Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 september 2020
Hierbij bied ik uw Kamer het rapport aan1 dat ik door ENCO heb laten opstellen naar aanleiding van de motie van de leden Yeşilgöz-Zegerius
en Agnes Mulder (Kamerstuk 35 167, nr. 15). De motie vroeg de regering onderzoek te doen naar de mogelijke rol van kernenergie
in de energiemix en daarbij de kosten en voorwaarden van de bouw van nieuwe kerncentrales
in andere landen in beeld te brengen.
Eerder heb ik aangegeven dat kernenergie één van de opties is voor de toekomstige
energiemix (Kamerstuk 32 645, nr. 89). Verschillende (internationale) studies laten zien dat voor de toekomst kernenergie
een kosteneffectieve mogelijkheid kan zijn en dat een positieve businesscase tot de
mogelijkheden kan behoren.
Het rapport van ENCO is gebaseerd op wetenschappelijke documenten en rapporten van
internationale organisaties. Het geeft een overzicht van het aandeel kernenergie in
Europese landen en wereldwijd in de energiemix door bestaande en nieuwe kerncentrales.
Het rapport laat zien dat belangrijke internationale organisaties, waaronder de IPCC
van de Verenigde Naties en het IEA, kernenergie deel zien uitmaken van de energiemix
die nodig is om verdere klimaatverandering tegen te gaan.
Het rapport geeft met de kennis anno 2020 zo feitelijk mogelijk de stand van zaken
voor de mogelijkheden en beperkingen van kernenergie voor 2040 in Nederland. Het rapport
vergelijkt tevens de kosten van de inzet van kernenergie voor de samenleving met andere
CO2-arme bronnen van elektriciteit in de energiemix.
De belangrijkste punten uit het rapport zijn:
-
• De onderzoekers stellen dat kernenergie niet duurder is dan wind en zon indien de
systeemkosten op dezelfde manier worden meegenomen. Zij stellen dat de systeemkosten
van zon en wind onvoldoende worden meegewogen in de kosten van die technologieën.
Wanneer de extra kosten die voortvloeien uit zon en wind (systeemkosten zoals bijvoorbeeld
extra netwerkkosten, kosten voor balanceren van het net, aansluitingskosten) worden
meegenomen, is kernenergie niet duurder. Deze systeemkosten, die onevenredig toenemen
bij een hoger percentage zon en wind, worden doorgaans echter niet meegenomen in de
kWh-prijs, maar worden afgewenteld op de netbeheerder en/of consument.
-
• Levensduurverlenging van een kerncentrale is over het algemeen de goedkoopste manier
om CO2 te besparen, goedkoper dan zon en wind.
-
• Voorwaarde voor een concurrerende prijs van kernenergie is wel dat Nederland met één
of meer kerncentrales aansluit bij bestaande seriebouw van (buitenlandse) kerncentrales
vanwege de toch al lange constructietijd.
-
• Kernenergie is per terawattuur de meest veilige wijze van produceren van elektriciteit;
veiliger dan zon en wind. Investeringen ten behoeve van de veiligheid zijn geen issue
in de sector. Investeringen zijn voor 60 tot 80 jaar.
-
• Small Modular Reactors (SMRs tot 400 MW) zijn afgeleid van kernreactoren in schepen.
Alhoewel ze nog nergens ter wereld het commerciële stadium hebben bereikt, kunnen
SMRs een aantrekkelijk alternatief worden voor grotere kernreactoren. Door seriematige
fabricage in fabrieken, de daardoor kortere bouwtijd en het modulaire ontwerp wordt
financiering gemakkelijker, o.a. omdat de bouwrisico’s afnemen. Er wordt dan ook veel
privaat geld in onderzoek van SMRs gestoken.
Deze studie bevestigt dat voor CO2-vrij regelbaar vermogen na 2030 kernenergie één van de kosteneffectieve opties is.
Ik ga ervan uit dat ik met dit rapport uitvoering heb gegeven aan de motie Yeşilgöz-Zegerius/Agnes
Mulder.
Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen is de motie Dijkhoff c.s. aangenomen.
Deze motie verzoekt de regering een marktconsultatie te houden onder welke voorwaarden
marktpartijen bereid zijn te investeren in kerncentrales in Nederland, te onderzoeken
welke publieke ondersteuning daarvoor nodig is en te verkennen in welke regio's er
belangstelling is voor de realisering van een kerncentrale.
Het kabinet gaat aan de slag met de uitvoering van deze motie. Ik informeer uw Kamer
voor het kerstreces over de voortgang van de uitvoering.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes