De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat De Nederlandse Bank (DNB) toetst of beoogde bestuurders van pensioenfondsen
voldoende financiële en juridische kennis hebben om hun functie te vervullen;
constaterende dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) een zelfde soort toezichthoudende
rol vervult in de zorgsector als DNB in de financiële sector;
constaterende dat verschillende onderzoeksrapporten van de NZa en de IGJ, naar aanleiding
van faillissementen en misstanden, constateren dat het besturen van een zorgaanbieder
steeds complexer is geworden;
van mening dat het met name voor leden van de raden van toezicht van zorgaanbieders
met veel bv's en stichtingen steeds meer kennis en kunde vraagt om intern toezicht
uit te oefenen;
verzoekt de regering, om de NZa eerst te vragen een toets over kennis en kunde te
ontwikkelen voor leden van raden van toezicht van zorgaanbieders die een complexe
structuur hebben van meer dan vijf bv's en/of stichtingen;
verzoekt de regering tevens, de Vereniging van Toezichthouders in Zorg en Welzijn
(NVTZ) deze toets gedurende twee jaar te laten afnemen en vervolgens te laten evalueren
of dit werkbaar is;
verzoekt de regering voorts, de leden van de raad van toezicht van een zorgaanbieder
met een complexe structuur die geen lid zijn van de NVTZ door de IGJ te beschouwen
als zorgaanbieders met een verhoogd risico,
en gaat over tot de orde van de dag.