een goede eerste stap zijn om zo snel mogelijk voor agenten te zorgen. Dat is volgens mij wat we nodig hebben. Ik begrijp ook niet waarom de VVD het pleidooi van de SP voor bijvoorbeeld jongerenwerkers niet omarmt, want dat heeft echt met preventie te maken. Dat zijn jongens die zelf uit dat milieu komen. Zij komen zelf uit die wijken. Zij weten wat die jongeren nodig hebben en wat er speelt achter de voordeuren. Ik denk dat jongerenwerkers, maar ook wijkagenten, daar beter toe in staat zijn dan jongerenboa's. We moeten dan weer iets heel nieuws oprichten en uitvinden. Dat lijkt mij niet verstandig.

De heer Verkuijlen (VVD):

Ik denk dat de politie sowieso met een sterke vergrijzing te maken heeft. Op dit moment heb je daardoor minder capaciteit. Dat is één. Ten tweede denk ik dat jeugdboa's – daar zijn in verschillende gemeentes voorbeelden van – heel effectief geweest zijn in het bestrijden van overlast. Zij kennen de jongeren en staan heel dicht bij de jongeren. Zij werken vaak ook samen met jongerenwerkers en anderen. Maar het is wel nodig dat je dat gezag kunt uitoefenen. Dat was ook mijn betoog. Als je er namelijk niet in slaagt om de verleiding van dat snelle geld te weerstaan... Daar heb je gezag voor nodig in die wijken.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

De heer Verkuijlen (VVD):

In die zin zou mijn vraag zijn: deelt u dat je gezag nodig hebt als we er niet in slagen om de verleiding van dat snelle geld te doorbreken? Dat is er onvoldoende op dit moment. We moeten in ieder geval kijken naar alternatieven om dat gezag in die wijken te brengen.

De heer Van Nispen (SP):

Natuurlijk deelt de SP de mening dat gezag nodig is om de verleiding van dat snelle geld... Dat pleidooi houd ik hier inmiddels al acht jaar. Daarom pleit ik structureel voor meer geld voor de politie en voor het OM, maar ook voor preventieprogramma's. Daarom verwijt ik de VVD dus steeds dat die voorstellen niet gesteund worden en dat we nu eigenlijk iets nieuws gaan uitvinden. Dat zou dan «het gezag» moeten zijn, terwijl ik denk dat je met goede agenten in die wijken... Die hadden we, maar die zijn daar verdwenen. Laten we die zo snel mogelijk terug laten keren. En ik pleit dus voor preventie door jongerenwerkers. Volgens mij moeten we dat met spoed gaan oppakken. Ik hoop erg dat het kabinet daarnaar wil luisteren en dat wil gaan doen.

De voorzitter:

Dank u wel. U heeft ook nog een interruptie van mevrouw Bikker van de ChristenUnie.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Met de kleur jurk die ik draag, krijg je natuurlijk zin om de SP te interrumperen. Dat begrijpt u. Ik vond het mooi wat de heer Van Nispen zei over gokken. Ik deel die inzet ook van harte. Tegelijkertijd kijk ik met vrij veel zorg naar de datum van 1 april. Dan zou een aantal grote gokbedrijven zich voegen in de Nederlandse markt, terwijl zij op het strafbankje zaten. Dat zijn dus niet de bedrijven die zich hebben betoond door geweldig gedrag ten opzichte van Nederlandse consumenten, zodat zij zich hier op een goede plek weten. Hoe ziet de heer Van Nispen dat risico? Zijn er op dat punt dingen waarvan de SP zou zeggen: maar doe dat dan in ieder geval?

De heer Van Nispen (SP):

Dank u voor deze vraag. Ik ben het hier heel erg mee eens. De datum van 1 april komt nu heel rap op ons af. Eind december hebben we samen, SP, ChristenUnie, CDA, PvdA en andere partijen, al een motie ingediend voor een verbod op gokreclames. Ik denk dat we toen snel hadden moeten handelen. Inmiddels naderen we de datum van 1 april heel rap en daar maak ik me echt grote zorgen over. Ik had eigenlijk gehoopt dat er na het interpellatiedebat dat we eind februari hadden, een spoedwet zou komen om te kijken of die datum van 1 april gehaald kan worden. Ik hoop vandaag heel erg van de Minister te horen welk konijn hij uit de hoge hoed tovert om te voorkomen dat we per 1 april helemaal bedolven worden onder de reclames en hoe we ervoor kunnen zorgen dat we, linksom of rechtsom, voor 1 april een verbod op gokreclames hebben. Dat zou ik het liefste hebben.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik u hierbij het voorzitterschap weer terug.

Voorzitter: Van Nispen

De voorzitter:

Dank u wel. Wij gaan voor enige tijd schorsen, want het is voor de Ministers en ambtenaren enige tijd lopen naar de plek waar zij hun antwoorden kunnen voorbereiden. Daar vragen we altijd enig begrip voor. Wij geven hun dat ook. Volgens mij kunnen we schorsen tot 16.20 uur.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dat gaan we redden.

De voorzitter:

Dat gaan we redden, oké.

De vergadering wordt van 15.53 uur tot 16.24 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen dit commissiedebat over de hoofdlijnen van het beleid van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. We zijn toegekomen aan de beantwoording in eerste termijn door het kabinet. Als eerste ga ik het woord geven aan de Minister van Justitie en Veiligheid. We hopen dat zij een soort thematische inhoudsopgave kan geven van haar beantwoording. Het woord is aan de Minister.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Veel dank, voorzitter. Dat zal ik doen. Ik begin met een korte inleiding en zal daarin ingaan op enkele vragen over de vreselijke ellende in Oekraïne op dit moment. Daarna ga ik door met het mapje politie, dan ondermijning, rechtsstaat, zeden, en overig. De vragen heb ik in de mapjes verwerkt. In mijn hoofd is dat heel logisch, maar het kan best zijn dat een Kamerlid op enig moment denkt: waar is mijn vraag? Ik hoop dat het ook logisch overkomt op de Kamerleden. Ik zie dat mijn collega ook allerlei post-itjes heeft, dus hij zal zo toelichten wat zijn verdeling is. Ik denk dat dat het beste is.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik heb verzuimd te zeggen hoeveel interrupties ik aan de leden wil voorstellen. Het is altijd wel handig om dat van tevoren te doen. Ik stel voor maximaal vier vragen per fractie. Dat kunnen twee interrupties in tweeën zijn, maar ook vier vragen. Het woord is weer aan de Minister.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Zoals verschillende Kamerleden al aangaven, debatteren we vandaag over de vraag hoe we de Nederlandse vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid kunnen en moeten beschermen. Die drie pijlers van de rechtsstaat zijn het kostbaarste dat we in dit land met elkaar delen. Door de oorlog bij onze buren aan de oostgrens van Europa, realiseren we ons des te meer hoe binnenland en buitenland met elkaar verbonden zijn. Wat in Oekraïne gebeurt, raakt ons rechtstreeks. We willen de vluchtelingen helpen. We zien ontzettend veel mensen hun huizen openstellen, we zien mensen geld doneren, we zien mensen heel hard nadenken over hoe ze kunnen bijdragen. Dat zullen we in goede banen moeten leiden. Daarbij moeten we voor iedereen zo veel mogelijk rust zien te bewaren. Ik kom er straks kort op terug hoe we dat nu een beetje hebben georganiseerd. Dat vraagt heel veel van onze gemeenten, van onze burgemeesters, maar ook van onze politiemensen. Ik denk dat dit in de afgelopen weken misschien niet scherp genoeg gezien is. Ook voor onze eigen veiligheidsmensen is er extra druk op het werk dat zij moeten doen. Die zal de komende tijd alleen maar hoger worden. Daarvoor wil ik ook hier langs deze weg aandacht vragen. Op dit moment surveilleren zij bijvoorbeeld bij opvanglocaties en dat zal niet minder worden. Laat ik er ook bij zeggen: op het moment dat er nog meer mensen naar ons land komen, zullen de spanningen gaan oplopen en zullen er ook botsingen komen. Ik wil daar nu niet onheilspellend over doen, maar volgens mij staan we er allemaal met gezond verstand in. Dit zal wederom extra druk betekenen voor onze politie en binnen de gemeenten. Het lijkt me goed om dat hier even aangekaart te hebben. In de komende tijd zullen we dit uiteraard met elkaar in de gaten houden en ook bespreken. De politiemensen staan in de frontlinie van onze rechtsstaat, die onze vrije, veilige en rechtvaardige samenleving mogelijk maakt.

U heeft het mij vaker horen zeggen en het werd in de afgelopen weken ook pijnlijk duidelijk: het is allemaal niet vanzelfsprekend. De vreselijke beelden van gebombardeerde gebouwen en vluchtende mensen doen je extra beseffen hoe kwetsbaar een democratische rechtsstaat kan zijn en is. Om Nederland veilig te houden, moeten we lokaal, landelijk en over de grens met elkaar optrekken. Met respect en begrip voor ieders rol hoop ik samen de komende jaren tot beleid te komen dat kansen biedt en grenzen stelt. Kortom, wij zullen de rechtsstaat koesteren, verdedigen en versterken. Ik denk dat ik dit ook namens mijn collega kan zeggen.

Ik ga nu maar meteen in op wat we op dit moment hebben gedaan in reactie op wat er in Oekraïne gebeurt en de actuele situatie met alle vluchtende mensen. Ik weet dat de Kamerleden dit hebben meegekregen. Collega Eric van der Burg heeft een brief naar de Kamer gestuurd. Gisteravond hebben we ons eerste crisisoverleg gehad. We hebben voor het onderdeel vluchtelingen de crisisstructuur geactiveerd. Dit betekent dat alle onderdelen nog steeds wel op hoog niveau worden besproken, maar dan op net een iets andere manier. Waarom hebben we nou de crisisstructuur geactiveerd? Dankzij de inzet van alle gemeenten, en de burgemeesters die daar een hele mooie leidende rol in spelen, gaan we er wel in slagen om voor de eerste paar weken voor de eerste 50.000 mensen bedden en opvang te regelen. Maar je wilt ook voor de kinderen die meekomen – het zijn heel veel kinderen – direct scholing kunnen verzorgen. Je wilt dat mensen die willen werken meteen kunnen werken. Je wilt dat er zorg is. Ik kan zo nog wel even doorgaan. Ik denk dat iedereen kan bedenken dat het veel breder is dan alleen die bedden. Straks gaan we ook merken hoeveel mensen nou echt deze kant op komen en hoelang ze zullen blijven. Om dat even goed te kunnen borgen – ik zeg «even», maar daarmee doe ik het natuurlijk erg te kort – is die crisisstructuur ingezet. Parallel daaraan zullen we zorgen dat er een goede programmastructuur of organisatie staat zodat dat geborgd kan worden, want dit moet niet op crisisniveau maanden of jaren doorgaan. Zeker niet.

Voorzitter. Ik kreeg een vraag van mevrouw Van der Werf. We zien de vluchtelingenstromen en ze wees erop dat de oorlog ook op andere niveaus effect kan hebben op wat er in ons land gebeurt. Ze noemde een aantal voorbeelden, onder andere desinformatie. Ze vroeg of je dat kunt beschouwen als «hybride conflictvoering om onze democratische samenleving te verzwakken». Het is uiteraard iets waar we zeer alert op zijn en moeten zijn. Het aanwakkeren en verspreiden van desinformatie is een heel bekend inzetmiddel binnen hybride conflictvoering. Het is bekend dat de Russische diensten hier gebruik van maken. Het monitoren van sociale media is een gevoelig onderwerp waar niet lichtzinnig over gedacht mag worden. Er wordt binnen de EU actief samengewerkt om te zien hoe we effectief tegen de verspreiding van desinformatie kunnen optreden. Nederland neemt daar actief deel aan, bijvoorbeeld aan de Horizontal Working Party on Enhancing Resilience and Countering Hybrid Threats. Dat is een schitterende titel. We zijn daar onderdeel van om ervoor te zorgen dat we samenwerken met de landen om ons heen. Daarnaast zijn er natuurlijk nog diverse internationale samenwerkingsverbanden, zoals de Countering Foreign Interference en het Hybrid Center of Excellence in Helsinki. Er zijn verschillende platformen waarin we al samenwerkten. De huidige situatie maakt het alleen maar urgenter dat we dat doen en blijven doen. Ik zie al nadere vragen komen, dus laat ik een laatste zin toevoegen. Misschien kan ik mevrouw Van der Werf al wel wat helpen. Hoe we omgaan met desinformatie is primair belegd bij mijn collega van BZK. Als er dus heel specifieke vragen zijn, lijkt het mij beter om die daar neer te leggen.

De voorzitter:

Mevrouw Mutluer had zich als eerste voor een interruptie gemeld.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Het is meer een algemene vraag, want inhoudelijk kan ik de Minister volgen. De opvang van de Oekraïners wordt nu als een crisis gezien die onder de verantwoordelijkheid van de Minister valt. De Minister heeft veel op haar bord op dit moment: de politie, de ondermijning van de rechtsstaat, zeden, wetgeving en de overige zaken die vandaag ook werden benoemd. Mijn zorg is of we dit allemaal wel gaan redden als zij tegelijkertijd ook bezig moet zijn met de crisisopvang en de coördinatie daarvan. Een aantal van die zaken kunnen gewoon niet wachten.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Nee, ik was ook niet van plan om iets te laten wachten, dus dat scheelt. Mevrouw Mutluer zei al dat het om de coördinatie gaat. Ik doe de coördinatie. Op het moment dat de crisisstructuur wordt geactiveerd en de MCCb, de Ministeriële Commissie Crisisbeheersing, bij elkaar komt, zit de Minister van JenV die voor, of natuurlijk de Minister-President. In dit geval zit ik voor en coördineer ik het; er zijn heel veel collega's betrokken, omdat het heel breed gaat. Staatssecretaris Van der Burg is verantwoordelijk voor de opvang en hij leidt de MCCb inhoudelijk. Als het gaat over scholing is OCW aan zet. SZW pakt het volledig vanuit dat departement op. Ik ben niet degene die inhoudelijk met al deze onderwerpen bezig is en inhoudelijk in de uitvoering vanuit mijn departement moet zorgen dat het goed komt. Ik coördineer het en zorg dat we bij elkaar zitten, samen met de NCTV, de coördinerende dienst daarbij. We zorgen dat iedereen op dat moment weet wat er geleverd moet worden en hoe dat gedaan kan worden. Deze structuur hadden we ook in het verleden, bijvoorbeeld bij de overstromingsramp in Limburg, nog niet zo heel lang geleden overigens. We hebben die op veel verschillende momenten gehad. De bedoeling is dat het kort is, zodat het daarna geborgd kan worden zodra iedereen op die manier aan de slag kan. Mevrouw Mutluer heeft wel gelijk. Ik had meer uren in een dag willen hebben, maar dit gaat.

De voorzitter:

Leidt dit nog tot een vervolgvraag?

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Nee. Alleen dat ik haar daaraan zal houden.

De voorzitter:

Er is een interruptie van mevrouw Van der Werf.

Mevrouw Van der Werf (D66):

In antwoord op mijn vraag over hybride conflictvoering zei de Minister dat we daar heel alert op moeten zijn. Ik ben blij dat de Minister dat zegt. Mijn vraag was eigenlijk: wat gaat u daarmee doen? Is de dreiging verhoogd? Zo ja, zijn er extra maatregelen die we kunnen nemen op het moment dat buitenlandse veiligheidsdiensten zich actiever in ons publieke debat mengen? Ik zou graag willen dat zij in ieder geval een poging doet om daarover vanuit haar expertise en portefeuille iets aan deze commissie mee te geven.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik kan daarover zeggen dat onze inlichtingendiensten dit echt in de gaten houden. En met «in de gaten houden» doe ik hun werk echt tekort. Zij monitoren dat en zitten erbovenop, zoals we dat van hen gewend zijn. Gezien de urgentie en de actualiteit doen ze dat extra. Op het moment dat daarover iets te melden valt in de zin dat er een dreiging is richting ons land, en we in een andere status terechtkomen, zullen we dat ook doen. Ik weet dat de vraag van mevrouw Van der Werf specifiek ging over desinformatie en de kanalen en actoren die daarin bezig zijn, maar dat deze ook breder was. Ik zal aan mijn collega van BZK meegeven dat daar waar zij dat kan, ze de Kamer op de hoogte gaat houden. Ik weet dat mevrouw Van der Werf dit al heel goed weet, dus ik zeg het misschien voor degenen die thuis meeluisteren, maar die informatie is altijd beperkt, omdat het informatie van de veiligheidsdiensten is. Ik hoop dat ik in ieder geval heb kunnen aangeven dat we hier niet lichtzinnig mee omgaan.

De voorzitter:

Er is nog een vraag van mevrouw Ellemeet.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Terecht adresseert de Minister de gevaren van desinformatie. We weten ook allemaal dat digitale platforms daar een belangrijke rol in kunnen spelen. Ingrijpen dus in plaats van alles maar toestaan. Dit raakt aan een debat dat ik met haar voorganger heb gehad naar aanleiding van extreemrechts. Mijn vraag was toen: kan de Minister ingrijpen in of reguleren op die digitale platforms? We weten allemaal dat het meeste vanuit Europa wordt gedaan, maar we zien ook dat andere Europese landen meer nationale initiatieven hebben genomen, bijvoorbeeld Duitsland. Ik heb daarover toen een motie ingediend, die is aangenomen. Ik vraag de Minister hoe het met die motie staat. Wat is haar plan ten aanzien van het reguleren van die digitale platforms en het ingrijpen als er desinformatie wordt verspreid?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dat doen we inderdaad én in Europees verband én door onze diensten hier het in de gaten te laten houden. Wellicht is het goed dat ik er in tweede termijn op terugkom, ook specifiek op de motie waar mevrouw Ellemeet om vraagt, om te zien of ik een slag concreter kan zijn in de beantwoording.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Dat zou fijn zijn, want het is natuurlijk één ding dat de inlichtingendiensten het monitoren, maar een ander ding dat op die platforms wordt ingegrepen. We moeten heel veel Europees doen, maar we hebben nu niet de luxe om te wachten tot het in Europa allemaal geregeld is. Waar het kan, zullen we nu nationaal moeten ingrijpen. Fijn dat de Minister daarop terugkomt.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Mevrouw Ellemeet vroeg wat de situatie in Oekraïne concreet verandert aan wat we nu doen en aan het beleid. Eigenlijk zijn we daarover nu al in gesprek. Heel concreet gaat het nu over de actualiteit en de zorg dat iedereen die hier vanwege de oorlog naartoe vlucht, de komende weken goed wordt opgevangen. We moeten er daarna voor zorgen dat de kinderen naar school kunnen, dat mensen die willen werken, kunnen werken, en dat zorg wordt geboden waar die nodig is. Mensen komen onder zeer moeilijke omstandigheden naar ons land en zijn daar nog niet per se uit, want ze laten familie achter, die aan het strijden is voor vrijheid en veiligheid. Dat is wat we nu acuut aan het opbouwen zijn en waar onze aandacht naar uitgaat. Ondertussen moet je ook goed in de gaten houden, zoals je dat bij elke crisis tot nu hebt gezien, dat er altijd mensen zullen zijn die hier een verdienmodel van maken. De eerste acute zorg gaat over de mensen die hiernaartoe vluchten en het goed opvangen van hen. Maar we moeten ook alert zijn op precies die onderdelen waar we het zojuist over hadden, en ook op anderen die zeggen: er is een crisis en daar ga ik nu gebruik van maken. We hebben het gezien met corona en we hebben het gezien met voorgaande crises. Ook daarop zijn we alert. Voor nu hoop ik dat ik heb kunnen aangeven waar de focus naar uitgaat.

In het verlengde daarvan vroeg mevrouw Ellemeet of we bang zijn voor cyberwar en wat we op korte termijn met de Kamer kunnen delen, ook als het gaat over de NCSS en het versnellen van het proces. Op dit moment zien we nog geen directe gevolgen met betrekking tot cyberveiligheid voor ons land. Dat is een van de elementen die meer dan scherp in de gaten worden gehouden. Het verhogen van onze digitale weerbaarheid is wel van nog groter belang geworden. De afgelopen weken is terecht vaak gesproken over internationale veiligheid. We moeten juist ook in deze commissie stilstaan bij wat het betekent voor onze nationale veiligheid, onze weerbaarheid en de druk op onze veiligheidsdiensten en de politie. Het vraagt om een zorgvuldige afweging ten aanzien van effectieve en efficiënte inzet van onze beschikbare middelen. De middelen zijn niet opeens toegenomen, maar de dreiging is helderder geworden, laat ik het zo zeggen. De nieuw te ontwikkelen cybersecuritystrategie is hiervoor een juist kader. We staan niet stil. Ik begrijp uiteraard het verzoek om tempo te maken. Het NCSC houdt alle ontwikkelingen omtrent de situatie in Oost-Europa nauwlettend in de gaten. Het NCSC roept ook op tot alertheid en implementatie van basismaatregelen. Vanuit het NCSC komen er dus veel adviezen en informatie ons land in, ook bijvoorbeeld richting ondernemers en bedrijven. Daar waar nodig delen zij informatie en adviezen via de website van het NCSC. Ik weet dat organisaties daar veel naar kijken en zich daardoor laten leiden. Zo heeft het NCSC op de website algemene adviezen geplaatst met daarin maatregelen en handelingsperspectieven in relatie tot specifieke dreigingen als ransomware en andere soorten aanvallen, phishing en noem maar op. Ook organiseert het NCSC in samenwerking met het Digital Trust Center van EZK een seminar over de situatie in Oekraïne en de specifieke dreigingen. Daarnaast geeft het tips over bescherming. Dat gebeurt er allemaal. Alles wat eerder naar de Kamer kan in het kader van onze toezeggingen, zullen we uiteraard ook eerder sturen. Ik vond het belangrijk om even richting mevrouw Ellemeet toe te voegen dat er absoluut niet wordt stilgezeten.

In dit mapje heb ik nog één vraag van mevrouw Van der Werf. Zij vraagt welke risico's we zien in de rol van Rusland binnen organisaties als Interpol. Rusland heeft zich met de inval in Oekraïne buiten de rechtsorde geplaatst. Dat mag echt duidelijk zijn. De ontwikkelingen in het conflict volgen elkaar snel op. Zoals gezegd zijn we alert, ook op bestaande internationale samenwerkingsverbanden. Dat is een heel goed punt van mevrouw Van der Werf. Ik weet dat hierover ook schriftelijke vragen zijn gesteld. Bij de schriftelijke beantwoording zal ik daar dieper op ingaan. Er valt meer over te zeggen en dat zal ik in de schriftelijke beantwoording doen, als dat oké is.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Daar heb ik begrip voor, ware het niet dat de ontwikkelingen elkaar snel opvolgen. Ik kan me voorstellen dat het dan niet over zes weken volgt als we alweer in een hele andere fase zijn.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Daar ben ik het mee eens, dus waar het snel kan, zullen we dat absoluut doen. Dat geef ik hierbij ook aan richting de ambtenaren die nu meeluisteren. Ik weet ook dat ik van hen zal moeten zeggen – dat doe ik dan ook eventjes – dat we ook goede en zorgvuldige antwoorden willen geven. In die balans vraag ik om begrip van de Kamer.

Dan ben ik nu bij de politie en begin ik met de vraag van mevrouw Michon. Zij kaart heel terecht het geweld tegen politie en boa's aan. Inderdaad had ze ook in het vorige debat gevraagd of de 200% strafverzwaring bij delicten richting onze hulpverleners en onze politie tot minder incidenten leidt en wat de effectiviteit is van die maatregel. Laat ik beginnen te zeggen dat geweld tegen personen met een publieke taak absoluut niet wordt geaccepteerd. Dat klinkt in deze kring als een open deur, want dat zal niemand hier accepteren. Maar als je ziet wat er in de samenleving soms gebeurt, denk ik dat we het niet genoeg kunnen herhalen. In algemene zin is het lastig om het effect van straffen precies aan te geven. De zwaardere straffen hebben in ieder geval de functie dat ze het signaal afgeven – dat is een heel belangrijke functie – dat we dat gedrag niet accepteren. Naast die woorden zetten we er nog iets tegenover. Of straffen of hogere straffen in het algemeen leiden tot minder incidenten is in die zin niet zo heel strak te zeggen. Sinds de invoering van deze regeling en andere afspraken in het kader van de eenduidige landelijke afspraken hebben we geen afname van agressie en geweld tegen personen met een publieke taak kunnen waarnemen. Maar dat kan ook deels komen doordat beleid er specifiek op is gericht om meer te melden en aangifte te doen. Die paradox heb je altijd in het veiligheidsdomein: aan de ene kant is het goed dat het aantal aangiften stijgt, want dan stijgt de aangiftebereidheid en weten we beter wat er aan de hand is en weten we beter waar we het kunnen zoeken. Aan de andere kant wil je dat er geen aangiften meer zijn, omdat je iets hebt opgelost. Dat is altijd de paradox en dat geldt hier ook een beetje. In februari heb ik tijdens het commissiedebat Politie toegezegd om in de Kamer terug te komen op hoe we dit nog nader kunnen onderzoeken, bijvoorbeeld in onderzoek naar het effect van die 200% strafverzwaring. Ik kom daar zo snel mogelijk op terug.

De heer Verkuijlen had een vraag over jeugdboa's. Hij vroeg of het geld van preventiemiddelen kan worden ingezet voor jeugdboa's. Dit ligt gedeeltelijk in de portefeuille van mijn collega Weerwind, maar het ligt vooral bij de gemeenten. Dat maakt het in die zin een klein beetje een ingewikkeld onderwerp. Dat is niet erg, maar dat verklaart wellicht een deel van mijn antwoord, omdat de inzet van jeugdboa's echt de verantwoordelijkheid is van de lokale overheden. Bij de domeinoverstijgende wijkgerichte aanpak zal onder meer aan gemeenten worden gevraagd om op basis van problematiek in de wijk heel specifiek met plannen te komen voor de preventieve aanpak van jeugdcriminaliteit, want we willen graag dat die plannen worden gemaakt daar waar men ook ziet wat er aan de hand is. Dat zal niet overal precies hetzelfde zijn. Je wilt natuurlijk ook maatwerk. De inzet dient dus op maat te zijn en in relatie tot andere justitiepartners te worden opgepakt. Dat wil dus zeggen dat moet worden aangesloten bij lokale problematiek en context, en bij datgene waaraan behoefte aan is. Het lijkt me heel goed om op basis van deze vraag de inzet van jeugdwerkers veiligheid, waaronder jeugdboa's, als onderdeel van de bredere aanpak onder de aandacht te brengen van VNG en gemeenten. Ik zit vaak met die partijen aan tafel om te spreken over veiligheidsonderwerpen en ook mijn collega's zitten vaak met hen aan tafel. Het lijkt me goed om dat concreet op tafel te leggen en te kijken hoe zij daarop kunnen handelen, want dan weet je zeker dat daar verder iets mee kan gebeuren. Als ik dat heb gedaan, zal ik erop terugkomen met wat de gemeenten hebben aangegeven. Hopelijk hebben we dan een paar mooie voorbeelden van gemeenten die ermee aan de slag zijn gegaan, zodat we in ieder geval die brugfunctie kunnen vervullen vanuit onze rol.

Dan had mevrouw Michon een vraag over het boa-uniform. Ik had de antwoorden misschien kunnen bundelen, maar dit is toch een aparte vraag. Er zijn moties ingediend en in de acht weken dat ik nu deze rol heb, is mij deze vraag meerdere malen gesteld. Dat is overigens ook terecht, want de Kamer moet gewoon vragen wat ik met de aangenomen moties ga doen. Ik wil het werk van mijn voorganger voortzetten en die was in gesprek met VNG en burgemeesters – wij zijn immers niet de werkgever van de boa's – om daarnaar te kijken. Zeer binnenkort zal ik met een brief naar de Kamer komen om aan te geven hoe ik daarmee zal omgaan. Dat zal een richtlijn worden, zoals de Kamer ook heeft gevraagd, want ik ga de gemeenten niet vertellen hoe ze het moeten doen. Ik ga vervolgens wel met de gemeenten samen kijken hoe zij die richtlijn vorm kunnen geven. Er zal wel een duidelijke lijn moeten komen vanuit mijn rol, precies zoals de Kamer heeft gevraagd. Volgens mij is het heel goed om het in lijn te brengen met de politie en dat betekent neutraliteit. Ik zal zorgen dat ik hierop in een brief terugkom en dat ik daarmee ook aan de moties voldoe, zodat daarna het gesprek over het «hoe» weer kan plaatsvinden, want daar gaat het natuurlijk ook om.

Verschillende partijen, onder andere D66 en GroenLinks, vroegen naar het rapport van de Algemene Rekenkamer. Wat is nou de langetermijnstrategie van het departement om de kritiek van de Algemene Rekenkamer en de inspectierapporten aan te pakken, op te lossen en ervoor te zorgen dat we stappen verder komen? Vooropgesteld: de opgave om in het domein van Justitie en Veiligheid tot een integrale en doeltreffende uitvoering van beleid te komen, is echt heel groot. Het zijn hele terechte vragen. Het houden van toezicht op de kwaliteit van de uitvoering door de Inspectie JenV is daarbij van groot belang. De Algemene Rekenkamer concludeert dat heel veel gesignaleerde problemen al bekend waren en niet volledig zijn opgelost. Dat trekken wij ons natuurlijk breed in de hele keten aan. De oorzaak hiervan is het ontbreken van onderzoek naar sturing en financiering van uitvoeringsorganisaties. Er zijn ook nog andere vragen over gesteld en daar kom ik zo nog op terug.

De inzichten van de inspectie worden door het departement niet altijd gebruikt om de sturing op de uitvoeringsorganisaties te verbeteren. De sturing en financiering van deze organisaties vormt vanzelfsprekend een belangrijke context waarin de uitvoeringsorganisaties hun opdracht moeten uitvoeren. Dit betekent dat de opdrachtgever en de eigenaar binnen het departement kunnen worden aangesproken door de inspectie. Dit gebeurt inmiddels ook in de praktijk. Het is heel goed om scherp gehouden te worden. Daarnaast behoeft de monitoring echt verbetering. Ik weet dat we dat op verschillende domeinen al met elkaar hebben besproken en ook hierbij is monitoring ontzettend belangrijk. Daarmee wordt in het vervolg periodiek bezien welke opvolging is gegeven aan de aanbevelingen van de inspectie, door die heel nadrukkelijk integraal onderdeel te laten uitmaken van de planning- en verantwoordingscyclus van de desbetreffende organisaties en de gesprekken met opdrachtgever en eigenaar bij het departement. Dat betekent dat we daarmee beter de tools in handen hebben om te sturen, maar ook om met elkaar te volgen of het de goede kant opgaat. Om het lange antwoord nog maar eens samen te vatten: daar zijn wij dus erg bewust mee bezig.

Mevrouw Mutluer heet ik vanuit mijn rol welkom in deze commissie, hoewel ze waarschijnlijk al verschillende commissiedebatten heeft bijgewoond. Dit is de eerste keer dat wij elkaar in dit huis treffen. Zij vraagt of we in staat zijn om genoeg politiemensen aan te trekken, zowel qua aantal als qua aard. Er is heel veel geld vrijgemaakt. Maar precies zoals mevrouw Mutluer zegt, betekent dit nog niet dat morgen iedereen klaarstaat. De politie is in staat om mensen aan te trekken, maar zoals al eerder is aangegeven, is het werven van mensen in het veiligheidsdomein in brede zin echt wel een opgave. De politie trekt hierin samen op met Defensie en de Koninklijke Marechaussee. Vanuit het regeerakkoord heeft de politie 200 miljoen gekregen. Dat zal ingezet worden om de basis op orde te brengen. We roepen allemaal vaker «de basis op orde» en «200 miljoen». We zijn erg geneigd – ik was dat als Kamerlid ook – om dan altijd om extra agenten te vragen. Maar we hebben ook met elkaar gedeeld dat als de basis niet op orde is, als de systemen waarmee gewerkt moet worden niet op orde zijn, we onze mensen op pad sturen met een onmogelijke opgave. Ik ben blij dat die 200 miljoen, hoewel dat in de media misschien iets minder sexy klinkt, wordt geïnvesteerd in «de basis op orde». Ik ben ook blij dat er extra middelen zijn uitgetrokken voor 700 extra wijkagenten. Mevrouw Mutluer zei in haar tekst «70», maar het zijn er nog meer dan dat, het zijn er 700.

Daarbij is het belangrijk – ik kom daar straks bij de heer Van Nispen ook nog op terug – dat mensen goed worden opgeleid en dat we daarvoor de tijd nemen. We hebben de tijd ingekort daar waar mogelijk, maar kwaliteit en zorgvuldigheid zijn ontzettend belangrijk. Het wordt de komende jaren heel spannend voor de politie. Dat zei mevrouw Bikker ook al. Het worden geen makkelijke jaren. Een van de dingen die wij er nog meer aan kunnen doen om de politie te helpen, is ervoor zorgen dat wij hier niet bij elk debat – ik heb dit bij het allereerste debat al gezegd, want ik was een van de Kamerleden die dat wel deden – nieuwe opdrachten verzinnen voor de politie. We moeten zeggen: doe in ieder geval wat je moet doen en doe dat goed. Wij staan achter de politie en blijven ondertussen investeren om ervoor te zorgen dat er nieuwe mensen bij komen. Ik denk dat dit voor dat deel het belangrijkste is.

Mevrouw Mutluer had ook nog de vraag of we die 700 agenten niet sneller kunnen realiseren. Door de uitbreiding van de bezetting en de vervanging van mensen die met pensioen gaan is er echt een flinke vervangingsvraag. Dat kost tijd. De bezetting en formatie komen vanaf 2024–2025 in balans. De politie heeft mij gemeld dat bij de 700 fte voor de wijkagenten rekening is gehouden met 350 fte aan instroom van aspiranten uit de opleiding in 2024 en vanaf 2025 nog eens 350 fte. Op dat moment is er pas weer ruimte bij de Politieacademie en de politie-eenheden om extra aspiranten op te leiden, want ook dat kost capaciteit. Er is de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in de uitbreiding van de politiecapaciteit. Er zijn verschillende maatregelen genomen, waaronder ook de invoering van een nieuwe basispolitieopleiding. Die vernieuwing heeft ertoe geleid dat aspiranten de opleiding in twee jaar voltooien en sneller als medewerker kunnen worden aangesteld. Daarmee zitten we wel aan de maximale capaciteit. Veel sneller dan dat gaat het ons niet lukken om deze mensen op straat aan het werk te krijgen. Ik ben wel heel blij dat we de middelen en inzet hebben en dat dit gaande is.

Dan kom ik bij mevrouw Bikker die zei dat het taaie jaren voor de politie worden en dat we daar eerlijk over moeten zijn. Ze vroeg ook extra aandacht voor de versterkte politie in het landelijk gebied en dat we niet onder het mom van «taaie jaren» gebieden of problemen uit het oog verliezen. Dat zou het andere uiterste zijn. Dat willen we ook niet. De landelijke gebieden hebben mijn aandacht, net als die van de lokale gezagen. Dit is een terugkerend onderwerp. Als Minister ga ik over de verdeling van de eenheden op basis van het Besluit verdeling sterkte en middelen politie. Deze percentages komen voort uit een uitgebreid rekenmodel voor het bepalen van de werklast. Hierin wordt ook de landoppervlakte van een eenheid meegenomen. De burgemeester en de officier van justitie bepalen de verdeling binnen de eenheid. Ook zij hebben specifiek aandacht voor de landelijke gebieden.

Ik heb nog één vraag en dan ben ik door m'n mapje heen. Die vraag is nog van de heer Van Nispen. Uiteraard vraagt hij terecht, zoals in elk debat: kom met een goede cao. Ik verwacht niets anders van de heer Van Nispen. Laat ik mijn enorme waardering uitspreken voor al die vrouwen en mannen die dag en nacht op straat en online bezig zijn om ons veilig te houden. Ik wil wederom de heer Van Nispen meegeven dat ik mij echt inzet voor een goede cao voor deze mensen. Dat heb ik de vakbonden verteld en dat blijf ik ook vertellen. Ik blijf het niet alleen vertellen, we zijn ook in gesprek om te kijken hoe we dichter bij elkaar kunnen komen. De afgelopen maanden hebben mijn ambtenaren goede verkennende gesprekken met hen gehad. Ik weet dat de politie actievoert en daar hebben ze ook het volste recht toe. Ik vind dat ze het op een hele stevige manier doen, op een manier die zichtbaar maakt waar ze voor staan, maar ook, zoals we van de politie gewend zijn, zodanig dat ze er altijd staan voor de veiligheid van hun collega's en voor de mensen op straat. Ik heb enorm veel respect voor hoe ze dat doen. Ik sluit niet uit dat we dit gesprek nog een keer hebben, maar ik vind het mooi dat de heer Van Nispen dat op tafel blijft leggen, want zolang het er niet is, moet hij erom vragen.

Ik kom nog even op het politieonderwijs, waarvoor hij ook eerder aandacht heeft gevraagd. Ik heb toegezegd dat ik binnenkort naar de Politieacademie ga en dat ga ik ook doen. Er is heel veel geïnvesteerd in uitbreiding daarvan, maar het is heel goed om met elkaar in de gaten te blijven houden dat de kwaliteit vervolgens voldoet, zodat de mensen die we daar opleiden en waarvan we zoveel verwachten als ze straks klaar zijn, met de juiste tools de straat op kunnen. Ik zeg «de straat op kunnen», maar er zijn natuurlijk verschillende plekken waar ze kunnen belanden. Ik ga er binnenkort naartoe, dus daar hoort de heer Van Nispen ook nog meer van.

De voorzitter:

Ik zal hier zelf niet inhoudelijk op reageren, maar voor interrupties hebben zich gemeld mevrouw Van der Werf, de heer Verkuijlen en mevrouw Bikker. Ik zie nu ook mevrouw Mutluer. We doen het in die volgorde, dus eerst mevrouw Van der Werf.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Ik was nog even aan het nadenken over uw reactie op mijn vraag over de strategie van het ministerie ten aanzien van de uitvoering op de lange termijn. U zei: wij vinden het houden van toezicht zelf ook van groot belang. U trok een beetje het boetekleed aan, maar u zei ook: geld en mensen zijn altijd lastig. Ik denk dan toch: u heeft als bewindspersoon natuurlijk een hele toren vol met mensen en u heeft wellicht rapporten in laden liggen, terwijl wij als Kamer af en toe een extern rapport krijgen dat zegt dat dit-en-dit niet goed is gegaan. Ik zou het heel mooi vinden als bewindspersonen aan het begin van een nieuwe periode zouden zeggen dat ze die toetsing of dat zicht op de uitvoering zelf beter willen regelen, dat ze hun ministerie beter gaan stroomlijnen en zelf willen horen hoe het ermee zit, en niet willen wachten tot de Algemene Rekenkamer of de inspectie dat laten weten. Hoe zou u die externe toetsing kunnen internaliseren, zodat wij en u beter zicht krijgen op wat er eigenlijk na de constatering van een probleem gebeurt? Dit is een lange vraag, voorzitter, maar wel een belangrijke.

De voorzitter:

Zeker, maar de interrupties mogen inderdaad iets korter en waar u «u» zei, bedoelde u denk ik «de Minister». Het woord is aan de Minister.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Het was een lange vraag, maar ook een mooie vraag. Het was ongeveer de samenvatting van het werk dat ik moet doen. Ik leg rapporten niet zomaar opzij en ik denk ook niet na een debat: dat hebben we dan weer gehad en daar gaan we mee door. Volgens mij was het de heer Eerdmans die zei: het is een van de mooiste departementen met de mooiste onderwerpen. Zo voel ik het eerlijk gezegd ook echt. Dat betekent dat het me aan het hart gaat en dat we echt continu samen in gesprek zijn om te kijken waar het beter kan en hoe.

In het verlengde daarvan was de tweede vraag van mevrouw Van der Werf hoe de Kamer dat beter kan volgen. Daar zou ik wat langer over na willen denken, want ze heeft er natuurlijk gelijk in dat het heel veel is. We praten hier wekelijks met elkaar over een enorm uitgebreid aantal onderwerpen. Het is niet te doen om te zeggen: dat bundelen we en dan kunnen we volgen hoe dat allemaal gaat. Daarvoor is het gewoon te veel en te complex. Ik denk dat het wel goed is om met elkaar te blijven zoeken naar hoe we zicht kunnen houden op de uitvoering, hoe we eerlijk en tijdig met elkaar kunnen zeggen dat iets anders of beter moet of door onszelf niet goed is ingeschat en hoe we kunnen zorgen dat de Kamer dat beter kan volgen. Ik denk dat al die rapporten daar wel heel waardevol voor zijn. Vanuit de Kamer is mij gevraagd: help ons om dat te monitoren en hoe gaan wij dat kunnen zien? Mevrouw Van der Werf heeft dat bijvoorbeeld gevraagd als het gaat over de Landelijke Eenheid en op andere domeinen heb ik het ook van Kamerleden gehoord. Daar zijn we dus mee aan de slag. Ik denk dat we dat op deze manier steeds scherper kunnen krijgen, want ik begrijp die behoefte. Die had ik zelf als Kamerlid natuurlijk ook zeer. Hoe krijg je er grip op en wat is er eigenlijk echt aan de hand? Ik denk dat we op sommige onderdelen aardig in beeld hebben hoe de Kamer dat kan volgen – denk aan de monitoring aan de hand van bijvoorbeeld de commissie-Schneiders en alles waar we het vorige week over hadden – maar ik wil dat wel als een ontwikkeling blijven beschouwen. Ik wil elke keer kijken hoe het nog beter, nog tastbaarder kan, ook voor de Kamer, want die behoefte snap ik.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Werf met alweer de laatste interruptie.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Ik was me daarvan bewust, voorzitter. Dank voor deze toezeggingen. Ik ben er blij mee dat u nog even gaat kauwen op hoe dat het beste kan. Het werpt bij mij nog een laatste vraag op. Ik kan me ook voorstellen dat een bewindspersoon na zo'n hele rits aanbevelingen – we hadden het er in de pauze ook al even over – vaak zegt: dat ga ik allemaal doen, dat komt goed, dat is een ernstig rapport en dat pakken we op. Maar misschien zou u ook af en toe kunnen zeggen dat iets helemaal niet haalbaar is, dat u er niet genoeg mensen voor heeft of dat u het voorlopig niet kunt betalen. En als dat gebeurt, kunnen wij daar als commissie of Kamer misschien ook eens verfrissend voor openstaan. Ik zou het heel mooi vinden als we daar in die nieuwe «bestuurscultuur», zoals sommige mensen het noemen, ook eens op die manier met elkaar naar kunnen kijken en over na kunnen denken. Ik wil de Minister vragen om dat mee te nemen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik heb na deze vraag in ieder geval een dolgelukkige sg naast mij zitten. Dat zou ook oprecht mijn insteek zijn. Volgens mij heeft niemand er wat aan als we denken: dat was een leuk debatje en we leggen het op de plank. Dat geldt voor ons in onze politieke rol, maar zeker voor de mensen voor wie we dit werk doen. Dat zijn de mensen waar we het zojuist over hadden, al die politiemensen, de boa's en iedereen die aan de slag is voor onze veiligheid en iedereen in de keten waar de heer Weerwind zo meteen over gaat spreken. Die houding is voor ons allebei niet de inzet, maar zo kan het wel gaan en dat is wel een van de dingen waarvan ik me heb voorgenomen dat ik ze echt niet zo ga doen. Ik neem dit dus graag als een aansporing. Ik hoop natuurlijk dat we een heleboel wel aankunnen, maar als we denken «nu loopt het spaak» dan hoop ik dat we dat open gesprek kunnen hebben. Ik hoop dat het dan ook echt zo gaat uitpakken, maar van mij uit is de afspraak dat als ik denk «hier hebben we echt iets anders nodig, dit gaat niet goed» ik dat ook gewoon hier neerleg.

De heer Verkuijlen (VVD):

Even terug in het debat maakte de Minister een opmerking over het opleiden van politiemensen en het op orde brengen van de capaciteit. Ik heb overigens veel waardering voor alle inzet die daarop wordt gepleegd. Ik was ook blij met de opmerking over de brugfunctie die ze wil vervullen bij de jeugdboa's, maar mijn vraag ging uiteindelijk over het doorbreken van, zeg maar, het snelle geld in de wijken en de verleiding die er is. Dat kan niet wachten, vandaar ook mijn opmerking dat juist hulpstructuren zoals een jeugdboa en jeugdwerkers daar een belangrijke rol in kunnen vervullen. Mijn vraag is concreet: zou de Minister dat ook mee willen nemen in de gesprekken die ze heeft en mogelijkerwijs ook samen met haar collega?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Volgens mij moet ik de vraag als volgt invullen. Kunnen we in de aanpak van preventie in de wijk die zo belangrijk is – uiteindelijk wil je dat dat goed gaat, zodat we al die ellende na dat gesprek niet hebben – ook expliciet aandacht vragen voor jeugdboa's naast de wijkagent? Kunnen we met gemeenten het gesprek aangaan over of ze in hun gemeente meerwaarde zien in maatwerk en hoe je dat vorm zou kunnen geven? Dat is volgens mij waar de heer Verkuijlen naar op zoek is. Ik denk dat dat echt een goed gesprek is dat we kunnen aangaan, want die preventieve aanpak bestaat sowieso uit verschillende elementen. Bij de ene gemeente zal één wijkagent rondlopen en zal dat voldoende zijn, en bij de andere zal je veel meer een combinatie van factoren moeten hebben. Volgens mij kunnen we dat prima in die gesprekken meenemen. Ik zie ook mijn collega knikken.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Dank aan de Minister voor haar eerlijke antwoord over de politie en de taaie jaren. Mijn vraag was iets breder, want hij ging naast het landelijk gebied ook over de stadswijken waar de heer Verkuijlen eigenlijk ook over spreekt. Ik denk dat juist voldoende aanwezigheid van wijkagenten daar helpt, niet van allerlei anderen, maar juist van die wijkagent die de oren en ogen is van die wijk, zich daar verantwoordelijk voor weet en er langjarig kan zijn. Ik zou de Minister ook graag over dat punt horen als we het hebben over die 1 op 5.000. De wens van mijn fractie is dat we juist in deze wijken een stapje meer doen dan de 1 op 5.000 wijkagenten die de wet vraagt.

Bij het antwoord van de Minister over het landelijk gebied zou ik haar nog een suggestie willen meegeven. Ik zie heel goed dat zij er geen politieagenten bij kan toveren, maar ik weet ook van het gebied op de Veluwe waar, als je tegelijk aan de ene kant en aan de andere kant een kraak zet, alle auto's bezet zijn. Dan zitten er nog wel agenten op kantoor, maar ze kunnen niet meer naar iets toe dat zich in het midden voordoet. Soms is het dus ook gewoon: effectief zijn met de middelen. Dan gaat het niet om agenten, maar bijvoorbeeld om voldoende politieauto's. Ziet de Minister nog kans om er juist in het landelijk gebied op innovatieve manieren voor te zorgen dat de aanwezigheid van de politie nog meer gegarandeerd wordt?

De voorzitter:

Ik wijs erop dat de interrupties echt nog wat korter mogen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dat laatste kunnen we zeker meenemen in de gesprekken die we hebben met vooral de burgemeesters, die zelf ook aangeven waar het knelt of met dit soort hele praktische zaken komen. Dat kan ik daarin zeker meenemen. In iets bredere zin zeg ik, ook richting de heer Verkuijlen en mevrouw Bikker: als het gaat over de visie op boa's en politie, hebben we al afgesproken dat we voor de zomer met een samenhangend verhaal naar de Kamer komen. Dit soort elementen kunnen we daarin opnemen. We investeren nu fors in de wijkagenten. Er komen er 700 bij, maar niet morgen. Degenen die in die wijken aan de slag zijn, worden vaak weggetrokken door allerlei andere zaken die ook hun aandacht verdienen, of het nu gaat over demonstraties of – zeker twee, drie jaar geleden – over bewaken en beveiligen. Wij proberen daar dus aan alle kanten echt aandacht voor te hebben, of dat nu is met voorstellen zoals die van mevrouw Michon om te kijken of de private sector ergens verlichting kan bieden, of door te kijken hoe je er op een andere manier mee kunt omgaan. Maar ook daarin moet ik eerlijk zijn: de komende twee jaar blijft dat echt lastig. Daarmee sla ik het zelfs nog een beetje plat, want ik spreek heel veel wijkagenten en agenten die zeggen: ik heb eigenlijk voor iets anders gekozen en ik word continu van de taak die ik zou willen uitvoeren, weggetrokken naar andere dingen. Dat blijven ze doen en daar heb ik ontiegelijk veel respect voor, maar ik ga er wat mij betreft samen met u keihard aan werken om te zorgen dat ze uiteindelijk gewoon het werk kunnen doen waarvoor ze hebben getekend. Daar komt het eigenlijk een beetje op neer.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ik wil graag nog even ingaan op het antwoord van de Minister over de basispolitieopleiding en de 700 extra agenten die over vier jaar – ik onderstreep «vier jaar» – aan de slag kunnen. Ik denk het antwoord te begrijpen, alleen neem ik daar op dit moment niet zoveel genoegen mee. Daarom heb ik ook deze vraag. We moeten rekening houden met de koopkrachtdaling. De armoede zal stijgen. We hebben het net gehad over het aanlokkelijk zijn van criminaliteit, zeker als je in een armoedige situatie zit. De situatie zal dus de komende tijd alleen maar verergeren. We willen dat de politie boeven vangt, discriminatie opspoort en overlast van personen met verward gedrag oppakt.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ik neem hier geen genoegen mee, omdat ik vier jaar echt te lang vind. Ik wil weten of de Minister bereid is om, zeker als zij toch naar de Politieacademie gaat, te onderzoeken of de termijn van twee jaar voor de politieopleiding kan worden ingekort, want er is pas over twee jaar ruimte op die opleidingen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dat is geen goed idee. Dat hebben we namelijk de afgelopen jaren gedaan. We hebben hem al ingekort en dit is de snelste termijn waarbinnen je mensen zorgvuldig kunt opleiden en de kwaliteit kunt behouden. Dit is dus de ingekorte versie. Ik zou hem niet nog meer willen inkorten en vervolgens het risico lopen dat we mensen zonder de juiste tools de straat op sturen om voor onze veiligheid te staan.

Die 700 wijkagenten komen er over drie jaar. Dat is omdat die middelen net zijn vrijgemaakt. Dat is van afgelopen zomer. De afgelopen jaren is er fors geïnvesteerd in de politie, echt fors. Er komen dus heel veel nieuwe agenten bij. Zoals verschillende Kamerleden al hebben aangegeven – volgens mij was het de heer Verkuijlen die dat zei – is er ook een flinke uitstroom door vergrijzing. Het is niet zo dat er niets gebeurt. Er komt een enorme instroom. Per jaar komen er nu 2.400 mensen bij. Dat is wat er nu per jaar bij komt. Het punt is dat de uitstroom ook hoog is en daarom blijven we extra investeren. Ik wil het beeld bestrijden dat we vier jaar wachten en dat er dan nieuwe mensen bij komen. We hebben juist de opleidingen verkort, met aandacht voor kwaliteit. We zorgen ervoor dat er 2.400 mensen per jaar bij komen. Met de motie-Hermans is er afgelopen zomer gezorgd voor 700 nieuwe, extra wijkagenten. Dat geld is net vrijgemaakt en dat wordt nu net belegd. Het is dus logisch dat dat in de loop van de tijd komt. Dit is overigens een plaatje waar niemand blij mee is, maar het is al wel een paar jaar helder dat we het op deze manier doen en dat we daarom fors investeren. Dat is dus geen nieuws van vandaag.

De voorzitter:

Er is een korte vervolgvraag van mevrouw Mutluer.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Dit is geen extra vraag.

De voorzitter:

Dan geef ik u het woord niet.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Mijn vraag is niet goed beantwoord.

De voorzitter:

De Minister gaat zelf over de antwoorden en dan geef ik u...

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Nee. Mijn vraag is niet goed begrepen.

De voorzitter:

Dat zou kunnen.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Het antwoord is gegeven op een andere vraag.

De voorzitter:

Mevrouw Mutluer, ik heb u net ook al een keer toegestaan om een opmerking te maken die we niet hebben geregistreerd. Uw interruptie was erg lang, dus u kunt kiezen voor een extra interruptie nu of voor het in de tweede termijn nog een keer stellen van dezelfde vraag. De keuze is aan u.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Dan stel ik opnieuw de vraag op de wijze zoals ik hem had bedoeld. In de antwoorden van de Minister staat dat er bij de Politieacademie pas vanaf 2024 weer ruimte is voor het opleiden van extra aspiranten. Als we het hebben over «de basis op orde hebben», dan zou die ruimte er dus eerder moeten zijn dan in 2024. Mijn vraag ging dus niet zozeer over het inkorten van de opleiding, maar had met name betrekking op waarom die ruimte voor het opleiden van extra aspiranten er pas in 2024 is en waarom dat niet eerder kan als je het hebt over «de basis op orde hebben», zodat we niet pas in 2026 maar eerder de wijkagenten aan de slag kunnen zien.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Er worden ontzettend veel mensen opgeleid, dus we zitten aan de capaciteit die de academie aankan. Als je die wil verhogen, heb je ook weer mensen nodig. We hebben het opgerekt en dit is het maximale dat je redelijkerwijs kunt doen om mensen op een goede manier op te leiden. Als meer en sneller mogelijk was, hadden we dat gedaan. Dit is de versnelling. Een instroom van 2.400 per jaar is echt fors. Zo'n organisatie moet dat ook kunnen absorberen, kunnen ontvangen, ermee om kunnen gaan. We hebben heel hard nieuwe mensen op straat nodig. Maar, nogmaals – datzelfde verhaal zie je ook bij de enorme investeringen bij Defensie – een organisatie moet het kunnen absorberen, zodat je die mensen echt met kwaliteit op straat kan brengen. Meer kan de academie niet aan, wil je zorgen dat mensen vervolgens met een goede opleiding op straat staan in soms hele heftige, lastige situaties. Dat is volgens mij ook het debat dat de afgelopen jaren hier in de Kamer veel heeft plaatsgevonden over de extra middelen. Uiteindelijk hebben we met elkaar gezegd: dit is het maximale dat je verantwoord kunt bieden.

Daarbij zeg ik tegen de heer Van Nispen dat er nog wel vragen zijn over hoe het er op de Politieacademie uitziet en of we daar alles goed op orde hebben, omdat je daar zo snel aan het verhogen en versnellen bent. Dat blijft natuurlijk ook een aandachtspunt.

In theorie ben ik bij mijn volgende mapje.

De voorzitter:

Maar in de praktijk is er toch nog een interruptie van mevrouw Michon-Derkzen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

We hebben het in de debatten heel vaak over de instroom. Dan gaat het allemaal over aantallen en jaartallen. Ik heb van de Minister in het commissiedebat Politie goed gehoord dat we in de halfjaarrapportage een overzicht krijgen van wat er komt, dus daar kijk ik naar uit. De Politieacademie is van vier naar twee jaar gegaan. Zit er in die halfjaarrapportage van mei dan ook een wat scherper beeld van wat maximaal binnen de politiecapaciteit kan worden geabsorbeerd? Dat zou in ieder geval prettig zijn. Ik snap goed dat we al van vier naar twee jaar gegaan zijn, maar het gaat mij er bijvoorbeeld ook om welke vaardigheden je echt op de Politieacademie móet leren, en wat je ook generiek op andere manieren kunt leren. Is dat ook meegenomen bij die verkorting van het opleidingsprogramma en kan daar wat meer informatie over worden gegeven in de halfjaarrapportage als we het specifiek over die cijfers hebben?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ja, want een deel van de opleiding vindt ook in de eenheden plaats. Ook daar heb je dus begeleiding nodig. Dat komt volgens mij erg dicht bij de vraag van mevrouw Michon. Er komt ook redelijk binnenkort, in ieder geval voor de halfjaarrapportage, een brief over de Politieacademie naar aanleiding van eerdere toezeggingen en vragen. Daarin kan ik daarover ook een extra stuk opnemen, maar dat is precies wat het is. Je hebt én de academie én de opleiding bij de eenheden om ervoor te zorgen dat mensen ook in de praktijk leren. Voor alles heb je begeleiding en ondersteuning nodig om ervoor te zorgen dat de juiste tools worden meegegeven en dan kom je uit op deze aantallen. Maar ik zal zorgen dat we daarover ook wat opnemen in de brief die eerder is toegezegd. Zo komt de theorie bij de praktijk.

Dan kom ik op ondermijning. Mevrouw Michon zei: er is heel veel geld vrijgemaakt voor de aanpak van ondermijning. Ze gaf ook aan dat we hebben afgesproken dat we in elk geval voor de zomer en ik hoop zo snel mogelijk met een samenhangend verhaal komen over hoe we daar precies mee omgaan. Ze vroeg of ze in het toegezegde plan van aanpak kan terugzien wat de resultaten zijn voor de hele keten, hoeveel miljoen we gaan afpakken en met hoeveel fte, dus hoe we nu eigenlijk gaan meten wat daar gedaan wordt. Mevrouw Mutluer had daar volgens mij ook een vraag over: is al dat extra geld nu voldoende en hoe gaan we dat gericht inzetten? Mevrouw Van der Werf vroeg ook of we ons concrete doelen stellen om de ondermijnende criminaliteit terug te dringen. Eigenlijk is iedereen dus terecht op zoek naar hoe we straks gaan meten wat we daarmee doen. Dat is natuurlijk een heel terechte en heel lastige vraag.

Voorzitter. Zoals eerder gemeld, is de aanpak van georganiseerde criminaliteit een van mijn belangrijkste prioriteiten. Dat is per definitie zo. Ik voel een enorme urgentie om drugscriminaliteit aan alle kanten aan te pakken en in te dammen, en ik ben ontzettend blij dat daar nu structureel geld voor is. De vele extra middelen die op Prinsjesdag beschikbaar zijn gekomen, gaan we uiteraard zo effectief mogelijk besteden. Het is goed om te zeggen dat het effect niet alleen af te meten is aan het aantal fte's. Ik weet dat mevrouw Michon dat daarnet niet op die manier vroeg, maar het is goed om daar extra aandacht voor te vragen. Het vraagt om een bredere en organisatie-overstijgende insteek en mix van middelen. Ze heeft het me vaker horen zeggen, maar uiteindelijk zullen de criminelen die tegenover ons staan altijd meer geld en meer fte tot hun beschikking hebben dan wij. Je moet dus ook zorgen dat wat je doet, slim is. Dat klinkt als een open deur, maar hoe ga je dat vervolgens meten? Dat is natuurlijk wel een ding. Bij de uitwerking houden we in alle stappen rekening met de effecten en uitvoerbaarheid voor de verschillende partners en daarom worden de plannen in samenwerking met, maar ook door de partners zelf ontwikkeld.

Dat is ook een van de redenen waarom zo'n plan van aanpak niet vandaag hier op tafel ligt. Dat had ik wel graag gehad, want we zijn tenslotte al acht weken bezig, maar het is heel belangrijk dat de partners daar zelf een hele duidelijke rol in spelen, omdat je natuurlijk ook wil dat zij daar echt mee aan de slag zijn. Het helder maken van de resultaten van zo'n aanpak is niet altijd makkelijk. Het enige dat we zeker weten, is dat de georganiseerde drugscriminaliteit zich in de afgelopen 25 jaar vaak sneller ontwikkeld heeft dan we als overheid konden aanpakken. Verder zal deze criminaliteit blijven bestaan zolang er wereldwijd drugs gebruikt worden en daar dus veel geld mee verdiend kan worden. Dat zijn toch belangrijke punten om weer eens te onderstrepen. Dat betekent dus ook dat de aanpak van drugscriminaliteit er zeker een van de lange adem is. Daar kreeg ik ook vragen over. Dat gaat echt ver over die termijn heen. Of het nu nog drie jaar duurt, of hoe lang dan ook, dit gaat langer duren.

Er werd ook gezegd dat we het criminelen op zo veel mogelijk manieren lastig moeten maken bij hun criminele activiteiten. Dat doen we, zoals eerder gezegd, door de drieslag preventie, repressie en onderuithalen van het verdienmodel. Vóór 1 mei krijgt u een brief met de grote lijnen van mijn beleid, waarin ik natuurlijk samen optrek met de heer Weerwind, en de verdere verdeling van de extra investeringen, waarbij we zo veel mogelijk aandacht besteden aan het meetbaar maken van resultaten en welke effecten je wilt bereiken. Dat zal misschien nog niet in de brief van voor 1 mei staan, maar het komt wel de komende maanden.

Voorzitter. Mevrouw Ellemeet vroeg: hoe gaat de Minister invulling geven aan de langjarige zekerheid voor organisaties in de aanpak van ondermijning?

De heer Eerdmans (JA21):

Ik heb een vraag over drugsbestrijding. U heeft een afschrift gekregen van een brief van de burgemeesters van Rotterdam en Antwerpen, gestuurd aan de premier naar aanleiding van hun bezoek aan Colombia en Latijns-Amerika en alles wat daarmee samenhangt. Het is heel verhelderend wat zij daar hebben gedaan. Bart De Wever en Aboutaleb hebben dus gezien dat de strijd hier niet gewonnen kan worden als je niet zorgt dat met name de corruptie daar, in die landen, wordt aangepakt. Er komen 6,5 miljoen zeecontainers naar Rotterdam en daarvan worden er geloof ik 6.000 gecontroleerd. Het is totaal niet effectief. Dat is niet eens onze schuld, maar het geeft aan waar het probleem ligt, namelijk in Colombia en andere landen waar die drugs door corruptie massaal deze kant op gestuurd worden. Ik denk dat we zover moeten gaan dat we veel meer middelen daar gaan inzetten, ook onze middelen, puur uit eigenbelang. Het lijkt er meer op dat ik een betoog aan het houden ben – dat was niet mijn bedoeling – maar ik was eigenlijk op zoek naar het antwoord. Heeft u al gereageerd op die brief?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik heb burgemeester Aboutaleb gesproken. Sterker nog, ik heb de president van Colombia hierover gesproken. Met Colombia hadden we natuurlijk al wel samenwerking. We hebben een van de kopstukken van de criminele netwerken die ook hier actief zijn, kunnen oppakken en uitgeleverd kunnen krijgen. Ik heb ook met de president afgesproken dat we gaan kijken of we daar gedurende de maanden dat hij nog in functie is nog een afspraak bovenop kunnen leggen. We gaan kijken of we nog een soort van overeenkomst met elkaar kunnen bereiken om te kijken wat we nog kunnen realiseren om nog veel meer te gaan samenwerken. U weet dat er binnenkort in Colombia verkiezingen zijn en de president mag daar maar één termijn zitten, dus dan zal hij iets anders gaan doen. Ik geef dus wel echt een winstwaarschuwing, want het is nog kort dag. De verkiezingen daar beginnen al en anders zal het met zijn opvolger moeten of kunnen.

Vervolgens zal ik ook naar de regio gaan en daar in gesprek gaan. Ik ben het volledig met de heer Eerdmans eens dat je je aanpak ook ver over je eigen landsgrenzen heen moet vormgeven. Dat kan door slim samenwerken en als het moet ook met investeren of daar mensen neerzetten. Dat zijn we nu wel aan het vormgeven, nog bovenop wat er al gedaan werd. De heer Aboutaleb is natuurlijk al eerder die kant op geweest en er zijn ook veel zaken hier opgepakt, samen met de Douane. Wederom gaan we kijken wat er nog meer en beter kan. We zijn ook in dialoog met bijvoorbeeld Colombia. Dat is natuurlijk één voorbeeldland, maar de boodschap is zeker helder.

De voorzitter:

De heer Eerdmans heeft een vervolgvraag.

De heer Eerdmans (JA21):

Het is gewoon vechten tegen de bierkaai, dat bedoel ik inderdaad te zeggen. Al die containers blijven hier maar komen en Aboutaleb wil ze 100% gaan controleren. Wat dat gaat kosten, durf ik niet eens uit te rekenen, maar het is natuurlijk een beetje gek, omdat je het eigenlijk bij de bron moet aanpakken. Daar komt het op neer. Nu is er een reeks van aanbevelingen. Het waren er echt heel veel in de brief van die twee. Heeft u daarop gereageerd?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ja.

De heer Eerdmans (JA21):

Mogen wij daar dan een afschrift van krijgen?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Zeker. Naar mijn weten is dat ook naar de Kamer gegaan, maar ik zal zorgen dat dat of nog een keer gebeurt, of in ieder geval nog een keer naar de heer Eerdmans.

De heer Eerdmans (JA21):

Hij is dus nog niet aan ons gestuurd.

De voorzitter:

Laten we niet door elkaar spreken. De Minister was aan het woord.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik heb gereageerd op de brief van de burgemeesters en ik zorg ervoor dat de heer Eerdmans en de Kamer daar alsnog of nog een keer een afschrift van krijgen.

Ik was gebleven bij de vraag van mevrouw Ellemeet over de langjarige zekerheid voor organisaties in de aanpak van de ondermijning. Dat is een terechte vraag, want dit vraagt echt een hele lange adem. Met de structurele middelen die op Prinsjesdag zijn vrijgekomen, kunnen we structurele investeringen doen in de organisaties die betrokken zijn bij de aanpak van ondermijning, zowel op het vlak van capaciteit als programmagelden. Dat is allebei erg belangrijk. In de brief die ik uiterlijk op 1 mei naar uw Kamer zal sturen, zal ik nader ingaan op de verdeling van deze middelen. Daarbij kunt u ervan uitgaan dat het grootste deel van de gelden structureel en dus stabiel zal worden ingezet. Dat was een terechte oproep en dat is ook echt de inzet die we hebben, omdat we heel goed beseffen dat dit gewoon heel lang gaat duren. Dit moet je dus niet in termijnen van vier, drie jaar van een kabinet of een bewindspersoon gaan zien. Dat is ook absoluut niet de invulling of de insteek. Het moet zo stabiel mogelijk.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Dank aan de Minister. Het lijkt me heel belangrijk om het zo te doen. Mijn punt was iets breder. Het ging over wat ik maar even een soort «golfbeweging» noem, met bezuinigen op bijvoorbeeld de politie, en dan weer extra investeren. Voor organisaties is het heel lastig om met die golfbeweging om te gaan. Eerst moet je je instellen op bezuinigingen, dan krijg je er weer geld bij. Als je echt langetermijninvesteringen wil doen, dan helpen die golfbewegingen niet. Dan is het fijner om voor een langere periode te weten waar je aan toe bent, zodat je ook je organisatie daarop kan instellen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik ben het er ontzettend mee eens dat we ernaar moeten streven om te voorkomen dat we dat doen of ooit weer gaan doen. Daar ben ik het volledig mee eens. Met het rapport van Van Ginkel is de bestaande financiële problematiek bij de politie in beeld gebracht. Dat zou een solide basis moeten geven voor meerjarige duidelijkheid. We zijn er volop mee aan de slag en we zorgen dat we daarvan leren en ons best doen om dat goed te doen. Daar hebben we ook echt de tools voor. Tegelijkertijd is de politie een operationele organisatie die wordt ingezet op actuele vraagstukken in de samenleving en in die acht weken heb ik nu al gezien hoe snel de vraag stijgt. Daarin zal er dus altijd wel een beweging gaande zijn. De achterliggende gedachte, ook van deze vraag, is volgens mij of we van het verleden hebben geleerd en of je, als je de mogelijkheid hebt om daarin te kiezen, altijd voor stabiliteit kiest. Volgens mij is dat het meest faire antwoord, omdat ik ook op geen enkele manier weet wat de toekomst brengt, maar wel zie dat die stabiliteit nodig is, omdat we zien hoelang het duurt om mensen niet alleen op te leiden, maar ook met werkervaring op straat te hebben. Dat is wat je wilt. Van Ginkel helpt ons daar erg bij.

Mevrouw Kuik van het CDA vroeg: op welke termijn wil het kabinet geld afpakken van criminele investeringen in de maatschappij? Tijdens de begrotingsbehandeling is inderdaad een motie aangenomen van onder meer het CDA om te kijken naar incidentele mogelijkheden om criminele goederen en objecten maatschappelijk te herbestemmen. De afspraak is dat we hier een pilot voor starten en de voor- en nadelen in kaart brengen. Eind dit jaar breng ik u op hoogte van de eerste bevindingen en ervaringen en de vervolgstappen. Ik neem geen voorschot op de bevindingen, want we hebben afgesproken dat we die zorgvuldig gaan bestuderen, maar het is heel erg goed om te laten zien dat misdaad niet loont. Om meerdere redenen is het in ieder geval het onderzoeken waard hoe dat eruit zou kunnen zien.

Mevrouw Kuik (CDA):

Ik wil hier direct even op reageren. Kan de Minister ook aangeven of die pilot al is ingegaan, of wanneer hij ingaat?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dat ga ik checken. Daarmee hoop ik in de tweede termijn terug te komen, nadat iemand dat nu voor mij checkt.

Dan heb ik vragen gekregen van het CDA, de SGP en de ChristenUnie over de aanpak van de drugscriminaliteit, de criminele drugsindustrie en het Pact voor de Rechtsstaat. Het waren verschillende vragen die eigenlijk allemaal in dezelfde hoek terechtkwamen. Ik ben het eens met de leden Kuik, Bikker en Bisschop dat het voor de aanpak van drugscriminaliteit nodig is dat er een besef in de samenleving komt dat drugsgebruik niet onschuldig is en bijdraagt aan de instandhouding van de criminele drugsindustrie. Ik weet dat heel veel mensen dat vaak zeggen. Dat heb ik ook vaak gezegd en dat is gewoon een feit. Het is niet iets onschuldigs. Drugsgebruik is niet iets dat je in het weekend doet en waarvan je zegt: ach, wie doe ik er verder pijn mee? Dat zijn de teksten die ik ook van mensen hoor. Dan denk ik: er zitten meedogenloze criminelen achter die daar grof geld aan verdienen. We kunnen allemaal zien waartoe zij bereid zijn. Dat moet je ook echt beseffen.

In het coalitieakkoord is opgenomen dat er specifieke aandacht komt voor het voorkómen van problematisch gebruik van drugs, door intensiever in te zetten op een actieve en effectieve preventieaanpak. Problematisch gebruik is weer een andere tak. De meningen kunnen verschillen over of niet elk gebruik problematisch is, maar u begrijpt welke doelgroep ik hier bedoel. Er zal ook specifiek aandacht zijn voor een kentering in de samenleving op het gebied van drugsgebruik. Dat is volgens mij wel belangrijk. Het onderwerp preventie is primair natuurlijk belegd bij VWS. De komende tijd zal ik in nauwe samenwerking met mijn collega's van VWS nader uitwerking geven aan deze passage van het coalitieakkoord.

De heer Bisschop (SGP):

Dank aan de Minister voor de beantwoording van deze vraag. Het punt van discussie is echter niet of drugsgebruik ellende veroorzaakt en de criminaliteit in stand houdt. We zijn het er van harte over eens dat dat aangepakt moet worden. Mijn vraag was alleen: hoe gaat de Minister dat doen? Ik kan me voorstellen dat de Minister niet eventjes een aanpak uit de mouw schudt waarmee dit aan het einde van de kabinetsperiode met wortel en tak is uitgeroeid. Dat snap ik wel, maar is de Minister bereid om daarover na te denken, met een plan van aanpak te komen en dat dan te agenderen, zodat we ook daadwerkelijk stappen kunnen gaan zetten?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Preventie en denormaliseren behoren tot het traject dat ik samen met de collega's van VWS oppak. Daar komt dus zeker het een en ander over, maar daarin zal VWS in the lead zijn, omdat het in het coalitieakkoord vanuit een gezondheidsperspectief is beschreven. Het andere verhaal heeft te maken met bijvoorbeeld de vraag van de heer Eerdmans, maar ook met de andere elementen waar we het zojuist over hadden, zoals dat verdienmodel onderuithalen en zorgen dat het niet loont. Dat is voor mij de andere tak. Dat is net zo goed onderdeel van preventie als mensen niet alleen duidelijk maken dat hun gebruik slecht voor hen is, maar ook wat ze met hun gebruik in stand houden. Van beide pijlers ligt die ene primair bij ons. Daar zijn we ook druk mee bezig. De andere ligt primair bij VWS. Maar over beide zaken komen absoluut plannen en teksten richting de heer Bisschop, waar hij dan in ieder geval van alles van kan vinden.

De heer Bisschop (SGP):

Op welke termijn mag de heer Bisschop dat tegemoetzien? Gelukkig zijn heel veel collega's daar ook in geïnteresseerd.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Als het gaat over onze eigen aanpak aan de JenV-kant – dat zijn zaken zoals de hoofdlijnen voor de aanpak van ondermijning die voor 1 mei komen, de nadere invulling, de preventieve aanpakken – dan komt dat allemaal de komende maanden. Ik neem zomaar aan dat ze vanuit VWS eenzelfde tempo hanteren, want iedereen is vol ambitie aan de slag gegaan. Het heeft alleen wel even tijd nodig om dingen uit te werken en op papier te zetten. Ik kan het niet met zekerheid zeggen over de plannen die primair vanuit VWS komen, maar ik neem ook aan dat er rond de zomer absoluut een eerste aanzet gedaan moet zijn. En anders word ik daar straks ongetwijfeld door iemand over gecorrigeerd. Ik weet inmiddels wel – dat scheelt voor de tweede termijn – dat de pilot hopelijk rond juni van dit jaar gaat starten. Dat is nog niet zeker, maar we zetten wel alles op alles om dat zo snel mogelijk te doen.

De voorzitter:

Er is eerst nog een interruptie van mevrouw Kuik.

Mevrouw Kuik (CDA):

Ik kom nog even terug op dit punt. De Minister geeft terecht aan dat er ook onderdelen zijn die wat meer bij VWS liggen. Maar als je kijkt naar de hele problematiek van ondermijning, maar ook preventie, dan wil je dat dat integraal wordt aangevlogen en dat het niet allemaal losse stukjes worden. Dat is wel mijn zorgpunt, dat het niet losse trajectjes worden, zo van «dit ministerie gaat lekker dit doen en dat ministerie haakt een beetje aan en doet dat». Ik ben benieuwd hoe de Minister daarnaar kijkt, want het is vaak dezelfde jongere die met allerlei problemen vanuit allerlei hoeken te maken krijgt.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik zou bijna willen zeggen dat het een terechte zorg is, want die zorg hebben wij ook en dat geldt ook voor de collega's. Dat laat dus ook de ambitie en de inzet zien om dat niet het geval te laten zijn. Ik noem het wel een «terechte zorg», omdat het natuurlijk heel erg makkelijk is om dat in kokertjes te doen en zo is het ook heel vaak gegaan. Ik ga er van alles aan doen om te voorkomen dat het zo wordt, maar ik geloof dat mevrouw Kuik me wel scherp houdt als we daar niet in slagen. Ik zie dat ze daar een aantekening over maakt, dus dat is geregeld.

Mevrouw Kuik had ook een vraag over de publiek-private samenwerking en hoe onmisbaar die eigenlijk is in de aanpak van sowieso heel veel vormen van criminaliteit, maar ook ondermijnende criminaliteit. Ze vroeg: zijn er risico's verbonden aan dat soort constructies in het veiligheidsdomein? Heb ik het zo goed geïnterpreteerd? O, sorry, ik hoor dat het een vraag van mevrouw Ellemeet is. Nu snap ik het antwoord ook wat beter, want dit is toch wat voorzichtiger dan ik het aan het CDA had beantwoord. Het is in ieder geval zo dat die publiek-private samenwerking uiteraard zorgvuldig moet gebeuren. Dat is gewoon een heel fair punt. Het moet gericht zijn op duurzame samenwerking. We moeten samen hetzelfde doel hebben. De grondslag waarop je samenwerkt zal waarschijnlijk niet altijd hetzelfde zijn, maar daar moet je alert op zijn en dat moet je zorgvuldig doen. De uitdaging is natuurlijk om raakvlakken te vinden tussen die publieke en private belangen en open te staan voor elkaars behoeften en wensen. Dat doe je door goede gesprekken te voeren over wat het gezamenlijke doel is en wat de bevoegdheden en de mogelijkheden zijn om daar gezamenlijk aan te werken, en ook altijd dat gesprek aan te gaan.

De vraag van de heer Bisschop is door hem al eerder aan mij gesteld en ik geloof ook dat hij dat zal blijven doen. Hij zegt eigenlijk vrij vertaald: waarom staat in het coalitieakkoord dat jullie doorgaan met het wietexperiment, zijn jullie wel goed wijs? Ja, toch?

De heer Bisschop (SGP):

Dat laatste is uw eigen interpretatie, maar ik kan niet ontkennen dat...

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik denk dat het goed is om nog eventjes inhoudelijk op elementen in te gaan. Sowieso maakt de georganiseerde criminaliteit echt misbruik van de factoren die Nederland tot een open en bloeiende samenleving maken. We zijn heel erg trots op onze open economie, op de manier waarop we geld verdienen, maar we zien dat criminelen daar ook misbruik van maken. Daarom is de aanpak van de georganiseerde misdaad gericht op het weerbaarder maken van onze samenleving en onze economie. Dat betekent dus onder andere het aanpakken van de logistieke knooppunten, zoals de havens, om ervoor te zorgen dat drugs minder makkelijk ons land kunnen binnenkomen.

De heer Bisschop weet dat de Opiumwet onderscheid maakt tussen harddrugs en softdrugs. Dat is omdat softdrugs minder schadelijk voor de gezondheid zijn dan harddrugs en daarvoor gelden dan ook soms andere regels. Coffeeshops mogen onder strenge voorwaarden hennep en hasj verkopen. Dat geldt uiteraard voor geen enkele andere drug. Misschien mag ik er een persoonlijke noot aan toevoegen, zonder iets te zeggen over wat ik vind van zo'n wietexperiment. Dat gaan we gewoon doen en we gaan kijken wat eruit komt, maar ik heb het zelf altijd een heel lastig verhaal gevonden dat de situatie aan de voor- en achterdeur niet met elkaar rijmt. Je mag wel iets kopen, maar je mag het niet inkopen. Het is een constructie die we met elkaar hebben opgetuigd die volgens mij ook criminaliteit in stand kan houden. Ik denk dus dat het goed is om te kijken wat voor effect zo'n gereguleerde, gesloten keten heeft. We hebben in het coalitieakkoord gezegd dat we daarna gaan meten wat de effecten zijn op de criminaliteit, maar ook op de gezondheid, op hoe het functioneert, zodat we dan intelligent met elkaar een gesprek kunnen aangaan over wat zo'n experiment oplevert. Ik weet dat de heer Bisschop niet overtuigd is en dat hij de volgende keer weer gaat vragen of we wel goed bij ons hoofd zijn, maar het lijkt me toch goed om het experiment af te wachten en te kijken wat daaruit komt.

Ik heb hier nog een vraag van de heer Van Nispen. Ik begrijp zijn vraag, maar hij leidde hem een beetje heftig in, waardoor ik wel de aantekening heb gemaakt dat ik hem iets te ver vond gaan. Ik weet waar het vandaan komt, maar hij zegt: de basis is niet op orde, dus de aanpak van georganiseerde misdaad loopt niet. Daarna zegt hij: het lukt nauwelijks om misdaadgeld af te pakken, terwijl dit juist nodig is. Ik ken deze belangrijke speerpunten van de heer van Nispen en die deel ik ook met hem, maar ik wil toch terug naar die eerste zin, omdat wij wel de beste mensen van de wereld hier in ons land hebben, die keihard bezig zijn met het oprollen van die criminele netwerken. Ik weet dat de heer Van Nispen dat weet, maar het leek me goed om dat te benadrukken. Als je kijkt naar de deskundigheid die wij hier in huis hebben... Ik had vanochtend een overleg met de Amerikanen en die zeiden: weten jullie wel dat jullie de beste cyberdeskundigen van de wereld hebben? Als het echt gaat om het volgen van het geld, om de criminelen online te vinden, noem maar op, dan hebben wij gewoon de beste mensen in huis. Daarom werken we volgens mij met z'n allen ook zo hard om te zorgen dat zij hun werk goed kunnen doen, dus dat zij de middelen, de mogelijkheden, de capaciteit en het geld hebben om dat te doen. Nogmaals, dit is volgens mij eigenlijk ter aanvulling op de openingszin van de heer van Nispen, omdat ik weet dat hij dat ook weet. Ik ben dus erg trots op alle mensen die dag en nacht bezig zijn met het oprollen van de criminele netwerken.

Voorzitter. Dan ga ik nu naar de vraag. Ik heb natuurlijk de ambitie om het criminele verdienmodel te verstoren en meer geld af te pakken. Dat blijft zo. Het afpakken van het geld is het einde van zo'n traject voor het verstoren van het verdienmodel en ik denk dat het goed is om daarop de komende maanden met elkaar te verkennen. Er zijn natuurlijk heel veel manieren waarop je dat verstoren kunt doen. Je wilt uiteindelijk dat het niet loont, dat je het verdienmodel verstoort. Vorig jaar is met het echt afpakken ervan 291 miljoen euro afgepakt. Dat klinkt als veel, maar ik denk dat ze nog een hoop hebben. Het lijkt me dus goed om het ondermijnen van het criminele verdienmodel te versterken aan de hand van drie lijnen: voorkomen dat criminelen zoveel geld kunnen verdienen – dat is eigenlijk de preventiekant, maar dan binnen deze koker – voorkomen dat het criminele geld in het legale circuit komt door bestrijding van witwassen, want je heb er niks aan als je het niet kunt witwassen – ook dat is heel erg effectief voor het verstoren van het verdienmodel – en tot slot, het opsporen en voor de rechter brengen van criminelen. Mijn idee zou zijn dat we dat verstoren van het verdienmodel in dat bredere verband zien, waarin het afpakken van geld een van de pijlers is. Pas als je al die dingen naast elkaar doet, ben je volgens mij echt effectief en dan doe je criminelen ook echt pijn.

Ik denk dat de voorzitter een interruptie heeft?

De voorzitter:

Ja, maar ik kijk even naar links of ik dat mag doen?

Voorzitter: Michon-Derkzen

De voorzitter:

Nou zat ik net niet op te letten. Ik geef het woord aan de heer Van Nispen voor een interruptie.

De heer Van Nispen (SP):

Dank. Ik onderschrijf natuurlijk dat we in Nederland de beste mensen hebben. Daarover bestaat geen enkel misverstand. Het is alleen wel jammer dat we er zo weinig van hebben en dat heeft natuurlijk wel te maken met de bezuinigingen van de afgelopen jaren. We hebben te weinig agenten in de wijken, we hebben te weinig rechercheurs om door te rechercheren en er zijn te weinig financieel rechercheurs. Dat zeggen die mensen zelf ook, dus ik denk dat we dat gewoon met elkaar kunnen onderkennen. Dan kom ik op het opsporen en berechten. Ik ben het ermee eens dat je moet verstoren én afpakken, maar welke ambities worden er gesteld voor het afpakken, wanneer kunnen we die verwachten en met welke plannen gaat de Minister dat doen? Dan heb ik het inderdaad over die derde pijler van haar aanpak, want ik ben daar wel heel erg benieuwd naar.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Misschien is het goed om in dit verband nog te zeggen dat ik werk aan het wetsvoorstel over – ik moet het goed zeggen – non conviction based confiscation en het tijdelijk aanhouden van transacties voor analyse door FIU Nederland. Dit zijn concrete dingen waar de heer Van Nispen volgens mij naar op zoek is als hij vraagt wat we extra gaan doen om ervoor te zorgen dat al die mensen die we hebben en waarvan we hopen dat het er veel meer worden, de middelen kunnen gebruiken. Dit zijn twee zaken waar we nu concreet mee aan de slag zijn om ze in ons land te realiseren, zodat het afpakken makkelijker wordt.

De voorzitter:

De heer van Nispen heeft een vervolgvraag?

De heer Van Nispen (SP):

Ja, want ik ben nog steeds benieuwd wanneer we deze plannen in totaliteit kunnen ontvangen en wat de ambitie wordt voor het afpakken van misdaadgeld. Blijft dat bij die 200 of 300 miljoen, wat afgezet tegen wat criminelen jaarlijks verdienen inderdaad natuurlijk echt een schijntje is? En dan druk ik me nog voorzichtig uit. Zijn bijvoorbeeld extra financieel rechercheurs en dat soort plannen ook onderdeel van die plannen? Wanneer kunnen we een totaaloverzicht krijgen van wat de ambities zijn en met welke plannen we die gaan bereiken?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik zal zorgen dat ik dat ook opneem in de brief die op 1 mei komt, met de hoofdlijnen die op deze manier iets minder hoofdlijnen worden.

Voorzitter: Van Nispen

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dan ben ik bij het onderwerp rechtsstaat. Mevrouw Michon-Derkzen vroeg wat de stand van zaken is van het wetsvoorstel inzake het taakstrafverbod. Het wetsvoorstel voor de uitbreiding van het taakstrafverbod voor agressie en geweld tegen hulpverleners in het veiligheidsdomein die niet terug kunnen treden, bevindt zich nu in de schriftelijke ronde van de Eerste Kamer. Dat ligt nu dus daar en de antwoorden op de schriftelijke vragen zullen voor 1 april naar de Eerste Kamer worden verzonden. Dan kan het plenair worden besproken zodra de Eerste Kamer dat wenst. U weet dat er eventueel nog een tweede schriftelijke ronde kan plaatsvinden, maar het zal niet aan ons liggen. Wij maken vaart.

Over die 200% hadden we het al gehad. Dat onderzoek komt eraan.

Dan kom ik op de vraag van het CDA en de SP: wanneer kunnen we versterking van de justitiële keten verwachten? Het streven is om de extra financiële middelen na de voorjaarsnotabesluitvorming toe te kennen aan de organisaties in de justitiële keten. De organisaties is gevraagd om wel al hun plannen uit te werken en de voorbereiding van de versterkingsaanpak te starten. Er wordt geïnvesteerd in een zeer divers pakket van maatregelen en de versterking van de capaciteit en hierdoor zullen de organisaties beter toegerust zijn om het toegenomen werk bij de afhandeling van zaken op te kunnen vangen. Wanneer de eerste resultaten zichtbaar worden, is natuurlijk sterk afhankelijk van de aard van de investering, maar daar zijn al deze organisaties nu druk mee bezig. Dat is volgens mij het antwoord op deze vraag.

De heer Bisschop vroeg: wordt er bij de financiering rekening gehouden met conjunctuurgevoeligheid? Daar wordt inderdaad zo veel mogelijk rekening mee gehouden. Het Bestuurlijk Ketenberaad strafrechtketen heeft hierover advies uitgebracht. Dat is in november vorig jaar naar de Tweede Kamer gestuurd en wij zijn in overleg met de organisaties uit de keten nu aan het kijken hoe we dit advies kunnen implementeren.

Dan heb ik nog de vraag van mevrouw Bikker, die zei: met het Prognose Model Justitiële ketens mis je eigenlijk preventie aan de voorkant en re-integratie aan de achterkant, dan mis je kosten en kansen. Dit is natuurlijk een vraag die bij ons allebei ligt. Gaat de heer Weerwind daar nog dieper op in? Ik neem hem even mee en dan kunnen er nog eventuele aanvullingen komen. Laten we het zo maar doen. We zijn het in ieder geval eens met mevrouw Bikker – dat scheelt – dat het prognosemodel niet alle aspecten van de keten dekt, dus dat is uiteraard wel een aandachtspunt. De basis voor de financiering van de keten is weliswaar grotendeels in het prognosemodel te vinden, maar het dekt niet alles. In het model wordt rekening gehouden met de behoeften van de gehele keten, gegeven de demografische, economische, maatschappelijke en overige ontwikkelingen in de strafrechtketen en de civiele en bestuursrechtelijke keten. Dat wordt aangevuld met de effecten van vastgestelde beleidswijzigingen en de gevolgen van wet- en regelgeving. Dat wordt gedaan voor de keten als geheel. Daarnaast wordt uiteraard ook gekeken naar ontwikkelingen met betrekking tot bijvoorbeeld investeringen in ICT, huisvesting, kwaliteit en al die andere zaken die organisaties binden en dus ook bindend zijn voor het maatwerk dat zij vervolgens kunnen leveren. Bij investeringen die in mindere mate of helemaal niet gericht zijn op zaaksaantallen, gaat het over bijvoorbeeld preventie, slachtofferbeleid of re-integratie aan de achterkant. Ik denk dat ik wel gerust kan zeggen dat dit echt een ontwikkeling is die we met elkaar meemaken en doormaken en dat we ook graag die kant op willen. We zijn eigenlijk de hele middag aan het vertellen hoe belangrijk preventie is, maar vervolgens moet je dat ook ergens in terug kunnen zien, of in ieder geval erkennen en opnemen. In die ontwikkeling zitten we nu. Dat is in ieder geval een deel van het antwoord.

Dan ben ik bij mijn laatste mapje, overig. Ik kreeg een vraag over het lachgasverbod. Op dit moment worden de vragen die vanuit uw Kamer in het nader schriftelijk overleg over lachgas zijn gesteld, beantwoord. De vraag was: wanneer komt dit nu allemaal? Uw Kamer heeft verzocht om in de tussentijd geen onomkeerbare stappen te nemen en dat doen de bewindspersoon van VWS en ik dus ook niet. Dat was het verzoek van de Kamer.

Meneer Van Nispen begon terecht over de brandweer, daar hebben we binnenkort debatten over. Hij zei: omdat het zo belegd is en zo ingedeeld is, weet de Minister niet hoe het nu precies zit en hoe zit het met het aantal voertuigen en dergelijke. En hij zei: waarom gaat de Minister niet over veiligheid?

Voorzitter. Ik hecht grote waarde aan veiligheid, ook voor onze brandweermensen. Momenteel voert het Instituut Fysieke Veiligheid een pilot uit waaraan negen veiligheidsregio's deelnemen om de betrouwbaarheid van de brandweerkerndata te vergroten. Dat is natuurlijk wat we uiteindelijk willen, dat integraal zichtbaar is waar iedereen aan toe is. Deze informatie ziet niet alleen op capaciteit, maar ook op de slagkracht van de brandweer. Dat omvat volgens mij alle elementen in de vraag van de heer Van Nispen. Uiteraard ga ik als Minister over de veiligheid, ook als die lokaal belegd is. We zijn dus aan de slag om dat veel meer bij elkaar inzichtelijk te krijgen.

Mevrouw Van der Werf had nog een vraag over de bewezen effectieve maatregelen om gevoelens van onveiligheid te bestrijden naar aanleiding van de Veiligheidsmonitor. Het klopt dat de Veiligheidsmonitor een indicatie geeft over onveiligheidsgevoelens over gevarieerde thema's en fenomenen, zoals vandalisme en vormen van overlast en dergelijke. Zowel private als publieke partijen werken integraal op lokaal niveau samen om de veiligheid en veiligheidsbeleving te vergroten. Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid ondersteunt zulke partijen met instrumenten, kennisdeling en keurmerken en effectieve maatregelen die de kwaliteit van maatregelen verzekeren. Waar noodzakelijk treffen we ook landelijke maatregelen die kunnen bijdragen aan het verbeteren van de veiligheidsgevoelens. Dat doen we zo veel mogelijk met deze eerdergenoemde bewezen effectieve interventies, waarbij de aanpak verschillend kan zijn. Van mijn tijd bij de gemeente weet ik dat zo'n monitor heel erg waardevol is, omdat je dan juist precies kunt inzoomen op wat er in je eigen gemeente aan de hand is en op waar je iets extra's kunt doen om die veiligheidsgevoelens te verbeteren.

Dan kom ik bij mensenhandel, wat natuurlijk eigenlijk een onderwerp is voor collega Eric van der Burg, de Staatssecretaris. Mevrouw Bikker vroeg: gaat de Minister ervoor zorgen dat mensenhandel met prioriteit wordt genoemd in de Veiligheidsagenda? Mensenhandel is een van de onderwerpen die we bespreken op weg naar de Veiligheidsagenda van 2023. We zitten nu nog in dat gesprek. Ik zal zorgen dat uw Kamer hierover in het voorjaar wordt bericht, maar we moeten samen met de partners kijken wat uiteindelijk in de Veiligheidsagenda terechtkomt en wat er gebeurt met de onderwerpen die daar niet in terechtkomen, want dat wil niet zeggen dat we daar dan niks mee doen. Maar dat komt in het voorjaar.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Dat antwoord stelt me net niet helemaal gerust, eerlijk gezegd. De Minister sluit af met «en wat we doen met de onderwerpen die daar niet in komen», terwijl dit echt een onderwerp is waarvan ik denk dat het structurele investering vraagt, wil het lukken om die mensenhandel daadwerkelijk aan te pakken. Daar is nu een aantal jaren in geïnvesteerd, maar incidenteel. Het coalitieakkoord investeert hier juist ook structureel in en dat vraagt volgens mij niet alleen iets van de Staatssecretaris, maar juist ook iets van de Minister van Justitie en Veiligheid, om dat samen te trekken. Vandaar is mijn verzoek dus nogmaals of de Minister hier echt met nadruk en aandacht naar wil kijken als zij dat gesprek voert.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dat laatste kan ik zeker toezeggen.

Dan heb ik volgens mij nog maar één vraag. Sorry, zeden was inderdaad een apart mapje. Mevrouw Michon-Derkzen had het al door. Excuus. Meneer Van Nispen had een betoog over onder andere klassenjustitie. Dat onderzoek komt overigens in het voorjaar, zoals we vorige keer even hebben aangestipt, dus daar kunnen we daarna wat langer bij stilstaan. Hij vroeg ook: wat vindt de Minister eigenlijk van het feit dat steeds meer private partijen zich op beveiliging van huizen richten en krijg je niet een toestand waarbij mensen met geld zich beter kunnen beveiligen en anderen niet; krijg je daarin geen ongelijkheid? Ik denk dat het goed is dat mensen thuis en bedrijven zelf preventieve maatregelen treffen en kunnen treffen om criminaliteit te helpen voorkomen. Het gebruik van camera's is niet de enige maatregel die kan helpen om woningen beter te beveiligen tegen inbraak. Het hoeven dus niet hele dure investeringen te zijn. Ik weet dat het aantal inbraken fors afneemt doordat we daar steeds slimmer mee omgaan, onszelf beter beveiligen, ook bij de bouw, bijvoorbeeld door sloten beter te maken.

Zoals ik in mijn schriftelijke beantwoording over dit onderwerp heb aangegeven, onderschrijft het kabinet het belang van het voorkomen van tweedeling binnen de samenleving op het gebied van veiligheid. Dit was natuurlijk een voorbeeld van de heer Van Nispen, maar de vraag gaat veel dieper. Daarom hecht ik ook veel waarde aan de wettelijke waarborgen in onder meer de Politiewet die zorgen voor een evenwichtige verdeling van de beschikbare middelen. Het bevorderen van veiligheid is niet alleen een zaak van de overheid, het vergt inzet van onder meer politie, gemeenten en particulieren en in aanvulling daarop kunnen private partijen een belangrijke aanvullende rol spelen in het veiligheidsdomein, specifiek op het gebied van preventie.

Voorzitter. Het lijkt mij heel erg goed om hier aandacht voor te blijven vragen, want ik deel wel met de heer Van Nispen dat veiligheid een eerste levensbehoefte is waar iedereen recht op heeft.

Dan ga ik toch naar mijn allerlaatste mapje. Dat betreft zeden. Ik heb van verschillende leden, onder wie mevrouw Kuik, mevrouw Mutluer en de heer Eerdmans vragen gekregen over straatintimidatie. Terwijl die vragen werden gesteld, moest ik denken aan heel lang geleden, toen ik als raadslid bij de heer Eerdmans op bezoek kwam, die als wethouder in Rotterdam zat. Dat klopt toch? Dat was op uitnodiging, omdat ik in Amsterdam al jaren bezig was met het strafbaar stellen van straatintimidatie. De heer Eerdmans zei toen: zoiets zou ik ook in Rotterdam willen, kom eens langs en laat eens zien wat jullie allemaal hebben gedaan. Jaren later heeft Rotterdam het gewoon uitgevoerd, ook al was het in Amsterdam al strafbaar gesteld.

Het is in ieder geval een onderwerp dat volgens mij terecht al heel lang mensen bezighoudt, want uiteindelijk is de vraag van wie de straat is. En dat is van vrouwen die erbij willen lopen zoals ze erbij willen lopen, van twee mannen die hand in hand willen lopen, van een man met een keppeltje en we weten helaas dat dat niet altijd vanzelfsprekend is. De strafbaarstelling van straatintimidatie, seksuele intimidatie in het openbaar, is meegenomen in het wetsvoorstel Seksuele misdrijven, zoals mevrouw Kuik al zei. Dat wetsvoorstel ligt nu dus voor advies bij de Raad van State.

Ik heb naar aanleiding van de actualiteiten van de laatste twee maanden intern ook echt wederom gekeken of dit versneld kan worden. We zijn nog steeds aan het kijken waar het beter kan, maar waar we tegenaan lopen is dat die wet veel breder is. Daarin is centraal gesteld hoe je zorgt dat je het slachtoffer beter beschermt. Op het moment dat de wet in werking treedt, betekent dat heel veel voor de uitvoeringsorganisaties. Dan kom je op het punt waar we het eerder al over hadden: zij hebben echt tijd nodig om het te kunnen implementeren, om hun processen aan te kunnen passen aan zo'n omvangrijke wet. Dat is een van de redenen waarom het niet zo snel mogelijk kan, zoals in onze processen, maar waarom je tijd nodig hebt om ervoor te zorgen dat het geïmplementeerd kan worden. Het lijkt er vooralsnog nog steeds op dat het niet eerder dan 2024 kan, maar we zijn continu in overleg aan het kijken wat er wel kan.

Dit is net zo'n punt als ik had richting mevrouw Van der Werf: ik zou willen dat het eerder kon. Het is ook makkelijk om te zeggen dat we het gewoon eerder gaan doen, maar ik denk dat ik dan echt te snel ga en voorbijga aan de zorgvuldigheid en het feit dat de uitvoerende organisaties, zoals de politie maar ook veel breder, aangeven dat we hun de tijd moeten gunnen om het goed te implementeren, zodat ze meteen met die wet aan de slag kunnen. In dat proces zitten we nu.

Mevrouw Kuik (CDA):

Er is in de Kamer ook brede steun voor dat dit er komt. Ik vraag me af in hoeverre de organisaties alvast aan de slag gaan met de implementatie. Ze leggen dan misschien nog niet alles totaal vast omdat de behandeling nog moet plaatsvinden, maar dan kunnen ze wel alvast een voorschot nemen op alles.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dat gebeurt ook. Dat gesprek hebben we juist om te voorkomen dat je weer tijd nodig hebt als die wet er eenmaal is. Iedereen is daar ontzettend druk mee bezig. Het is ook een continu gesprek. De actualiteiten helpen daarbij, helaas en misschien ook wel gelukkig. Hierdoor is het hoog op de agenda gekomen. Maar dat is precies wat er gebeurt.

Dan heb ik nog een laatste vraag over het aanbod van porno- en prostitutiewebsites. Ik geloof dat de heer Bisschop die heeft gesteld. Ik heb in de schriftelijke beantwoording ook aangegeven dat het kabinet niet voornemens is om te interveniëren in het totale aanbod van prostitutie- en pornowebsites. Wel is het van belang om alert te zijn op misstanden die zich op deze platformen voordoen. Het beleid is erop gericht om illegale content zo snel mogelijk offline te kunnen halen, uiteraard om slachtoffers te beschermen als daar sprake van zou zijn.

De heer Bisschop had ook nog een vraag over de aanpak van mensenhandel. Wat betreft de aanpak daarvan verwijs ik naar de laatste voortgangsbrief van november 2021 over het programma Samen tegen mensenhandel. Daarin staat de laatste stand van zaken over wat we daar op dit moment tegen doen.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Eerdmans heeft nog een interruptie.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik durf het bijna niet te vragen, maar heeft de Minister de vraag over het programma Leefbaarheid en Veiligheid al beantwoord of ligt dat bij haar collega?

De voorzitter:

De Minister voor Rechtsbescherming gaat die vraag meenemen in zijn beantwoording. Ik geef het woord aan de Minister voor Rechtsbescherming. Wellicht kan hij ons meedelen wat zijn inhoudsopgave zo'n beetje zal zijn.

Minister Weerwind:

Voorzitter, commissie. Wat betreft de inhoudsopgave: ik heb eerst een algemene tekst. Vervolgens ga ik in op slachtoffers. Daarna volgen «preventie» en «de sterke rechtsstaat», of «de rechtsstaat», want het is niet aan mij om bijvoeglijke naamwoorden te plaatsen. Vervolgens heb ik een kopje overig. Tot zover de inhoudsopgave.

Enkelen van u hebben net het belang aangegeven van de portefeuilles Justitie en Veiligheid en Rechtsbescherming. Mevrouw Bikker, u sprak daar heldere taal over. De heer Eerdmans, ik hoorde u dit ook zeggen. Dank u voor die woorden. Ik ben dankbaar, wij zijn dankbaar, dat we deze portefeuilles mogen hebben. De uitdagingen zijn groot. De belangen zijn ook groot. Ik ga daar dieper op in. Ik ga dan ook in op hoe ik rechtsbescherming zie en op hoe ik het beschouw. Ik houd daarom een algemene inleiding.

Alvorens daarmee te starten wil ik, aanvullend op de woorden van de Minister van Justitie en Veiligheid, stilstaan bij de situatie in Oekraïne. Een van uw vragen was: raakt deze ook de portefeuille Rechtsbescherming? De aanval op Oekraïne is een aanval op democratische en rechtsstatelijke waarden en op de uitgangspunten van het internationaal recht. Ik ben dan ook van mening dat we hier gezamenlijk en verenigd een krachtig front tegenover moeten stellen. We beantwoorden onrecht met recht en agressie met actie. Degenen die oorlogsmisdaden of misdaden tegen de menselijkheid hebben gepleegd, mogen daar niet straffeloos mee wegkomen. Als gastland van het Internationaal Strafhof zal Nederland het werk van het hof waar mogelijk en nodig faciliteren. De afgelopen week werd ik getrakteerd op een kort voorjaarsreces. Vervolgens heeft het Franse voorzitterschap toch de beslissing genomen om een EU-top te organiseren waarbij dit op de agenda werd geplaatst. Ik vond het te belangrijk om Nederland daar te laten ontbreken. Ik heb het reces onderbroken om een duidelijk en krachtig signaal in deze bewoordingen kenbaar te maken. We mogen en we laten Oekraïne dan ook niet in de steek. Er zijn lopende projecten van Justitie en Veiligheid ter versterking van de rechtsstaat in Oekraïne en die zullen worden gecontinueerd zodra dat mogelijk is. Ik voel het dan ook als een persoonlijke opdracht om mij hier de komende jaren voor in te zetten en in te blijven zetten.

Voorzitter. Dit geldt ook voor de rechtsbescherming in ons eigen land. Daar hebben we het vandaag over. Daar wisselen we van gedachten over. Ik noem mijn portefeuille «dankbaar en tegelijkertijd ook moeilijk». Rechtsbescherming is een groot en belangrijk goed in onze democratische rechtsstaat en het gaat hier dan ook om mensen, de bestaanszekerheid van mensen. Het gaat over hun veiligheid, hun rechtvaardigheid en niet in de laatste plaats over hun vertrouwen. U sprak daarover. U refereerde aan de toeslagenaffaire en u refereerde aan Groningen. Als Minister voor Rechtsbescherming zie ik het als mijn opdracht om het vertrouwen te herstellen en te versterken. Hoe? Door het recht toegankelijker te maken, ook voor degenen met een kleine beurs, met een tijdige rechtspraak die consciëntieus te werk gaat, maar ook door conflictoplossing buiten de rechtszaal om.

Afgelopen weekeinde was ik in Amsterdam-Zuidoost. Ik sprak daar een bevlogen buurtrechter. Zij legde me uit dat het buurtrechtspraakproject in Amsterdam in november is gestart en dat ze al 30 zaken in het klaslokaal heeft behandeld. Het is laagdrempelig, toegankelijk en dicht bij de samenleving gebracht. Ik had veel respect voor deze professional in de justitiële keten. Ik besefte ook dat het mijn taak is, in samenwerking met u, om hun de middelen te geven om hun werk goed te kunnen doen. Het is onze taak om een stuk toezicht te versterken, maar ook om verder te bouwen aan een robuuste keten of om deze te realiseren. Ik denk dan ook dat dat een noodzakelijke voorwaarde is als je het vertrouwen wilt herstellen. Ik bezig ook de woorden «rechtvaardig» en «humaan». Dit is dan ook de lijn die u op dossiers in mijn portefeuille mag en kan verwachten.

Er ligt een enorme opdracht in het verschiet op het gebied van jeugdzorg, namelijk het verbeteren van de rechtsbescherming van de kinderen, maar ook die van de ouders. Dat geldt ook voor de verbinding van het juridische met het sociale domein. Ik kan Den Bosch aanhalen, waar ik recent was en waar ik zag hoe belangrijk het is om samen te werken en om integraal en integratief te denken. Enkelen van u vroegen daar ook naar: werk je langs elkaar heen of werk je «interdepartementaal» – ik heb het woord net een paar keer gehoord – met elkaar? Daarom hebben we onderraden. Zij kunnen beleid aan de voorkant afstemmen, zowel ambtelijk als politiek-bestuurlijk. Vervolgens gaat het ook om – mevrouw Van der Werf vroeg daarnaar – de daadwerkelijke uitvoering ervan en dat je die monitort en blijft volgen. Zo'n onafhankelijk inspectierapport – de Dienst Justitiële Inrichtingen is een van de uitvoeringsorganisaties waar ik vanuit mijn portefeuille primair verantwoordelijk voor ben – heeft mij wat dit betreft nog eens met mijn neus op de feiten gedrukt. Het geeft aan dat ik er scherp naar moet kijken en naar moet blijven kijken, en om niet alleen in woorden te blijven, maar daar waar nodig te sturen en u daar ook in te betrekken.

Voorzitter. Ik ga in op de vragen die mij zijn gesteld. Tot zover mijn algemene inleiding. Ik heb u toegezegd dat ik zou starten met slachtoffers. De heer Eerdmans en de heer Bisschop vroegen wat ik in deze kabinetsperiode ga doen om de positie van slachtoffers te borgen en wanneer ik de Kamer daarover informeer, en of ik nieuwe rechten ga introduceren voor slachtoffers. Ik heb net een belangrijk uitgangspunt van deze commissie geleerd. Als je iets niet gaat doen, leg dan ook uit waarom je het niet gaat doen. Maar maak ook duidelijk wat je wel gaat doen en hoe we gezamenlijk de verantwoordelijkheid kunnen nemen om een hoofddoel te realiseren. Ik leg uw woorden zo uit, mevrouw Van der Werf.

In het coalitieakkoord staat de positie van het slachtoffer verborgen. Daarmee onderstreept dit kabinet nog eens dat het er belang aan hecht dat de positie van het slachtoffer wordt geborgd, niet alleen in het recht maar ook in de praktijk. Het slachtoffer vraagt er niet om slachtoffer te worden. Hij of zij wordt vervolgens vaak ongewild onderdeel van een soms jaren durend strafproces. Als Minister voor Rechtsbescherming ben ik dan ook begaan met het lot van slachtoffers van criminaliteit, zeden en van alles wat u zich maar kunt bedenken. Conform het coalitieakkoord zal ik mij de komende periode dan ook hardmaken voor de stevige positie van slachtoffers in het recht en in de praktijk. Ik ben ook bewust naar Slachtofferhulp Nederland gegaan om met haar het gesprek aan te gaan, om in de praktijk kennis en kunde op te doen en om te leren en te luisteren naar hoe zij haar werk doet en waar ze niet bij betrokken wordt, en hoe we haar kennis optimaal kunnen benutten in de hele juridische keten. Laat ik dat vooropstellen. Daarin heb ik een paar dingen geleerd en daar ga ik nu op in.

Mijn focus ligt niet op de introductie van nieuwe rechten. Mijn focus ligt op het bestendig en tot goede uitvoering brengen van bestaande rechten. Ik geloof erin – ik hoop u aan mijn zijde te vinden – dat het slachtoffer niets heeft aan papieren wetten, maar hij of zij moet zich in de praktijk ergens op kunnen beroepen. De afgelopen jaren heeft u veel geïnvesteerd in het verbeteren van de positie van het slachtoffer in de wet en in de praktijk. Ik hoef maar te refereren aan de Wet uitbreiding slachtofferrechten. Met deze wet is de rechtspositie van slachtoffers verder versterkt, bijvoorbeeld door stieffamilieleden spreekrecht toe te kennen en spreekrecht bij tbs te introduceren over de beschermingsbehoefte van een slachtoffer. Deze zomer wordt die wet stapsgewijs ingevoerd. Dat is niet heilig. Ik weet dat we de usance hebben om de wet na vijf jaar te evalueren. Ik vind vijf jaar erg lang voor zo'n belangrijke wet. Ambtelijk ga ik de vraag ook stellen om dat naar voren te halen en om te kijken naar hoe de samenleving verandert en de positie van de slachtoffers daarin, en of ik snel tussentijds na, laten we zeggen, een periode van drie jaar met een wetsevaluatie kan komen om te kijken waar we staan. De sg schrikt zich rot op dit moment.

De afgelopen jaren is ingezet op het verbeteren van de bejegening van slachtoffers en ook op het vergroten van de mogelijkheden om hun schade te kunnen verhalen. Ik heb daar recentelijk een discussie over gevoerd toen we het hadden over de Innovatiewet Strafvordering, waarvan ik al vijf onderdelen in de praktijk aan het toetsen ben. Ik heb afgelopen week geleerd dat dat een evaluatie durante is. Ik vind het ook van belang om daar continu naar te kijken. U kunt hierin van mij dus geen noviteit verwachten. U kunt van mij verwachten dat ik een goede beslissing die u heeft genomen in de praktijk uitvoer, monitor en dat ik bij u terugkom om dat terug te koppelen. Ik doe dat niet over vijf jaar, want dat vind ik te lang. Zo kunnen we kijken of we doen wat we hebben afgesproken en of we het ook goed doen. Als ik ergens mee kom, ga ik niet alleen maar vertellen dat het niet goed gaat of dat het wel goed gaat, maar geef ik ook meteen suggesties over hoe het beter kan. Daarbij vergeet ik niet de opmerking die u heeft geplaatst en die ik niet heb overgenomen, en die weeg ik ook continu.

Ik wil ook ingaan op vergoeding van door slachtoffers geleden schade, maar ook over de goede bescherming van lijf en leden van slachtoffers en hun privacy. Ik wil daar met de ketenpartners nadrukkelijk het gesprek over aangaan en daar in de praktijk een veel betere invulling aan geven. Tijdens de gesprekken die ik tot nu toe heb gevoerd, is mij gebleken dat dit absoluut beter kan en beter moet. Wij voeren hier in juni een commissiedebat over. Vervolgens kom ik met een meerjarenplan, een update. Ik stel voor om daar inhoudelijk verder met elkaar over te spreken aan de hand van de facts, de figures en de feiten.

Voorzitter. Mag ik ingaan op een motie van de heer Eerdmans? Hij refereerde daarbij aan het woonverbod en hij verwees ook naar het WODC-onderzoek. Hij vroeg mij wat ik daarmee ga doen. Ik hoop dat het hem na mijn betoog dat ik zojuist heb gevoerd en gehouden, duidelijk is geworden dat de belangen van slachtoffers mij aan het hart gaan. Confrontaties met daders kunnen voor slachtoffers belastend zijn en zijn voor slachtoffers veelal belastend. In augustus 2021 heeft mijn ambtsvoorganger u geïnformeerd over hoe hij uitvoering heeft gegeven aan de motie. Hij wees u erop dat de huidige wet- en regelgeving meerdere varianten geeft voor het opleggen van een zogenaamd «woonverbod». Met de Wet langdurig toezicht is daar de mogelijkheid van een gedragsbeïnvloedende rol, een vrijheidsbeperkende maatregel, nog eens bij gekomen. Gelet daarop zie ik op dit moment dan ook geen aanleiding om aanvullende mogelijkheden te creëren om daders uit de woonomgeving van slachtoffers te houden.

Het WODC onderzoekt momenteel in welke mate de huidige wettelijke mogelijkheden om confrontaties tussen dader en slachtoffer te voorkomen, toereikend zijn. Ik wil eerst dat onderzoek en de resultaten daarvan zien. Als daaruit blijkt dat er meer mogelijkheden zijn om confrontaties tussen daders en slachtoffers te voorkomen, dan mag u van mij verwachten dat ik die serieus weeg en kijk hoe ik daar in de praktijk invulling aan kan geven.

Tot zover het kopje slachtoffers. Ik wil verdergaan met preventie.

De voorzitter:

Mag ik als voorzitter het volgende opmerken. Als ik het goed heb begrepen, zei de Minister zojuist: ik kom na het debat over het slachtofferbeleid met een meerjarenplan. Nee? Dan heb ik dat verkeerd gehoord. Ik hoor graag preciezer wanneer de Minister met zijn brief komt over het slachtofferbeleid.

Minister Weerwind:

Ik begreep dat we voor de zomer van 2022 een commissiedebat voeren, om precies te zijn in juni. Ik ga ervan uit dat we op dat moment over de update en de feitelijkheden spreken.

De voorzitter:

De Minister komt dus voorafgaand aan het commissiedebat van 1 juni met zijn brief over het slachtofferbeleid.

Minister Weerwind:

Voorzitter, mag ik verdergaan? Ik luister altijd naar de voorzitter. Ik ga verder met preventie. PvdA en JA21 hebben daar vragen over gesteld. Er zijn mooie ambities als het gaat om preventie, zoals het investeren in leefbaarheid in kwetsbare wijken. Maar in de tussentijd worden jongeren wel degelijk blootgesteld aan ondermijning. Hoe pak je dat aan? Hoe zorg je voor die interdepartementale samenwerking? En hoe verhouden de programma's zich tot elkaar? Ik ben blij dat ik spreek met de ervaring van een lokaal bestuurder en dat ik ook heb gezien wat dat betekent in een wijk. De PvdA sprak terecht al over de kwetsbare wijken en wat we daaraan moeten doen. Dat kan alleen als je het integraal aanvliegt vanuit het sociaal domein, vanuit wonen en daar waar nodig vanuit handhaving en toezicht. Hierdoor acteer je sneller. Het is daarbij ook zaak dat het lokale bestuur de beschikking heeft over een goede infrastructuur en de mensen in de wijk kent die invloed hebben op de jongeren, en dat er jongerenwerkers zijn die tussen de jongeren staan en met de jongeren spreken. Maar nu heb ik een andere rol en bevind ik mij in een andere positie. Daarom zeg ik dat ik wil samenwerken met relevante partners, het Ministerie van BZK, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, VWS, maar ook met de VNG en de gemeentes, om beleidskaders te realiseren voor preventie en om dat met gezag te laten landen.

Ik sluit aan op het rijksbrede programma Leefbaarheid en Veiligheid. De Minister van Justitie vroeg mij dat net. Ik heb gezien en geconstateerd dat je door het gemeenschappelijke doel dat je aan de voorkant uitspreekt en de interdepartementale samenwerking met alle disciplines die je nodig hebt om daadwerkelijk effectief te zijn tot resultaten kunt komen, van abstract naar heel concreet. Je moet het wel monitoren en blijven evalueren. Het is dan van gemeente tot gemeente ook weer maatwerkgericht. Rotterdam is geen Den Helder en Den Helder is geen Enkhuizen. Daar moet je op inspelen en oog voor hebben. Ik heb aangegeven dat de aanpak zowel kansen moet bieden, maar ook duidelijke grenzen moet stellen. Het is en-en. «Kansen bieden» zijn prachtige woorden wanneer ik het bijvoorbeeld heb over toeleiden naar werk, zorgdragen voor vroegsignalering, samenwerken met schoolbesturen en het realiseren en overeind houden van de veiligheid in en rond scholen. Jongerenwerk speelt hier natuurlijk ook een zeer belangrijke rol in. Maar het gaat ook om – ik noemde het net al – het versterken van die justitiële functies in de wijk. Dat gaat dan niet alleen om die rechter. Het zijn ook puur de wijkteams die een hele belangrijke oog- en oorfunctie hebben. Die moeten we aftappen en we moeten de kennis daarover beter abstraheren. We moeten trends zien en daarop inspelen. Ik wilde het hier qua interdepartementaal preventiebeleid bij laten. Mijn collega is daar net dieper op ingegaan.

Ik ga naar de sterke rechtsstaat. Mevrouw Ellemeet van GroenLinks stelde mij een vraag over de mentaliteitsverandering van de overheid en hoe ik de bescherming van advocaten ga verbeteren. Dat is een terechte vraag. De advocatuur is een belangrijke tegenmacht in onze rechtsstaat. Ze is onafhankelijk en heeft haar eigen positie. Dat is wel gebleken uit de conclusies van de kinderopvangtoeslag. Enerzijds horen daar passende vergoedingen bij. Ik heb de motie van Van Nispen en Azarkan uit moeten voeren, waardoor er structureel meer geld is uitgetrokken vanuit het scenario 1 van de commissie-Van der Meer. Ik zal er niet verder over bezigen. Daarnaast is het de bedoeling om binnen de stelselvernieuwing vergoedingen regelmatig te evalueren, maar ook daar waar nodig te herijken. Ik praat hier over het herstel van vertrouwen tussen burger en overheid, dat een van de speerpunten van dit kabinet is. Dat is een kabinetsbrede opgave. Daar moet ik ook invulling aan geven. Hoe ik dat doe? Ik wil onnodige procedures tussen burger en overheid binnen het bestuursrecht daadwerkelijk voorkomen.

Ik leerde dit weekeinde een paar dingen van de buurtrechter. Niet alles hoeft te leiden tot een juridische rechtszaak. Ze gaf aan dat ze veel van de 31 zaken die ze heeft behandeld in een conflictoplossing kon leiden. In Den Bosch leerde ik ook dat iemand die binnenkomt vaak denkt dat hij of zij een juridisch probleem heeft, terwijl het probleem – het is veelal een multiprobleem – meer in de sociale invalshoek ligt en daar verbeterd kan worden. Dat komt doordat het sociale en juridische domein dicht bij elkaar liggen. Het gaat erom dat je een netwerk hebt en dat je snel kunt acteren en een oplossing kunt geven. Zo zorg ik voor een zekere ontlasting van de juridische keten en praat de juridische keten over onderwerpen waar ze een uitspraak over moet doen. Dat gaat ook weer over vertrouwen in het recht en het herstellen van het vertrouwen tussen burger en overheid.

We doen op dit moment een heleboel pilots. Er zijn negen pilots van Divosa. Ik ga zo direct in op het Huis van het Recht in Heerlen, waar ik terecht een bezoek heb gebracht. Ook daar heb ik gezien hoe belangrijk het is om een breed netwerk te hebben om zo een probleem goed te kunnen analyseren en te duiden en te zien dat er mogelijk meer problemen spelen. Zo kan er een adequaat antwoord worden gegeven, soms door onorthodox en out of the box te denken.

Dan heb ik een vraag van het Kamerlid Van Nispen over rechtsbijstand. Laat ik duidelijk zijn dat gedupeerden van het handelen van de overheid, zoals bij de toeslagenaffaire en Groningen, gewoon moeten worden ondersteund door goede juridische bijstand. Daarbij is het mijn taak om hen te voorzien van een kosteloze rechtsbijstand, waarbij voorzieningen moeten worden getroffen om bijstand te kunnen bieden door goed gekwalificeerde advocaten. En – ik heb het net al gezegd – die advocaten moeten natuurlijk een redelijke vergoeding ontvangen. U hoort uit mijn woorden, gevoed door de praktijk, dat het zo laagdrempelig opgelost moet worden als mogelijk is.

Meneer Eerdmans, zeg ik uiteraard via de voorzitter, u stelde mij een vraag over lekenrechtspraak. U nam mij mee naar Duitsland. U vroeg mij: wat ga je ermee doen? Ik weet dat er in het verleden een onderzoek is gedaan naar de inpassing van lekenrechtspraak in Nederland. Ik vroeg er ook naar. Ik vroeg wanneer professor De Roos dat heeft uitgevoerd. Dat was in 2006. Ik weet dat ik in 2022 leef. De uitkomst van het onderzoek was dat er geen zwaarwegende principiële bezwaren zijn. Absoluut niet. De vraag was wel hoe je dit in de praktijk invoert en of het tot iets meer leidt. Is het van toegevoegde waarde? De conclusie was dan ook dat de invoering van lekenrechtspraak niet zonder meer de kloof oplost tussen de perceptie van het publiek dat er te laag gestraft wordt en de werkelijkheid. Een van de uitkomsten was ook dat het vertrouwen in de rechtspraak in landen waar wel lekenrechtspraak bestaat, niet groter is dan in Nederland. Invoering in Nederland betekent een gigantisch grote wijziging van het strafprocesrecht. Ik heb dus geworsteld. Ik heb geworsteld met de vraag welk antwoord ik u ga geven. U weet dat ik op dit moment met de modernisering van het Wetboek van Strafvordering bezig ben. Dat is een enorme klus. Het ligt er al acht jaar. Ik ben zeker voornemens het in deze bestuursperiode af te ronden. En dan luister ik weer naar mevrouw Van der Werf. Dan zeg ik: laat ik dat goed afronden en daar invulling aan geven. Ik vraag de commissie dan ook: dat goed doen alvorens ik noviteiten probeer en van alles half doe. Lekenrechtspraak komt er op dit moment dus niet. Ik weet dat u mij gaat achtervolgen tot de poorten van waar dan ook. Wat zegt u? Nou, ik hoop niet dat ik daar uitkom.

Het CDA heeft een vraag gesteld over advocaten die met drugsgeld worden ingezet tegen het gemeentelijk apparaat. Er is een motie ingediend om de gemeente te ondersteunen. De vraag is: hoe staat het daarmee? Laat ik vooropstellen dat ik samen met de Minister van Justitie van mening ben dat de overheid zo goed mogelijk geëquipeerd moet zijn om de strijd aan te gaan met drugscriminelen, maar ook met notoire klanten. Ik kan daar helaas over meespreken vanuit mijn praktijkervaringen in Velsen. Daar ben ik de strijd aangegaan tegen de misdaad in de haven. Ik heb geconstateerd dat de misdaad veelal over ongekende middelen beschikt. Zij kunnen ontzettend goede kennis inhuren: accountants en juristen in de breedste zin van het woord. U kunt de specialisten wel noemen. Dit is een punt en ik ben meer dan blij met de antwoorden die de Minister van Justitie en Veiligheid net gaf. Dit onderwerp is voor ons een belangrijk aandachtspunt. Naar aanleiding van de motie is er dan ook een verkenning gestart naar de vraag of een landelijk juridisch steunpunt die is gespecialiseerd in ondermijning de meest passende oplossing is. Daarbij kijken we ook naar mogelijke alternatieven om beter invulling te kunnen geven aan de behoefte vanuit de praktijk zodat we die kunnen steunen. We zullen de gemeente en ervaringsdeskundigen daar actief bij betrekken. Ik verwacht dat we later in het jaar, misschien wel dit eerste halfjaar, een gewenste oplossing kunnen bepalen om te kijken of we hier goed invulling aan geven. Ik kan daar op dit moment verder niets over zeggen.

Ik ging net al in op de vraag van de heer Van Nispen over het Huis van het Recht in Heerlen. Hij vroeg mij ook wat mijn reactie is op de initiatiefnota. Zoals ik net aangaf, zijn er binnen het programma Stelselvernieuwing rechtsbijstand meerdere pilots om te bezien hoe burgers beter geholpen kunnen worden met juridische, maar ook met sociale problemen. De pilot Huis van het Recht in Heerlen is daar een goed voorbeeld van. Het is waardevol en ik heb gezien hoe belangrijk de samenwerking op lokaal niveau is. Er zijn meer pilots. Die lopen tot het einde van dit jaar. Ik verwacht dan een zorgvuldige afweging te kunnen maken, waarbij ik kijk naar en me besef wat het beste aansluit bij de desbetreffende lokale situatie. Het is dus geen confectie, maar een stukje maatwerk. Ik kijk in dezen zeker naar de behoefte van rechtszoekenden. Die weeg ik mee. Voor het commissiedebat van 7 april kunt u van mij een kabinetsreactie verwachten op de initiatiefnota. Die zal ik uw Kamer toezenden. Ziet u dit maar als een toezegging.

U vroeg mij of ik met de stelselvernieuwing doorga in de lijn van mijn voorganger. U vroeg dat ook voor de inzet op aanbesteding en rechtshulppakketten. Ik heb u onlangs schriftelijk laten weten dat de stelselvernieuwing rechtsbijstand wordt voortgezet conform hetgeen in het coalitieakkoord staat. Ik voer daar momenteel gesprekken over met de betrokken partijen. Het is niet iets wat ik in een ivoren toren bedenk. Ik ga juist naar de Raad voor Rechtsbijstand, het Juridisch Loket en NOvA om in gezamenlijkheid de stelselvernieuwing voort te kunnen zetten. Ik doe dat samen met hen en ik besef me hoe belangrijk die samenwerking is. Ik verwacht voor de zomer uw Kamer te kunnen informeren over de uitkomst van de gesprekken.

Voorzitter: Michon-Derkzen

De voorzitter:

De heer Van Nispen heeft een interruptie op uw punt.

De heer Van Nispen (SP):

Het is heel goed dat de Minister zegt dat hij met de mensen zelf daarover in gesprek gaat, dus met de Raad voor Rechtsbijstand, het Juridisch Loket, de Nederlandse orde van advocaten en, ik hoop, de Vereniging Sociale Advocatuur Nederland. De Minister is ook op werkbezoek geweest bij het Advocatencollectief. Dat is heel goed. De Minister zegt dat hij de stelselvernieuwing gaat doorzetten, maar ik hoop wel dat hij een open blik houdt en kijkt of al die pijlers uit de stelselvernieuwing wel echt verbeteringen zijn. Is er ook ruimte voor voortschrijdend inzicht? Ik zeg niet dat de Minister moet zeggen dat hij stopt met de rechtshulppakketten of de aanbestedingen, maar die blik zou wel open moeten zijn. Als de Minister dus zegt dat hij doorgaat met de stelselvernieuwing en met de sector gaat praten, dan hoop ik wel dat er ruimte is om mogelijk te komen tot voortschrijdend inzicht. Dat hoopte ik voor het commissiedebat over de rechtsbijstand al van de Minister te vernemen.

Minister Weerwind:

Voorzitter Michon, ik had het gevoel dat ik mijn praktijkinvulling, flexibiliteit en lenigheid ook tentoonspreidt in deze commissie. Ik doe mijn uiterste best om te tonen dat ik geen in beton gegoten standpunten inneem, maar kijk wat Nederland nodig heeft, hoe ik daar intelligent op kan inspelen en hoe ik dat duurzaam kan maken. Zo zie ik ook de stelselvernieuwing tegemoet.

De voorzitter:

Ik zie de heer Van Nispen knikken. Hij is overtuigd. U vervolgt uw betoog.

Voorzitter: Van Nispen

Minister Weerwind:

Dank u wel, voorzitter. De heer Van Nispen stelde ook een vraag over de subsidieregeling jonge aanwas. Waarom is die nog niet verlengd? Hij heeft gelijk. Met 175 gehonoreerde verzoeken is het subsidieplafond van de vorige regeling bereikt. Daarmee is de regeling door haar eigen voorwaarden beëindigd. De NOvA zegt dat het een succes is en wil graag een verlenging van de regeling. U bent daarmee bekend. Daarom voeren wij momenteel het gesprek met de NOvA en de Raad voor Rechtsbijstand over hoe we de huidige regeling kunnen verlengen, of we een soortgelijke regeling moeten vormgeven en of we die dan met terugwerkende kracht moeten instellen. Dat gesprek wil ik eerst voeren. Ik ben daaraan de laatste hand aan het leggen.

Voorzitter: Michon-Derkzen

De voorzitter:

Een vraag op dit punt van de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Dat is dan ook mijn laatste interruptie. We hebben het allemaal goed bijgehouden. Ik hoop dat dit snel kan. Wij krijgen op dit moment verzoeken van advocaat-stagiairs die nog niet mogen beginnen omdat er nog onduidelijkheid is. Waarom is die onduidelijkheid er? Omdat niet alle advocatenkantoren zo ruim in de middelen zitten dat ze advocaat-stagiairs kunnen aannemen. Hier is dus echt haast bij. Ik hoop dat ik dat de Minister op het hart kan drukken. Daar koppel ik de vraag aan of de Minister bekend is met de totale staat van de sociale advocatuur. Die is zorgelijk geworden door het jarenlang uitblijven van de ruimere vergoedingen, die er nu eindelijk wel gaan komen. Door de jarenlange stilstand, of eigenlijk achteruitgang, zijn veel sociaal advocaten gestopt en is de jonge aanwas gestagneerd. Zo'n subsidieregeling is het allerminste wat we op de kortst mogelijke termijn zouden moeten invoeren.

Minister Weerwind:

Het is geenszins mijn bedoeling om de sociale advocatuur te beledigen met de woorden die ik nu ga bezigen, maar ik weet dat er sprake is van een zekere vergrijzing. Ik weet ook hoe belangrijk het is om ervoor te zorgen dat de jonge aanwas zijn positie vindt. Ik zie een mooie uitwisseling van diverse advocatenkantoren die ervoor kiezen om hun stagiairs gedurende een X-periode bij sociaal advocaten te laten stagelopen. Ik heb dat in de praktijkgesprekken ondervonden en daarnaar geluisterd. Ik besefte, en dat werd mij ook duidelijk gemaakt, hoe de sociale advocatuur problemen heeft om zich te kunnen financieren. Dus ja, ik hoor de urgentie. Als ik iets beloof in de tijd kom ik dat ook na. Daarom doe ik dat nu niet. Ik ben hiermee bezig en het heeft mijn aandacht.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Voorzitter: Van Nispen

Minister Weerwind:

Volgens mij heb ik dan alle punten gehad. O nee, er ligt nog een vraag van de heer Bisschop. Hij vroeg hoe ik ervoor ga zorgen dat daders hun straf niet ontlopen. Meneer Bisschop, iedere veroordeelde moet zijn of haar straf krijgen. Dat is mijn stelling. Elke onvindbare veroordeelde is er in mijn opinie een te veel. Ga ik ze dan ook allemaal vinden? Nee. Als ik dat ga beloven, jok ik. Dat is niet realistisch. Ik weet dat de tenuitvoerleggingsketen zich optimaal inzet om iedere veroordeelde zijn straf te laten krijgen. Sommige veroordeelden zien kans om naar het buitenland te vluchten. Wij hebben het instrument van risicotaxatie. Het OM beoordeelt daarbij of iemand vluchtgedrag zou kunnen vertonen. Via snelrecht of supersnelrecht kan de straf dan direct aansluitend ten uitvoer worden gelegd. Ook kan ervoor worden gekozen om een straf over te dragen aan het land van herkomst van een verdachte. Dat is instrumenteel.

Ik heb mij goed laten bijpraten door de Raad voor de Rechtspraak over hoe belangrijk het is om erbovenop te zitten, dit te volgen en te monitoren. Wat betreft cijfers: meten is weten. Ik kom nog van die generatie. Dit is een punt dat ik te belangrijk vind om voorbij te laten gaan. Ik volg de justitiële keten dus wel degelijk. U heeft mijn adagium gehoord.

Ik ben al ingegaan op de stand van de sociale advocatuur.

Dan kom ik bij de overige vragen. Dat zijn er een heleboel. Bij de inzet op het verbod van gokreclames word ik gewezen op de geschiedenis, waarin twee keer een motie is aangenomen. De vraag is wanneer er een verbod komt op de reclames. Ik hoor de zorg over 1 april. Laat ik helder zijn. Na eind februari en na het debat dat we met de Kamer hebben gevoerd, heb ik met de branches gesproken. Ik heb ook nadrukkelijk met de reclamesector gesproken. Ik heb duidelijk gemaakt dat het niet alleen de politieke werkelijkheid is die aangeeft dat wij klaar zijn met de gokreclames, dat we die niet meer willen en dat ze niet wenselijk zijn. Ik heb me ook goed laten informeren over de instrumenten die ik heb om te kunnen doorpakken. Nadat ik nadrukkelijk naar mensen met een gokverslaving heb geluisterd en met hen heb gesproken, heb ik de sector erop gewezen hoe ik dit op een wijze manier kan aanvliegen, zonder dat we blablabla zeggen en zodat dit goed landt. De hele samenleving kijkt mee. De media kijken ook mee in dezen, en niet te vergeten de branche.

U heeft de wet in oktober aangenomen. De gokreclames waren exorbitant. Dat heeft de branche zelf ontdekt. Die heeft het aantal reclames teruggebracht van drie naar één in een reclameblok. De branche heeft zichzelf maatregelen opgelegd. Ik heb aan de branche aangegeven: u heeft zich wat de Kamer betreft en wat mij betreft nog niet maximaal gestretcht; ik kom met een wetsvoorstel om dit aan te passen. Nogmaals, een wet heeft een doorlooptijd van twee jaar. Kan ik het in een jaar doen? Ja, dat kan. Dan ben ik supersnel. Tegelijkertijd zoek ik naar lagere spelregels om acties uit te zetten. Ik heb de branche ook gevraagd om haar verantwoordelijkheid te nemen, zoals ze dat gedaan heeft tussen oktober en 1 februari. De branche heeft een beweging gemaakt. Dat ben ik nu allemaal aan het papier aan het toevertrouwen. Dat kan uw Kamer in de komende week van mij verwachten. Dan laat ik u zien wat ik op de korte termijn, de middellange termijn en de langere termijn kan doen.

Dan de constitutionele toetsing. Een vraag van mevrouw Bikker was of de Minister niet alvast het toetsingsverbod uit artikel 120 van de Grondwet kan schrappen. Ik heb begrip voor uw wens. U wilt dat ik vaart maak met de constitutionele toetsing. U weet dat ik dit samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties doe. We werken aan een hoofdlijnenbrief en zijn voornemens die voor de zomer aan de Kamer te zenden. Wij gaan daarin in op de verschillende varianten en de inrichtingskeuze daarbij. Het alvast schrappen van artikel 120 uit de Grondwet is in feite al een keuze voor een bepaalde variant. Daarmee kies je eigenlijk voor de variant van de gespreide toetsing, waarin elke rechter kan toetsen aan de Grondwet. Dan zeg ik toch: lees de hoofdlijnenbrief. Daar komen wij mee.

Mevrouw Bikker vroeg mij ook wanneer het WODC-onderzoek naar zelfredzaamheid gereed is. Dat is voor de zomer.

D66 stelt mijns inziens de terechte vraag hoe je de recidivecijfers naar beneden krijgt. Het adagium daarbij is weer «meten is weten». Je wil eigenlijk voorkomen dat mensen het slechte pad opgaan. Hoe dan we dat? Met vroeg signaleren, bewustwording en het aanbieden van alternatieven. Gaan mensen toch de fout in, dan moet je maatwerk en een stuk begeleiding verrichten. Dat geldt zowel voor, tijdens als na detentie, ook bij toezicht. Je moet erbovenop zitten.

Mevrouw Bikker, u refereerde er net al aan: als je kijkt naar de justitiële keten, moet je ook kijken naar de preventiekant en de resocialisatie- en re-integratiekant. Mijn collega ging daar net al op in. Ik ga WODC dan ook nadrukkelijk vragen om die beide elementen in het model mee te nemen en te kijken hoe je die beïnvloedt. Op dit moment zijn ze nog niet meegenomen. Dit wordt los van elkaar gezien. Ik wil het integraal bekijken.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ik ben heel blij om dit te horen. Ik vind dit namelijk heel hard nodig. Ik heb alleen de volgende zorg. Een WODC-onderzoek is altijd heel goed en heel grondig, maar het duurt ook lang. In de tussentijd wordt er nu extra geld geïnvesteerd, ook in de keten. Ik zou het zeer te betreuren vinden als we de voorkant en de achterkant in die tijd zouden vergeten. Hoe gaat de Minister daar in de tussentijd mee om? Wat is zijn planning ten aanzien van het modelmatig stevig vastleggen – of eigenlijk beter nog: het vastleggen van de regels – van wat veiligheidsgeld voor de hele keten betekent, van preventie tot re-integratie?

Minister Weerwind:

Ik vind deze vragen terecht en ik vind ze ook technisch van niveau. Ik wil dat even goed uitwerken, om u een compleet antwoord te kunnen geven. Dat kan ik nu niet. Ik wil nadrukkelijk meewegen en aangeven dat ik dit van belang acht en dat u dit heeft uitgesproken. Ik deel uw opvatting en uw observatie. U zegt ook: ga niet wachten op een nieuw onderzoek, dat over een jaar of twee jaar klaar is. Ik ga dus kijken wat ik nu kan integreren, wat ik nu kan vragen en wat nu haalbaar en uitvoerbaar is. Ik vraag u ruimte om mij die kans te geven.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Heel kort. Dank aan de Minister voor deze toezegging. Ik ben daar blij mee. Ik zou aan hem willen vragen wanneer de Kamer daar iets meer over kan horen. U begrijpt: dat ik dit bij dit hoofdlijnendebat opbreng, betekent dat ik er zeer nieuwsgierig naar zal blijven en dat ik u blijf achtervolgen met nieuwe vragen. Het is daarom beter als we de planning nog net iets concreter maken.

Minister Weerwind:

Ik begrijp dat mevrouw Bikker mij achtervolgt tot de poorten van de hemel. Ik ga u daar schriftelijk antwoord op geven.

De voorzitter:

Kan de Minister daar dan een termijn aan koppelen? Dat was eigenlijk de vraag van mevrouw Bikker.

Minister Weerwind:

Ik laat mij ergens hierboven nu souffleren: voor de zomer. Dat vind ik rijkelijk laat. Ik ga op zoek naar manieren om dat zo spoedig mogelijk te doen. Ik durf even niet te zeggen dat u dat over een week of twee weken heeft, want dan wil ik dat ook nakomen. Geef mij even de ruimte om te kijken. Ik kom met een goed antwoord.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ik begrijp het dan zo dat het uiterlijk bij het meireces komt, maar hopelijk eerder.

De voorzitter:

De Minister heeft gezegd: zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk voor de zomer. Dat is wat de Minister zei. U kunt hem in de tweede termijn eventueel nog iets scherpers proberen te ontlokken.

Minister Weerwind:

Voorzitter, ik ben u dankbaar voor deze formulering.

Is er meer te zeggen over wanneer we meer horen over het nieuwe Wetboek van Strafvordering? Dat was een vraag van de heer Eerdmans. Ik heb de intentie het wetsvoorstel over het nieuwe wetboek zo snel mogelijk bij uw Kamer in te dienen. Op dit moment wachten we nog op het advies van de Raad van State. Mij is te verstaan gegeven dat het circa 1.000 pagina's zijn. Nadat ik het advies heb ontvangen, zal ik het zo spoedig mogelijk met u delen.

Three strikes out, een vraag van de heer Eerdmans. Meneer Eerdmans, we hebben het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum gevraagd onderzoek te doen naar de vraag of in geval van recidive van ernstige misdrijven een zwaardere straf door rechters wordt opgelegd. Laat ik vooropstellen dat op ernstige geweldsmisdrijven in Nederland al maximumstraffen staan. Dat heb ik duidelijk aangegeven. Bij het bepalen van de straf wordt dan ook rekening gehouden met recidive. Dat blijkt enerzijds uit jurisprudentie en anderzijds uit de oriëntatiepunten straftoemeting van het LOVS. Ik lees dit voor. Het LOVS is het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht.

Voorzitter. Naar mijn idee heb ik alle vragen nu beantwoord.

De voorzitter:

De heer Eerdmans is nog niet helemaal tevreden over dat laatste punt.

De heer Eerdmans (JA21):

Die oriëntatierichtlijnen ken ik ook. U leest voor hoe het wetboek in elkaar steekt. Mijn vraag is wat we doen met three strikes and you're out. Er is een motie aangenomen die zegt: kijk naar de mogelijkheden voor wetswijzigingen en breng in kaart hoe wij ernaartoe kunnen gaan dat als je drie ernstige geweldsmisdrijven pleegt, dat bij elkaar wordt opgeteld en je langdurig uit de maatschappij wordt verbannen. Daar gaat die motie van mijn collega Van der Plas over. Ik wil graag weten hoe de Minister die gaat uitvoeren.

Minister Weerwind:

Ik spreek via u, voorzitter, tot de heer Eerdmans. Ik mag hem niet rechtstreeks adresseren, is mij te verstaan gegeven. Ik kijk u wel aan. In alle eerlijkheid, ik ben niet bekend met die motie. Ik ga die dus eerst achterhalen. Vervolgens ga ik kijken hoe de motie is aangenomen, wat de strekking van de motie is en hoe de motie invulling heeft gekregen. Dat doe ik voor de zomer van 2022.

De voorzitter:

Ook dat noteren wij als een toezegging. Daarmee was ook de Minister voor Rechtsbescherming aan het einde van zijn beantwoording gekomen. Er is nog beperkte ruimte voor een tweede termijn. Ik stel een ruime minuut per fractie voor. Mag ik dat zo zeggen? Daarbij kijk ik allereerst naar zowel mevrouw Michon-Derkzen als de heer Verkuijlen om te zien hoe zij vanuit de VVD-fractie hun ruime minuut gaan verdelen.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Voorzitter. Dit is ook voor ons even wennen, maar het lukt goed. Ik dank beide Ministers voor hun uitvoerige beantwoording. In dit debat hoor ik bekende punten van mijn collega's. Ik vind dat heel vaak ook heel goede punten. We hebben allemaal vier minuten, maar zoals beide bewindspersonen zeiden: het is een scala aan onderwerpen, alles is belangrijk en alles moet morgen af. We doen er ook alles aan om ons land veilig te houden. Ik dank de Ministers en hun mensen voor hun inzet daarop.

Dan waar het allemaal om gaat. Voor je het weet, zitten we in allemaal stelseldiscussies, gaat het over aantallen en maken we het heel ingewikkeld. Vorige week, op 1 maart, kregen we de Veiligheidsmonitor. Ik wil hier toch even gezegd hebben dat het beeld uit de Veiligheidsmonitor is dat online fraude of digitale criminaliteit met procenten omhoogschiet. Hetzelfde geldt voor de onveiligheid bij vrouwen. Ik vond dat schrikbarende percentages.

In dit kader wil ik in mijn tweede termijn ook nog even aandacht vragen voor het plan van aanpak voor online fraude. Heel kort voor kerst is er een motie van mijn hand aangenomen in de Kamer. Dat plan zou er in het voorjaar zijn. Hoe staat het daarmee? Ik hoorde de Minister zeggen dat de Wet seksuele misdrijven eraan komt. Daar zit ook straatintimidatie in. Heb ik het goed dat we tegelijkertijd met de implementatie aan de gang gaan, zodat in het voorjaar ook de implementatie van deze wet zal komen?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Van der Werf.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil beide bewindslieden danken voor hun uitgebreide en prettige beantwoording. We hoeven weinig vragen terug te zoeken. Dat is altijd fijn.

Ik hoorde bij beide Ministers het belang van het meten en monitoren terug. Daar ben ik blij om. Tegelijkertijd komen er in de komende maanden allerlei brieven aan. Begin april komt er bijvoorbeeld een brief over het stelsel bewaken en beveiligen, en een brief over de aanpak van de georganiseerde criminaliteit. We krijgen voor de zomer ook de uitwerking van de preventieve aanpak. In al die brieven zou ik wel de doelstellingen en de indicatoren waar we het in de eerste termijn over hadden willen terugzien, zodat we niet alleen maar kijken wat we van plan zijn, maar ook hoe we dat gaan uitrollen. Op die manier kunnen we meetbaar maken wat we daar in de komende jaren mee gaan doen.

Voorzitter, dank.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Mutluer.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Het is altijd even spannend, zo'n eerste commissiedebat JenV. Ik bedank beide Ministers voor hun heldere beantwoording. Dat stukje over preventie kwam ook recht uit mijn hart. Volgens mij snapt de Minister voor Rechtsbescherming dat. Of heette dat in het vorige kabinet «voor Rechtsbescherming»? Nee, dat is nog steeds zo. Dan zeg ik het dus goed. Dat kwam ook recht uit uw hart. Ik onderschrijf dat volledig. Wij zullen het beleid aangaande preventie dat in de zomer komt goed bestuderen. Vanuit onze eigen ervaringen uit het lokale veld zullen wij de nodige input leveren. Het gaat namelijk echt om preventie, preventie, preventie, omdat voorkomen beter is dan genezen.

Met name jongeren moeten toekomstperspectief hebben. Ik was er zelf bij toen bij de lockdown door covid jongeren die eigenlijk onder de jongerenwerkers vielen opeens verleid werden en weer als koeriers werden gebruikt door drugscriminelen. Ze waren hen weer uit het oog verloren. Het belang van preventie en de samenwerking met andere departementen acht ik dus heel erg groot.

De voorzitter:

Heel kort nog.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Nog een aanvulling op de opmerking die net door de VVD werd gemaakt over de onveiligheid van vrouwen. Ik heb nog een vraag over de herziening van het wetboek. Die komt er, maar het duurt heel erg lang voordat een en ander geïmplementeerd is. Ik weet niet of ik antwoord van de Minister heb gekregen op mijn vraag daarover. Die betrof straatintimidatie en het eerdere initiatiefvoorstel van de PvdA en het CDA samen. Als de Minister vindt dat de implementatie te lang duurt, zijn wij best bereid om het van stal te halen en alsnog in te dienen.

De voorzitter:

Dank u wel. We vragen inderdaad een reactie van de Minister op dit specifieke punt. Mevrouw Kuik.

Mevrouw Kuik (CDA):

Voorzitter, dank voor de uitgebreide beantwoording van de bewindspersonen. Ik heb nog één vraag die openstaat. Daar hoop ik een toezegging op te krijgen. Die gaat over het haalbaarheidsonderzoek dat gepubliceerd is. Daarin is door Noord-Holland Samen Veilig en CKM de toegevoegde waarde van een online platform voor slachtoffers van criminele uitbuiting onderzocht. Stakeholders, hulpverleners, politie en advocatuur zeggen daarin: dit is iets wat we kunnen gebruiken. We hebben eerder een motie ingediend om te zorgen voor effectieve, concrete acties als het gaat om ondermijning en voorkomen dat jongeren daarbij betrokken worden. De vraag is of deze wordt opgevolgd. Zie de Minister ook dat het een effectief platform is? Gaat hij of zij daarmee aan de slag? Ik zit even te zoeken aan wie dat is. Hier zijn al eerder middelen voor gereserveerd, dus ik hoop dat het gebeurt.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Ellemeet.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Dank. Ook van mijn kant dank voor de uitgebreide beantwoording. Ik ben blij om te horen dat de Minister van JenV zegt dat zij serieus bezig is met de inspectierapporten en dat opmerkingen en kritiek geïmplementeerd worden. Dat is nog best een opgave, omdat het uiteindelijk gaat om een cultuurverandering. Sta je ervoor open? Reageer je niet meteen defensief? Het is dus goed dat de Minister daar zo bovenop zit.

Ik ben ook blij om te horen dat ze aangeeft dat we iets moeten met wat ik een «golfbeweging» noem: dan weer incidenteel geld erbij en dan weer bezuinigen. Op dit incidentele karakter van geld dat erbij komt kun je niet meerjarig bouwen. De Minister zegt: ik wil daar wat mee en ik ben ermee aan de slag. Is het een idee dat zij een duidelijke definitie geeft van wat ze onder «toekomstbestendigheid» verstaat, zodat wij met z'n allen weten wat dat betekent? Anders blijft dat een beetje hangen.

Ook veel dank aan de Minister voor Rechtsbescherming voor alle antwoorden. Ik ben blij om te horen dat hij zegt: we werken hard aan het vertrouwen tussen overheid en burger. Dat betekent dat je toegang tot het recht moet geven, maar ook dat je kijkt naar bredere oplossingen als je het recht niet nodig hebt. Dat heeft in zekere zin ook te maken met preventie, met voorkomen dat iets verder escaleert en dat je toch in een echt juridisch conflict terechtkomt. Ik ben nog wel benieuwd hoe hij die preventieve of brede aanpak samen met zijn collega's van andere departementen wil oppakken. Kan hij daar iets preciezer over zijn?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Eerdmans.

De heer Eerdmans (JA21):

Voorzitter, dank. Veel dank voor de antwoorden. Nog heel kort. Ik ben blij met de woorden van de Minister over de positie van slachtoffers. Ik ben iets minder blij, of eigenlijk helemaal niet blij, met de opmerking over de terugkeer van daders. Ik denk dat het nu tijd is voor een initiatiefwet. De VVD en JA21 zullen dat samen opnemen en daar werk van maken. Anders komt dat niet verder.

Ik ben blij met de toezegging over three strikes and you're out. Dat zal ons tegemoetkomen. Over lekenrechtspraak zult u mij op gezette tijden horen. Daar kan de Minister op vertrouwen.

Tot slot. Uit Rotterdam heb ik inmiddels de brief van mevrouw Yeşilgöz over Colombia gekregen. Die is dus binnen en zal worden bestudeerd.

Dank u wel.

De voorzitter:

U bedankt. Dan het woord aan de heer Bisschop.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, dank u wel. Ik wil beide bewindspersonen hartelijk danken voor de zorgvuldige beantwoording. Ik heb nog één punt waar ik nog een streep onder wil zetten. Dat is datgene wat ik een «integraal deltaplan interne veiligheid» heb genoemd. Inderdaad, er zijn allerlei adviezen. De Minister heeft aangegeven: wij gaan ermee aan de slag om die te implementeren. Ik heb daar nog niet helemaal het gevoel bij dat er een totaalplan is, meerjarig vastgezet, en dat de hele veiligheidsketen stapsgewijs versterkt gaat worden. Dat gevoel mis ik daar nog een beetje bij. Kan de Minister daar nog iets meer body aan geven?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Bikker van de ChristenUnie.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Dank ook voor de beantwoording aan beide bewindspersonen. Ik vind het heel prettig om dit hoofdlijnendebat te hebben. Ik kijk ook heel erg uit naar alle inhoudelijke debatten die gaan volgen. Als Kamerlid dat hier bijna een jaar Kamerlid is, heb ik eerlijk gezegd gemist dat we stevig met de thema's aan de slag gaan. Meneer Van Nispen vindt dat meevallen, maar ik denk dat dat meer kan. Maar goed, ik zal niks zeggen over wat meneer Van Nispen zei, want dat is lastig voor de voorzitter.

Aan de Ministers dus veel dank voor de beantwoording. Ik heb nog drie korte vragen. De eerste gaat over het feit dat de Minister van Justitie aangaf dat ze voor de zomer zal komen met een samenhangend verhaal ten aanzien van wijkagenten, boa's en al die taken meer. Ik zou haar willen vragen om de suggesties die ik deed ten aanzien van het landelijk gebied daar expliciet in te betrekken, en hoe wijkagenten ook daar aanwezig zijn. Ten aanzien van de stedelijke wijken die juist een duwtje kunnen gebruiken om te voorkomen dat de zware criminaliteit verder naar binnenkomt: hoe ziet zij dat, ook nadrukkelijk vanuit de positie van de wijkagent? Ik vrees dat we anders te veel op het gemeentelijk domein komen. Ik bedoel daarmee de scheiding waarbij de politie uiteindelijk degene moet zijn die de openbare orde en veiligheid handhaaft. Dat bedoelde ik. Sorry, ik werd even afgeleid.

Mijn tweede punt is het lachgasverbod. Eerder heb ik gezegd dat er iedere twee weken iemand overlijdt aan lachgasgebruik. Dus echt, Minister, kom snel met de antwoorden.

Het laatste punt: ik wil de Minister voor Rechtsbescherming zeer hartelijk bedanken voor zijn aanpak ten aanzien van preventie en reclassering, en hoe die een vervolg gaat krijgen in de ketenaanpak. Ik zie daar enorm naar uit.

Voorzitter: Michon-Derkzen

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Nispen voor zijn bijdrage in de tweede termijn.

De heer Van Nispen (SP):

Er zijn veel belangrijke vragen gesteld en opmerkingen gemaakt over het slachtofferbeleid, het belang van preventie, jeugd, georganiseerde misdaad, politie en het afpakken van misdaadgeld. Daar gaan we allemaal nog uitgebreid en inhoudelijk op terugkomen. Dat hebben we natuurlijk ook in het afgelopen jaar gedaan. Daarom zat ik even te fronsen.

In aanvulling daarop wil ik nogmaals het belang benadrukken van het tegengaan van tweedeling, op alle fronten, en juist bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Dat geldt natuurlijk voor het recht, dat voor iedereen toegankelijk moet zijn. Als alleen rijken hun recht kunnen halen, krijgen we klassenjustitie. Dat moeten we op alle mogelijke manieren blijven bestrijden. Wij signaleren dat ook op het gebied van veiligheid er een tweedeling en privatisering aan het ontstaan zijn, voor zover die er niet al is. Dat dreigt in onze ogen verder te gaan. De Minister onderkent en onderschrijft dat wel en ziet de risico's daarvan, maar ik had eigenlijk gehoopt op een diepere analyse. Waar komt dit vandaan? Wat is er aan het gebeuren? Zijn bijvoorbeeld de winsten van private beveiligingsorganisaties aan het stijgen? Wat kunnen we daartegen doen? Die diepere analyse zou ik graag nog van de Minister willen vragen.

De voorzitter:

Dank u wel.

Voorzitter: Van Nispen

De voorzitter:

Ik kijk of de bewindspersonen in staat zijn en bereid zijn om in tweede termijn te gaan antwoorden. Ik geef het woord aan de Minister van Justitie en Veiligheid.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Yes. Heel veel dank. Dank ook voor de aanvullende vragen. In verband met de tijd denk ik dat ik zonder inleiding en een mooie afronding gewoon even al die vragen doe, als het mag.

Mevrouw Michon vroeg hoe het zit met de motie over online fraude. De uitwerking daarvan komt voor de zomer naar de Tweede Kamer. Daar zijn we druk mee bezig.

Mevrouw Van der Werf vroeg: kunnen we in al die uitwerkingen en brieven die gaan komen indicatoren opnemen? Uiteraard. Die moeten structuur gaan bieden. Zoals ik al eerder zei, zal in de eerste brief niet meteen alles staan wat we in de komende drie jaar gaan doen. Dat is ook helemaal niet wat iemand heeft gevraagd. Stap voor stap, vanuit de hoofdlijnen, schrijven we waar we heen willen, wat de uitgangspunten zijn, wat de doelen zijn en hoe we alles met elkaar gaan meten. Wat mij betreft proberen we het gaandeweg steeds concreter te krijgen, als ik heel eerlijk ben. Dat zal in de ideale situatie work in progress zijn.

Mevrouw Mutluer, de straatintimidatieaanpak valt niet onder de herziening van het Wetboek van Strafvordering. Deze gaat over de nieuwe Zedenwet. Die ligt nu bij de Raad van State. Daar valt ook het initiatiefwetsvoorstel onder. Alles is daarin eigenlijk integraal meegenomen, kort door de bocht geformuleerd. Dat ligt nu bij de Raad van State. We doen dit zo snel als mogelijk. Het belang van implementatie ligt daarbij bij de uitvoeringsorganisaties. Daar kan mevrouw Mutluer vanuit de PvdA dus niet zoveel aan doen. Ik waardeer dat ze vroeg: kunnen wij als indieners of initiatiefnemers daar nog iets aan bijdragen? Nee, dat ligt inderdaad echt bij justitie en politie. Wij willen ervoor zorgen dat op het moment dat de wet er is zij daar goed mee overweg kunnen. Daarom zijn zij daar natuurlijk nu al mee bezig. Je kunt dat niet zomaar naar voren trekken. De wet ligt dus bij de Raad van State. Dat is een bredere wet. Die gaat bijvoorbeeld ook over het beter beschermen van slachtoffers. Zij hoeven niet meer te kunnen aantonen dat er sprake was van verkrachting als er bijvoorbeeld sprake was van dwang en geweld. Dat kan ook zo zijn als de dader had kunnen weten dat je het niet wilde. Op die manier ga je slachtoffers veel beter beschermen. U hoort al: dat luistert best nauw. Wil je een slachtoffer daadwerkelijk beter kunnen beschermen, dan moeten die organisaties daar goed mee overweg kunnen. Iets op papier zetten is nog maar één ding.

De heer Bisschop vroeg of er een soort totaalplan is om de keten te versterken. Ik denk dat een aantal zaken vanzelf bij elkaar zal komen. We zijn goed in gesprek met alle ketenorganisaties over de manier waarop we het geld dat extra is vrijgemaakt kunnen investeren. Hoe zorg je ervoor dat structurele middelen ook een structurele borging krijgen? Daar komen al die inhoudelijke plannen bij. Die gaan wij vervolgens ook in onze plannen aan u laten zien en hier neerleggen. In mijn hoofd komen op die manier de ambities en wat daadwerkelijk waargemaakt en geborgd kan worden bij elkaar. Ik zou willen voorstellen om dat in de komende tijd aan te zien. Ik denk dat we tegen de zomer al die grote stappen al wel hebben genomen. Dan kunnen we er ook met elkaar bij stilstaan of we voor onszelf een totaalplaatje hebben. Is het duidelijk of missen we nog iets? Op dit moment zijn al die organisaties daar druk mee aan de slag.

Mevrouw Bikker vroeg naar de visie op politie en boa's. Daarin kunnen we extra aandacht besteden aan de elementen over het landelijk gebied en de stedelijke wijken. Dat zal ik dus doen. Tegelijkertijd komt het ook op andere plekken terug, bijvoorbeeld na een gesprek met de politie of met de gemeente dat ik hier terugkoppel. Ik zal ook de preventieve aanpak van ondermijning en andere elementen aanstippen. Ik stel voor dat het op verschillende plekken terugkomt, zodat we het ook echt inhoud kunnen geven.

We gaan snel bezig met het lachgasverbod.

De heer Van Nispen had het over het tegengaan en voorkomen van tweedeling. Ik ben het met hem eens dat je dat op elk gebied zou moeten willen, maar zeker als je kijkt naar waar wij het vandaag over hebben: gelijke toegang tot het recht, en het feit dat iedereen zich op gelijke wijze beschermd voelt, of in ieder geval weet dat wij ermee bezig zijn om het zo veilig mogelijk te houden.

Ik denk dat de heer Van Nispen nu niet zit te wachten op een diepere analyse van mij, nu zo uit mijn mouw geschud. Preventie gaat bijvoorbeeld over investeren in kwetsbare wijken. Het gaat erom jongeren die kwetsbaar zijn of kunnen zijn beter te beschermen tegen grote criminelen en te voorkomen dat dat rolmodellen zijn, en te laten zien dat zij ook een andere kant op kunnen. In mijn beleving is het voor het ene kind een makkelijk pad om gewoon naar school te gaan, te gaan studeren en ergens te gaan werken, terwijl dat voor een ander kind een ingewikkelder pad lijkt, als iedereen om je heen crimineel is. Daar wil ik op die manier aandacht aan besteden. Ik kijk vooral vanuit de inhoud hoe we ervoor kunnen zorgen dat iedereen uiteindelijk gelijke kansen heeft op een eerlijk en integer bestaan.

Ik hoop dus dat we gaandeweg, met al die brieven die nog gaan komen, per keer bij dit punt kunnen stilstaan. Dit is namelijk een relevant punt. Volgens mij moet je per keer inzoomen, en niet er alleen maar op hoofdlijnen iets over zeggen en dan zeggen: daarmee hebben we dat behandeld. Ik hoop dat de heer Van Nispen zich erin kan vinden dat dit een terugkerend thema is.

De voorzitter:

Ik zie dat er behoefte is aan een interruptie. Eigenlijk wil ik de Minister voor Rechtsbescherming eerst het woord geven, gelet op de tijd. Daarna kijken we of er nog enkele interrupties mogelijk zijn. Als er een niet-beantwoorde vraag is, mag u die in één zin herhalen. Mevrouw Ellemeet.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Er was nog een vraag waar de Minister in tweede termijn op zou terugkomen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ja, dat is mijn fout. Ik was erg blij dat ik alle vragen die langskwamen meteen kon beantwoorden. Deze had ik mooi voor me uitgeschoven. Dat was de vraag hoe zowel nationaal als internationaal kan worden ingegrepen op platforms waarop onder andere extremistische of terroristische content wordt gedeeld. Het is goed om dat antwoord nauwkeurig te geven. De aanpak op het gebied van rechts-extremisme heeft de volledige aandacht.

In de brief van 26 oktober hebben we getoond waar het kabinet allemaal mee bezig is. We zijn daarin ook ingegaan op het beleid om rechts-extremisme en terrorisme tegen te gaan. De online aanpak van extremistische uitingen maakt daar ook deel van uit. In Europees verband draagt de EU-verordening bij aan het tegengaan van de verspreiding van terroristische online-inhoud. Nederland werkt aan de implementatie van deze verordening, die in 2022 in werking treedt. Die heb ik een paar weken geleden in de ministerraad besproken. We zijn er behoorlijk hard mee bezig om dat snel in orde te maken.

Daarnaast is er internationaal in toenemende mate aandacht voor rechts-extremistische online-uitingen, bijvoorbeeld in het EU Internet Forum. Daarin komen de Europese Commissie, EU-lidstaten en internetpartijen samen. Aan de ene kant hebben we dus de EU-verordening. Die implementeren we hier en daarmee gaan we ook nationaal aan de slag. Vervolgens zijn we op EU-niveau met de EU-lidstaten bezig om samen met internetpartijen te kijken hoe we een en ander nog meer kunnen tegengaan, om een vuist te maken tegen bedrijven die niet genoeg actie ondernemen. Daar gaat het uiteindelijk om. Daarvoor is het van belang om in Europees verband hierop te blijven inzetten, door kennis te delen en meer inzicht te verkrijgen in de rol die socialemediaplatforms en uiteraard algoritmes hebben in het verspreiden van extremistische en terroristische propaganda.

Ik zal samen met Duitsland de noodzaak van een versterkte Europese aanpak van extremistische content inbrengen. Hiertoe stellen we met Duitsland een informeel paper op. We zijn dus met hen aan het samenwerken. Daarin wordt voorgesteld meer gezamenlijk op te trekken in het aanpakken van aanbevelingsalgoritmes en zogenaamde «all tech platforms». Daar zullen we ook een Europees afstemmingsgremium voor gaan benutten. Ook wordt samenwerking gezocht met de EU-contraterrorisme coördinator, die hier ook erg mee bezig is. We gaan hier dus volop mee bezig, zowel hier, met onze directe buren als in breder Europees verband.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de Minister voor Rechtsbescherming.

Minister Weerwind:

Voorzitter, dank u wel. Kamerlid Ellemeet, u heeft een vraag aan mij gesteld over de preventieve aanpak, maar de vraag is mij niet helder. Zou het Kamerlid deze vraag kunnen aanscherpen?

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Het gaat erom dat de Minister aangaf: waar mogelijk willen we voorkomen dat het tot een rechtszaak komt en willen we voor de alternatieve aanpak kiezen. Daarvoor heeft de Minister samenwerking nodig met de gemeente, met VWS en misschien met andere ministeries. Ik vroeg me af of hij nog komt met een plan daarvoor, over hoe dat verder te verstevigen of verbreden.

Minister Weerwind:

Dat is helemaal juist. Juist nu moet je hierover met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten spreken, maar ook met diegenen die het werk daadwerkelijk doen. Dat doe ik bewust. Aan een buurtrechter, of in dit geval het Huis van het Recht, vraag ik hoe je dat netwerk aanlegt. Hoe zorg je ervoor dat een deel van de oplossing van het probleem, zoals een woning of volkshuisvesting en doorgeleiding naar werk, ook geboden wordt? Deels heeft men die instrumenten op lokaal niveau. Vaak vraag ik ook wat men daarin verwacht van de rijksoverheid. Hoe kan ik dit verder steunen?

Met de pilots die ik nu uitvoer, krijg ik een steeds scherper beeld van hoe dit Nederland wordt uitgeprobeerd. Aan het eind van het jaar heb ik zicht op die negen pilots van Divosa. Dan ga ik echt de balans opmaken. Dan ga ik kijken waar ik extra steun moet geven om te interveniëren en te steunen. Dat breng ik terug naar u, naar deze commissie. Daarover wil ik open het gesprek voeren. Dat is mijn idee. In de tussentijd volg ik dit nauwgezet. Helder?

Dan is mij een vraag gesteld over het online platform. Die vraag is eigenlijk aan ons beiden gesteld. Ik ga u een procedureel antwoord geven. Ik kan niet anders, want ik ken het online platform absoluut niet. Ik begrijp dat u dit voorjaar nog geïnformeerd wordt over de voortgang en uitwerking daarvan. Dat is de motie-Kuik, zo is mij te verstaan gegeven. Ik ga dus eerst maar eens mijn huiswerk doen en dan kijk ik of ik u ook inhoudelijk van dienst kan zijn.

De voorzitter:

Kort, mevrouw Kuik.

Mevrouw Kuik (CDA):

Dat kan ik begrijpen. Het is misschien aardig om een reactie te geven op het haalbaarheidsonderzoek. Anders vraag ik dat in een commissie. Dat onderzoek is gedaan. Ik ga ervan uit dat er vanuit het ministerie een reactie op dat haalbaarheidsonderzoek komt en dat daarbij ook de motie wordt meegenomen, met daarbij de vraag: kunnen we hierop doorpakken?

Minister Weerwind:

Dat ga ik doen.

De voorzitter:

Daarmee is er een einde gekomen aan niet alleen de tweede termijn van de beantwoording, maar ook aan dit hele commissiedebat. Ik wil de Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister voor Rechtsbescherming en hun ondersteunende ambtenaren heel hartelijk bedanken. Veel dank ook aan de ondersteuning hier vanuit de Kamer, maar ook aan de ondersteuning van de Kamerleden en niet te vergeten alle beleidsmedewerkers. Daarmee sluit ik dit commissiedebat. Fijne avond.

Sluiting 18.59 uur.

Naar boven