De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat gezien wereldwijde geopolitieke dreigingen een voortvarende vervanging
van de onderzeebootcapaciteit in het nationale veiligheidsbelang is, en dat een technologisch
en kwalitatief hoogstaande onderzeeboot daarbij van belang is voor zowel de effectiviteit
van de inzet als de veiligheid van de bemanning;
overwegende dat het conform de Defensie Industrie Strategie 2018 van groot belang
is maritieme kennis en kunde binnen het Nederlandse marinebouwcluster te behouden,
en dat de drie kandidaten hier reeds op getoetst zijn;
overwegende dat de Staatssecretaris van Economische Zaken in de «maakindustriebrief»
van 30 oktober 2020 terecht aangeeft dat maatwerk nodig is voor de Nederlandse defensiesector;
voorts overwegende dat artikel 346 van het Verdrag inzake de werking van de Europese
Unie, dat op dit DMP-dossier van toepassing is, de ruimte biedt om rondom selectie
en gunning de Nederlandse maritieme industriële capaciteiten optimaal te benutten
voor borging van nationaal veiligheidsbelang en strategische autonomie van de onderzeebootcapaciteit;
verzoekt de regering, optimaal gebruik te maken van een zelfscheppend Nederlands marinebouwcluster
om het nationaal veiligheidsbelang en de strategische autonomie voor de onderzeebootcapaciteit
te bestendigen en te bevorderen, en hierover uiterlijk bij de Voorjaarsnota te rapporteren
aan de Kamer,
en gaat over tot de orde van de dag.
Stoffer
Van den Bosch
Van Helvert
Voordewind
Fritsma
Kerstens
Van Haga