35 883 Aanpak voor herstel en perspectief voor jongeren

Nr. 1 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juli 2021

In deze brief informeren wij u over de aanpak voor herstel en perspectief voor de jeugd. Met deze aanpak, die diverse bestaande steunpakketten en een agenda voor de toekomst omsluit, wil het kabinet de negatieve effecten van de coronacrisis voor jongeren op korte termijn zoveel mogelijk wegnemen of verzachten en de uitgangspositie van jongeren in de samenleving op langere termijn versterken. De nadruk ligt op de leeftijd van 12 tot en met 27 jaar.

Jongeren zijn immers door de coronacrisis hard geraakt1. Tegelijkertijd ziet het kabinet ook veerkracht onder het merendeel van de jongeren, met name vanaf het moment dat meer maatregelen zijn versoepeld. Maar een belangrijke groep jongeren, vooral in kwetsbare positie, kunnen ook na de crisis nog nadeel van ondervinden van de coronacrisis. Dit wordt breed in de samenleving erkend. In deze brief geven we gevolg aan oproepen op dit punt aan het kabinet van de SER Jongeren Denktank Coronacrisis2 (JDC), lokale bestuurders3 4 en professionals, de VNG5 en de Kamerleden Ploumen6, Palland en Peters7.

Met deze brief erkennen we de gevolgen van de coronacrisis op de leefwereld van jongeren, laten we zien wat we al in gang hebben gezet om die gevolgen te beperken en geven we een beeld van de opgaven die nog voor ons liggen, in de vorm van een agenda voor een volgend kabinet. Deze brief gaat niet in op actueel coronabeleid op het gebied van maatregelen, testen en vaccineren. Dat gebeurt met de periodieke coronabrieven.

Wij zenden u deze brief mede namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Justitie en Veiligheid, en de Minister voor Rechtsbescherming.

1. CORONACRISIS RAAKT DE JEUGD HARD, MAAR DE JEUGD IS OOK VEERKRACHTIG.

Het JDC-rapport stelt vast dat al vóór de coronacrisis de positie van jongeren kwetsbaar was en de route naar perspectief voor jongeren niet langer kan wachten. Wij erkennen dat de coronacrisis die positie verder onder druk heeft gezet. In een aantal opzichten treft de crisis jongeren harder dan oudere leeftijdsgroepen: jongeren werken bijvoorbeeld vaker in flexibele banen en in sectoren als horeca en evenementenbranche. Ook de verschillen tussen de jongeren onderling zijn groter geworden. Vooral waar zij opgroeien in kwetsbare wijken heeft de crisis bestaande ongelijkheid vergroot. Door de maatregelen is bovendien een groot deel van het sociale leven weggevallen, terwijl contacten essentieel zijn voor de ontwikkeling van jongeren. Daardoor is de mentale belasting tijdens de crisis toegenomen. Op de verschillende nadelige gevolgen gaan wij nader in, op basis van de meest recente inzichten8. Hierbij stellen wij tegelijkertijd vast dat het met veel jongeren in Nederland voor de crisis juist heel goed ging en dat ook het merendeel van hen zich in de afgelopen periode heel veerkrachtig heeft getoond: elke jongere is anders, dé jongere bestaat niet.

Studievoortgang. De coronacrisis heeft in school en werk veel gevolgen voor jongeren. Onder meer door online lessen, verminderd contact met medeleerlingen en mentoren, afgelaste introductieweken, minder begeleiding bij het leren, beperkingen rond stages en verlies van bijbanen9. Deze gevolgen hebben de kansenongelijkheid vergroot. In kwetsbare wijken vinden we scholen met een relatief hoog aantal kinderen met achterstanden, in combinatie met een groter lerarentekort. Er bestaan vertragingen en achterstanden doordat op veel scholen leerlingen lang afstandsonderwijs moesten volgen. De steunmogelijkheden thuis worden bepalender voor het schoolsucces, waardoor kwetsbaarheid en ongelijkheid kunnen toenemen. Deze effecten worden versterkt door de verminderde beschikbaarheid van stages10. Voor sommige studenten heeft dit gevolgen voor de studievoortgang.

Positie op de arbeidsmarkt. Jongeren maken zich zorgen over hun kansen op de arbeidsmarkt111213. Ze hebben vaker dan andere leeftijdsgroepen een flexibel contract. Bovendien werken veel jongeren in sectoren die hard zijn getroffen door de crisis. Voor schoolverlaters betekent de afnemende werkgelegenheid minder kansen op een eerste (goede) baan. Tegelijkertijd zijn er de zogeheten kraptesectoren, zoals techniek, ict, onderwijs en zorg, die al langer veel moeite hebben vacatures te vervullen. Daarnaast leiden maatschappelijke uitdagingen zoals klimaatverandering en de daarvoor benodigde energietransitie tot nieuwe banen. De verwachting is dat de vraag naar personeel in deze sectoren de komende jaren groot blijft. Ook veranderen technologische ontwikkelingen, zoals digitalisering en automatisering, het huidige werk. Dit biedt kansen voor jongeren.

Eerdere crises hebben overigens laten zien jongeren zich vaak weer relatief snel herstellen als het economisch beter gaat. Aan het begin van de coronacrisis liep de jeugdwerkloosheid op van 6.3% maart 2020 naar 11.3% in augustus 2020 en deze is vervolgens gedaald naar 8.9% in maart 2021. In bijlage 3 is een analyse van de positie van jongeren op de arbeidsmarkt opgenomen. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie van de leden Palland en Peters over de mogelijke (litteken)effecten van de coronacrisis op jongeren14.

Jongeren met afstand tot de arbeidsmarkt extra onder druk. Ongeveer 300.000 jongeren van 16–27 jaar hebben een afstand tot de arbeidsmarkt. Zij kenden al problemen zijn structureel van aard1516, maar kwamen met de coronacrisis extra onder druk17. Het gaat vaak om jongeren met multi-problematiek, een migratie-achtergrond of een ouder die afhankelijk is van bijstand. Verder hebben zij minder vaak een startkwalificatie, vaker cognitieve of psychische problemen, vaker schulden en zijn vaker verdacht geweest van een delict. Ook sociale factoren kunnen een rol spelen, die veelal samenhangen met de sociale omgeving van de jongere. Hierbij is te denken aan verslaving, armoede, misbruik, ontbreken van positieve rolmodellen en een netwerk. Tenslotte gaat het ook om de vaardigheden en persoonlijkheidskenmerken waarover zij beschikken.

Jongeren in armoede. Jongeren hadden in vergelijking met andere leeftijdsgroepen al een hoger risico om in armoede te belanden. Uit onderzoek van het NIBUD uit 2016 naar schulden onder MBO’ers komt het beeld dat 37% van de jongeren een schuld heeft en één op de vier betalingsachterstanden. Meer dan 20.000 jongeren hebben geregistreerde problematische schulden18. Ook uit de BKR-schuldenmonitor blijkt dat er een stijgende trend in problematische schulden onder jongeren waar te nemen is de afgelopen jaren, nog los van de coronacrisis19.

Jongeren op de woningmarkt. Voor jongeren is het huren of kopen van een huis niet gemakkelijk. In de sociale huursector zijn er lange wachtlijsten en in de vrij huursector zijn de huurprijzen hoog. Ook in de koopwoningmarkt zijn er weinig betaalbare woningen beschikbaar. Veel jongeren wonen noodgedwongen nog bij hun ouders of betalen veel voor een kleine studentenkamer20. Deze problemen op de woningmarkt zijn niet ontstaan door de coronacrisis en ook niet per se direct verergerd, maar corona heeft deze problematiek urgenter gemaakt. Juist nu is een fijn (eigen) thuis hebben extra belangrijk voor jongeren en is er behoefte aan perspectief op een betaalbare prettige woonplek, nu en in de toekomst.

Flinke effecten op mentale en fysieke gezondheid. Bijna de helft van de jongeren ervaart psychische gezondheidsproblemen tegenover circa 17% van de Nederlandse bevolking21. Jongeren hebben sociale interacties met leeftijdsgenoten nodig voor hun ontwikkeling, maar ze zagen minder mensen en het contact was vaak digitaal. De coronacrisis lijkt grotere gevolgen te hebben voor het mentaal welzijn van jongeren dan op die van volwassenen. Een deel van de jongeren voelt zich vaker eenzaam of somber. Voor jongeren met een beperking, jongeren in het voortgezet speciaal onderwijs of in de jeugdhulp en thuiszitters, is deze periode extra zwaar geweest2223.

In november 2020 sportte 78% van de jongeren minstens vier keer per maand en in december was dat afgenomen tot 58%. In vergelijking met een jaar eerder (november en december 2019) was dit respectievelijk 81% en 73%. Deze daling is waarschijnlijk veroorzaakt door de coronamaatregelen24. Een ongezonde leefstijl is een voorspeller van veel ziektelast. Ook cultuurdeelname is ernstig beperkt door de coronacrisis, vooral aan activiteiten in groepsverband.

Zorgen over kindermishandeling en huiselijk geweld. Een veilige thuisomgeving is voor jongeren essentieel om zich te kunnen ontwikkelen. Of kindermishandeling en huiselijk geweld tijdens de coronacrisis daadwerkelijk is toegenomen, kunnen we niet eenduidig afleiden uit de beschikbare cijfers25, maar er zijn wel zorgen over. De meldingen bij Veilig Thuis tonen in 2020 ten opzichte van voorgaande jaren een lichte daling en tegelijkertijd een stijging van het aantal adviesvragen. De meeste Veilig Thuis-organisaties geven aan dat meldingen waarbij direct actie nodig is vaker voorkomen en dat de ernst van de problematiek toeneemt. In 2020 namen kinderen verder vaker contact op met De Kindertelefoon over de onderwerpen huiselijk geweld, incest en verwaarlozing dan het jaar daarvoor. Uit onderzoek onder gezinnen waar al geweld speelt, kwam overigens geen significante stijging van het geweld naar voren. Wel is het beeld gedifferentieerd: in sommige gezinnen ging het beter (minder drukte) en in sommige gezinnen ging het slechter. Tot slot waren veel jongeren online actief, wat ook gevolgen had voor toenemend online geweld.

Weerbaarheid onder druk. Uit een rondgang van Platform Jeugd preventie Extremisme en Polarisatie blijkt dat jongeren letterlijk minder zichtbaar zijn voor jeugdprofessionals. Fysiek contact is niet altijd mogelijk en de hulpverleners komen veel minder achter de voordeur. Daarnaast zijn jongeren door de crisis minder zichtbaar voor leerkrachten en hulpverleners. Zorgwekkende signalen worden daardoor soms gemist of later gezien. Onvoldoende weerbaarheid en veerkracht bij de jongeren draagt eraan bij dat jongeren vatbaarder zijn voor nepnieuws, (extreemrechtse) complottheorieën en ander radicaal gedachtegoed26.

Vinger aan de pols bij jeugdcriminaliteit. Recent onderzoek laat zien dat cijfers over jeugdcriminaliteit en recidive stabiliseren. De recidive is echter nog steeds hoog: ruim een derde van de jeugdige daders valt binnen twee jaar weer in herhaling. Tegelijkertijd is er sprake van een toename van ernstige delicten die zich concentreert bij bepaalde risicojongeren en in kwetsbare wijken27. De implicaties van de coronacrisis voor de ontwikkeling van jeugdcriminaliteit worden nauwlettend gemonitord.

Gevolgen in kwetsbare wijken groter. In kwetsbare wijken stapelen de gevolgen van de coronacrisis voor jongeren zich op2829. In de 16 geb ieden in 15 steden van het Programma Leefbaarheid en Veiligheid 30 woont 6% van de bevolking, maar 14% van de mensen met een bijstandsuitkering. De WOZ-waardes zijn lager, waardoor particuliere verhuurders en maatschappelijke instellingen juist daar hun vastgoed verwerven. Het lerarentekort is ongeveer twee keer zo groot als elders, de schooladviezen zijn lager en er wordt minder om hulp gevraagd. Door deze stapeling lopen veel bewoners vast op de arbeidsmarkt, in het onderwijs en in de hulpverlening. Het Sociaal en Cultureel Planbureau stelt heel recent dat vooral in deze kwetsbare wijken loopjongens geronseld worden voor grootschalige drugscriminaliteit. Vanwege persoonlijke kwetsbaarheid en ontoereikende sociale controle in de wijken maken dat juist hier in deze economische niche wordt voorzien, met ernstige gevolgen voor de betrokkenen en de samenleving31.

Caribisch Nederland. Ook jongeren in Caribisch Nederland zijn door de coronacrisis geraakt. Medio 2020 heeft UNICEF door het online inspraaktraject #MijnNieuweWereld aan jongeren gevraagd om hun mening te geven over de gevolgen van de crisis en hoe zij de toekomst zien32. De bijdrage van de jongeren resulteerde in adviesrapporten en een zelfgemaakt filmpje aangeboden aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze bevatten verschillende adviezen om hun leefomstandigheden te verbeteren en om de gevolgen van de coronacrisis te beperken. De Staatssecretaris van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties heeft hierover online een dialoogsessie gehouden met de kinderen. Op 16 juni 2021 is het rapport Als je het ons vraagt van de Kinderombudsman gepubliceerd: een onderzoek onder basisschoolleerlingen in Caribisch Nederland naar de ervaren kwaliteit van leven, de impact van de coronamaatregelen en hun wensen voor de toekomst33. De aanbevelingen sluiten aan bij de huidige beleidsinzet op het gebied van kinderrechten.

Jongeren willen betrokken worden. Uit verschillende onderzoeken onder jongeren34 komt naar voren dat 90% van de jongeren mee wil praten en denken over beleid, vooral op het gebied van onderwijs, klimaat, werk en de gevolgen van de coronacrisis. Het opzetten van (nieuwe) vormen van jongereninspraak wordt door een ruime meerderheid van de jongeren als positief gezien. Uit het gedragsonderzoek van de RIVM en GGD’en35 komt bovendien naar voren dat jongeren een groeiende mate van onrechtvaardigheid van het coronabeleid ervaren, zoals over de ongelijke verdeling van de lasten van de pandemie, en dalend draagvlak voor en naleving van met name de sociaal beperkende maatregelen.

2. ER IS VEEL IN GANG GEZET

Het kabinet wil dat alle jongeren veilig, gezond en kansrijk kunnen opgroeien. Dat jongeren zich kunnen ontwikkelen en meedoen. De coronacrisis heeft deze ambitie aanmerkelijk bemoeilijkt. Sinds het uitbreken van de coronacrisis is er daarom veel in gang gezet om negatieve effecten van de coronacrisis op jongeren te beperken en jongeren te ondersteunen, samen met gemeenten, scholen, sport, cultuur, jeugd- en jongerenwerk, ouders en vele anderen. Het kabinet wil graag lokale en regionale partijen in staat stellen om te doen wat voor jongeren nodig is.

Deze inspanningen hebben de vorm genomen van een breed spectrum aan programma’s en steunpakketten. Deze veelheid brengen wij in beeld, gebruikmakend van de domeinen van de Big Five3637, te weten: school en werk, inkomen, wonen, welzijn en ondersteuning. Hier voegen wij jongerenparticipatie aan toe, omdat die in elk domein van belang is. Bijlage 1 geeft het volledige overzicht, de hoofdzaken hiervan zijn in navolgende figuur opgenomen.

Op het domein school en werk heeft het kabinet het Nationaal Programma Onderwijs in het leven geroepen om verdere school- en studievertraging te voorkomen, vertraging te helpen inhalen, het mentaal welzijn van leerlingen en studenten te herstellen en de onderwijskwaliteit duurzaam te verbeteren. Daarnaast werkt het kabinet met de Aanpak Jeugdwerkloosheid samen met gemeenten, scholen en andere partners aan het terugdringen en voorkomen van jeugdwerkloosheid.

Op het domein inkomen heeft het kabinet een tijdelijke versoepeling ingevoerd voor jongeren tot 27 jaar in de bijstand, om jongeren tegemoet te komen in de door de coronacrisis toegenomen financiële onzekerheid en geldproblemen te voorkomen. Daarnaast zijn er extra middelen vrijgemaakt voor het tegengaan van armoede en problematische schulden.

Op het domein wonen heeft het kabinet diverse maatregelen getroffen om te komen tot een toegankelijke en betaalbare huur- en koopwoningmarkt voor jongeren en starters en om jeugddakloosheid te voorkomen, waarbij veel problematiek alleen opgelost kan worden door de krapte op de woningmarkt aan te pakken.

Op het domein welzijn zet het kabinet zich in om mentale gezondheid te verbeteren brengt daartoe samen met gemeenten en jongeren onder meer het Jeugdpakket en het Steunpakket Welzijn Jeugd tot uitvoering. Ook investeerde het kabinet meermalen in versterking van de jeugdzorg.

Op het domein ondersteuning werken we aan het ondersteunen van jongeren in hun weg naar volwassenheid. In het programma Zorg voor de Jeugd (Bijlage bij Kamerstuk 34 880, nr. 3 ) wordt samengewerkt met informele steunfiguren. Vanuit de Expertise-unit Sociale Stabiliteit en platform Jeugd preventie Extremisme en Polarisatie (JEP) worden gemeenschappen, gemeenten en professionals ondersteund in de verbinding met jongeren, het vergroten van weerbaarheid en de aanpak van problemen.

Op het domein jongerenparticipatie, tenslotte, is het traject Democratie en Jongeren gestart voor duurzame vormen van jongereninspraak en biedt Maatschappelijke Diensttijd (MDT) jongeren de mogelijkheid hun vaardigheden en talenten te ontwikkelen en bij te dragen aan de maatschappij via ontmoetingen met mensen met andere culturen en achtergronden.

Bijlage 2 laat zien dat het bestaande beleid aan vrijwel alle aanbevelingen van de Jeugd Denktank Coronacrisis tegemoetkomt, met uitzondering van het inrichten van een woonsubsidie omdat dit instrument volgens het kabinet niet doeltreffend is. In bijlage 3 lichten we de specifieke informatie uit waarnaar de motie van Palland en Peters vraagt.

3. WAT STAAT ONS NOG TE DOEN?

3.1. Vijf opgaven

Het kabinet is in de afgelopen periode intensief in gesprek gegaan met jongeren, gemeenten en professionals uit alle domeinen. Uit die gesprekken kwam veel waardering naar voren voor de erkenning van de door de coronacrisis versterkte problemen voor jongeren. Tegelijkertijd was er de behoefte aan een positieve benadering en bezorgdheid over een eenzijdige focus op het wegwerken van achterstanden.

Hiermee werd duidelijk dat niet alleen de coronacrisis bestaande problemen heeft vergroot, maar dat de crisis ook extra de verwevenheid van de leefdomeinen – vrienden, school, werk, zorg en ondersteuning – van de jeugd heeft laten zien. De noodzaak is gebleken om meer dan voorheen vanuit partnerschap tot een integrale aanpak komen, zowel tussen domeinen als tussen lokale en landelijke spelers. Het kabinet vindt dat het belangrijk is om voldoende aandacht te schenken aan domein-overstijgende opgaven voor de jeugd. Gebaseerd op de gevoerde gesprekken ziet het kabinet daarbij vijf domein-overstijgende opgaven: Integraal werken, Jongerenparticipatie (eigenaarschap), Bestaanszekerheid, Kansengelijkheid en Veerkracht. Graag gaan wij voor elk van deze opgaven nader in op de aard van deze opgaven en op de agenda voor het vervolg. Het is daarbij aan het volgend kabinet om te besluiten over de noodzaak van aanvullende stappen.

3.2. Integraal werken

Opgave

De effecten van corona op jongeren houden zich niet aan de grenzen van domeinen van jongeren. Dat geldt in het bijzonder in kwetsbare gebieden waar sprake is van een stapeling van problemen. Daarom is samenwerking nodig van organisaties, familie en vrienden rondom jongeren, op verschillende terreinen. Het is verder belangrijk om inzicht en overzicht te verschaffen, door verdere monitoring en extra aandacht voor de governance van de diverse initiatieven voor deze doelgroep. Door dit op te bouwen rond bestaande initiatieven kan er uiteindelijk op een slimme manier gekomen worden tot een effectievere inzet van middelen voor onderwijs, gezondheid, opvoeding, wonen, armoede en participatie. Er is immers vaak sprake van een samenloop van problemen. In 2016 bleek dat in ongeveer 80% van de zorgvragen die bij wijkteams binnenkomen schuldenproblematiek een rol speelt38. Er is veel onderzoek beschikbaar waarin de relatie wordt onderbouwd tussen geldproblemen en problematiek op andere leefdomeinen zoals gezondheid, werk, opvoeding en criminaliteit. Geldzorgen kunnen mensen mentaal volledig in beslag nemen en uitgroeien tot schulden- en armoedeproblematiek. Geldzorgen leiden tot stress, waardoor mensen minder goed in staat zijn om problemen op te lossen, informatie te onthouden, zich te concentreren en om prioriteiten te stellen. Met een integrale aanpak op deze domeinen zijn in het Nationaal Programma Rotterdam Zuid al enige jaren goede ervaringen opgedaan. De WRR spreekt in dit kader over een lager doe-vermogen 39.

Agenda

  • (1) Samenhang in aanpak voor jongeren in kwetsbare posities. Voor jongeren in kwetsbare posities is naast «zicht op hoe het gaat» ook nodig dat professionals goed in staat moeten zijn om gecoördineerde hulp te bieden.

    Door aanpassing van de Wet aanpak meervoudige problematiek sociaal domein (Wams) wil het kabinet onduidelijkheid wegnemen over de wettelijke grondslagen voor de verwerking van persoonsgegevens, om waar nodig te komen tot een domein-overstijgende samenwerking. Deze onduidelijkheid draagt bij aan handelingsverlegenheid bij organisaties en professionals om informatie te delen en belemmert daarmee gemeenten om passende ondersteuning te bieden aan inwoners. Het wetsvoorstel verankert hiertoe de wettelijke taak voor gemeenten voor een gecoördineerde aanpak van meervoudige problematiek op het sociaal domein en aanpalende domeinen zoals wonen, zorg en onderwijs, en de hiervoor noodzakelijke gegevensdeling tussen partijen. Hiermee zijn ook de juridische grondslagen en waarborgen voor de benodigde uitwisseling van persoonsgegevens vastgelegd.

    In het kader van deze brief is bijvoorbeeld relevant dat onderwijs een van de aanpalende domeinen in het wetsvoorstel is. Daarnaast is in de definitie van een cliënt in het wetsvoorstel opgenomen dat hier ook gezinsleden onder vallen. Hierdoor kan (onder voorwaarden) een gecoördineerde aanpak worden uitgevoerd voor meerdere cliënten binnen een gezin conform het adagium van één gezin, één plan, één regisseur. Jongeren hebben namelijk behoefte aan één aanspreekpunt.

    Ook is van belang de voorbereiding van een wetsvoorstel voor de uitbreiding van de monitoring door Regionale Meld- en Coördinatiefunctie tot 27 jaar (RMC). Er zal een vervolgtraject worden gestart gericht op her- en erkenning en de noodzaak van zorg en ondersteuning voor deze jongeren en hun gezinnen. Goede monitoring is dan ook op zijn plaats, onder andere op basis van casusgericht onderzoek. Uiteindelijk moet er met de beschikbare nieuwe inzichten en monitoring een helder beeld ontstaan over het effect van de verschillende samenhangende maatregelen.

    Momenteel wordt er via de landelijke aanpak 16–27 al veel ervaring opgedaan met hulp aan jongeren in een kwetsbare positie op weg naar volwassenheid40. Juist in de levensfase 16–27 verandert er veel voor jongeren, risico’s op het krijgen van schulden of dak- en thuisloosheid moet zo veel mogelijk voorkomen worden. Het kabinet roept gemeenten op om juist in tijden van corona oog te hebben voor de uitdagingen van jongeren in een kwetsbare positie.

  • (2) Kennis delen. Vanuit de kennis over wat werkt bij het verbeteren van samenwerking in het jeugddomein heeft het NJi een aantal principes aangedragen41. Daarnaast kan het stappenplan Samenhangende aanpak Coronasteunpakketten voor Jeugd voor Beleidsprofessionals behulpzaam zijn42. Dit stappenplan heeft het NJi ontwikkeld samen met VNG en onderwijsbranches primair voor gemeenten en schoolbesturen in het basis- en voortgezet onderwijs. Het stappenplan bevat werkbladen zodat gemeenten en schoolbesturen aan de hand van diverse vragen concreet aan de slag kunnen gaan in de regio. Ook wordt er dit jaar aandacht besteed aan het stappenplan tijdens diverse bijeenkomsten en webinars van de VNG, de Gelijke Kansen Alliantie en bijeenkomsten van gemeenten en samenwerkingsverbanden voor passend onderwijs. Wanneer beleidsprofessionals het stappenplan benutten leidt dit tot een weloverwogen en onderbouwde aanpak waarbij niet alleen ingezet wordt op effectieve samenwerking maar ook tot keuzes die leiden naar een aanpak die resultaten oplevert voor jeugdigen. Het stappenplan creëert daarmee een vliegwiel voor effectief werken in het brede jeugdveld waarin recente kennis over wat werkt wordt benut. Daarnaast is het belangrijk om best practices te delen, zowel op landelijk als op lokaal niveau.

    In de jeugdhulp is ook meer inzicht in de kwaliteit nodig (effectieve behandelingen). Hiervoor is het nodig dat professionals en aanbieders nog meer hun kennis en ervaringen delen over het gebruik van effectieve interventies. Om dit aan te moedigen gaan we in het kader van de Hervormingsagenda in gesprek met gemeenten en veldpartijen om hierover afspraken te maken. Hierbij maken we onder andere gebruik van de kennis vanuit het NJi en Zonmw.

  • (3) Ontschotting van regelgeving. Voor de langere termijn kan verkend worden of het mogelijk is om de verschillende wetten en regimes verder op elkaar aan te laten sluiten met soepele overgangen voor ontschot werken. Het gaat hier in het bijzonder om de Participatiewet, Jeugdwet, Wet Maatschappelijke Ondersteuning, onderwijswetgeving en de Zorgverzekeringswet. Uit de gevoerde gesprekken en ook uit het IBO Jongeren met Afstand tot de Arbeidsmarkt komt naar voren dat door lokale partijen schotten worden ervaren in het beleid tussen o.a. geldstromen, wettelijke kaders (waaronder leeftijdsgrenzen), en verantwoordingssystematiek. Hierdoor wordt bemoeilijkt de jongere zélf als vertrekpunt te nemen en echt maatwerk te bieden.

  • (4) Gebiedsgericht werken. In 16 gebieden in 15 gemeenten is sprake van een cumulatie van opgaven op het terrein van onderwijs, werk/armoede/inclusie, veiligheid en ondermijning, wonen en gezondheid43. Voor het interbestuurlijk programma Leefbaarheid en Veiligheid is een verkenning uitgevoerd van nut, noodzaak en mogelijkheden van een meerjarige rijksinzet voor een integrale maatwerkaanpak van deze stedelijk vernieuwingsgebieden. Op 28 mei j.l. zijn de uitkomsten van deze verkenning naar Uw Kamer gestuurd44. Deze impactanalyse geeft inzicht in de kosten en baten van een gebiedsgerichte aanpak van leefbaarheid en veiligheid. Het is aan een volgend kabinet om hier invulling aan te geven. Medio juni 2020 hebben 15 burgemeesters het Manifest Kom op voor de meest kwetsbare gebieden aan het kabinet aangeboden. De afspraak in de kabinetsreactie op dit Manifest staat onverkort overeind om bij versnellingen van relevante rijksinitiatieven bijzondere aandacht te geven aan de 16 gebieden waar de effecten van corona groot zijn45. Dit geldt bijvoorbeeld op het terrein van de schuldenaanpak, de aanpak van onderwijsachterstanden, de huisvesting van kwetsbare groepen, en maatregelen op het terrein van jeugdwerkloosheid. Op dit moment wordt gewerkt aan een strategie die erop is gericht criminaliteitspreventie, specifiek met de focus op jeugd en kwetsbare wijken en inzet van effectieve interventies, beter en steviger te verankeren in het staand beleid en meer in samenhang te brengen met de repressieve aanpak van criminaliteit. In de verdere uitwerking van deze wijkgerichte preventieve aanpak van (ondermijnende) criminaliteit zal verbinding worden gezocht met de bovenstaande aanpak46.

  • (5) Maatschappelijke initiatieven. Maatschappelijke initiatieven leveren een belangrijke bijdrage aan herstel en perspectief voor jeugd. In de corona-pandemie is hun waarde ontegenzeggelijk bewezen door hun integrale en inclusieve benadering en de gemeenschap als vertrekpunt. Publiek private samenwerking is van groot belang om te komen tot een breed draagvlak en effectieve en duurzame oplossingen voor de jeugd. De creativiteit en innovatiekracht vanuit het bedrijfsleven en burgerinitiatieven, expertise van de fondsen en onderzoekkracht van de kennisinstellingen dragen bij aan een doelmatige besteding van middelen. De Maatschappelijke Alliantie heeft hiertoe bijvoorbeeld initiatief genomen met een Alliantie Deltaplan Jeugd, die een vijftigtal scholen (in het basis- en voortgezet onderwijs) in kwetsbare wijken ondersteunt met een doelmatige besteding van de NP Onderwijs middelen.

  • (6) Effectief werken in de hele jeugdsector. Van veel methodes en interventies in het brede jeugdveld is onbekend wat de werkzaamheid is. We hebben te maken met een relatief jong kennisveld waar pas enkele decennia onderzoek naar wordt gedaan. Dit in tegenstelling tot de gezondheidszorg waar de effectiviteit van werken al veel langer een thema is. Dat we niet weten òf iets werkt, wil niet zeggen dàt het niet werkt. Maar dit onderstreept wel het belang om zicht te krijgen op werkzaamheid door in samenwerking met partijen in het jeugdveld een lerende beweging op gang te brengen en meer samenhang aan te brengen tussen de verschillende initiatieven. Het NP Onderwijs geeft bijvoorbeeld al een impuls aan het versterken van effectief werken in de onderwijssector, op het thema welbevinden verbonden met de databanken effectieve interventies van het RIVM Centrum Gezond Leven, Nederlands Centrum Jeugdgezondheid en het NJi.

  • (7) Aandacht voor vakmanschap van de cruciale professionals in het jeugdveld. De coronacrisis heeft krachtig aangetoond wat het belang is van een sterke institutionele basis rondom kinderen, jongeren, jongvolwassenen en gezinnen. Sterke scholen en jeugdorganisaties en versterking van de samenwerking tussen professionals in het jeugddomein zijn van cruciaal belang bij het herstel. Als we willen dat de professionals in onderwijs en jeugd uitvoering geven aan het herstel en perspectief, dan vraagt dat antwoorden op hoe-vragen. Het bieden van concreet handelingsperspectief. Het vraagt van professionals te blijven leren, reflecteren en zichzelf en elkaar te bevragen. Dat vraagt om facilitering (in de zin van tijd, ruimte, effectieve leermethoden en aanmoediging vanuit de organisatie) én om handelingsperspectief voor professionals op een aantal grote thema’s.

3.3. Jongerenparticipatie (Eigenaarschap)

Opgave

De coronacrisis benadrukt het belang om goed te begrijpen wat er écht speelt, en samen goed zicht te krijgen op de aanpak van urgente problemen én bredere vragen die spelen tussen de verschillende generaties. Het blijkt dat 3 op de 10 jongeren door de coronacrisis meer behoefte hebben aan politieke invloed47. Dit bevestigt de noodzaak om jongeren te betrekken bij de sociale crisis die corona heeft veroorzaakt. Door jongeren mede-eigenaar te maken van politieke beslissingen wordt hun stemgeluid beter gehoord en geïntegreerd. Het faciliteren en ondersteunen van eigen initiatieven is daarbij van primair belang. Daar is de uitdaging dat jongeren van diverse achtergronden zich gehoord en gerepresenteerd voelen.

Agenda

  • (1) Continue dialoog. Om de positie van jongeren in onze democratie te versterken moeten we fundamenteel anders denken over hun betrokkenheid. Er zijn veel te veel jongeren met ideeën die nog niet (kunnen) meepraten. Initiatieven die jongeren zelf starten, moeten meer erkenning krijgen en binnen bestaande structuren en besluitvormingsprocessen moet ruimte worden gemaakt voor de eigen perspectieven en agendapunten van jongeren. Dit vraagt een cultuurverandering, zoals genoemd in de kabinetsreactie op het rapport Bondgenoten in de Democratie 48. Veel verschillende partijen zijn daarvoor aan zet. Van jongeren zelf tot het kabinet, en van leraren in de klas tot u als Tweede Kamer. Bij voorkeur blijven we de beweging die nu gaande is ook in de komende jaren aanjagen vanuit het kabinet door ook zelf in gesprek te blijven met partijen als de Generatie Y. Het Jongerenpanel Mentale Gezondheid is hiervan ook een goed voorbeeld, zie paragraaf 3.6.

  • (2) Lokale ruimte en podia. Jongeren kunnen en willen meepraten over hun omgeving en het lokale beleid en moeten daarvoor ook meer mogelijkheden krijgen. Daarom stimuleren en faciliteren het Rijk en de VNG gelijkwaardige samenwerking tussen jongeren en gemeenten. In het najaar worden hiervoor drie regionale bijeenkomsten georganiseerd in noord, midden en zuid Nederland. Deze bijeenkomsten zijn bedoeld voor gemeenten die in navolging van de eerdere pilots ook een eigen experiment willen vormgeven met betrekking tot de inspraak van jongeren in het democratisch proces, maar ook voor andere geïnteresseerde gemeenten én jongeren. Na zes tot zeven weken wordt een digitale leer- en voortgangsdialoog voor elk van de gebieden georganiseerd en in aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van 2022 wordt een grote slotbijeenkomst georganiseerd. Door de betrokken jongeren en de deelnemende gemeenten wordt daarbij steeds gewerkt met een Community of Practice om het regionale leernetwerk van de experimenten te versterken.

  • (3) Bundeling van kennis. Voor het versterken van de positie van jongeren in de democratie vormen de samenwerking, kracht en kwaliteiten van bestaande jongerenorganisaties en jongereninitiatieven het startpunt, evenals de inzet van gemeenten. De kennis van de verschillende spelers over jongereninspraak en -participatie is momenteel nog versnipperd, waardoor het jongeren, professionals en beleidsadviseurs onvoldoende bereikt. Bundeling van kennis, het duiden daarvan, het vertalen naar handelingsperspectief en toegankelijk maken voor verschillende doelgroepen is nodig. Daarbij wordt er in meer generieke zin ook gekeken hoe de ervaringen met jongereninspraak-pilots, van het traject Democratie en Jongeren, op zowel lokaal, landelijk als digitaal niveau beter benut kunnen worden. Dit pakt het kabinet op met VNG, NJR, SER en NJi.

  • (4) Maatschappelijke Diensttijd. MDT is bijzonder geschikt om jongeren na de coronacrisis te ondersteunen en perspectief te bieden. MDT draagt bij aan oplossingen voor verschillende vraagstukken zoals mentaal welzijn, jeugdwerkloosheid, schulden, onderwijsachterstanden, maar ook eenzaamheid. Daarnaast betreft MDT een domein-overstijgend programma waar zowel Rijk als gemeenten over een breed scala aan domeinen heen samenwerken. Voor de (middel)lange termijn is het mogelijk dat binnen de overheid (Rijk en gemeenten) de ondersteuning van jongeren verder geïntegreerd wordt vormgegeven. Minstens zo belangrijk is om dit samen met jongeren zelf te doen, in lijn met de werkwijze bij MDT.

3.4. Bestaanszekerheid

Opgave

Bestaanszekerheid betekent dat de basisvoorwaarden op orde zijn: de zekerheid van voldoende en voorspelbaar inkomen, de zekerheid van werk of opleiding en van mee kunnen doen in de samenleving. Maar ook de zekerheid van een dak boven je hoofd in een geschikte en betaalbare woning. En in een veilige en prettige omgeving, met snelle en toegankelijke dienstverlening in situaties die de veiligheid bedreigen.

Agenda

  • (1) Preventie van geldzorgen. Een thema dat meer aandacht vereist is preventie van geldzorgen. Door de coronacrisis is de urgentie daarvan verder toegenomen. Geldzorgen staan niet op zichzelf. Ze leiden vaak tot veel stress en daardoor ook tot problemen op het terrein van werk, opleiding, huisvesting, gezondheid, opvoeding, ggz-problematiek, veiligheid etc. Door (eerste) signalen van geldzorgen als aanknopingspunt te benutten om kwetsbare groepen (waaronder kinderen en jongeren) vroegtijdig in beeld te krijgen en ondersteuning te bieden kunnen meer hardnekkige problemen worden voorkomen of opgepakt. De (lokale) overheid, scholen, werkgevers, vrijwilligersorganisaties, gezondheidsprofessionals en maatschappelijke organisaties moeten hierbij meer integraal een helpende hand kunnen bieden.

  • (2) Gelijke Kansen Alliantie en armoede. In opdracht van onder meer de Gelijke Kansen Alliantie (GKA) hebben de Hogeschool Rotterdam en de Hanzehogeschool Groningen een handreiking geschreven met praktische handvatten om de gevolgen van armoede voor de ontwikkeling van kinderen aan te pakken. De handreiking is in samenwerking met scholen tot stand gekomen en is bedoeld voor scholen binnen het primair en voortgezet onderwijs. Het Jeugdeducatiefonds (JEF) heeft de opdracht gekregen om de ontwikkelde handreiking op scholen te implementeren. Het JEF implementeert samen met de scholen de beproefde werkwijzen en deelt kennis over het signaleren van armoede, het doorverwijzen van ouders en het bieden van sociale steun aan ouders en leerlingen op school.

    Daarnaast verkent de GKA de komende maanden de mogelijkheden tot het opzetten van een landelijke thema-agenda rondom kinderarmoede, waarin de GKA samen met scholen, gemeenten en maatschappelijke organisaties aan de slag gaat met interventies en onderzoek in het kader van het tegengaan van kinderarmoede.

  • (3) Vroegsignalering en preventie. Veel van de problematiek waarmee jongeren van 16 tot 27 jaar te maken hebben begint niet pas bij 16 jaar. Het IBO Jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt49 en de voortgangsbrief daarop50 geven aan dat het van belang is om onverminderd in te zetten op vroegsignalering en preventie, om zoveel mogelijk te voorkomen dat kinderen en jongeren later in hun leven vastlopen. Belangrijk in dit verband is bijvoorbeeld de aanpak van schooluitval. Schooluitval kan uiteindelijk leiden tot langdurig thuiszitten en kan een kettingreactie van maatschappelijke problemen oproepen.

  • (4) Begeleiding van school naar werk voor kwetsbare studenten. Door jongeren in een kwetsbare positie extra begeleiding te bieden bij de start van hun loopbaan wordt voorkomen dat zij afstand tot de arbeidsmarkt opbouwen. De benodigde maatregelen zijn beschreven in het IBO Jongeren met afstand tot arbeidsmarkt en onderschreven door het kabinet51. Het gaat om meer integrale begeleiding in de overgang van onderwijs naar werk, een wettelijke regierol voor jongeren bij gemeenten, een sluitende registratie en monitoring voor jongeren in een kwetsbare positie en het mogelijk maken van maatwerk in wet- en regelgeving.

    Met de aanpak jeugdwerkloosheid zijn tijdelijk middelen beschikbaar gesteld aan scholen en gemeenten om betere begeleiding te bieden van school naar werk. Het IBO adviseert echter een structurele inzet op dit terrein. Een volgend kabinet kan, mede op basis van de ervaringen met de tijdelijk beschikbare middelen voor de aanpak jeugdwerkloosheid, tot een dergelijke inzet besluiten. Daarbij kan gedacht worden aan een samenhangend pakket van maatregelen waarbij scholen laatstejaars leerlingen en studenten helpen bij het vinden van werk of begeleiden naar een andere studie. De nadruk kan dan liggen op kwetsbare mbo-studenten en leerlingen in het praktijk- en speciaal onderwijs. De inzet is erop gericht de begeleiding bij het vinden en vasthouden van werk te continueren tijdens en na de transitie van school, naar werkgever en/of gemeenten. Scholen werken hierbij nauw samen met gemeenten en bedrijven. Gemeenten helpen jongeren die het onderwijs verlaten bij het vinden en vasthouden van werk. Dat combineren ze eventueel met bij- en omscholing om hun kans op een baan te vergroten. Ook bieden zij ondersteuning aan voortijdig schoolverlaters. Om perspectief te kunnen bieden aan voortijdig schoolverlaters, is het in beeld hebben en houden erg belangrijk. Hiervoor kan gedacht worden aan uitbreiding van de monitoring jongeren tot 27 jaar. Tot slot kan, bij een eventuele structurele aanpak, onderzocht worden of wettelijke verankerde nazorg door scholen en gemeenten kan bijdragen. Met deze activiteiten wordt via de aanpak jeugdwerkloosheid ervaring opgedaan. De resultaten hiervan kunnen worden meegenomen bij vormgeving van toekomstig beleid. Deze mogelijke vervolgstappen worden gesteund door gemeenten, sociale partners en de MBO-Raad. Op korte termijn wordt in het kader van de aanpak jeugdwerkloosheid door landelijke vertegenwoordigers van gemeenten, scholen en het kabinet een verklaring ondertekend, om de samenwerking tussen onderwijs en gemeenten in de overgang van onderwijs naar werk te versterken.

  • (5) Aanpak voortijdig schoolverlaten. In het studiejaar 2019–2020 waren er 22.785 jongeren die stopten met school zonder een diploma op het niveau van een startkwalificatie te halen5253. In de regionale aanpak voortijdig schoolverlaters gebeurt er veel om dit aantal verder terug te brengen54. PWC benoemt in haar onderzoek dat de aanpak verder kan worden versterkt door gerichte investeringen in preventieve begeleidingsprogramma’s. Daarbij zou met name ingezet moeten worden op het bieden van meer ondersteuning aan jongeren met complexe multiproblematiek. In het onderwijs hebben jongeren met multiproblematiek vier keer grotere kans op schooluitval55. Het CPB heeft laten zien dat met intensieve coaching schooluitval met 40% teruggebracht kan worden. Deze coaching is het meest effectief bij jongeren met een hoog risico op uitval en moet samen met andere partners plaatsvinden56. Hier zou de bestaande regionale aanpak voortijdig schoolverlaten meer op gericht kunnen worden.

  • (6) Kleine klassen mbo niveau 2 De belangrijkste manier om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren is via het onderwijzend personeel57. De onderwijsinspectie heeft in een onderzoek naar 30 succesvolle mbo -niveau 2 opleidingen laten zien dat in succesvolle onderwijsteams veel contact is tussen de student en de docent, mentor en stagebegeleider. De inspectie zegt hierover: «Studenten in niveau 2-opleidingen hebben behoefte aan een positieve benadering, een goede band met docenten/begeleiders en aan onderwijs op maat. De docenten hebben een intensieve pedagogische en didactische aanpak om in te spelen op deze onderwijsbehoeften. Kleine klassen en veel structuur zijn belangrijke organisatorische voorwaarden voor hun aanpak»58. Onderwijsteams geven aan dat het resultaat van hun aanpak hoge diplomering, nauwelijks uitval en goede uitzichten op een baan zijn59.

    Klassen op mbo -niveau 2 zijn gemiddeld 25% kleiner dan gemiddeld in het mbo, blijkt uit het onderzoek van PWC naar de toereikendheid van de bekostiging op niveau 2. Scholen geven aan dat dit nodig is omdat op niveau 2 relatief veel studenten te maken hebben persoonlijke of psychische problematiek en taal- en leerachterstanden. Mbo 2 heeft ook te maken met dalende prestaties, blijkt uit de Staat van het Onderwijs 2020. Op mbo -niveau 2 sluit de bekostiging echter niet aan op de werkelijke kosten van het onderwijs. Nu gebruiken mbo-instellingen bekostiging van de niveaus 3 en 4 voor mbo -niveau 2 klassen (kruisbekostiging). Op korte termijn weten mbo-instellingen dit nog tijdelijk op te vangen binnen hun totale budget, maar voor de langere termijn adviseert PWC een andere systematiek. PWC ziet namelijk een risico dat dat het verschuiven van budgetten van mbo -niveau 3 en 4 naar niveau 2 op termijn ten koste van de kwaliteit van het onderwijs op niveau 3 en 4 van gaat.

  • (7) Vormgeving kostendelersnorm. Het kabinet heeft in mei 2021 een verkenning naar een andere vormgeving van de kostendelersnorm aangeboden aan de Tweede Kamer. Vijf verschillende varianten zijn in kaart gebracht. De verkenning is opgesteld op basis van onderliggend onderzoek en signalen van organisaties uit het maatschappelijk middenveld, gemeenten, en uitvoeringsorganisaties zoals SVB en UWV. De verkenning is feitelijk van aard en doet vanwege de demissionaire status van het kabinet geen aanbevelingen. Een andere vormgeving van de kostendelersnorm is alleen mogelijk via een wetswijziging. Dit vergt een zorgvuldige voorbereiding op basis van een brede afweging met oog voor de uitvoerbaarheid en effecten voor de positie van uitkeringsgerechtigden.

  • (8) Maatwerk Participatiewet. Het Actieprogramma dak- en thuisloze jongeren heeft in samenwerking met Divosa, SZW en 14 pilotgemeenten gewerkt aan een handreiking voor gemeenten die heeft geleid tot een verbeterde toepassing van de maatwerkmogelijkheden binnen de Participatiewet voor jongeren tot 27 jaar. Het gaat hierbij om het toepassen van de jongerennorm, de vier weken zoektermijn en de kostendelersnorm. Er zijn landelijke kennissessies voor gemeenten georganiseerd om tot meer en beter maatwerk voor kwetsbare jongeren te komen. Ook is een rekentool ontwikkeld die gemeenten kunnen gebruiken om indien nodig een aanvulling op de jongerennorm vast te stellen zodat zij niet onder een bestaansminimum belanden als de ouders niet in beeld zijn of niet aan hun onderhoudsverplichting kunnen voldoen.

  • (9) Startersmonitor. Om extra ondersteuning te bieden voor alle starters die voor het eerst een huis willen huren of kopen wordt een startersmonitor ontwikkeld. In deze monitor wordt mede op basis van een vragenlijst onder starters gepresenteerd wat de situatie van starters op de woningmarkt is en hoe zij deze ervaren. Hiervoor wordt nauw samengewerkt tussen het Rijk, betrokken partijen die in 2020 de Week van de Starter hebben georganiseerd, en nieuwe partners.

  • (10) Woningvoorraad. Meer aandacht voor passende woonplekken voor jongeren is wenselijk. Het gaat dan om het creëren van meer (tijdelijke) woonruimte, door nieuwbouw, transformatie en het beter benutten van bestaande woningvoorraad door bijvoorbeeld woningdelen. Ook kan het gaan om integrale woonzorgarrangementen in samenwerking met woningcorporaties, particuliere vastgoedeigenaren en verhuurders, gemeenten en mogelijk ook het Rijksvastgoedbedrijf. De uitdaging de komende jaren blijft om voldoende betaalbare kleinere wooneenheden en onzelfstandige woonplekken, zowel los in de wijk als in geclusterde woonzorgvormen met passende zorg en begeleiding te realiseren voor jongeren die extra ondersteuning nodig hebben. Met de regeling huisvesting kwetsbare groepen is incidenteel voor 2020 en 2021 € 50 miljoen voor het versnellen van de realisatie van woonprojecten voor aandachtgroepen beschikbaar gekomen. Om het beleid ten aanzien van de huisvesting van de diverse aandachtgroepen op de woningmarkt (onder meer dak- en thuisloze mensen waaronder jongeren, ouderen, statushouders, arbeidsmigranten) meer integraal te benaderen, te versterken en te verbeteren, is een interbestuurlijke werkgroep ingesteld onder leiding van Bernard ter Haar met als taak met aanbevelingen te komen voor nieuwe werkwijzen en mogelijke aanpassingen in stelsels waardoor beleidsdoelen beter op elkaar kunnen aansluiten60.

  • (11) Regels rond huurtoeslag. Het afschaffen van de leeftijdsgrens van de huurtoeslag vergt een fundamentele wijziging met inhoudelijke en financiële gevolgen. De motie van de leden Lodders en Van Weyenberg61 over verbeteringen binnen het huidige toeslagenstelsel noemt ook aanpassing van de leeftijdsgrens in de huurtoeslag. In dat kader is geconstateerd dat de leeftijdsgrens in de huurtoeslag en het jeugdminimumloon momenteel verschillen en dat het te overwegen is om deze gelijk te trekken. Dat zou betekenen dat de leeftijdsgrens verlaagd wordt van 23 naar 21 jaar. Een nieuw kabinet zal hierover een integrale afweging moeten maken.

  • (12) Toekomstbestendige arbeidsmarkt. Op 23 januari 2020 (Bijlage bij Kamerstuk 29 544, nr. 970) heeft de Commissie Regulering van Werk – onder leiding van Hans Borstlap – haar eindrapport gepubliceerd over de veranderingen op de arbeidsmarkt en de mogelijke gevolgen voor de regelgeving. Daarnaast publiceerde de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) haar advies Het betere werk. De Commissie en de WRR hebben adviezen opgeleverd die de discussie over de regels rond werk verder helpen. Het toekomstbestendig maken van de arbeidsmarkt, met instituties die bijdragen aan een betere balans tussen wie werkt en wie werk geeft, is echter een kwestie van jaren – zo wordt dit ook door de Commissie omschreven. Het kabinet heeft de afgelopen maanden voorbereidingen getroffen die het volgende kabinet in staat stelt om de aanbevelingen uit de rapporten verder ter hand te nemen. Verder werkt het kabinet door op de volle breedte van het beleidsterrein van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Zo is de Tweede Kamer voorzien van een ambtelijke technische uitwerking van de inhoudelijke maatregelen uit het rapport van de Commissie. Zo wordt de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen uitgewerkt. De besluitvorming is aan het volgend kabinet. Het toekomstbestendig maken van de arbeidsmarkt en de veranderingen die daarmee gepaard gaan, hebben ook effect op jongeren. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan regelgeving rondom flexibele contracten. Ook het onlangs verschenen middenlangetermijnadvies van de sociaaleconomische Raad kan een belangrijke bouwsteen zijn in de formatie van het volgende kabinet.

3.5. Kansengelijkheid

Opgave

Kansengelijkheid vergroten vraagt de aanpak van structurele oorzaken. Niet iedereen heeft ondersteuning vanuit de overheid nodig voor een goede uitgangspositie. Bij kansenongelijkheid gaat het om inzet voor die groepen inwoners voor wie het bereiken van een goede uitgangspositie niet vanzelfsprekend is, omdat hun kansen op het gebied van gezondheid, talentontwikkeling of inzet op de arbeidsmarkt bedreigd worden. De overheid kan hierin een ondersteunende rol spelen. Ook online is veel nieuw ondersteuningsaanbod ontstaan, maar dat is niet voor iedereen gemakkelijk toegankelijk Er is behoefte is aan meer kennis en informatie om de informatievoorziening aan laaggeletterden en anderstaligen te verbeteren. Jongeren in een kwetsbare positie hebben meer steun en begeleiding op maat nodig dan jongeren zonder zorg of hulpvraag.

Agenda

  • (1) Samenwerking scholen en gemeenten. Een verdere versterking van de samenwerking tussen gemeenten en het lokale onderwijs- en jeugdveld is noodzakelijk. De samenwerkingsverbanden passend onderwijs en alle formele en informele partners in het jeugddomein hebben hierin een belangrijke verbindende rol. Ook kan er bijvoorbeeld meer aan sport, cultuur en vrijetijdsinvullingen via school en het gebouw worden aangeboden in de vorm van programmering op maat. Zo worden jongeren ondersteund om voor henzelf de beste keuze te maken in wat hen helpt bij hun ontwikkeling en loopbaan. Partners op lokaal niveau worden uitgenodigd om hiervoor met concrete voorstellen/initiatieven te komen. In het kader van het NP Onderwijs zal de Gelijke Kansen Alliantie haar inzet uitbreiden en intensiveren, dat biedt een goede basis voor lokale netwerken. Een coalitie van partijen, betrokken bij vrijetijdsbesteding jeugd buigt zich momenteel over de vraag hoe lokaal gemakkelijker samenhangende afspraken met gemeenten en lokale partners gemaakt kunnen worden62.

  • (2) Begeleiding vo. Voor de aanpak van de kansenongelijkheid die al bestond, bestaan ook mogelijkheden voor structurele maatregelen. Te denken valt aan extra en verrijkt onderwijsaanbod aan kinderen die van huis uit minder hulpbronnen hebben en om het onderwijs zo in te richten dat belemmerende factoren in de achtergrond van leerlingen minder effect hebben op de kansen die zij krijgen om hun capaciteiten te ontwikkelen. Daarbij valt te denken aan een intensivering van het beleid voor onderwijsachterstanden in het voortgezet onderwijs, o.a. door een actualisatie van de leerplusindicator of meer beleid gericht op de uitdagingen voor de leraren op deze scholen. Op vo-scholen met veel leerlingen met risico op achterstand komt problematiek samen en leerlingen in de klas hebben vaker ingewikkelde thuissituaties. Dat vraagt veel van leraren in de begeleiding van deze leerlingen en het vraagt ook om intensief contact met ouders en samenwerking met bijvoorbeeld wijkteams, maatschappelijk werk, jongerenwerk en jeugdzorg.

    In het kader van het NP Onderwijs wordt nu veel nadruk gelegd op het belang van kansrijk adviseren bij de overgang naar het voortgezet onderwijs. Ook worden nog subsidieregelingen uitgewerkt die brede brugklassen en het gebruik van capaciteitentoetsen door scholen stimuleren. Dit is bedoeld om de negatieve effecten van vroege selectie voor bepaalde groepen leerlingen te verkleinen.

  • (3) Monitoring en onderzoek. Gedurende de looptijd van het Programma monitort het Rijk de implementatie op scholen en door gemeenten in het lokale netwerk landelijk (implementatiemonitor). Deze monitor is bedoeld om meer inzicht te krijgen in passend vervolgbeleid. Daarbij wordt in kaart gebracht welke interventies scholen en gemeenten kiezen, met welke partners zij samenwerken (zoals samenwerkingsverbanden passend onderwijs en andere partners in het lokale netwerk van onderwijs en jeugd), welke uitvoeringsproblematiek zij ervaren en hoe de samenwerking binnen dit netwerk wordt ervaren. Naast de implementatie wordt een landelijk beeld gegeven van vertraging die een deel van de leerlingen heeft opgelopen en het inlopen daarvan (resultatenmonitor). Daarbij wordt onder meer gekeken naar schoolloopbanen, cognitieve opbrengsten en de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen.

    Scholen en gemeenten kunnen daarnaast gebruik maken van de extra data over jeugd die beschikbaar komen via het gezondheidsonderzoek na rampen. Het Rijk zal data uit het gezondheidsonderzoek na rampen en andere relevante monitors over de mentale gezondheid van leerlingen, eveneens betrekken in de landelijke monitoring.

    Voor het mbo en ho wordt aan de instellingen gevraagd om de studievertraging, studentenwelzijn en -tevredenheid te monitoren. Het Rijk gaat dit faciliteren. Dit wordt afgestemd met de sectorraden in het mbo en hoger onderwijs. Er zal zoveel mogelijk worden aangesloten bij bestaande bronnen en instrumenten. Daarnaast is er een implementatiemonitor, die de acties in kaart brengt die die instellingen, al dan niet gezamenlijk, opzetten.

    Daarnaast komt er een maatschappelijke begeleidingscommissie: het Platform Perspectief Jongeren onder leiding van Kim Putters. Deze commissie zal kijken of de maatregelen effect hebben op de levens en kansen van jongeren en wat er aan het einde van het NP Onderwijs nodig is om dat duurzaam voort te zetten. Deze begeleidingscommissie geldt voor het gehele NP Onderwijs, zowel voor funderend onderwijs als het mbo en hoger onderwijs.

  • (4) Gelijke Kansen Alliantie en onderwijs. Binnen het NP Onderwijs wordt gewerkt aan handvatten om de lessen van de Gelijke Kansen Alliantie te verbinden aan de beschikbare kennis over onderwijsondersteuning, ook op het domein van welbevinden en sociaal-emotionele ontwikkeling. Deze lessen helpen de schoolpraktijk en de samenwerking met de gemeentelijke partijen en de samenwerkingsverbanden passend onderwijs. Er wordt daarnaast in de kennisdeling bijgedragen aan het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid en aan de verbinding daarvan met de afspraken over de ondersteuningsstructuur in en om school. Kennisdeling gebeurt via praktijkkaarten bij het NP Onderwijs, via webinars en andere bijeenkomsten van onderwijspartners en gemeenten.

  • (5) Ondersteuning in en rond school. Gemeenten hebben naast scholen, besturen en samenwerkingsverbanden passend onderwijs een actieve rol in het NP Onderwijs door scholen, jeugdgezondheidszorg, welzijn, jeugdhulp, jongerenwerk, sport, cultuur, veiligheid en kinderopvang te verbinden. Daarom is er binnen het NP Onderwijs voor gekozen om middelen zowel via schoolbesturen als gemeenten te laten lopen en beide partijen via verschillende manieren te stimuleren met elkaar samen te werken. Het NJI heeft hiervoor een stappenplan ontwikkeld, dat gemeenten kunnen gebruiken als leidraad63. Een goede zorgstructuur op school en de verbinding daarvan met steun in wijk en jeugdhulp is van belang om tijdig de juiste zorg te kunnen bieden en schooluitval te voorkomen. De inzichten en opbrengsten van de aanpak Met Andere Ogen zijn hierbij ook relevant.

    Daarnaast biedt deze impuls om samen te werken tussen onderwijs en zorg ook een kans voor leerlingen die al voor corona te maken hadden met (school) uitval. Door een gebrek aan flexibiliteit van de zorg- en onderwijszorgstelsels, vaak in combinatie met complexe zorg- en ondersteuningsvragen van jongeren zelf of in de thuissituatie ontbreekt het voor deze jongeren aan de juiste combinatie van onderwijs, zorg en ondersteuning. Daar wordt op verschillende fronten aan gewerkt.

    Ook binnen het NP Onderwijs is er expliciet aandacht voor deze groep kinderen en jongeren, zowel bij schoolbesturen als gemeenten. Tevens zijn middelen vrijgemaakt voor de groep niet-ingeschreven kinderen en jongeren. Deze groep vraagt voortdurende aandacht en zorg, zij mogen niet uit beeld raken en hebben een benadering op maat nodig. Momenteel wordt gewerkt aan een plan hoe dit op de juiste plek terecht kan komen. Zodra er meer informatie bekend is wordt dit met de Kamer gedeeld. In de afgelopen jaren is al veel ontwikkeld om deze groep eerder en beter te ondersteunen en waar dat mogelijk is te ondersteunen bij de opbouw naar onderwijsdeelname. In de menukaart voor scholen is thuiszitters als thema beschreven. Een aanvullende praktijkkaart over effectieve aanpakken voor deze groep kinderen en jongeren wordt voor de zomer door Ingrado en NJi opgeleverd.

  • (6) Doorlopende ontwikkellijnen. Het is belangrijk om kwetsbare overgangen te beperken via een doorlopende ontwikkellijn tussen po, vo en vervolgonderwijs.

    Dat vraagt bijvoorbeeld om doorlopende leerlijnen. De verbinding met doorlopende ondersteuning van gezinnen en jeugd bij risicovolle overgangen vanuit het sociaal domein is hierbij van belang.

  • (7) Extra inzet in de klas en ondersteuning onderwijsprofessionals. Voor sommige interventies zal het nodig zijn om personeel individueel bij te scholen of om aan teamontwikkeling te doen. Middelen die scholen verkrijgen voor uitvoering van het NP Onderwijs, mogen ook worden ingezet voor die professionalisering van docenten en teams. Dit sluit aan bij de bouwstenen voor sociaal herstel van het SCP. Op deze manier heeft het programma langduriger effect dan enkel de huidige looptijd. Daarnaast willen we leraren en ander onderwijs(ondersteunend) personeel extra ondersteunen bij de uitvoering van het NP Onderwijs. Daarom is een deel van de aanvullende bekostiging voor de komende twee schooljaren specifiek bestemd om deze ondersteuning in de klas vorm te geven.

    Er zijn inmiddels diverse initiatieven ontstaan voor de inzet van studenten in het begeleiden van scholieren. Bijvoorbeeld in het vo met het platform studenteninzetopschool.nl, waarop verschillende landelijke en regionale initiatieven gebundeld worden. In het po heeft een deel van de steden in de G4 en Almere in de noodplannen opgenomen dat zij pabo-studenten tijdens de opleiding betaald inzetten in het onderwijs. Het kabinet juicht deze initiatieven toe. Studenten kunnen meer werkervaring opdoen en kennismaken met het lerarenberoep en de lerarenopleiding, de werkdruk van leraren verlichten en bijdragen aan de continuïteit van onderwijs. Bij al deze initiatieven is het van belang om aandacht te hebben voor de belasting van de studenten en te voorkomen dat zij studievertraging oplopen.

  • (8) Gelijke kansen naar werk of stage. Vanuit het kabinet wordt stevig ingezet op gelijke kansen bij de zoektocht naar baan of stage voor bijvoorbeeld jongeren met een migratieachtergrond (zie ook bijlage 1 Gelijke kansen naar werk of stage). Het wetsvoorstel Toezicht gelijke kansen bij werving en selectie is in december 2020 naar de Kamer verstuurd. Bedrijven krijgen daarmee de wettelijke verplichting om beleid te voeren, gericht op het bevorderen van gelijke kansen bij werving en selectie. Dit geldt ook voor de werving en selectie van stagiaires. Na het aftreden van het kabinet is dit wetsvoorstel controversieel verklaard. Dit wetsvoorstel is nu aan het volgend kabinet.

  • (9) Gezondheidsverschillen. Een kind dat gezond opgroeit heeft betere kansen omdat het zich fysiek, mentaal en sociaal beter ontwikkelt. Een gezonde leefomgeving is daarbij van groot belang64. De kansen op een goede gezondheid zijn ongelijk verdeeld. Mensen met een lage opleiding leven gemiddeld 6 jaar korter en hebben een levensverwachting in goed ervaren gezondheid die 15 jaar lager is dan mensen met een hoge opleiding. Dit is zorgwekkend. De Raad voor Volksgezondheid en Samenleving heeft hier recent over geadviseerd met het rapport Een eerlijke kans op gezond leven. De kosten van een ongezonde leefstijl zijn hoog. Roken, alcoholgebruik, te weinig bewegen en ongezonde voeding, waren in 2015 verantwoordelijk voor bijna 20 procent van de ziektelast, ruim 35 duizend doden en € 9 miljard aan zorguitgaven. Met het Nationaal Preventieakkoord hebben meer dan 70 partijen dan ook ambities afgesproken om roken, overgewicht en problematisch alcoholgebruik terug te dringen. Zo is het de ambitie dat roken in 2040 is afgenomen tot 5% (in 2018 23%), overgewicht tot 38% (in 2018 50%) en problematisch alcoholgebruik tot 5% (in 2018 9%). Met name bij roken en overgewicht zijn de gezondheidsverschillen groot. De huidige inzet bestaat uit meer dan 200 maatregelen en acties, waaronder acties gericht op lage SES. Denk aan wetgevende maatregelen, ondersteunende programma’s en pilots in domeinen als onderwijs, sport, wijk en zorg, en campagnes. Het RIVM heeft berekend dat dit een flinke stap op weg is, maar niet voldoende om de gestelde ambities te bereiken. Het RIVM heeft recent geadviseerd welke aanvullende maatregelen overwogen kunnen worden met oog op de gestelde ambities. Het realiseren van de ambities draagt ook bij aan het dichten van de gezondheidsverschillen. Het nieuwe kabinet dient te bepalen of en hoe invulling wordt gegeven aan dit advies.

In de coronacrisis zijn de sociaaleconomische verschillen in sport- en beweegdeelname vergroot. Vanuit het Nationaal Sportakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 30 234, nr. 185) zet het kabinet in op het vergroten van de (financiële) toegankelijkheid van sporten middels het Jeugdfonds Sport en Cultuur. Daarnaast is de inzet gericht op een gezonde (sport)omgeving bij de sportverenigingen, meer sporten en bewegen rond en in de scholen (Gezonde School) en wijken (met de buurtsportcoach en JOGG programma). Ook via de Buitenspeelcoalitie wordt het voldoende bewegen door kinderen en jongeren gestimuleerd. Vanuit het Maatschappelijk Steunpakket Jeugd wordt op sportgebied nog in 2021 ingezet op het bereik van juist de kwetsbare groepen in onze samenleving zoals kinderen en jongeren die leven op of onder de armoedegrens, dak- en thuislozen, schoolverlaters en jongeren met een beperking. Voorbeelden van deze projecten zijn de activiteiten van stichting Life Goals, Fonds Gehandicaptensport en Special Olympics.

3.6. Veerkracht en mentaal welzijn

Opgave

De bij een deel van de jongeren toegenomen angst, somberheid, eenzaamheid, verminderde schoolresultaten en sociale contacten zijn normale reacties op een uitzonderlijke periode. Te verwachten is dat jeugdigen, gezinnen, scholen en sociale netwerken in samenspel met elkaar de nodige veerkracht laten zien om na de crisis de draad weer op te pakken65. In sommige gezinnen kwam er juist meer rust doordat er minder moest. Ook kregen kinderen en jongeren meer maatwerk, bijvoorbeeld van school en van de hulpverlening. Daar hadden ze vaak duidelijk baat bij. Tegelijkertijd is er een groep jongeren die extra hard worden geraakt door de coronacrisis en ook op de lange termijn hiervan de gevolgen zullen ondervinden, bijvoorbeeld jongeren met een chronische ziekte of in een kwetsbare thuissituatie. We willen jongeren en gezinnen op tijd ondersteunen en hulp bieden als dit nodig is. Het versterken van de veerkracht en het vergroten van het mentaal welzijn van jongeren is nauw verbonden aan bestaanszekerheid en kansengelijkheid. Veerkracht van jongeren wordt ook bepaald door de veerkracht van het gezin, de veerkracht van de wijk en de maatschappij. Werken aan veerkracht van jongeren betekent dus ook werken aan opgaven die de maatschappelijke veerkracht versterken en inclusie en kansengelijkheid bevorderen.

Agenda

  • (1) Monitoring en verdiepend onderzoek. We weten niet goed wat de gevolgen en impact zijn van de coronacrisis op het mentaal welzijn op de lange termijn. Daarom is het belangrijk om het mentaal welzijn van jongeren te blijven volgen en monitoren. We zijn met verschillende partijen in gesprek om op korte termijn de monitoring verder vorm te geven, bijvoorbeeld door de doorontwikkeling van de vierjaarlijkse Gezondheidsmonitor Jeugd. Ook is verdiepend onderzoek nodig. Daarbij zijn de belangrijkste vragen welke groepen achterblijven en wat nodig is om dat te verbeteren.

  • (2) Jongerenpanel mentale gezondheid. Met de Nationale Jeugdraad zijn we in gesprek om samen met jongeren een Jongerenpanel Mentale Gezondheid op te zetten. Dit panel kan inhoudelijk richting geven aan kansen die zich voordoen op het beleid rondom mentale gezondheid.

  • (3) Tegengaan van kindermishandeling en huiselijk geweld. Het is gewenst dat professionals elkaar snel weten te vinden bij complexe zaken van huiselijk geweld en kindermishandeling. Hierbij is te denken aan een deskundigheidsimpuls op het gebied van online geweld, onveiligheid en hulp, aan activiteiten om te werken vanuit de gezamenlijke visie Gefaseerd samenwerken aan veiligheid bij de verschillende ketenpartners, aan het versterken van de lokale teams op het thema veiligheid en aan multidisciplinair hulp te organiseren in gezinnen waar structurele onveiligheid speelt en sprake is van complexe casuïstiek ondersteunen. Ook binnen het NP Onderwijs is expliciet aandacht gegeven aan kindermishandeling en huiselijk geweld66.

  • (4) Mentale gezondheid in het onderwijs. Sociaal en emotioneel welbevinden is een onderdeel van het NP Onderwijs. Leerlingen hebben ook op sociaal emotioneel vlak en qua mentaal welzijn grote hinder ondervonden van de coronacrisis en de schoolsluitingen. In de schoolscan is daarom ook aandacht voor hoe de veerkracht te versterken en zicht te krijgen op deze achterstanden. Op de menukaart van staan handvatten voor de aanpak van mentaal welbevinden beschreven. Scholen krijgen geld om interventies te realiseren, o.a. in het kader van de sociaal-emotionele ontwikkeling en het mentaal welzijn. Daarnaast is speciaal een aparte praktijkkaart voor welbevinden ontwikkeld67. Aanvullende praktijkkaarten op dit thema zijn in voorbereiding. De handvatten voor scholen worden door samenwerkende kennispartners68 verbonden met mogelijke gemeentelijke inzet op het versterken van mentaal welbevinden en leefstijlinterventies. De middelen uit het NP Onderwijs kunnen ook voor de inzet van schoolpsychologen of extra maatschappelijk werkers op scholen worden ingezet.

    Aandacht voor mentale gezondheid krijgt verder vorm via het Programma Gezonde School door meer scholen te laten deelnemen aan de zogeheten whole school approach. Daarbij kunnen bijvoorbeeld leraren worden ondersteund in het aangaan van het gesprek met kinderen en jongeren over hun welbevinden.

  • (5) Inzet culturele professionals en creatieve makers. Culturele professionals en creatieve makers kunnen zich ook inzetten voor aanpak van en slimme oplossingen voor maatschappelijke kwesties, zoals het mentaal welzijn van jeugd. Het Rijk stimuleert de sociale waarde en impact op mentaal welzijn van cultuur door projecten van samenwerkende culturele en sociale professionals mogelijk te maken.

    Professionals kunnen verder een stimulerende rol spelen richting jongeren om weer in groepsverband cultureel actief te worden. Ondersteuning in de vorm van advies aan en aanbod voor jongeren is in heel het land aanwezig via bestaande lokale infrastructuren zoals Kunstbende, de cultuurcoaches, en via docenten of coördinatoren van centra voor de kunsten en muziekscholen. Ook jongerenwerkers kunnen hier een rol in spelen.

  • (6) Jonge mantelzorgers. Het is van belang dat er oog is voor jonge mantelzorgers. Zij dienen door professionals herkend te worden als mantelzorger en goed ondersteund te worden. Op die manier kan vroegtijdig voorkomen worden dat jongeren overbelast raken met alle gevolgen van dien op het gebied van mentaal welzijn, schoolprestaties etc. Het kabinet subsidieert mede daarom de Strategische Alliantie Jonge Mantelzorgers. Dit landelijke netwerk bestaat uit verschillende landelijke partijen, kennisinstituten, lokale stichtingen en (voormalig) jonge mantelzorgers. Door deze partijen met elkaar te verbinden, wordt kennisdeling tussen professionals en jonge mantelzorgers gestimuleerd. Alle kennis en expertise over het signaleren en ondersteunen van jonge mantelzorgers wordt zo op een centrale manier gebundeld en verspreid over het land. De Alliantie heeft bijvoorbeeld een Landelijk Congres Jonge Mantelzorgers georganiseerd en de Week van de Jonge Mantelzorger om aandacht en waardering te vragen voor jonge mantelzorgers. Daarnaast organiseert het Rijk de online campagne #Deel je zorg. Deze campagne roept jonge mantelzorgers op om hun zorg te delen. Ook de speerpunten uit de landelijke aanpak Samen sterk voor mantelzorg (bewustwording vergroten, toegang verbeteren tot ondersteuning en de samenwerking met professionals verbeteren) dragen bij aan het beter ondersteunen van jonge mantelzorgers.

  • (7) Preventieakkoord. Het kabinet is opgeroepen om een verkenning uit te voeren naar de mogelijkheden van een Nationaal Preventieakkoord Mentale Gezondheid 69. Binnenkort verschijnt een verkenning van de mogelijkheden tot een dergelijk akkoord waarbij ook ingegaan zal worden op de reikwijdte en looptijd.

  • (8) Gezonde leefstijl. Tot slot is het mogelijk om een gezonde leefstijl en daarmee bewegen en sporten voor jongeren aantrekkelijker te maken. Op 20 mei jongstleden is de brief Nederland Vitaal en in beweging verstuurd naar de Kamer. Het is een beleidsadvies waarin kansrijke en vernieuwende ideeën om meer te bewegen uiteen zijn gezet om echt een verschil te kunnen maken in én met de samenleving.

4. TOT SLOT

Nederland is een relatief welvarend land waar ook jongeren van profiteren. Toch zijn er belangrijke vraagstukken rond de bestaanszekerheid, de kansengelijkheid en de veerkracht van de jeugd in Nederland. Het kabinet stelt vast dat deze door de coronacrisis sterker aan het licht zijn gekomen en ook in omvang zijn toegenomen, in het bijzonder voor jongeren in een kwetsbare positie. Daarom roept kabinet gemeenten op om juist in tijden van corona oog te hebben voor de uitdagingen van jongeren in een kwetsbare positie. Tegelijkertijd ziet het kabinet ook de veerkracht van jongeren, die zich op verschillende terreinen vaak ook weer goed herpakken nu de piek van de crisis voorbij lijkt te zijn en de maatschappij zich weer opent. Het kabinet houdt de komende tijd de ontwikkelingen rondom jongeren goed in de gaten, onder andere met het tweemaandelijkse dashboard sociale impact70.

Het kabinet wil lokale spelers, gemeenten voorop, beter in staat stellen om de steun te bieden die nodig is met de bestaande corona-gerelateerde steunpakketten. De verwevenheid van de leefdomeinen van jongeren maakt een meer integrale en opgavegerichte benadering nodig, waarin jongeren van meet af aan betrokken zijn. Met het overzicht en de agenda in deze brief verwachten wij dat een meer gezamenlijke, samenhangende en doelmatige aanpak mogelijk wordt. Besluitvorming daarover is aan een volgend kabinet.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

BIJLAGE 1 OVERZICHT VAN INGEZET BELEID

1.1. School en werk

School

Doel. In algemene corona-steunmaatregelen is circa 1,4 miljard aan maatregelen voor onderwijsinstellingen uitgetrokken. Dit is ingezet op een breed scala aan maatregelen, zoals compensatie van collegegeld voor studenten, inhaal- en ondersteuningsplannen, extra docenten, aanpak jeugdwerkloosheid, stage-offensief (mbo), extra devices, de ventilatie van scholen en sneltesten.

Het Nationaal Programma Onderwijs (NP Onderwijs) is in het leven geroepen om verdere school- en studievertraging te voorkomen, vertraging te helpen inhalen en het mentaal welzijn van leerlingen en studenten te herstellen. Verder moet de onderwijskwaliteit duurzaam worden verbeterd. Hiervoor komt tot en met 2023 € 8,5 miljard beschikbaar. Daarnaast is € 645 miljoen structureel voor scholen en instellingen waar zich meer leerlingen en studenten inschreven dan verwacht.

Aanpak. In het funderend onderwijs wordt vanuit het NP Onderwijs verschillende maatregelen genomen. Er komt de komende twee schooljaren extra bekostiging en ondersteuning om gericht in te zetten op de ontwikkelingsbehoeften van leerlingen op cognitief, executief en sociaal-emotioneel vlak. Voor het speciaal onderwijs, het praktijkonderwijs, voor nieuwkomers en voor de scholen en leerlingen in Caribisch Nederland worden specifieke maatregelen genomen. Scholen krijgen naast bekostiging ondersteuning in de vorm van o.a. een menukaart met effectieve interventies gericht op zowel cognitieve vertraging als sociaal-emotionele ontwikkeling7172. Gemeenten kunnen aanvullende interventies doen voor leerlingen en een centrale rol innemen bij het bevorderen van samenwerken of het bieden van ondersteuning op scholen. Gemeenten ontvangen in het kader van het NP Onderwijs voor de periode 2021–2023 ca. € 300 miljoen. Scholen krijgen ondersteuning vanuit de Gelijke Kansen Alliantie 73, de Onderwijs Alliantie en de bestaande ondersteuningsstructuur voor het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid. Met inzicht in lokale data en overzicht van lopende initiatieven en programma’s (Gezonde School, JOGG, JGZ etc.) kan de GGD bijdragen aan samenhang en de verbinding maken met doelen op de lange termijn.

Uit het aanvullend sociaal pakket en het NP Onderwijs krijgen studenten in het mbo en ho financiële compensatie. Het gaat om een generieke korting op het les-, cursus-, en collegegeld (mbo/ho), een compensatie voor het uit hun studiefinancieringsrechten lopen (mbo/ho), en om extra reisrecht (ho).

Ook zijn extra middelen vrijgemaakt voor extra begeleiding en extra handen voor de klas (mbo en ho). Jongeren geven aan dat zij het persoonlijke contact met docenten en begeleiders erg belangrijk vinden, zeker in deze periode. Scholen geven hier de hoogste prioriteit aan. Specifiek is ook aandacht voor jongeren met een extra ondersteuningsbehoefte. Voor jongeren met een beperking of een medische aandoening, kan corona namelijk extra impact hebben. Tevens wordt extra ingezet op inhaal- en ondersteuningsprogramma’s om de opgelopen studievertraging door Corona in te halen. Voor mbo-instellingen zijn extra middelen voor devices zodat alle studenten online onderwijs kunnen volgen.

Ten behoeve van de aansluiting op de arbeidsmarkt en het voorkomen van studievertraging worden de door corona ontstane stagetekorten aangepakt (mbo, hbo). Hiertoe is de subsidieregeling praktijkleren voor twee jaar opgehoogd en heeft het kabinet middelen uitgetrokken om de stagetekorten terug te dringen. Dit Actieplan stages en leerbanen wordt uitgevoerd door SBB dat zich samen met landelijke en regionale partners uit het onderwijs, bedrijfsleven en overheid inzet om knelpunten weg te werken. In het hbo worden de middelen ingezet om de stagetekorten te beperken door meer flexibiliteit en ondersteuning te bieden aan de student.

Voortgang. Recent ontving u de nadere uitwerking van het NP Onderwijs74. Het NP Onderwijs is in het funderend onderwijs gestart met de schoolscan, menukaart en schoolprogramma. Wij vragen scholen om in de periode tot aan de zomervakantie de beschreven stappen te doorlopen, maar ze bepalen zelf hoe en wanneer ze welke stap precies zetten. Aandachtscholen in kwetsbare wijken krijgen ondersteuning van de Onderwijs Alliantie75 aangeboden.

Met de Vereniging van Universiteiten (VSNU), de Vereniging Hogescholen, de MBO Raad, de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) en de Nederlandse Levensbeschouwelijke Universiteiten (NLU) werd afgesproken dat de middelen geïnvesteerd kunnen worden in een zestal thema’s: soepele in- en doorstroom, welzijn van studenten, ondersteuning en begeleiding van studenten op het gebied van stages en coschappen in medische opleidingen, studievertraging en uitval in lerarenopleidingen en de aanpak van jeugdwerkloosheid. Aan scholen wordt daarvoor gevraagd om voor de start van het nieuwe schooljaar globaal aan te geven op welke terrein en bij welke leerlingen zij de grootste problemen signaleren en welke interventies zij van plan zijn in te zetten. Scholen in het po en vo volgen de ontwikkelingen per kind en de effectiviteit van eigen schoolprogramma als geheel. Het Rijk zorgt daarnaast voor een landelijk beeld; met monitoring en onderzoek is er zicht op implementatie van het plan en de omvang en ontwikkeling van de vertragingen.

Werk

Doel. Met de Aanpak Jeugdwerkloosheid76 zetten gemeenten, scholen en andere partners zich in om jongeren te ondersteunen naar vervolgonderwijs of werk. Het doel is om de jeugdwerkloosheid terug te dringen en te voorkomen. De Aanpak Jeugdwerkloosheid is onderdeel van het aanvullend sociaal pakket dat het kabinet op 28 augustus 2020 heeft gepresenteerd. Het programma, dat in het NP Onderwijs wordt verlengd tot en met 2022, richt zich op de volgende doelgroepen:

  • werkloze jongeren;

  • jongeren die met werkloosheid worden bedreigd en;

  • schoolverlaters met een groot risico op werkloosheid; dit zijn:

    • recente en aankomende schoolverlaters zonder startkwalificatie uit het voortgezet speciaal onderwijs (vso) en praktijkonderwijs (pro)

    • jongeren die voortijdig school hebben verlaten (vsv)

    • jongeren uit het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) met een moeilijke start op de arbeidsmarkt, zoals jongeren uit de beroepsopleidende leerweg (BOL) en jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond.

Aanpak. De centrumgemeenten van de 35 arbeidsmarktregio’s hebben middelen gekregen voor het coördineren van een regionale aanpak van de jeugdwerkloosheid. De partijen in de regio weten immers het beste wat er op de lokale en regionale arbeidsmarkt speelt. De regio’s kunnen daarbij gebruikmaken van verschillende budgetten uit het aanvullend sociaal pakket. Dit zijn de middelen voor de regionale crisisdienstverlening en scholing via praktijkleren in het mbo voor de regionale mobiliteitsteams en de extra middelen voor gemeentelijke dienstverlening. Gemeenten kunnen deze middelen ook inzetten om kwetsbare jongeren in beeld te houden, bijvoorbeeld door middel van de tool Jongeren in Beeld77. Voor de schoolverlaters met een groot risico op werkloosheid zijn er daarnaast specifieke, financiële middelen beschikbaar voor scholen en gemeenten om nazorg en vroegtijdige begeleiding naar vervolgonderwijs of werk te bieden. Een volledig overzicht van de beschikbare middelen is te zien op de website van de rijksoverheid78.

De regio’s worden ondersteund bij hun aanpak door het Rijk en de landelijke partners, zoals de Programmaraad Regionale Arbeidsmarkt, Ingrado, de VNG, de Sectorraad Praktijkonderwijs, de Sectorraad Gespecialiseerd Onderwijs, SBB, de MBO Raad, Divosa en het Expertisepunt LOB. Hierbij kan gedacht worden aan het ontwikkelen van ondersteunende producten en kennisuitwisseling.

Voortgang. De regio’s zijn aan de slag met de regionale aanpak van de jeugdwerkloosheid. De coördinerende gemeenten van de regio’s hebben € 53 miljoen ontvangen om (voortijdig) schoolverlaters te ondersteunen naar werk en

€ 3,5 miljoen om de regionale aanpak van jeugdwerkloosheid te coördineren. Om aankomende schoolverlaters uit het mbo met een grote kans op werkloosheid te ondersteunen heeft het Rijk € 24,5 miljoen subsidie verstrekt aan 54 mbo-instellingen via de subsidieregeling Extra begeleiding en nazorg mbo. Scholen verwachten aan bijna 30.000 studenten extra begeleiding te bieden en aan ruim 15.000 schoolverlaters nazorg te leveren. Pro- en vso-scholen hebben 1 miljoen ontvangen voor het stimuleren van doorleren en het ombuigen van de opleidingsrichting als mogelijk, voor het inzetten van stages met oog voor de volgende stap en om in het kader van nazorg tijdelijke banen van net uitgestroomde pro- en vso-ers in samenwerking met gemeenten om te helpen zetten in meer duurzaam werk. Voor doorleren, dat resulteert in een langere verblijfsduur in het onderwijs en een extra beroep op de subsidieregeling praktijkleren en studiefinanciering, is € 263 miljoen gereserveerd. Verder zijn voor de doelgroep pro/vso vanaf december tot en met april in elke arbeidsmarktregio regionale werktafels gehouden die als zeer waardevol zijn ervaren. In de maanden juli, september en oktober vinden bestuurlijke bijeenkomsten plaats met wethouders van de centrumgemeenten en regionale schoolbestuurders. De Aanpak Jeugdwerkloosheid is in het NP Onderwijs verlengd tot en met 2022.

Thuiswerken. Het kabinet heeft oog voor de uitdagingen die thuiswerken, ook voor jongeren, met zich meebrengt79. Het doel is dat de samenleving, werkgevers, werkenden, het kabinet en andere relevante partijen beter kunnen anticiperen op de ontwikkelingen rond hybride werken na de coronacrisis. Er is specifiek aandacht voor de effecten van thuiswerken op leerlingen, studenten en starters op de arbeidsmarkt. Recent heeft het kabinet in aanvulling hierop een adviesaanvraag ingediend bij de SER over hybride werken80.

Gelijke kansen naar werk of stage

Doel en aanpak. Vanuit het kabinet wordt stevig ingezet op gelijke kansen bij de zoektocht naar baan of stage voor bijvoorbeeld jongeren met een migratieachtergrond. Zo is het wetsvoorstel Toezicht gelijke kansen bij werving en selectie in december 2020 (Kamerstuk 35 673) naar de Kamer verstuurd, welke bij 3.5 is toegelicht. Om stagediscriminatie te bestrijden en gelijke kansen bij stages te bevorderen, werkt het kabinet samen met partners als VNO-NCW, MKB-NL, de MBO Raad, de Vereniging Hogescholen, de Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs en het College voor de Rechten van de Mens. Zo is in november 2020 de campagne #KIESMIJ gelanceerd, waarbij meer aandacht wordt gevraagd voor stagediscriminatie. Ook is in samenwerking met de MBO Raad, het kennispunt Gelijke Kansen, Diversiteit en Inclusie opgericht. Dit kennispunt helpt scholen bij het bevorderen van een effectieve aanpak om te komen tot gelijke kansen bij de zoektocht naar werk en stage. Verder is – deels als onderdeel van het programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt – het programma Gelijke Kansen richting de toekomst opgezet. In dit onderzoekstraject wordt de komende drie jaar ingezet op de ontwikkeling van aantoonbaar effectieve interventies die scholen en leerbedrijven kunnen inzetten om gelijke kansen te bevorderen. Binnen de Aanpak Jeugdwerkloosheid is er specifiek aandacht voor kwetsbare schoolverlaters. Dit gaat onder andere om kwetsbare schoolverlaters uit het mbo waarvan we weten dat zij een moeilijke start kennen op de arbeidsmarkt, zoals de jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond. Het tegengaan van discriminatie bij de zoektocht naar werk of stage speelt daarbij een belangrijke rol. Het kabinet geeft hiermee invulling aan de motie van de leden Van Baarle en Simons (Kamerstuk 35 420, nr. 300) waarin de regering wordt verzocht zich ertoe in te spannen dat de ongelijkheid tussen Nederlanders met en zonder een migratieachtergrond niet wordt vergroot door hier specifieke aandacht aan te geven binnen tijdelijk beleid, zoals het pakket voor de positie van jongeren.

1.2. INKOMEN

Doel en aanpak. Om jongeren tegemoet te komen in de door de coronacrisis toegenomen financiële onzekerheid en geldproblemen is er een tijdelijke versoepeling ingevoerd voor jongeren tot 27 jaar in de bijstand. Gemeenten mogen in de periode 1 maart 2020 tot en met 1 oktober 2021 afwijken van de regels rond de verplichte zoektermijn van vier weken voor jongeren van 18 tot 27 jaar. Daardoor kan individueel maatwerk worden toegepast bij het hanteren van de vier weken zoektermijn en daarmee kunnen financiële problemen bij jongeren die plotseling zonder werk en inkomsten komen te zitten als gevolg van de coronacrisis worden voorkomen. Daarnaast is de tijdelijke openstelling van de re-integratie-instrumenten, zoals die gelden vanaf 27 jaar, voor jongeren tot 27 jaar ingegaan.

Het kabinet heeft € 146 miljoen aan extra middelen vrijgemaakt voor het tegengaan van armoede en problematische schulden. Ook jongeren kunnen, als zij aan de voorwaarden voldoen, hier gebruik van maken. Jongeren horen tot de financieel kwetsbare groepen die door de coronacrisis (harder) geraakt worden. Het is van belang dat deze groep vroegtijdig, snel en adequaat hulp krijgt om (een stapeling van) problemen te voorkomen. Omdat schuldhulpverlening en het verstrekken van bijzondere bijstand gemeentelijke taken zijn, gaat het grootste deel van het extra geld naar gemeenten toe.

Ook wordt er een waarborgfonds voor saneringskredieten ingericht. Door pilots wordt onderzocht hoe jongeren hierbij kunnen aansluiten die zonder of met een beperkt inkomen of vermogen niet kunnen voldoen aan de terugbetalingsvoorwaarden van het krediet. Bij de inrichting van het Waarborgfonds voor Saneringskredieten is specifiek aandacht voor jongeren.

In 2020 en 2021 gaat er vanuit dit budget € 11,5 miljoen naar de intensivering en versnelling van de armoede- en schuldenaanpak. Voorbeelden van initiatieven die in dit kader zijn gestart, zijn de Nederlandse Schuldhulp Route/ Geldfit81, het toe leiden van nieuwe doelgroepen via vrijwilligersorganisaties via de Alliantie vrijwillige schuldhulp, de inzet van ervaringsdeskundigen via Sterk uit Armoede en de gesprekshandreiking82 voor professionals zonder achtergrond in schuldhulp die het Nibud heeft ontwikkeld. Ook wordt er ingezet op het sneller signaleren van armoede onder kinderen (4–12).

Het kabinet heeft samen met de VNG ambities over kinderarmoede opgesteld. Sinds 2017 trekt het kabinet structureel € 100 miljoen extra per jaar uit om kinderen in armoede mee te laten doen. Denk hierbij aan sportles, muziekles en schoolspullen. Op de website van het CBS staat sinds 26 februari een dashboard kinderarmoede83. Dit dashboard kan behulpzaam zijn in het beter in beeld krijgen en bereiken van kinderen in armoede binnen gemeenten

Voortgang. De Kamer is recent geïnformeerd over de stand van zaken van de armoede- en schuldenaanpak84. Verder rapporteert het kabinet binnenkort over een evaluatie van de bestuurlijke afspraken met de VNG en over een onderzoek naar de brede kansenarmoede onder kinderen. Later dit jaar volgt een rapportage op basis van de meest actuele informatie van CBS en SCP uit 2020.

1.3. WONEN

Doelen. Het is spannend om voor het eerst in je leven een huis te kopen of te huren. Er zijn veel dingen waar je vooraf over moet nadenken zoals welk bedrag je wilt en kunt betalen en waar je zou willen wonen. Maar ook als je een huis hebt gevonden is er veel te regelen zoals je inschrijving bij de gemeente, je huurtoeslag of je eerste hypotheek. In de huidige woningmarkt is het voor het eerst huren of kopen van een huis nog spannender omdat er een woningtekort is. Dat, in combinatie met de lage rente, maakt dat huizenprijzen hoog liggen en huren ook. In de coronacrisis zijn de prijzen blijven stijgen. Het kabinet zet zich in om zowel de huurmarkt als de koopmarkt toegankelijk en betaalbaar te houden voor jongeren en starters op de woningmarkt.

Aanpak. Om de realisatie van meer betaalbare woningen te versnellen heeft het kabinet afgelopen periode middelen vrijgemaakt en diverse ondersteunende maatregelen getroffen. Voorbeelden hiervan zijn de Woondeals met regio’s waar de grootste krapte is op de woningmarkt waarin concrete afspraken zijn gemaakt om de woningbouw te versnellen, een impuls van € 1mld voor gemeenten om woningbouw te versnellen (de woningbouwimpuls) en een heffingsvermindering in de verhuurderheffing waarmee de woningcorporaties de bouw van 150.000 woningen versnellen. Ook stelt het kabinet dit jaar en volgend jaar € 50 miljoen beschikbaar voor de huisvesting van aandachtgroepen, waaronder ook voor jongeren en studenten. Hiermee worden onder andere flexwoningen gerealiseerd.

Afgelopen periode zijn daarnaast diverse maatregelen doorgevoerd gericht op het verbeteren van de financiële positie van jongeren op de woningmarkt. Op de koopwoningmarkt krijgen starters meer financieringsmogelijkheden. Zo is de weging van de studieschuld in het berekenen van de hypotheek in 2020 naar beneden bijgesteld. Ook worden per januari 2021 starters tussen de 18 en 35 jaar eenmalig vrijgesteld van overdrachtsbelasting als zij een woning kopen onder € 400.000. Dankzij de arbeidsmarktscan krijgen mensen met een flexibel inkomen meer mogelijkheden om een verantwoorde hypotheek af te sluiten.

Voortgang. Er zijn veel stappen gezet om in de gespannen woningmarkt zoveel mogelijk mogelijkheden voor jongeren te bieden. Om voortgang te blijven houden is het belangrijk dat er prioriteit wordt gegeven aan wonen in een nieuw kabinet. In de vrije huursector zijn de huurprijzen hoog omdat de vraag hoog is en het aanbod nog relatief klein. Deze markt trekt soms ook speculanten die vooral uit zijn op snel rendement. Het kabinet heeft ingezet op het creëren van meer aanbod in de vrije huursector, onder andere ook met de woondeals en de woningbouwimpuls maar ook door corporaties meer mogelijkheden te geven te bouwen in het middensegment. Daarnaast zijn er veel maatregelen genomen om excessen in de huursector aan te pakken en de betaalbaarheid te vergroten zoals de begrenzing aan de jaarlijkse huurstijging. Zo geldt in de vrije sector de komende drie jaar een maximale huurstijging van inflatie + 1%.

In de sociale huursector zijn de huren tot 1 juli 2022 bevroren en krijgen woningcorporaties meer ruimte om sociale huurwoningen toe te wijzen aan specifieke groepen zoals jongeren en starters.

Voor starters op de woningmarkt is met diverse partners85 de website startenopdewoningmarkt.nl gelanceerd. Op deze website komt de informatie voor zowel huren als kopen vanuit deze verschillende partijen op één plek samen. Daarnaast is samen met de betrokken partijen in 2020 de Week van de starter georganiseerd waarbij de site onder de aandacht is gebracht door een startersspreekuur, een online campagne en verschillende webinars.

In 2019 is het Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren 2019–2021 (Bijlage bij Kamerstuk 29 325, nr. 97) gelanceerd. Het lukt steeds meer gemeenten om jongeren zo snel mogelijk (binnen 3 maanden) uit de opvang te krijgen en hen te begeleiden richting passende huisvesting en ondersteuning. Een Jongerenpanel denkt actief mee in de voortgang en geeft gevraagd en ongevraagd advies.

Om het beleid ten aanzien van de huisvesting van aandachtgroepen, zoals studenten, jongeren dak- en thuisloze mensen, ouderen en andere groepen op de woningmarkt meer integraal te benaderen, te versterken en te verbeteren, is een interbestuurlijke werkgroep ingesteld die als taak heeft met aanbevelingen te komen voor nieuwe werkwijzen en mogelijke aanpassingen in stelsels waardoor beleidsdoelen van de verschillende departementen beter op elkaar kunnen aansluiten86.

1.4. WELZIJN

Doel. Het kabinet vindt het belangrijk om jongeren perspectief te bieden ter bestrijding van eenzaamheid en om laagdrempelige ondersteuning te bieden aan jongeren die dat nodig heeft.

Aanpak. Het kabinet stelde daarom eind vorig jaar het Jeugdpakket op en begin dit jaar een Steunpakket voor sociaal en mentaal welzijn en gezonde leefstijl van respectievelijk € 58,5 miljoen en € 200 miljoen waarvan € 40 miljoen voor het welbevinden jongeren. Gebundeld in een Steunpakket Welzijn Jeugd87 steunt het Rijk hiermee tientallen landelijke initiatieven die aansluiten bij de behoeften van jongeren (tot 27 jaar) op het gebied van hun sociaal en mentaal welzijn in coronatijd.

Het grootste deel van dit steunpakket gaat naar gemeenten voor lokale initiatieven. De landelijke initiatieven zijn bedoeld om de lokale aanpak te versterken. In gesprekken met jongeren is naar voren gekomen dat er veel behoefte is om te praten over hun ervaringen met eenzaamheid. Hiervoor is het van belang dat het taboe om over deze thema’s te praten doorbroken wordt en dat de bekendheid en zichtbaarheid van ondersteuningsinitiatieven wordt vergroot zoals verschillende luisterlijnen88.

Voor specifieke groepen is aanvullende ondersteuning nodig. Deze jongeren hadden ook voor de coronacrisis al te maken met grote uitdagingen in het dagelijks leven. Deze coronaperiode maakt het extra lastig.

  • Voor jongeren met een chronische ziekte of lichamelijke beperking worden sociale activiteiten, workshops en masterclasses georganiseerd.

  • Voor jongeren met een licht verstandelijke beperking en hun ouders wordt gewerkt aan extra online ondersteuning. Ook wordt onderzocht waar de verdere behoeften van deze jongeren en jongeren met gedragsproblemen liggen.

  • Voor jongeren die jeugdhulp ontvangen worden diverse bijeenkomsten en trainingen online en live georganiseerd. Verder is capaciteit voor vertrouwenspersonen tijdelijk uitgebreid.

In de Landelijke Nota Gezondheidsbeleid is mentale druk op jongeren en jongvolwassenen aangewezen als prioritair thema. Gemeenten worden opgeroepen dit te betrekken bij hun lokale gezondheidsbeleid, dat zij vormgeven samen met hun lokale partners zoals jeugdgezondheidszorg, onderwijs, sport- en jeugdverenigingen, huisartsen en anderen. Er loopt onderzoek gericht op ontwikkeling van een eenduidig begrippenkader over mentaal welbevinden van de jeugd, zodat uitgebreidere en beter vergelijkbare gegevens beschikbaar komen. Welbevinden is verder één van de thema’s in de Gezonde School-aanpak waarbij onderwijs, gemeenten en GGD-en preventief samenwerken aan een schoolklimaat dat bijdraagt aan de mentale gezondheid van leerlingen89. Vanuit het Meerjarenprogramma Depressiepreventie90 wordt tenslotte ingezet op hoogrisicogroepen, waaronder jongeren. Vanuit dit programma is een ketenaanpak Rondom Jong ontwikkeld. Daarin werken scholen samen met gezondheidsprofessionals aan concrete acties gericht op preventie en signalering van depressieklachten bij jongeren. Deze ketenaanpak wordt nu verder in Nederland gevolgd. Het kabinet werkt aan versterking van zorg voor de jeugd met het Actieprogramma Zorg voor de Jeugd 2018–2021. Het kabinet werkt ook aan het verbeteren van het jeugdhulpstelsel, onder andere door het aanpassen van de Jeugdwet.

Verder is er voor sport in 2021 € 14,5 miljoen vrijgemaakt vanuit het Steunpakket voor sociaal en mentaal welzijn en gezonde leefstijl. Hiervan gaat € 10 miljoen naar de lokale sportakkoorden als extra uitvoeringsbudget. De overige € 4,5 miljoen wordt geïnvesteerd in de projecten van de verschillende partners van de alliantie Sport en bewegen voor iedereen.

Het kabinet investeert bovendien in programma’s die scholen, sportverenigingen en wijken van jongeren gezonder maken. Programma’s die jongeren helpen te bewegen en gezonder te eten. Verder zijn samen met meer dan 70 partijen van het Nationaal Preventieakkoord ambities gesteld voor 2040 op overgewicht, roken en problematisch alcoholgebruik. De huidige inzet is een stap op weg. Het RIVM heeft onlangs geïnventariseerd welke extra maatregelen ingezet kunnen worden91.

In het Steunpakket voor sociaal en mentaal welzijn en gezonde leefstijl heeft het kabinet tenslotte € 10 miljoen uitgetrokken om in 2021 onder andere initiatieven te ondersteunen gericht op het welzijn van de jeugd. Deze maatregel wordt nu uitgevoerd via het Fonds voor Cultuurparticipatie. Culturele instellingen werken in coronatijd door met een aangepast aanbod van activiteiten, ook voor jongeren. Een goed voorbeeld hiervan vormen de instellingen voor jeugdtheater. Zij zijn nu veel in gesprek met jongeren en werken vervolgens met hen samen aan creatieve projecten, workshops, podcasts of documentaires.

In de aanpak van de jeugdcriminaliteit wordt de komende tijd nadrukkelijker ingezet op een preventieve aanpak gericht op risicojongeren en kwetsbare wijken. Tevens wordt onderzocht of de beschikbare interventies en de strafmaat ook voldoen voor de groep jeugdige justitiabelen die zware delicten pleegt. De focus is steeds: een effectieve en passende reactie op delinquent gedrag van jongeren en een optimale inzet voor een veilige samenleving. Uw Kamer wordt hierover separaat geïnformeerd via de brief Ontwikkelingen Jeugdcriminaliteit.

Voortgang. Om jongeren laagdrempelige mentale ondersteuning te bieden is recent de nieuwe hulplijn en chat Alles Oké? Supportlijn, speciaal voor jongvolwassenen, gelanceerd. Ook komt er een campagne om aandacht te vragen voor spanningen thuis. Voor enkele initiatieven, waaronder Join Us, die zich richten op het verminderen en bespreekbaar maken van eenzaamheid onder jongeren, worden extra middelen beschikbaar gesteld.

Voor jongeren waarvoor het niet lukt om samen met de gemeente passende hulp te vinden, zijn in elke jeugdregio regionale expertteams jeugd opgericht. Er zijn nu nog veel regionale verschillen tussen expertteams, bijvoorbeeld in slagkracht, samenstelling en het mandaat dat zij hebben. Regio's en expertteams worden ondersteund door het Ondersteuningsteam ZorgvoordeJeugd om, waar nodig, deze functies te realiseren.

We zien dat er een groep jongeren overblijft waarvoor het niet lukt die passende hulp te organiseren, bijvoorbeeld omdat het gaat om weinig voorkomende psychiatrische problematiek, het tegelijkertijd voorkomen van twee of meer aandoeningen of schaarste van passend aanbod. Om expertteams én zorgprofessionals daarbij te ondersteunen en zorg te organiseren, zijn acht bovenregionale expertisecentra gerealiseerd. Op lange termijn willen we met de expertisecentra voorkomen dat zorgvragen van jongeren complex worden. Via de reguliere voortgangsrapportage wordt over de voortgang van Zorg voor de Jeugd en het verbeteren van het jeugdstelsel gerapporteerd.

1.5. ONDERSTEUNING

Algemeen

Doel. Volwassen worden gaat met vallen en opstaan. Jongeren ontdekken wat ze allemaal kunnen, krijgen meer zelfvertrouwen, maar er ontstaan ook nieuwe vragen. Het kan helpen als er iemand – zoals ouders, verzorgers maar ook leerkrachten en jeugdwerkers – met de jongere meekijkt en denkt.

Aanpak. Onderdeel van het programma Zorg voor de Jeugd (Bijlage bij Kamerstuk 34 880, nr. 3) is om het samenwerken met informele steunfiguren voor zoveel mogelijk uithuisgeplaatste kinderen te realiseren. Informele steunfiguren, zoals een tante, opa, leraar of coach, maken deel uit van het gewone leven van een jongere en ouders. Het kabinet zet verder in op het versterken van regisseursfuncties, coördinatoren of mentoren die mensen kunnen helpen om hun weg te vinden naar de juiste voorzieningen.

Voortgang. Er zijn veel kansrijke initiatieven rond de inzet van steunfiguren en informele steun. Om het samenwerken met informele steunfiguren verder te brengen hebben de branches gespecialiseerde zorg voor jeugd en beroepsverenigingen een opgesteld met acties op het terrein van bewustzijn vergroten, versterken van vakbekwaamheid en randvoorwaarden. Deze acties worden in 2021 uitgevoerd. Het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd92 heeft eveneens een plan opgesteld. De acties in dit plan richten zich vooral op het versterken van de sociale steun voordat jeugdhulp aanwezig is.

Weerbaarheid

Doel en aanpak. Gemeenten ervaren maatschappelijke spanningen als direct gevolg van de coronacrisis. De Expertise-unit Sociale Stabiliteit (ESS) en het Platform Jeugd preventie Extremisme en Polarisatie (JEP) stellen signalementen en factsheets op over wat leeft bij gemeenschappen, gemeenten en professionals. Vanuit de ESS en platform JEP wordt er ook advies geleverd aan gemeenten, onder andere als het gaat om de verbinding met jongeren en de aanpak van problemen.

Voortgang. Uit de rondgang van Platform JEP blijkt niet alleen dat jongeren het moeilijk hebben door de coronamaatregelen, maar ook dat hulpverleners hen moeilijker kunnen bereiken. Zicht op jongeren in een kwetsbare positie en het herkennen van zorgelijke signalen is vanwege het ontbreken van fysiek contact afgenomen. Gedurende de crisis zijn online-activiteiten snel toegenomen in het jeugddomein, waardoor het ontbreken van fysiek contact enigszins wordt ondervangen. Zorg is echter dat de meest vatbare jongeren en hun directe omgeving hiermee mogelijk niet worden bereikt. Professionals zoeken naar manieren om jongeren beter te kunnen ondersteunen en de weerbaarheid en veerkracht van jongeren te vergroten. Professionals hebben hiervoor ontwikkelingsruimte nodig, wat tijd en geld kost.

Op het gebied van radicalisering hebben scholen meer structurele ondersteuning op maat nodig. We zagen bijvoorbeeld dat het gat dat het onderwijs noodgedwongen liet vallen deels is opgevuld door huiswerkinstituten met een salafistische achtergrond. Het Wijschool programma93 is een vernieuwend programma die hierin voorziet en bestaande en bewezen interventies versterkt door een scan, structurele ondersteuning en een learning community omheen te bouwen. Ter vergroting van de weerbaarheid en het toekomstperspectief en ter voorkoming van daderschap van risicojongeren worden op lokaal niveau zoveel mogelijk erkende interventies ingezet. Afhankelijk van de levensfase van de jongeren bieden deze interventies een vorm van gestructureerde vrijetijdsbesteding ter versterking van het welzijn en begeleiding bij het ontwikkelen van de benodigde sociale vaardigheden gericht op onderwijs, werk en bestaanszekerheid94.

1.6. JONGERENPARTICIPATIE

Doel. Het kabinet hecht er sterk aan jongeren beter te betrekken bij het vormgeven van beleid, ook om het vertrouwen van jongeren na te crisis te helpen herstellen. Voor het kabinet zijn de adviezen van de staatscommissie Parlementair Stelsel en van de Raad voor het Openbaar Bestuur95 hierbij van belang. Dat jongeren zelf het initiatief hebben genomen ideeën en suggesties te verzamelen geeft bovendien blijk van een grote wil onder hen om mee te denken met de politiek. Dit is voor het kabinet een enorme extra stimulans om met hen samen aan de slag te gaan.

Aanpak. Het kabinet heeft met jongeren van verschillende (culturele) achtergronden het traject Democratie en Jongeren gestart, om voor hen duurzame vormen van jongereninspraak te ontwikkelen. Belangrijke uitgangspunten daarbij zijn dat de ideeën en behoeften van jongeren centraal staan en dat jongereninspraak vorm krijgt op basis van gelijkwaardigheid tussen jongeren en bestuurders. Bovendien dient het traject als katalysator voor diverse (decentrale) initiatieven, die vanuit jongeren of vanuit overheidsorganisaties worden gestart, om de stem van jongeren in de democratie te versterken. Lessen en aanbevelingen uit het participatieve proces zijn verwerkt in het rapport Bondgenoten in de Democratie dat u in maart is toegezonden samen met een inhoudelijke reactie.96

Via de Maatschappelijke Diensttijd (MDT) maken jongeren zelf een verschil door maatschappelijke problemen aan te pakken, zoals de jeugdwerkloosheid, schulden en het tekort aan stageplekken. Tegelijkertijd ontwikkelen jongeren zo hun vaardigheden en talenten en vergroten hun netwerk. Ook volgen zij trainingen. Het project versterkt daarnaast de sociale cohesie via ontmoetingen met mensen met andere culturen en achtergronden97.

Voortgang. Alle leden van het kabinet hebben afgelopen maanden regelmatig ook zelf gesprekken gevoerd met jongeren om meer gevoel te krijgen bij hun beleving en ideeën over uiteenlopende beleidsonderwerpen. Jongeren worden daarbij gevraagd om mee te denken over onderdelen van het coronabeleid, waarbij zichtbaar wordt gemaakt wat er met hun inbreng gebeurt. Jongeren worden daarnaast door verschillende departementen vaker actief betrokken bij de (reguliere) beleidsvorming.

Het traject Democratie en Jongeren, erop gericht om de positie van jongeren in de democratie te versterken, werd bovendien naar aanleiding van het verslag van de werkgroep Sociale Impact van de Coronacrisis door het kabinet in 2020 bespoedigd. In de periode tot maart j.l. is dit traject onafhankelijk begeleid door de Number 5 Foundation, die zijn bevindingen hierover recentelijk heeft gepresenteerd. Het kabinet werkt nu samen met bestuurders en een diverse mix van jongeren aan het opzetten en versterken van verschillende initiatieven om de opgedane inzichten en aanbevelingen in de praktijk te brengen. Voorbeelden hiervan zijn een boost voor de gemeentelijke jongerenparticipatie, experimenten met een innovatiefonds en het steunen van diverse landelijke jongerenparticipatie-initiatieven.

In Caribisch Nederland is een onderzoeksopdracht uitgezet bij het Talent Ontwikkelprogramma Bonaire met als opdracht: «Hoe kunnen we op Bonaire een vorm van jongerenparticipatie mogelijk maken op een inclusieve, structurele en niet vrijblijvende manier?». De resultaten van dit onderzoek worden in samenwerking met UNICEF verder opgepakt. Daarnaast zijn de jongeren van het #Mijnnieuwewereld traject van Saba en Sint Eustatius betrokken bij de besteding van de coronamiddelen van het Jeugdpakket Caribisch Nederland. Deze groep jongeren van Saba is bovendien per 1 mei j.l. geïnstalleerd als eerste officiële Jeugdraad van het bestuurscollege.

MDT heeft in de coronatijd zijn waarde bewezen door extra projecten voor en door jongeren op te zetten die inspelen op de ontstane crisissituatie. Ook meerdere bestaande MDT-projecten hebben zich met hun MDT-project gericht op het ondersteunen bij de crisissituatie. Zo is MDT ingezet bij actuele thema’s waar jongeren, ouderen en kwetsbare mensen tijdens de coronacrisis extra mee te maken hebben, dit zijn onder andere: wordt hun netwerk vergroot, jeugdwerkloosheid, schulden en gebrek aan stageplekken. Na een experimentperiode doen er inmiddels circa 21.000 jongeren mee met MDT, waarvan 16.000 hun traject hebben afgerond (stand eind 2020). Met de in 2020 gestarte projecten worden nog eens 40.000 jongeren bereikt en in 2021 wordt MDT verder opgeschaald met 60.000 MDT-trajecten. Het opgebouwde netwerk bestaat uit 295 projecten en circa 2.000 betrokken organisaties.

BIJLAGE 2 REACTIE OP HET ADVIES VAN DE JONGEREN DENKTANK CORONACRISIS

2.1 Aanbevelingen Jongerenparticipatie

Belangrijkste boodschap van het rapport is de oproep om de denkkracht van jongeren te betrekken bij het formuleren en uitvoeren van acties.

Het kabinet onderkent dat jongeren een van de groepen is waarvan de inspraak op dit moment structureel achterblijft. Mede naar aanleiding van het eindrapport van de Staatscommissie Parlementair Stelsel98 en een advies van de Raad voor het Openbaar Bestuur99 zijn op dit vlak afgelopen jaren al verschillende stappen gezet. De coronacrisis heeft de urgentie om te werken aan duurzame vormen van effectieve jongerenparticipatie nog verder vergroot. De pandemie raakt immers niet alleen de jongere generaties bijzonder hard, maar zet ook de intergenerationele solidariteit onderdruk.

Alle leden van het kabinet hebben afgelopen maanden regelmatig ook zelf gesprekken gevoerd met jongeren om meer gevoel te krijgen bij hun beleving en ideeën over uiteenlopende beleidsonderwerpen. Jongeren worden daarbij gevraagd om mee te denken over onderdelen van het coronabeleid, waarbij zichtbaar wordt gemaakt wat er met hun inbreng gebeurt. Jongeren worden daarnaast door verschillende departementen vaker actief betrokken bij de (reguliere) beleidsvorming.

Het traject Democratie en Jongeren, erop gericht om de positie van jongeren in de democratie te versterken, werd bovendien naar aanleiding van het verslag van de werkgroep Sociale Impact van de Coronacrisis door het kabinet in 2020 bespoedigd. In de periode tot maart j.l. is dit traject onafhankelijk begeleid door de Number 5 Foundation, die zijn bevindingen hierover recentelijk heeft gepresenteerd. Het kabinet werkt nu samen met bestuurders en een diverse mix van jongeren aan het opzetten en versterken van verschillende initiatieven om de opgedane inzichten en aanbevelingen in de praktijk te brengen. Voorbeelden hiervan zijn een boost voor de gemeentelijke jongerenparticipatie, experimenten met een innovatiefonds en het steunen van diverse landelijke jongerenparticipatie-initiatieven.

In Caribisch Nederland is een onderzoeksopdracht uitgezet bij het Talent Ontwikkelprogramma Bonaire met als opdracht: «Hoe kunnen we op Bonaire een vorm van jongerenparticipatie mogelijk maken op een inclusieve, structurele en niet vrijblijvende manier?». De resultaten van dit onderzoek worden in samenwerking met UNICEF verder opgepakt. Daarnaast zijn de jongeren van het #Mijnnieuwewereld traject van Saba en Sint Eustatius betrokken bij de besteding van de coronamiddelen van het Jeugdpakket Caribisch Nederland. Deze groep jongeren van Saba is bovendien per 1 mei j.l. geïnstalleerd als eerste officiële Jeugdraad van het bestuurscollege.

MDT heeft in de coronatijd zijn waarde bewezen door extra projecten voor en door jongeren op te zetten die inspelen op de ontstane crisissituatie. Ook meerdere bestaande MDT-projecten hebben zich met hun MDT-project gericht op het ondersteunen bij de crisissituatie. Zo is MDT ingezet bij actuele thema’s waar jongeren, ouderen en kwetsbare mensen tijdens de coronacrisis extra mee te maken hebben, dit zijn onder andere: wordt hun netwerk vergroot, jeugdwerkloosheid, schulden en gebrek aan stageplekken. Na een experimentperiode doen er inmiddels circa 21.000 jongeren mee met MDT, waarvan 16.000 hun traject hebben afgerond (stand eind 2020). Met de in 2020 gestarte projecten worden nog eens 40.000 jongeren bereikt en in 2021 wordt MDT verder opgeschaald met 60.000 MDT-trajecten. Het opgebouwde netwerk bestaat uit 295 projecten en circa 2.000 betrokken organisaties.

2.2. Aanbevelingen Onderwijs

De JDC doet 6 aanbevelingen op het gebied van onderwijs:

  • 1. Zorg voor hybride onderwijs: een combinatie van thuisonderwijs en fysieke lessen in kleine groepen, met voorrang voor studenten met een slechte thuissituatie.

  • 2. Benut de ervaring met digitaal onderwijs; bijvoorbeeld met landelijke streams van de beste online lessen in basisvakken.

  • 3. Ga soepeler om met leningen en studieschulden, nu veel studenten studievertraging hebben en/of hun bijbaan kwijt zijn.

  • 4. Zorg voor meer mentale hulp, bijvoorbeeld via schoolpsychologen en laagdrempelige online mogelijkheden.

  • 5. Zorg als overheid, onderwijs en werkgevers voor meer stagemogelijkheden.

  • 6. Breng in kaart wat de gevolgen van de coronacrisis zijn voor de jongeren die onderwijs volgen.

Hybride onderwijs

Om ervoor te zorgen dat alle studenten online onderwijs kunnen volgen, wordt met het NP Onderwijs € 10 miljoen beschikbaar gesteld aan instellingen om devices aan te schaffen voor studenten die onvoldoende middelen hebben om zelf een laptop of computer aan te schaffen.

Vanaf 26 april a.s. kan iedere student in het hoger onderwijs weer ongeveer een dag per week naar de instelling. Onderdeel van het besluit van het kabinet is dat de onderwijsinstellingen preventief testen aan studenten en medewerkers aanbieden. De aanvullende openstelling voor een dag per week geldt dan naast de bestaande uitzonderingscategorieën, zijnde voor het afleggen van examens en tentamens, het begeleiden van kwetsbare studenten en het volgen van praktijkonderwijs.

Digitaal onderwijs

Specifiek voor huidige uitgevallen leerlingen (ook wel thuiszitters) maakt het Rijk de inzet van onderwijs op afstand mogelijk100.

In het mbo is de kwaliteit van het afstandsonderwijs is, na een eerste aanloopfase, inmiddels sterk verbeterd. Afstandsonderwijs is geen vervanging van het fysieke onderwijs, maar kan wel een goede aanvulling zijn. Bijvoorbeeld door het opnemen of streamen van lessen voor studenten die ziek zijn of studenten die de les nog eens na willen kijken.

Onderwijsinstellingen geven ook aan dat voor bepaalde groepen studenten afstandsonderwijs een manier is om gemakkelijker deel te kunnen nemen aan het onderwijs. Het gaat dan bijvoorbeeld om studenten met een kind, een grote reisafstand of studenten die in de klas zich minder comfortabel voelen om op de voorgrond te treden of vragen te stellen.

Momenteel worden de ervaringen van scholen in kaart gebracht en hoe de toegevoegde waarde hiervan na de coronacrisis behouden blijft.

In het ho hebben onderwijsinstellingen al langer ervaring met onderwijsinnovatie. De onderwijsinstellingen werken, samen met het Versnellingsplan Onderwijsinnovatie met ICT, hard om van remote emergency teaching, te bewegen naar doordacht digitaal onderwijs. Hybride onderwijsvormen (deels online, deels op de campus) zijn daarbij het uitgangspunt.

Leningen en schulden

Studenten in het mbo en ho krijgen in het studiejaar 2021–2022 een korting van 50% op hun les-, cursus- en collegegeld. Studenten die uit het recht op basisbeurs (mbo) en/of aanvullende beurs (mbo en ho) lopen in de studiejaren 2021/2022 en 2022/2023 krijgen het recht op compensatie. Voor mbo-studenten met een basisbeurs betreft dit € 800, voor mbo-studenten met alleen een aanvullende beurs € 1.200 en voor mbo-studenten met een basis- en aanvullende beurs € 2.000. Voor ho-studenten met een aanvullende beurs betreft het compensatiebedrag € 1.500. Voor ho-studenten wordt het studentenreisproduct verlengd. Dit geldt voor alle ho-studenten die in de periode maart t/m december 2020 een opleiding volgden aan een hogeschool of universiteit én op dat moment minimaal een maand recht hadden op een studentenreisproduct, lening of aanvullende beurs. Zij krijgen er in totaal 12 maanden reisrecht bij, aansluitend op het reguliere reisrecht van de nominale studieduur plus één jaar. Deze groep ho-studenten krijgt dus in feite een reisrecht van de nominale studieduur plus twee jaar.

Mentale hulp

Scholen in het funderend onderwijs ontvangen de komende twee schooljaren extra bekostiging en ondersteuning voor het in kaart brengen van de behoeften van individuele leerlingen en het nemen van gepaste maatregelen. Het gaat om ontwikkelingsbehoeften op cognitief, executief en sociaal-emotioneel vlak. Daarbij gaat het om de brede opdracht voor het onderwijs namelijk de cognitieve ontwikkeling, de ontwikkeling van de executieve functies, sociale ontwikkeling en het mentale welbevinden van alle leerlingen en in het bijzonder van leerlingen in een kwetsbare positie.

Mbo-instellingen zetten hier reeds op in vanuit bijvoorbeeld het schoolmaatschappelijk werk en met extra begeleiding van onderwijsteams en studentbegeleiders. Met de verlengde maatregel Extra handen voor de klas kunnen scholen naast extra docenten ook extra begeleiding en aandacht organiseren voor studenten.

In het hoger onderwijs wordt ingezet op extra studiebegeleiding en peer-support en activiteiten om sense of belonging te versterken. Daarnaast wordt ook ingezet op betere informatievoorziening zodat studenten weten wat er wél kan, bijvoorbeeld weer af en toe fysiek onderwijs volgen of studeren op de onderwijsinstelling.

Stages

In het servicedocument 5.1101 is de mogelijkheid gegeven om studenten op andere manieren dan via een formele bpv-stage aan praktijkvorming te laten doen. Denk aan praktijkopdrachten en simulaties in de school. Zo kunnen in elk geval zoveel mogelijk studenten het diploma halen.

Wel zijn deze alternatieven last resort en heeft het kabinet voor zowel 2020 als 2021 € 4 miljoen per jaar uitgetrokken voor SBB om meer bpv-plaatsen te vinden bij leerbedrijven (stages en leerbanen). Vanuit het NP Onderwijs is daar nog € 4 miljoen voor 2022 aan toegevoegd.

Door inspanningen van alle partners hebben de eerste helft van het collegejaar 265.000 mbo-studenten stage kunnen lopen/een leerbaan gevonden en bedroegen de tekorten rond de 20.000 plaatsen. De tekorten aan stages en leerbanen nemen inmiddels af en zijn per 3 juni 2021 rond de 11.000.

Voor het hbo geldt dat in het NP Onderwijs middelen worden vrijgemaakt om nieuwe stagemogelijkheden te verkennen en om meer flexibiliteit en begeleiding te bieden bij het vinden van een gepaste stage. Hiervoor wordt er in 2021 € 10 miljoen voor vrijgemaakt. Vanuit NP Onderwijs willen we ook meer co-schappen bij de opleidingen geneeskunde en tandheelkunde stimuleren. Door de druk op de zorg, is er in ziekenhuizen minder begeleidingscapaciteit. Hierom wordt er in 2021 € 8 miljoen vrijgemaakt om werkgevers ook op andere manieren te stimuleren voor het aanbieden van coschappen.

Verder worden voor zowel mbo als hbo meer middelen vrijgemaakt om leerwerkplekken voor bbl-studenten en voor hbo deeltijd- en duale studenten te stimuleren. Hierdoor worden werkgevers extra geprikkeld om leerwerkplekken aan te bieden en/of nieuwe leerwerkplekken open te stellen. Door de subsidieregeling praktijkleren hopen we het tekort aan leerwerkplekken weg te werken.

Ook binnen het Rijk daalde het aantal stageplekken in 2020, namelijk met 21%. Mede naar aanleiding van verzoeken uit de Tweede Kamer zijn alle Ministeries verzocht om meer stageplekken te creëren. Medeoverheden en andere overheidswerkgevers zijn daarnaast in december 2020 in de Bestuurlijke Regiegroep (BRG) gevraagd om ook meer stageplekken te creëren voor studenten.

Monitoring achterstanden

Van alle scholen in het funderend onderwijs wordt verwacht dat ze vóór de zomer van 2021 zo goed als mogelijk inzicht hebben in de vertraging van leerlingen op cognitief, executief en sociaal gebied.

Om zicht te krijgen op de gevolgen van de coronamaatregelen in het mbo is een monitor ingericht die de gevolgen kwantitatief in beeld brengt. Het Rijk, de MBO Raad, SBB en DUO brengen de gegevens vanuit verschillende bestaande bronnen samen om zo een cijfermatig inzicht te geven.

Er wordt hierbij ingezoomd op de verschillende doelgroepen die het mbo kent: de instroom vanuit het voortgezet onderwijs, de mbo-studenten in het laatste jaar, de vavo, de doorstroom naar een hoger mbo-niveau en naar het hbo, jongeren in een kwetsbare positie, de instroom in het post-initiële onderwijs en op het onderwijspersoneel.

Door JOB en in samenwerking met de vakbonden, de beroepsvereniging en de leraren-community is en wordt aanvullend onderzoek uitgezet om zicht te krijgen op het welzijn en de ervaringen van de mbo-studenten en -docenten.

Voor het NP Onderwijs monitort het Rijk de komende jaren in afstemming met de sectoren en mbo-instellingen de studievertraging die studievoortgang en welzijn van studenten en welke interventies en maatregelenacties door mbo- en ho-instellingen worden ingezet om de impact van de coronacrisis op de studievoortgang en brede ontwikkeling van studenten zoveel mogelijk te beperken. Ook wordt via de data van DUO het verloop van schoolloopbanen en de onderwijsopbrengsten van leerlingen gevolgd in de komende jaren.

2.3. Aanbevelingen werk

De JDC doet 5 aanbevelingen op het gebied van werk:

  • 1. Benut eerdere ervaring aanpak jeugdwerkloosheid. Er is in het verleden veel kennis opgedaan over de aanpak van de jeugdwerkloosheid in Nederland en elders in de wereld.

  • 2. Stimuleer meer vacatures, werkplekleren en traineeships voor starters: voor bedrijven moet het financieel aantrekkelijk(er) wordt jongeren aan te nemen; daarnaast kan de overheid zorgen voor meer gesubsidieerde werkervaringsplaatsen.

  • 3. Investeer in bij- en omscholing, bijvoorbeeld voor werkloze jongeren of jongeren die zich willen laten omscholen naar een tekortsector als zorg of onderwijs.

  • 4. Meer aandacht voor jongeren in de culturele en creatieve sector, nu de baankansen daar zo klein zijn maar er wél talentvolle jongeren voor zijn opgeleid.

  • 5. Betere aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt. Jongeren moeten nu nog beter worden opgeleid voor de eisen die de arbeidsmarkt aan hen stelt zodat zij hun toekomstige arbeidsmarktpositie kunnen versterken en werkloosheid voorkomen kan worden.

Continuïteit

De huidige aanpak borduurt voort op eerdere crisisaanpakken en de lessen die daar geleerd zijn. Bij de vormgeving van de aanpak hebben we tevens gebruik gemaakt van de voorstellen van de jongerenbonden.

Stimulering vacatures

Voor een groep jongeren van 18 tot 27 jaar is het lastig een stabiele startpositie op de arbeidsmarkt en in de samenleving te verwerven. Het behalen van deelcertificaten of het opdoen van vaardigheden bij een werkgever, kan de kans op werk en het behoud daarvan voor deze jongeren vergroten. Dit vergt de nodige inspanningen van werkgevers. Hiervoor wordt voor werkgevers een nieuw loonkostenvoordeel in het leven geroepen, door het huidige lage inkomensvoordeel om te vormen tot een loonkostenvoordeel voor jongeren met een (potentieel) kwetsbare positie op de arbeidsmarkt102. Met een gerichte lastenverlichting in de vorm van een nieuw loonkostenvoordeel worden werkgevers gecompenseerd en gestimuleerd deze jongeren in dienst te nemen en te houden. Momenteel wordt het onderzoek afgerond naar het bereik van dit nieuwe loonkostenvoordeel voor de jongeren.

De rijksoverheid kijkt zelf ook naar haar bijdrage in het creëren van vacatures, leerwerkplekken en traineeships voor starters. Naar aanleiding van de motie Bruins wordt gewerkt aan rijksbreed /beleid voor studenten en starters. Rijksbreed zijn er drie traineeprogramma’s: het Rijkstraineeprogramma (RTP), het Rijks I-Traineeship (RIT) en het Traineeship voor Rijksinkoop Professionals (TRIP). Een pilot voor een vierde traineeprogramma voor hbo-afgestudeerden is in ontwikkeling. Dit traineeprogramma richt zich op het werken aan maatschappelijke opgaven en tracht aan te sluiten bij het programma grenzeloos samenwerken.

Bij- en omscholing

Om goed inzetbaar te blijven op de arbeidsmarkt, is het belangrijk dat mensen zich blijven ontwikkelen. Met maatregelen, experimenten en regelingen moedigt de overheid het ontwikkelen tijdens de loopbaan aan, ook voor de jongeren103.

Jongeren die werkloos dreigen te worden of net zijn geworden en extra ondersteuning nodig hebben, kunnen een beroep doen op de dienstverlening van Regionale Mobiliteitsteams. Het doel van deze teams is dat mensen die door de coronacrisis hun baan dreigen te verliezen of recent hebben verloren, zo veel mogelijk direct naar nieuw werk gaan en dat zij daarbij waar nodig gericht worden geholpen door bijvoorbeeld omscholing. In regionale mobiliteitsteams zitten werkgeversorganisaties, vakbonden, gemeenten en UWV. Zij werken nauw samen met onderwijsinstellingen en SBB. De afweging of aanvullende dienstverlening nodig is bij het vinden van nieuw werk wordt gemaakt door de regionale partijen door middel van een advies op basis van persoons- en situatiekenmerken, waarmee de afstand tot de arbeidsmarkt kan worden bepaald. Leeftijd is een van de kenmerken die meewegen in deze afweging. De aanvullende crisisdienstverlening kan onder andere voor jongeren die weinig werkervaring hebben van meerwaarde zijn. Zij hebben weinig WW-rechten opgebouwd, waardoor de reguliere ondersteuning die UWV kan bieden beperkt is. Het kan ook zijn dat de dienstverlening die de gemeente kan aanbieden onvoldoende voor de jongere is. De middelen uit het steun- en herstelpakket voor scholing via praktijkleren in het mbo worden verstrekt aan regionale mobiliteitsteams. Bij praktijkleren in het mbo voor werkzoekenden en werkenden wordt werken in een leerbedrijf gecombineerd met het volgen van (een deel van) een mbo-opleiding. De opleidingen worden uitgevoerd in de derde leerweg. Het kan daarbij gaan om een mbo-opleiding gericht op het behalen van een praktijkverklaring, certificaat of diploma.

Verder zijn aanvullende crisismiddelen beschikbaar gesteld voor mbo-instellingen en gemeenten voor extra begeleiding en nazorg. Dit is gericht op jongeren die zonder startkwalificatie het onderwijs verlaten uit het praktijkonderwijs (pro), uit het voortgezet speciaal onderwijs (vso) of door voortijdig schoolverlaten en voor jongeren uit het mbo die een moeilijke start op de arbeidsmarkt hebben vanwege bijvoorbeeld hun opleidingsrichting of niet-westerse migratieachtergrond. Deze extra begeleiding en nazorg is gericht op het ondersteunen naar een andere opleiding met een grotere kans op werk of naar een werkplek.

Om het aanbieden van bbl-werkplekken door bedrijven aantrekkelijker te maken, wordt in het NP Onderwijs de subsidie praktijkleren generiek opgehoogd naar € 2.700 per aangeboden plek.

Voor het kunnen omscholen van werkenden en werkzoekenden naar sectoren waar nu juist veel vraag is naar werknemers, zoals de zorg, worden door SBB extra certificaten ontwikkeld.

Culturele en creatieve sector

Kunstvakonderwijs en creatieve opleidingen leiden studenten op voor een baan in de creatieve sector, maar ook daarbuiten. Studenten kunnen aan de slag in het gesubsidieerde en het niet-gesubsidieerde deel van de sector. Daarnaast zijn er indicaties dat studenten van kunstvakonderwijs en creatieve mbo-opleidingen in toenemende mate al tijdens hun studie starten als cultureel ondernemer.

Als het gaat om ontwikkelkansen van werkenden in de sector (ook jongeren), dan is het beleid van het Rijk er op gericht dat werkenden een duurzaam beroepspraktijk kunnen opbouwen en onderhouden104. Inmiddels heeft dit geleid tot het programma PPO (permanente professionele ontwikkeling) van Platform ACCT, dat een stimulans (een bijdrage) biedt aan persoonlijke professionele ontwikkeling, gerelateerd aan de loopbaandoelstellingen van de werkende (ook als zij zich willen laten omscholen). Minstens zo belangrijk is dat het programma ook stimuleert dat werkenden en werkgevers zelf in permanente professionele ontwikkeling investeren en dat deze investering onderdeel wordt van fair practice in de sector.

Het kabinet zet op drie manieren in op wendbaarheid en weerbaarheid van de sector:

  • Innovatie van verdienmodellen in relatie tot publiek en maatschappij.

  • Nieuwe kansen voor startende ondernemers en ondernemers in transitie.

  • Meer sociale zekerheid, vooral bij voor deze sector kenmerkende zelfstandigen en werkenden met een hybride praktijk (combinaties zelfstandigheid en dienstverbanden).

Aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt

Er blijft met de verlenging van de Aanpak Jeugdwerkloosheid extra begeleiding en nazorg voor jongeren die zonder startkwalificatie het onderwijs verlaten uit het praktijkonderwijs (pro), uit het voortgezet speciaal onderwijs (vso) of door voortijdig schoolverlaten. En voor jongeren uit het mbo die een moeilijke start op de arbeidsmarkt heeft vanwege bijvoorbeeld hun opleidingsrichting of niet-westerse migratieachtergrond.

Vanuit het kabinet wordt stevig ingezet op gelijke kansen bij de zoektocht naar baan of stage voor bijvoorbeeld jongeren met een migratieachtergrond. Zo is het wetsvoorstel Toezicht gelijke kansen bij werving en selectie in december 2020 naar de Kamer verstuurd. Om stagediscriminatie te bestrijden en gelijke kansen bij stages te bevorderen, werkt het kabinet samen met partners als VNO-NCW, MKB-NL, de MBO Raad, de Vereniging Hogescholen, JOB (Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs) en CRM (College voor de Rechten van de Mens). Zo is in november 2020 de campagne #KIESMIJ gelanceerd, waarbij meer aandacht wordt gevraagd voor stagediscriminatie. Ook is in samenwerking met de MBO-raad het kennispunt Gelijke Kansen, Diversiteit en Inclusie opgericht. Dit kennispunt helpt scholen bij een effectieve aanpak om te komen tot gelijke kansen bij de zoektocht naar werk en stage. Verder is – als onderdeel van het programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt - door de NRO het programma Gelijke kansen richting de toekomst opgezet. In dit onderzoekstraject wordt de komende drie jaar ingezet op de ontwikkeling van aantoonbaar effectieve interventies die scholen en leerbedrijven kunnen inzetten om gelijke kansen te bevorderen.

2.4. Aanbevelingen Wonen

De JDC doet 5 aanbevelingen op het gebied van wonen:

  • 1. Slim blijven bouwen: zorg voor betaalbare «gewone» huizen, maar ook tiny houses of modulaire woningen – uiteraard duurzaam.

  • 2. Pas de financiering voor koopwoningen aan, door

    • a) soepeler om te gaan met studieschuld,

    • b) door baankansen mee te wegen bij de hypotheekberekening en

    • c) door middel van woonsubsidie voor starters.

  • 3. Verander de regels in de huursector, bijvoorbeeld

    • a) een maximale huurprijs in de vrije sector,

    • b) een hogere inkomensgrens voor sociale huur,

    • c) strenge controle van huisjesmelkers en

    • d) toestemming om op een vakantiepark te wonen.

  • 4. Meer aandacht voor dakloze jongeren. Dit kan onder meer door:

    • a) het verbeteren van de mogelijkheid om een briefadres te krijgen en

    • b) meer in te zetten op hulpcentra waar daklozen begeleiding kunnen krijgen.

  • 5. Zorg voor betere informatie voor starters op de huizenmarkt, bijvoorbeeld met

    • a) een keurmerk voor particuliere verhuurders,

    • b) een checklist voor het kopen van je eerste huis of

    • c) persoonlijke begeleiding bij huur en koop.

Slim bouwen

Het kabinet onderschrijft het belang van slim bouwen. Niet alleen moet er snel meer aanbod komen, dat aanbod moet ook betaalbaar zijn. Tegelijkertijd moet het bouwen van woningen zich verhouden tot de klimaatdoelstellingen (CO2-reductie), de ambities voor een circulaire economie (minder fossiele grondstoffen) en de stikstofproblematiek. Gelukkig zien we veelbelovende ontwikkelingen in de bouwsector die de woningbouw zowel betaalbaar als duurzaam kunnen versnellen. Denk aan verdere industrialisatie van de productie (robotisering), slimme digitale ontwerpprocessen, flexibele en demontabele woningbouwconcepten, bouwen met standaard modules en bouwen met biobased materialen als hout. Samen met veel betrokken partijen heeft het Rijk in kaart gebracht welke veranderingen nodig zijn en dit programma is in juni 2021 aan de Tweede Kamer aangeboden105.

Koopwoningen

Op de koopwoningmarkt krijgen starters meer financieringsmogelijkheden. Zo is de weging van de studieschuld in het berekenen van de hypotheek in 2020 geëvalueerd en naar beneden bijgesteld. Bij een studieschuld van € 25.000 kunnen starters daardoor per 1 januari 2021 gemiddeld € 7.000 tot 8.000 meer lenen.

Ook is per januari 2021 eenmalig de overdrachtsbelasting afgeschaft voor starters (18–35 jaar) die een woning kopen onder € 400.000. Hierdoor hoeven zij minder lang te sparen voor de extra kosten die komen kijken bij het kopen van een huis (kosten koper). Door het verhogen van de overdrachtsbelasting voor beleggers, verbetert daarnaast de concurrentiepositie van starters ten opzichte van deze beleggers.

Verder zijn er vanuit de markt initiatieven die de baankansen voor starters meewegen in de hypotheekberekening. Met de Arbeidsmarktscan krijgen mensen met een flexibel inkomen meer mogelijkheden om een verantwoorde hypotheek af te sluiten. De Arbeidsmarktscan kijkt namelijk niet alleen naar het huidige arbeidscontract en wat iemand verdient, maar ook naar het perspectief op de arbeidsmarkt.

Ook door middel van een woonsubsidie zou de financiële mogelijkheid van een starters vergroot kunnen worden. Over het algemeen geldt dat een dergelijke maatregel een prijsopdrijvend effect heeft. De positie van starters die gebruik kunnen maken van een dergelijke maatregel verbetert maar voor andere woningzoekenden wordt het door de hogere prijzen juist lastiger om een woning te vinden. Daarom is er vooralsnog niet gekozen voor het gebruik van woonsubsidies.

Huurwoningen

In de vrije huursector zijn er geen wettelijke grenzen gesteld aan de aanvangshuurprijs. Wel geldt er in navolging van initiatiefwetsvoorstel van de heer Nijboer106, de komende drie jaar een maximale huurstijging van inflatie plus 1% voor vrije sectorwoningen. Daarnaast sluit de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties samen met sectorpartijen een convenant af over transparantie omtrent aanvangshuurprijzen in de vrije huursector. De gesprekken hierover zijn in een vergevorderd stadium en de verwachting is dat het convenant na de zomer gereed is. Daarmee komt er voor de huurders aan de voorkant meer duidelijkheid over de hoogte van de huurprijs die zij betalen.

Een hogere DAEB-inkomensgrens107 zorgt niet meteen voor meer woningen, maar wel voor een grotere doelgroep. Met de huidige wachtlijsten is het belangrijk te kijken naar de manier waarop de bestaande woningvoorraad wordt verdeeld. Met de wet huur en inkomensgrenzen wordt onder andere de DAEB-inkomensgrens gedifferentieerd. Hiermee wordt de beschikbaarheid en betaalbaarheid van woningen voor meerpersoonshuishoudens met lage middeninkomens binnen de huursector verbeterd.

Overigens kan een woningcorporatie de vrije toewijzingsruimte gebruik om mensen met een hoger inkomen een sociale huurwoning toe te wijzen. Deze ruimte wordt per 1 januari 2022 landelijk 7,5% (nu 10%). Daarbij wordt er een mogelijkheid gecreëerd om deze ruimte op te rekken tot 15% wanneer daar lokaal de behoefte aan is en woningcorporaties, gemeenten en huurdersorganisaties hier prestatieafspraken over maken.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is op dit moment bezig een wet voor te bereiden waarmee gemeenten desgewenst landelijk geüniformeerde voorschriften kunnen instellen voor verhuurders. Daarom wordt gewerkt aan een systeem voor waarmee gemeenten zelf kunnen beslissen tot het al dan niet invoeren van algemene regels en in specifieke gevallen een vergunningsstelsel kunnen inrichten.

Voor permanente bewoning van recreatiewoningen geldt dat het aan gemeenten is om de afweging te maken of permanente bewoning wordt toegestaan. Gemeenten hebben namelijk het beste zicht op wat mogelijk en wenselijk is, in de specifieke context van een park. Wanneer kwetsbare mensen al in recreatiewoningen wonen, en een gemeente wil handhaven op permanente bewoning, vraagt de Minister van BZK om met de menselijke maat te handhaven. De Minister vraagt daarmee aan de gemeente om aandacht te hebben voor de perspectieven op vervolghuisvesting, juist van kwetsbare mensen.

Dakloze jongeren

In Nederland zijn ongeveer 8.500 jongeren tussen de 18 en 27 jaar dak- en thuisloos. Om deze jongeren te helpen is het Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren108 gelanceerd. De coronacrisis heeft op het leven van (dreigend) dak- en thuisloze jongeren een enorme impact. De urgentie van de acties en prioriteiten in het Actieprogramma is actueler dan ooit. Het realiseren van financiële bestaanszekerheid, persoonlijke ontwikkeling, scholing en onderdak zijn verder onder druk komen te staan.

Met het actieprogramma wordt samen met 14 pilotgemeenten gewerkt aan een forse vermindering van het aantal dakloze jongeren en zo kort mogelijke duur in de maatschappelijke opvang. Hierbij is integrale dienstverlening op alle leefgebieden essentieel om enerzijds dak- en thuisloosheid te voorkomen, en anderzijds jongeren die dakloos raakt zo snel als mogelijk uit de opvang te krijgen. Zo heeft de jongerenregisseur in de 14 pilotgemeenten geleid tot betere toeleiding, blijft deze naast de jongere staan, en is integrale ondersteuning vanuit de verschillende domeinen mogelijk gemaakt.

Om in aanmerking te komen voor bepaalde voorzieningen is een inschrijving in de Basis Registratie Personen (BRP) noodzakelijk. Er wordt daarom gewerkt aan een wetswijziging van de Wet BRP die gemeenten verplicht om mensen te registreren in de BRP, op een woonadres en bij het ontbreken daarvan op een briefadres. Een verplichting tot inschrijving door gemeenten bestaat al, maar dit zal met de wijziging nog duidelijker worden gemaakt.

Samen met Divosa is gewerkt aan verbetering van de uitvoering van het bieden van maatwerk aan (dreigend) dak- en thuisloze jongeren binnen de Participatiewet. Hiertoe is een handreiking voor uitvoerenden en beleidsmakers ontwikkeld en vinden kennissessies in het hele land plaats.

Starters

Als starters op de koop- of huurwoningmarkt krijg je met veel verschillende organisaties te maken. Het initiatief startenopdewoningmarkt.nl brengt de informatie vanuit deze verschillende partijen samen op één plek voor zowel huren als kopen. Startenopdewoningmarkt.nl helpt op die manier starters op weg in de zoektocht naar een huur- of een koopwoning. Deze site is een initiatief van het Rijk, Aedes, Vereniging Eigen Huis, de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB), De Hypotheekshop, Nationale Hypotheekgarantie (NHG), Stimuleringsfonds Volkshuisvesting (SVn), Het Verbond van Verzekeraars, NVM, VBO en VastgoedPro.

Daarnaast is samen met de betrokken partijen in 2020 de Week van de starter georganiseerd waarbij de site onder de aandacht is gebracht door een startersspreekuur, een online campagne en verschillende webinars.

2.5. Aanbevelingen Klimaat

Het JDC-rapport stelt dat jongeren hebben op het terrein van klimaat twee zorgen hebben: ze zijn bezorgd dat de coronacrisis het klimaatbeleid onder druk zet en dichter bij huis denken jongeren dat toenemende financiële problemen zich beperkt in het maken van groene keuzes. Daaruit komen 4 aanbevelingen voort:

  • 1. Voer consistent langetermijnbeleid door vaart te maken met de generatietoets en die te gebruiken bij de keuzes die gemaakt worden voor het Nationaal Groeifonds.

  • 2. Koppel herstelbeleid sterker aan de duurzaamheidsagenda.

  • 3. Stimuleer duurzame consumptiepatronen.

  • 4. Bereik een rechtvaardige transitie door jongeren actief te betrekken.

Consistent langetermijnbeleid

Nederland heeft zich in Europa gecommitteerd aan klimaatneutraliteit in 2050, en in lijn daarmee, een opgehoogd 2030-doel van tenminste 55% reductie ten opzichte van 1990. Dit is verankerd in de EU Klimaatwet. In het kader van de motie van de leden Sienot en Dik-Faber109, die de regering oproept om nog aanvullende maatregelen op het studiegroep-rapport Bestemming Parijs op te halen bij de brede samenleving, is er onder andere met de jeugd gesproken. De jeugd heeft een aantal fiches ingediend, onder anderen over een generatietoets bij klimaatbeleid en het nationale groeifonds. Over de opgehaalde maatregelen is uw Kamer per brief geïnformeerd110.

Duurzaam herstelbeleid

Het kabinet heeft zich bij de start van de coronacrisis in eerste instantie gericht op crisis- en steunbeleid aan ondernemers waarbij geen specifieke middelen zijn vrijgemaakt onder de noemer herstelbeleid en dus ook niet voor groen herstel. Het klimaatakkoord (Kamerstuk 32 813, nr. 193) is een pakket van investeringen, hiermee doorgaan is een basis voor groen herstel, en dat is wat het kabinet afgelopen jaar volop gedaan heeft. Daarnaast komen middelen beschikbaar uit het Europees Herstelfonds (RRF) en het Just Transition Fund (JTF). Het RRF is de faciliteit die investeringen in een groen herstel mogelijk maakt. Alleen voor RRF gaat dit naar verwachting om € 2 miljard voor klimaatprojecten in Nederland. Verder staat ook het groeifonds open voor investeringsvoorstellen in de energietransitie, er is bij het groeifonds een duurzaamheidstoets ingebouwd voor projectvoorstellen.

Stimulering duurzame consumptiepatronen

In het kader van de motie van de leden Sienot en Dik-Faber111 is er door de jongeren een fiche ingediend om mogelijke gedragsinterventies structureel mee te wegen bij het ontwerpen en uitvoeren van klimaatmaatregelen, waaronder duurzame consumptiepatronen. Jongeren zijn gevraagd om mee te denken over het creëren van aandacht breder in de samenleving voor het aanpassen van gedrag. Tevens zijn de jongeren in gesprek met het Rijk over de betrokkenheid van jongeren bij de campagnes en de Nationale Klimaatweek.

Structureel betrekken van jongeren bij het klimaatbeleid

Er vindt halfjaarlijks overleg plaats tussen de jongeren en de verantwoordelijk bewindspersoon van Economische Zaken en Klimaat. Tevens is er ook veelvuldig contact op ambtelijk niveau, en dragen de jongeren bij aan de nationale klimaatcampagne Iedereen doet Wat, het ontwerp en de uitvoering van de Regionale Energiestrategieën en bij het verder vorm geven van de burgerparticipatie, in lijn met het advies van de Commissie Brenninkmeijer112. Tevens zaten jongeren aan tafels bij de totstandkoming van het Klimaatakkoord.

BIJLAGE 3 REACTIE MOTIE PALLAND EN PETERS ANALYSE JONGEREN OP DE ARBEIDSMARKT

Algemeen beeld van jongeren op de arbeidsmarkt tijdens de coronacrisis

Jongeren (15–25) worden door de coronacrisis hard geraakt. Schoolverlaters vinden moeilijker dan voor de crisis een baan en jongeren lopen een groter risico dan andere groepen op het verliezen van werk. Kinderen zien door leerachterstanden hun toekomstige arbeidsperspectief verslechteren. Ook zien we dat jongeren in veel grotere mate ontmoedigd zijn geraakt dan oudere leeftijdsgroepen op de arbeidsmarkt. Bovendien geeft het tekort aan stages problemen in afronding van opleidingen met studievertraging of uitval tot gevolg. De instroom in de WW en bijstand van jongeren is het hoogst van alle leeftijdsgroepen. Ook dit laat zien dat ze hard geraakt worden. De risico’s zitten zowel op korte termijn als op langere termijn vooral bij kwetsbare groepen (lage SES, zonder startkwalificatie, met een niet-westerse migratie-achtergrond, met een arbeidsbeperking).

Jongeren lijken, naast het feit dat ze hard geraakt worden, echter ook weer een van de eerste groepen te zijn die herstel laten zien en profiteren van economische verbetering. We zien bijvoorbeeld dat jongeren weer relatief snel uit de bijstand komen ten opzichte van andere groepen. Ze vinden over het algemeen snel weer een nieuwe baan.

Als we kijken naar de ontwikkeling van de werkloosheidscijfers en netto participatiegraad113 van jongeren laten die ten opzichte van augustus 2020 (besluitvorming over aanvullend sociaal pakket) voor de hele groep weer wat herstel zien. Dit herstel is sneller ingezet dan op dat moment werd verwacht. De niet-beroepsbevolking onder jongeren stijgt meer dan de werkloosheid, dit betekent dat een deel van de jongeren zich terugtrekt van de arbeidsmarkt. Bijna de helft van de jongeren die zich in 2020 terugtrok van de arbeidsmarkt, deed dit vanwege ontmoediging. Het andere deel deed dit om door te studeren.

De literatuur114 over de gevolgen van de crisis voor jongeren laat eigenlijk eenzelfde beeld als hiervoor beschreven zien. Jongeren worden relatief hard geraakt door crises (in inkomen en baankansen), maar herstellen zich over het algemeen na een periode weer. Alleen voor bepaalde groepen die langdurig naast de arbeidsmarkt komen te staan, is de schade mogelijk blijvend. Zie de het tekstblok hieronder voor de wetenschappelijke inzichten hierover.

Wetenschappelijke inzichten over het risico op littekeneffecten

Het CPB wijst erop dat werkloosheid op individueel niveau kan leiden tot een lager inkomen en verlies van menselijk kapitaal. Met name voor langdurig werklozen kan dit effect op het inkomen blijvend zijn. Het grootste risico op scarring lijkt te zitten bij de groep jongeren in een kwetsbare positie. Als zij nu geen baan vinden, wordt de afstand tot de arbeidsmarkt vermoedelijk groter en bestaat het risico dat zij langdurig naast de arbeidsmarkt komen te staan. Volgens het CPB zijn deze littekeneffecten op baankansen en inkomen tot zo’n vijf jaar later nog merkbaar115.

Hoger en lager opgeleiden lopen in verschillende mate risico op littekeneffecten.

Na de vorige economische crisis bleek dat hoger-opgeleiden na afstuderen lagere inkomsten (-2,3%) hadden in het eerste jaar werk en dat dit effect wegebde na circa 4 jaar116. Baankansen waren voor die groep nauwelijks beïnvloed. Naar wat de precieze gevolgen voor lager opgeleiden zijn is in Nederland geen en internationaal weinig onderzoek naar gedaan. Uit de schaarse internationale studies die hoger opgeleiden met lager opgeleiden vergelijken, blijkt dat lager opgeleiden vooral lagere baankansen hebben dan hoger opgeleiden als gevolg van een crisis en de effecten op hun inkomen minder groot zijn.

Aanknopingspunt beleid

De motie Palland/Peters vraagt om te bezien of aanvullende maatregelen voor de positie van jongeren op de arbeidsmarkt nodig zijn. In augustus 2020 is besloten om te komen tot een aanvullend sociaal pakket bij het economische steunpakket, waar de maatregelen gericht op bestrijding van jeugdwerkloosheid een onderdeel van zijn. Door de Aanpak Jeugdwerkloosheid wordt ingezet op scholing en de ondersteuning richting werk van jongeren. De effectiviteit van deze aanpak zal gedeeltelijk nog moeten gaan blijken.

Als we kijken naar de arbeidsmarktcijfers (werkloosheid en participatie) zijn deze minder somber dan destijds verwacht. Een deel van de jongeren heeft bijvoorbeeld besloten om door te studeren omdat zij het moment van uitstroom niet kansrijk inschatten. Dit kan een positief effect hebben op de arbeidsmarktperspectieven van jongeren en op het bbp per hoofd van de bevolking, als de economie weer aantrekt117.

Omdat de verwachting is dat de gevolgen van de coronacrisis voor de arbeidsmarktpositie van jongeren ook volgend jaar nog voelbaar zullen zijn, blijft ook noodzaak om jongeren te begeleiden naar vervolgonderwijs of werk de komende tijd bestaan. Het kabinet heeft daarom door het Nationaal Programma Onderwijs de Aanpak Jeugdwerkloosheid verlengd tot en met 2022. Het kabinet houdt een vinger aan de pols of het ingezette beleid voldoet en blijft voldoen.


X Noot
6

Kamerstuk 25 295, nr. 960.

X Noot
7

Kamerstuk 35 570 XV, nr. 40.

X Noot
11

SER Denktank Coronacrisis, Neem iedereen mee: Kwetsbare Groepen op de Arbeidsmarkt, 11 december 2020.

X Noot
14

Kamerstuk 35 570 XV, nr. 40.

X Noot
16

CPB-notitie. Jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt in beeld. April 2019.

X Noot
20

Hoge verwachtingen: «KansenKansen en belemmeringen voor jongeren in 2019»2019, verkenning van de sociaaleconomische Raad (2019)

X Noot
24

Kamerstukken 30 234 en 25 295, nr. 258

X Noot
27

Kamerstuk 28 741, nr. 81

X Noot
31

Opgroeien https://www.scp.nl/publicaties/publicaties/2021/05/27/opgroeien-in-een-kwetsbare-wijk| Publicatie | Sociaal en Cultureel Planbureau (scp.nl)

X Noot
33

Rapport «Als je het ons vraagt» (2021). Kinderombudsman. https://www.dekinderombudsman.nl/publicaties

X Noot
34

Motivaction (2020), Flitspeiling jongereninspraak en coronamaatregelen, en I&O Research (2021), Wat verwachten jongeren van de democratie? En begrijpen jongeren en bestuurders elkaar?, (Kamerstuk 35 570 (Kamerstuk 35 570 VII, nr. 92)

X Noot
36

Jongeren die ervaring hebben met jeugdhulp en dak- en thuisloosheid hebben vijf voorwaarden (de zogeheten Big Five), te weten: werk en school, inkomen, wonen, welzijnen ondersteuning geformuleerd waaraan voldaan moet worden voordat een jongere zelfstandig verder kan en geen hulp meer hoeft te ontvangen

X Noot
40

https://www.16-27.nl/Home | 16–27 (16–27.nl)

X Noot
43

Kamerstuk 30 995, nr.98.

X Noot
44

Kamerstuk 30 995, nr. 99.

X Noot
45

Kamerstukken 34 477 en 25 295, nr. 73

X Noot
46

In het kader van het breed offensief tegen ondermijnende criminaliteit is reeds extra geïnvesteerd in acht gemeenten die nadrukkelijk met ondermijnende jeugdcriminaliteit kampen, om hun wijkgerichte preventieve aanpak te versterken met maatregelen en (o.a. bovenstaande) interventies die het veiligheidsdomein en sociaal domein verbinden. Ook zet Een aantal Regionale Informatie- en Expertise Centra (RIEC’s) zet in op een aanpak om te voorkomen dat jongeren in de (ondermijnende) criminaliteit terecht komen of hier verder in afglijden. De kennis en ervaringen die hiermee worden opgedaan worden gedeeld tussen deze gemeenten, maar ook met andere gemeenten en partners.

X Noot
47

Motivaction (2020), Flitspeiling jongereninspraak en coronamaatregelen, en I&O Research (2021), Wat verwachten jongeren van de democratie? En begrijpen jongeren en bestuurders elkaar?, (Kamerstuk 35 570 VII, nr. 92)

X Noot
48

Kamerstuk 35 570 VII, nr. 93.

X Noot
49

Kamerstuk 29 544, nr. 952

X Noot
50

Kamerstuk 29 544, nr. 1019

X Noot
51

Bijlage bij Kamerstuk 29 544, nr. 952

X Noot
52

Kamerstuk 26 695, nr. 133

X Noot
53

Voortijdig schoolverlaten is het verlaten van school zonder een startkwalificatie (havo-diploma, vwo-diploma of mbo-diploma op minimaal niveau 2)

X Noot
54

Kamerstuk 26 695, nr. 133

X Noot
57

Kamerstukken 31 288 en 31 524, nr. 903

X Noot
58

Bijlage bij Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 160

X Noot
60

Kamerstuk 32 847, nr. 752.

X Noot
61

Kamerstuk 35 572, nr. 49.

X Noot
62

De initiatiefnemers zijn NOC-NSF, Scouting Nederland, Vereniging Sport en Gemeenten, Jeugdfonds Sport en Cultuur, Sociaal Werk Nederland, LKCA en Nederlands Jeugdinstituut.

X Noot
68

Trimbos-instituut, NCJ, Pharos, Corona-expertgroep Schoolpsychologen NIP en het Nederlands Jeugdinstituut

X Noot
69

Kamerstuk 32 793 nr. 538.

X Noot
74

Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 220

X Noot
79

Kamerstukken 25 295 en 25 883, nr. 1025

X Noot
80

Kamerstukken 25 295 en 25 883, nr. 1172

X Noot
84

Kamerstuk 24 515, nr. 600.

X Noot
85

Deze site is een initiatief van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Aedes, Vereniging Eigen Huis, de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB), De Hypotheekshop, Nationale Hypotheekgarantie (NHG), Stimuleringsfonds Volkshuisvesting (SVn), Het Verbond van Verzekeraars, NVM, VBO en VastgoedPro

X Noot
86

Kamerstuk 32 847, nr. 752.

X Noot
87

Kamerstuk 25 295, nr. 1105

X Noot
90

Bijlage bij Kamerstuk 32 793, nr. 259

X Noot
91

Bijlage bij Kamerstuk 27 565, nr. 179

X Noot
92

Voor meer informatie over ontwikkelingen, praktijkvoorbeelden en hulpmiddelen, onderzoeken, etc. rondom (het samenwerken met) informele steun zie de website van Zorg voor de Jeugd Versterken eigen kracht en inzetten mentoren – Zorg voor de Jeugd • Zorg voor de Jeugd en Voortgangsrapportages – Zorg voor de Jeugd • Zorg voor de Jeugdhttps:www.voordejeugd.nl/samen-de-zorg-voor-jeugd-steeds-beter-maken/betere-toegang-jeugdhulp-voor-kinderen-gezinnen/mentoren-inzetten / en https://voordejeugd.nl/voortgangsrapportages/

X Noot
94

In de aanstaande voortgangsrapportage High Impact Crimes wordt uw Kamer hierover separaat geïnformeerd.

X Noot
95

Lage drempels, hoge dijken. Democratie en rechtsstaat in balans, Eindrapport van de staatscommissie parlementair stelsel en Advies van de Raad voor het openbaar bestuur (2019). Jong geleerd, oud gedaan; Pleidooi voor experimenten met het verlagen van de kiesgerechtigde leeftijd.

X Noot
96

Kamerstuk 35 570 VII, nr. 93.

X Noot
97

Kamerstuk 35 034, nr. 19

X Noot
98

Bijlage bij Kamerstuk 34 430, nr. 9

X Noot
99

Adviesrapport Jong geleerd, oud gedaan | Publicatie | Raad voor het Openbaar Bestuur (www.raadopenbaarbestuur.nl) https://www.raadopenbaarbestuur.nl/documenten/publicaties/2019/06/24/jong-geleerd-oud-gedaan

X Noot
100

Kamerstukken 31 497 en 31 839, nr. 372

X Noot
102

Kamerstuk 34 304, nr. 15

X Noot
103

Kamerstuk 30 012, nr. 135

X Noot
104

Dit is opgenomen in de Arbeidsmarktagenda van de culturele en creatieve sector 2017–2023

X Noot
105

Bijlage bij Kamerstuk 32 847, nr. 754

X Noot
106

Kamerstuk 35 488, nr. 5

X Noot
107

De inkomensgrens waar corporaties voor de toewijzing van sociale huurwoningen in het kader van de staatssteunregeling rekening mee moeten houden

X Noot
108

Bijlage bij Kamerstuk 29 325, nr. 97

X Noot
109

Kamerstuk 35 570 XIII, nr. 37.

X Noot
110

Kamerstuk 32 813, nr. 685.

X Noot
111

Kamerstuk 35 570 XIII, nr. 37

X Noot
112

Bijlage bij Kamerstuk 32 813, nr. 674

X Noot
113

Het aandeel van de werkzame beroepsbevolking in de bevolking van 15 tot 75 jaar.

Naar boven