35 475 Initiatiefnota van het lid Paternotte over Bescherm Nederlanders met een ongewenste tweede nationaliteit

Nr. 4 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN BUITENLANDSE ZAKEN EN VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 december 2020

Hierbij ontvangt uw Kamer de reactie van het Kabinet op een initiatiefnota ingediend door lid Paternotte (D66) op 27 mei jl. met als titel «Bescherm Nederlanders met een ongewenste tweede nationaliteit» (Kamerstuk 35 475, nr. 2).

In de initiatiefnota wordt de problematiek van de onvrijwillig verkregen tweede nationaliteit beschreven. Het gaat hier volgens de initiatiefnemer zowel om praktische belemmeringen die betrokken Nederlanders in het buitenland ondervinden als om de ongewenste associatie die soms in Nederland lijkt op te treden in relatie tot de tweede nationaliteit. De initiatiefnemer stelt voor om alles in het werk te stellen om Nederlanders met een ongewenste tweede nationaliteit de bescherming te bieden die zij nodig hebben. Hij stelt voor om alle Nederlanders die hun tweede nationaliteit als ongewenst willen markeren voortaan materieel enkel als Nederlander te gaan beschouwen en heeft daartoe zes voorstellen opgenomen in de initiatiefnota.

In deze reactie reflecteert het kabinet op de in de initiatiefnota geschetste problematiek en geeft inzicht in de mogelijke vervolgstappen die gezet kunnen worden ter verdere ondersteuning van de keuzevrijheid van deze Nederlandse burgers. Hierbij hanteert het kabinet dezelfde uitgangspunten als geschetst in de kabinetsreactie op het manifest «Keuzevrijheid in Nationaliteit».1

Visie Kabinet

Het kabinet staat voor het beschermen van de rechten van iedere Nederlander, zowel in Nederland als daarbuiten. De initiatiefnota is geschreven vanuit het perspectief van mensen die zich nadrukkelijk beroepen op hun Nederlands burgerschap en die zich verbonden voelen met Nederland en de Nederlandse samenleving. De initiatiefnota heeft betrekking op de verdediging van rechten van Nederlandse burgers die een maatschappelijk debat hebben geïnitieerd over de betekenis van Nederlands burgerschap in relatie tot andere overheden. Het kabinet heeft dan ook begrip voor de individuele wens tot vrije keuze.

Dit vraagstuk gaat wat het kabinet betreft vooral om het voeren van het goede gesprek in Nederland en over de plek van mensen met een migratie-achtergrond in de Nederlandse samenleving. De groeiende diversiteit in Nederland leidt tot nieuwe vragen over de band met het land van herkomst en de daarmee verkregen nationaliteit. Het kabinet verwelkomt deze vragen en beschouwt het als het recht van iedere burger om zijn of haar stem hierover te laten horen.

Het manifest «Keuzevrijheid in Nationaliteit» heeft nadrukkelijk betrekking op Marokko. In de initiatiefnota gaat het over mensen of hun kinderen die afkomstig zijn uit verschillende landen, zoals beschreven in de voorbeelden uit de initiatiefnota. De landen die genoemd worden zijn: Algerije, Angola, Argentinië, Bahama’s, Bangladesh, Burkina Faso, Costa Rica, Cuba, Dominicaanse Republiek, Ecuador, Eritrea, Griekenland, Iran, Jemen, Libië, Maleisië, Mali, Marokko, Mexico, Nicaragua, Pakistan, Somalië, Syrië, Tonga, Tunesië en Uruguay.

Deze landen hebben met elkaar gemeen dat in de praktijk er op grond van de vigerende wetgeving geen of zeer beperkte mogelijkheden zijn om afstand te doen van de (tweede) nationaliteit. De burgers of ingezetenen op wie dit betrekking heeft kenmerken zich vooral door variatie en heterogeniteit. Het gaat hier zowel om mensen van wie de ouders al generaties in Nederland wonen als om mensen die de afgelopen decennia of jaren naar Nederland zijn gevlucht, bijvoorbeeld als politiek vluchteling.

Binnen deze heterogene gemeenschap van mensen met een tweede nationaliteit klinken verschillende geluiden als het gaat om de behoefte aan binding met het land van herkomst en het wel of niet problematiseren van het hebben van een tweede nationaliteit. Een groot deel van deze mensen lijkt de tweede nationaliteit niet als problematisch en ongewenst te beschouwen.

In het geval dat mensen naturaliseren naar de Nederlandse nationaliteit verliezen zij op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap hun tweede nationaliteit, met uitzondering van die mensen die hier geen afstand van kunnen doen op grond van de wetgeving in het betreffende land van herkomst.

In de initiatiefnota wordt tevens gewezen op ongewenste associaties die burgers ervaren in Nederland. Hierbij kan gedacht worden aan vooroordelen, stereotypering of discriminatie op basis van herkomst. Helaas is discriminatie op grond van etniciteit, huidskleur of herkomst nog te vaak een realiteit binnen onze samenleving en heeft dit grote gevolgen op het welzijn, de kansen en de ontwikkeling van burgers. Ook kunnen zij hierdoor het gevoel ervaren geen gelijk- en volwaardig onderdeel te zijn van de samenleving.

Het kabinet acht het daarom van belang dat er brede en continue inzet is op de bestrijding van discriminatie en racisme. U bent per brief d.d. 15 juni 2020 geïnformeerd over de voortgang van de kabinetsbrede discriminatieaanpak.2Dit najaar wordt u nader geïnformeerd over de wijze waarop er invulling gegeven gaat worden aan de moties, zoals ingediend tijdens het debat omtrent institutioneel racisme van 1 juli jl. (Handelingen II 2019/20, nr. 90, item 8), aangaande onder andere de verscherpte nationale coördinatie van de kabinetsbrede discriminatieaanpak.3

Naar aanleiding van de Black Lives Matter demonstraties van juni 2020 en de gesprekken die daaropvolgend in het Catshuis in juni en september 2020 zijn gevoerd, wordt er tevens aangevangen met een traject van breed overleg met de samenleving ter collectieve versterking van de aanpak van de racisme en discriminatie.

Internationale implicaties

Zoals aangegeven in de eerdere kabinetsreactie op het manifest «Keuzevrijheid in Nationaliteit» speelt het internationaalrechtelijke kader een grote rol in de problematiek. Het is namelijk nadrukkelijk aan landen zelf om binnen de grenzen van het internationaal recht te bepalen op welke wijze hun nationaliteit verkregen kan worden, en ook op welke wijze hiervan al dan niet afstand kan worden gedaan. De internationaalrechtelijke grenzen zien vooral op non-discriminatie tussen mannen en vrouwen (bijvoorbeeld geen automatisch verlies van nationaliteit bij huwelijk) en een verbod op het ontnemen of toekennen van nationaliteit op arbitraire wijze. Als gevolg hiervan kan Nederland geen rechtstreekse invloed uitoefenen op de wetgeving in de genoemde landen. Dit geldt vanzelfsprekend ook andersom. Andere landen kunnen geen rechtstreekse invloed uitoefenen op de Nederlandse wetgeving als het gaat om het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit.

Ook burgers zelf kunnen in sommige gevallen een verzoek bij de betrokken landen neerleggen om afstand te mogen doen van hun nationaliteit. Juridische ondersteuning en kennis over de wetgeving in het land van herkomst is hierbij essentieel. Het is ook denkbaar dat groepen burgers zich organiseren en daarmee als groep zich sterk maken voor een andere opstelling van de autoriteiten van de betrokken landen bij het inwilligen van individuele verzoeken tot het doen van afstand van nationaliteit.

In het licht van het vooralsnog ontbreken van een eenduidig recht op het afstand doen van nationaliteit acht het Kabinet een onafhankelijk advies hierover als zinvol, eveneens als een advies over de internationaalrechtelijke implicaties van het hebben van een tweede nationaliteit waar men geen afstand van kan doen.

Aangezien de Commissie van advies inzake volkenrechtelijke vraagstukken (CAVV) enkel adviseert over volkenrechtelijke vraagstukken, zal deze Commissie gevraagd worden zich te buigen over de implicaties van het geen afstand kunnen doen van een tweede nationaliteit onder internationaal recht. De Minister van Buitenlandse Zaken zal de CAVV om een dergelijk advies vragen. Uw Kamer wordt door de Minister van Buitenlandse Zaken naar verwachting in het najaar van 2021 hier nader over geïnformeerd.

Daarnaast zal het Ministerie van Buitenlandse Zaken in haar reguliere contacten met like minded landen rondvragen of zij vergelijkbare problematiek kennen bij burgers met een ongewenste tweede nationaliteit en zo ja, of en hoe dit gezamenlijk kan worden aangekaart bij landen waar deze problematiek zich voortdoet.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol


X Noot
1

Kamerstuk 35 475, nr. 3

X Noot
2

Kamerstuk 30 950, nr. 185

X Noot
3

Handelingen II 2019/20, nr. 91, item 53

Naar boven