35 065 Wijziging van de Politiewet 2012, de Wet veiligheidsregio’s en de Tijdelijke wet ambulancezorg in verband met de wettelijke regeling van meldkamers (Wijzigingswet meldkamers)

Nr. 8 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET NADER VERSLAG

Ontvangen 12 juli 2019

Inleiding

Met belangstelling heb ik kennis genomen van het nader verslag van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, met daarin aanvullende vragen van de leden van de D66-fractie. Die vragen zijn hieronder gecursiveerd opgenomen, in de volgorde van het nader verslag, gevolgd door een reactie.

ALGEMEEN

Algemene contouren

1. De leden van de D66-fractie lezen dat een herkenbare governance-structuur wordt gecreëerd, maar vrijwel alle veiligheidsregio’s signaleren dat de herkenbaarheid en helderheid van de governance-structuur op het decentrale niveau van de veiligheidsregio’s nauwelijks is uitgewerkt. Wat doet de regering om de governance-structuur op dit niveau te verduidelijken?

Het wetsvoorstel voorziet in een grondslag om op grond van de Politiewet 2012 nadere regels te stellen over de hoofdlijnen van beleid en beheer van de meldkamers. In deze ministeriële regeling kunnen nadere regels worden opgenomen over de beheers- en sturingsrol van de bij de meldkamer betrokken partijen over het beheer op de meldkamers. Een voorstel voor een dergelijke governance op het beheer, inclusief planning en control-cyclus en vraagarticulatie, is inmiddels door de Landelijke Meldkamer Samenwerking (LMS) in samenwerking met alle betrokken partijen ontwikkeld.

Dit voorstel biedt een kader voor het beheer van de meldkamers en beschrijft de wisselwerking tussen de governance op landelijk niveau en op regionaal niveau. Op basis hiervan kunnen de samenwerkende partijen op de meldkamer nadere invulling geven aan hun te onderscheiden verantwoordelijkheden, en desgewenst nadere afspraken maken over de invulling hiervan. Na overeenstemming met de betrokken partijen zal de governance op het beheer van de meldkamers worden vastgelegd in de ministeriële regeling, die gelijktijdig met de wijzigingswet in werking zal treden.

2. Voorts vragen de aan het woord zijnde leden wat het effect is van voorliggend wetsvoorstel op het Landelijk convenant gegevensverwerking meldkamers. In hoeverre is advies gevraagd bij de Autoriteit Persoonsgegevens?

Het voorliggend wetsvoorstel heeft geen gevolgen voor het Landelijk convenant gegevensverwerking meldkamers, omdat het wetsvoorstel geen wijzigingen brengt in de verantwoordelijkheden van de onderscheiden hulpdiensten voor de verwerking van gegevens. Uitgaande van die verantwoordelijkheden zijn in het convenant afspraken vastgelegd over de gegevensverwerking in de meldkamer ten behoeve van de wettelijke operationele taken van de hulpdiensten die evenmin gewijzigd zijn. Die afspraken blijven onverminderd van kracht. Het convenant richt zich op de verantwoordelijkheid voor de gegevensverwerking in het operationele proces. Partijen hebben het niet nodig geacht hierover advies in te winnen bij de Autoriteit Persoonsgegevens.

3. Tevens maakt het wetsvoorstel niet duidelijk waar het beheer van de informatie en het informatie- en privacybeleid (CIO) wordt geregeld. Deze functie dient goed te worden benoemd voor alle meldkamers en dit geldt ook voor informatiebeveiliging (CISO). Kan de regering dit nader toelichten c.q. expliceren?

De hulpdiensten zijn en blijven zelf verantwoordelijk voor hun eigen gegevensverwerking en de naleving van de privacy- en informatiebeveiligingsnormen op de meldkamer. Voor de gemeenschappelijke thema’s op het gebied van privacy en informatiebeveiliging hebben de hulpdiensten het convenant gegevensverwerking meldkamers afgesloten.

4. Is of komt een interactie tot stand tussen de tien meldkamers en de Real Time Intelligence Centers van de politie? Zo ja, welke gevolgen heeft dit voor de gegevensverwerking en voor de opleiding en training van de meldkamermedewerkers?

De informatie die beschikbaar is bij de Real Time Intelligence Centers (RTIC’s) van de politie vormt een belangrijke basis voor het politieoptreden en de sturing vanuit de operationele centra politie (de meldkamerfunctie van de politie). De RTIC’s vormen sinds de vorming van de nationale politie (2013) een vast onderdeel van de politieorganisatie. Ze zijn fysiek gehuisvest in de meldkamers, en zijn door de politie opgeleid en getraind.

De meldkamers

5. De leden van de D66-fractie constateren dat de politie zorgdraagt dat ten minste één meldkamer kan worden gebruikt voor de uitvoering van de meldkamerfunctie ten behoeve van de taken van de Koninklijke Marechaussee (KMar). Aangezien de KMar een landelijk opererende organisatie is, geldt de vraag welke meldkamer hiervoor gebruikt zal worden en welke andere meldkamer deze functie kan overnemen in geval van een storing. In de memorie van toelichting wordt bijvoorbeeld ten aanzien van Schiphol, waar de KMar zeer actief is, gesproken van een «bijzondere dynamiek». Stel dat bij een crisis of aanslag op de vitale infrastructuur een te groot beroep wordt gedaan op de meldkamer van Schiphol, heeft de KMar dan nog voldoende toegang, vragen voornoemde leden.

Met het wetsvoorstel ontstaat er een nieuwe inrichting van meldkamers voor hulpdiensten. Als gevolg hiervan zal de meldkamer KMar op Schiphol worden opgeheven. De KMar zal haar meldkamerfunctie voor acute hulp gaan uitvoeren vanuit de meldkamer Noord-Holland, die gevestigd is in Haarlem. Met de Wijzigingswet meldkamers ontstaat er een virtueel genetwerkte organisatie van alle meldkamers. Hierdoor kan de KMar, ook in geval van storing op de meldkamer Noord-Holland, zo nodig op elke ander meldkamer haar meldkamerfunctie uitvoeren of kan deze tijdelijk geheel of gedeeltelijk door een andere meldkamer worden overgenomen. Daarnaast zal in geval van een crisis of aanslag opgeschaald worden conform de regionale afspraken op gebied van rampen- en crisisbeheersing. Hiertoe zijn voorzieningen, waaronder een Regionaal Coördinatie Centrum (RCC), op Schiphol ingericht. De KMar heeft hier ook haar voorziening voor een staf voor grootschalig en bijzonder optreden (SGBO). Tevens is er een voorziening voor een SGBO ingericht in het operationeel centrum (OPSCENT) van de KMar in Huis ter Heide.

6. Voorts vragen voornoemde leden welke schaalconsequenties het heeft dat 25 meldkamers worden samengevoegd tot een netwerk van tien regionale meldkamers. Sommige bestaande veiligheidsregio’s zoals Amsterdam behouden hun eigen meldkamer, terwijl andere, zoals die in Oost-Nederland, meerdere veiligheidsregio’s gaan bedienen. In Oost-Nederland zijn dit er zelfs vijf. Betekent dit dat het bestuur van de veiligheidsregio in Amsterdam hetzelfde blijft terwijl die in bijvoorbeeld Oost-Nederland moeten worden samengevoegd?

Van het samenvoegen van besturen van veiligheidsregio’s is op basis van dit wetsvoorstel geen sprake. Het wetsvoorstel heeft tot gevolg dat de veiligheidsregio’s niet langer verantwoordelijk zijn voor het beheer van de meldkamers. Wel blijven zij verantwoordelijk voor de uitvoering van de meldkamerfunctie door de brandweer. Het wetsvoorstel regelt daarom in het voorgestelde artikel 35, derde lid, van de Wet veiligheidsregio’s dat de besturen van veiligheidsregio’s die in één werkgebied zijn gesitueerd, een convenant moeten sluiten, dat in ieder geval afspraken bevat over de uitvoering van die meldkamerfunctie op de gezamenlijke meldkamer. De afspraken zorgen voor een eenduidige manier van werken binnen het werkgebied van die meldkamer. Verder dient in dit convenant de onderlinge verantwoordelijkheidsverdeling te worden vastgelegd.

Bekostiging

7. De leden van de D66-fractie lezen dat de verstrekking van de bijzondere bijdrage aan de politie voor het beheer van de meldkamer via beleidsartikel 31.3 van de begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid zal worden verantwoord. Zal dit onderdeel uitmaken van de politiebegroting die als een bijlage bij de begroting wordt gevoegd? Hoe kunnen de Kamer en de gemeenteraden op een heldere en gestructureerde wijze kennisnemen van deze verantwoording? Aangezien veel gemeenteraden zeer betrokken zijn bij de meldkamer in hun veiligheidsregio vragen voornoemde leden hoe de wetswijziging de democratische controle op landelijk en lokaal niveau zal beïnvloeden.

De bijzondere bijdrage voor de meldkamer maakt deel uit van de ontwerpbegroting van politie die de Kamer jaarlijks ontvangt als bijlage bij begroting van Justitie en Veiligheid.

In de memorie van toelichting is aangegeven dat de politie jaarlijks, specifiek voor de meldkamers een jaarplan en een bestedingsplan opstelt inclusief meerjarig kader (financieel en beheersmatig), op basis van de kaders die binnen de sturingslijn worden vastgesteld. Deze plannen worden door betrokken partijen voorbereid en vervolgens behandeld in de bestuurlijke regiegroep. Het is aan de betrokken partijen zelf om zich te informeren over de plannen en om hier invloed op uit te oefenen. Zo is het ook wat betreft de raden van de gemeenten die samen een veiligheidsregio vormen, aan henzelf om richting het college van B&W aan te geven op welke wijze zij hierover geïnformeerd willen worden.

De politie biedt dit jaar- en bestedingsplan uiterlijk 1 september van ieder jaar aan aan de Minister van Justitie en Veiligheid. Deze stelt beide documenten vast, met inachtneming van het voorgestelde artikel 23a van de Politiewet 2012. De vastgestelde documenten vormen de grondslag voor de kaders en richtlijnen inzake de meldkamers zoals opgenomen in de jaaraanschrijving politie, en die documenten zijn daarmee de basis voor het hoofdstuk «Meldkamers» in de ontwerpbegroting en het beheersplan van de politie. De politiebegroting wordt bij de ontwerpbegroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid aan de Kamer aangeboden. De politie verantwoordt de werkelijk gemaakte kosten in de jaarrekening, die eveneens aan de Kamer wordt aangeboden.

8. De aan het woord zijnde leden vragen of de directeur van de meldkamer voor het verkrijgen van extra mensen en middelen een verzoek moet indienen via het Politiedienstencentrum van de politie of dat dit geschiedt via een andere weg. Indien dit via het Politiedienstencentrum gaat, hoe kan worden voorkomen dat dit nodeloos bureaucratisch verloopt en tijd vergt?

Het uitoefenen van de meldkamerfunctie (het primaire proces) is de verantwoordelijkheid van de hulpdiensten regionale ambulancezorg, KMar, brandweer en politie. Het verkrijgen van extra mensen voor het uitoefenen van de meldkamerfunctie geschiedt door de hulpdiensten zelf. Het verkrijgen van extra middelen bestemd voor het beheer verloopt via de governance-structuur voor het beheer van de meldkamers, waarbinnen alle partijen invloed hebben op het beheer. Het is aan hen om ervoor te zorgen dat een en ander niet nodeloos bureaucratisch verloopt en tijd vergt.

9. In hoeverre beïnvloedt dit proces van aanvragen en verkrijging van middelen de zeggenschap van de regioburgemeesters?

De zeggenschap van de regioburgemeester verandert niet door het wetsvoorstel. De politie voert haar taken uit in ondergeschiktheid aan het gezag. In de driehoek maken de burgemeester en de officier van justitie afspraken over de inzet van de politie, inclusief de inzet van de politie op de meldkamer, op grond van artikel 13, tweede lid, van de Politiewet 2012. Wat betreft de meldkamers is de afspraak dat de partijen zelf aan zet zijn voor het regelen van extra capaciteit en middelen binnen de eigen discipline. Daarnaast wordt er jaarlijks over het beheer van de meldkamer en de besteding van de hiervoor beschikbare middelen in gezamenlijkheid met alle betrokken partijen besloten in het beleids- en bestedingsplan voor de meldkamers.

10. Voornoemde leden lezen dat de veiligheidsregio’s beheersmatig minder werkzaamheden gaan verrichten omdat zij wegens de wijziging van de wet meldkamers geen verantwoordelijkheid meer dragen voor de meldkamers. Welke gevolgen heeft dit voor de financiële positie van de veiligheidsregio’s?

Bij de overdracht van de beheerstaken van de meldkamer naar de politie worden door partijen, waaronder de veiligheidsregio’s ook de financiële middelen van het beheer overgedragen aan de politie. Het overgedragen budget is voor de politie nodig om de aan het beheer van de meldkamer verbonden kosten te kunnen financieren.

Overig

11. De leden van de D66-fractie vragen hoe bij latere invoering van het nieuwe C2000-systeem de continuïteit van de meldkamers zal worden gewaarborgd.

In mijn brief van 17 september 20181 heb ik aangegeven dat ik de beoogde migratie van het spraaknetwerk van C2000 eind 2018 niet verantwoord achtte door tegenvallende resultaten in de testfase. In deze brief gaf ik tevens aan dat het uitstel van de migratie ook gevolgen heeft voor de voortgang van de samenvoeging van meldkamers, specifiek de meldkamers in Haarlem en Den Bosch. De infrastructuur van deze nieuwe meldkamers was reeds ingericht op het nieuwe C2000-systeem. Ik heb toen aangekondigd dat we zouden bezien hoe hiermee om te gaan.

Inmiddels is voor deze meldkamers de oplossing gevonden om het huidige C2000 ter beschikking te stellen in deze twee nieuwe meldkamers. Het voordeel hiervan is dat de nieuwe meldkamers al in gebruik genomen zijn voordat de migratie naar het nieuwe C2000 heeft plaatsgevonden. De afhankelijkheid tussen de vernieuwing van C2000 en de ingebruikname van deze twee meldkamers is daarmee geminimaliseerd. Het belang van de continuïteit van de meldkamers heeft hierin zwaarder gewogen dan de uitvoeringsconsequenties van deze maatregel. Op dit moment worden geen andere continuïteitsproblemen met betrekking tot C2000 in de meldkamers voorzien. Mocht dit zich toch voordoen dan zal net als bij voorgenoemde twee meldkamers een oplossing worden gevonden die de continuïteit van C2000 in de betreffende meldkamer garandeert.

12. De leden van de D66-fractie lezen dat de Inspectie Justitie en Veiligheid in haar brief van 16 mei 2018 ten aanzien van de continuïteit stelt dat op een aantal eisen nadere uitwerking nodig is. Zij vragen wat de regering van plan is met deze voorgestelde uitwerkingen te doen.

Het borgen van de bereikbaarheid van de meldkamers is ook één van de doelen van voorliggend wetsvoorstel. Het harmoniseren van werkprocessen van centralisten, elkaars werk kunnen overnemen bij uitval van een meldkamer, in gezamenlijkheid beleids- en bestedingsplannen maken en het inrichten van een nieuwe governance zijn allemaal onderdeel van dit wetsvoorstel en dragen bij aan de in bovengenoemde brief gevraagde uitwerking van de aanbevelingen van de Inspectie Justitie en Veiligheid.

13. De aan het woord zijnde leden vragen hoe de transitie van de circa meer dan 100 personeelsleden voor technisch beheer en bedrijfsvoering van onder meer de veiligheidsregio’s, de brandweer en de Regionale Ambulance Voorziening naar de politie gaat plaatsvinden. Klopt het dat de politie eenzijdig de rechtspositie van deze medewerkers zal gaan bepalen? Wat gaat er gebeuren met hun opgebouwde rechten bij de huidige werkgever, die de politie niet kent? Welke aanspraak kunnen de nieuwe medewerkers maken op basis van hun dienstverleden voor bepaalde politieregelingen? In hoeverre krijgen deze medewerkers een nieuwe aanstelling in een nieuw dienstverband en wat betekent dit als op een gegeven moment personeel bij de politie zal moeten worden afgevloeid?

Er is een gezamenlijke projectorganisatie opgericht vanuit de latende partijen en vanuit de politie om een landelijk overdrachtsprotocol te maken. Dit protocol beschrijft de wijze waarop de overdracht van beheer en beheerders plaats gaat vinden. Belangrijk daarbij zijn behoud van continuïteit van meldkamers én zorgvuldigheid naar alle partijen en medewerkers.

De beheerders van meldkamers zijn essentieel voor de continuïteit van meldkamers.

Voor de overgang van medewerkers is allereerst gesproken met de werkgevers. Hun is medewerking gevraagd om de medewerkers die het betreft in beeld te brengen. Verder zijn bijeenkomsten gehouden waarin uitleg is gegeven over de rechtspositie van politiemedewerkers (Besluit algemene rechtspositie politie, Regeling Landelijk Sociaal Statuut). Daarna zijn tien bijeenkomsten gehouden waarin per meldkamergebied door de leiding van de Landelijke Meldkamer Samenwerking (LMS) gesproken is met de medewerkers over de wijze waarop de integrale bedrijfsvoering meldkamers vorm zal krijgen. Het doel van deze bijeenkomsten was die medewerkers het vertrouwen te geven dat zij welkom zijn bij de politie, en dat zij kunnen bijdragen aan het vormgeven van de integrale bedrijfsvoering van meldkamers.

Op basis van de aangeleverde gegevens van medewerkers en werkgevers wordt per medewerker een voorstel gemaakt. De medewerkers die in dienst treden bij de politie, worden aangesteld worden bij de LMS, en daarmee gaan voor hen de arbeidsvoorwaarden van de politie gelden. De medewerkers krijgen in september/oktober in een individueel gesprek een voorstel voor inpassing in het arbeidsvoorwaardenpakket van de politie (bezoldiging, toeslagen, pensioen, reistijd, piket etc.) waarbij de gezamenlijke werkgevers ernaar streven dat de medewerkers hun bestaande rechten zoveel mogelijk behouden. Over de wijze waarop dit gaat plaatsvinden zijn de gesprekken nog gaande.

De inschatting nu is dat het zo’n 100 mensen betreft, die werkzaam zijn bij 15 tot 20 verschillende werkgevers (veiligheidsregio’s, stichtingen, Regionale Ambulancevoorzieningen), ieder met eigen arbeidsvoorwaarden, medezeggenschap en vakbonden, en soms een voor de eigen organisatie geldend sociaal statuut. Er komt geen sociaal statuut vanuit de politie. In een enkel geval kan een latende partij kiezen voor een sociaal statuut.

De inventarisatie van meldkamers die is uitgevoerd rond de jaarwisseling, laat zien dat de bedrijfsvoering van meldkamers kwalitatief en kwantitatief verbetering behoeft. Het betreft een meerjarige opgave om te komen tot de integrale bedrijfsvoering voor meldkamers. De verwachting is dat er eerder een tekort aan beheerders de komende jaren zal zijn dan een teveel. Mocht er sprake zijn van de noodzaak om het aantal medewerkers in het beheer van meldkamers te verminderen, dan hebben de nieuw toegetreden medewerkers gelijke rechten als de zittende medewerkers, omdat voor al deze medewerkers hetzelfde Landelijk Sociaal Statuut Politie (LSS-P) van toepassing is.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel I Wijziging Politiewet 2012

Onderdeel B

14. De leden van de D66-fractie lezen dat minstens tweemaal per jaar overleg wordt gevoerd over het functioneren van de meldkamers. Welk beoordelingskader ligt hieraan ten grondslag en wordt dit gesprek op basis van dezelfde criteria gevoerd voor alle meldkamers? Hoe wordt de Kamer over de voortgang van deze gesprekken geïnformeerd?

Onderdeel van de Wijzigingswet meldkamers is een nieuwe governance waarin alle disciplines in het meldkamerdomein op lokaal/regionaal en landelijk niveau invloed kunnen uitoefenen op de werking van de meldkamers. Deze wordt momenteel gezamenlijk uitgewerkt door partijen en bevindt zich in de afrondende fase. De partijen stellen, gefaciliteerd door de Landelijke Meldkamer Samenwerking en samen met het Ministerie van Justitie en Veiligheid, de hoofdlijnen van het beleid en beheer jaarlijks vast. Dit vormt eveneens het gezamenlijke beoordelingskader waaraan het functioneren van de meldkamers wordt beoordeeld. De Kamer ontvangt via de reguliere (Rijks)begrotingscyclus informatie over de meldkamers.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Kamerstukken II 2017/18, 25 124, nr. 91

Naar boven