35 084 Wijziging van enige wetten en het treffen van voorzieningen in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie (Verzamelwet Brexit)

Nr. 31 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 februari 2019

Mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken ontvangt u deze brief naar aanleiding van de motie van de leden Geurts en Omtzigt van 24 januari jl. (Kamerstuk 35 084, nr. 27) waarin de regering wordt opgeroepen leiding te nemen in een publiek-private samenwerking om tijdig een inspectiepost voor levende dieren in te richten. Hierbij informeer ik uw Kamer over hoe het kabinet uitvoering geeft aan de motie.

Ambtenaren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en mijn ministerie hebben de lopende gesprekken met verschillende partijen uit het bedrijfsleven over mogelijke oplossingen geïntensiveerd. Zoals gesteld in mijn beantwoording op de vragen van de leden Geurts en Omtzigt van 22 januari jl. (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 1262) kan ik, samen met de NVWA, het bedrijfsleven faciliteren bij het realiseren van een oplossing.

Op dit moment brengen we in beeld waar de specifieke behoeften liggen van de geïnteresseerde partijen uit het bedrijfsleven en hoe ik daarin kan ondersteunen. Donderdag 7 februari breng ik alle betrokken partijen weer bij elkaar op het ministerie. Het bedrijfsleven is en blijft verantwoordelijk voor de bouw en inrichting van inspectieposten. De keuze voor de bouw en inrichting van nieuwe inspectiepunten betreft een samenspel tussen met elkaar concurrerende private partijen. De betrokken partijen moeten een economische afweging maken over de wenselijkheid van een nieuwe inspectiepost voor levende dieren afhankelijk van verwachte handelsstromen, concurrentievoordelen en behoeften van de keten. Deze afwegingen en besluitvorming zijn bedrijfsvertrouwelijk.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven