De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Algemene Rekenkamer over de brief van 15 mei 2019 inzake het rapport Resultaten
verantwoordingsonderzoek 2018 bij het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
(XII) (Kamerstuk 35 200 XII, nr. 2).
De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 5 juni 2019. Vragen
en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
Adjunct-griffier van de commissie, Schuurkamp
Vraag 1 Klopt het dat voor de verwerking van afvalstoffen, waaronder plastics, niet
de prioriteitsvolgorde minder productie, recycling, verbranding en ten slotte veilige
verwijdering wordt aangehouden, ondanks dat de wettelijk verplichte recycledoelstelling
voor plastic verpakkingen 50% is voor 2022?
De prioriteitsvolgorde luidt als volgt: minder productie (preventie), product-hergebruik,
recycling, verbranding en ten slotte veilige verwijdering. Uit ons onderzoek blijkt
inderdaad dat de focus van het Nederlandse beleid vooral ligt op recycling en minder
op product-hergebruik en preventie terwijl preventie en product-hergebruik hoger op
de ladder staan.
De wettelijk verplichte recycledoelstelling van 50% voor plastic verpakkingen waaraan
gerefereerd wordt in de vraag, wordt op dit moment al bijna behaald. Die doelstelling
gaat over recycling. Dit is iets anders dan preventie en product-hergebruik. Hier
zijn namelijk geen doelstellingen voor (zie bladzijde 42 en 43 Verantwoordingsonderzoek
IenW 2018).
Vraag 2 Is berekend wat de potentie is van een sterkere inzet op preventie en hergebruik
om ervoor te zorgen dat de toepassing van plastics tegen 2050 100% circulair is?
Wij hebben niet onderzocht en berekend wat de potentiële effecten van inzetten op
preventie en hergebruik zijn.
Vraag 3 Wat is het gevolg van het ontbreken van een inhoudelijke toetsing van de prestatieverklaringen?
Door niet onderbouwde of onvolledige prestatieverklaringen was niet altijd vast te
stellen of betalingen rechtmatig – oftewel in overeenstemming met de wettelijke regels
– waren. Volgens artikel 10 van de Regeling financieel beheer Rijk (2018) mag de Minister
pas een betaling ten laste van de Staat aan een derde doen nadat hij heeft vastgesteld
dat de derde de voorwaarden die aan de betaling, subsidie, lening of garantie ten
grondslag liggen, is nagekomen.
Een belangrijke oorzaak van ontoereikende prestatieverklaringen is dat bij het opstellen
van de contracten en opdrachtbrieven nog niet altijd voldoende duidelijk is hoe op
een praktische manier tot een prestatieverklaring kan worden gekomen. We verwachten
in de opdrachtbrieven duidelijke normen waaraan het eindproduct of de eindverantwoording
dient te voldoen en eventueel tussentijdse concrete mijlpalen om tot tussentijdse
betaling over te kunnen gaan.
Vraag 4 Kan er onterecht geld zijn uitgekeerd?
Ja dat kan. In onze controle hebben we vastgesteld dat er bij een aantal posten onzekerheid
was over de gefactureerde prijs en/of hoeveelheid. Ook zagen we dat er facturen betaald
werden terwijl er geen contractuele aanleiding was voor betaling. Dit heeft bij vier
begrotingsartikelen geleid tot fouten en onzekerheden in de rechtmatigheid van de
uitgaven die de artikelgrens overschrijden.
Vraag 5 Kan het ontbreken van een inhoudelijk toetsing van de prestatieverklaringen
een gevolg zijn van onvoldoende onderbouwing bij het verrekenen van voorschotten?
Dit is geen direct gevolg, want het zijn twee verschillende processen. Wel is voor
beide processen belangrijk dat contracten duidelijke afspraken bevatten met heldere
lever- en betaalvoorwaarden. Als voorbeeld benoemen wij adviesdiensten. We zien regelmatig
dat er geen afspraken zijn gemaakt over wanneer betaald kan worden, terwijl er wel
betalingen plaatsvinden. We verwachten dat in het contract wordt opgenomen of er betaald
wordt bij een tussenproduct (voorschot) of bij een eindproduct (na het leveren van
de prestatie). Tevens zou in het contract opgenomen moeten worden wanneer het eindproduct
en de eindverantwoording voldoen aan de verwachtingen van de opdrachtgever.