35 026 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2019)

Nr. 23 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 6 november 2018

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën over de brief van 5 juli 2018 over de reactie op de motie van het lid Aukje de Vries c.s. (Kamerstuk 34 785, nr. 10) over de vrijstelling voor het nultarief van zeeschepen (Kamerstuk 34 785, nr. 100).

De vragen en opmerkingen zijn op 5 oktober 2018 aan de Staatssecretaris van Financiën voorgelegd. Bij brief van 2 november 2018 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Anne Mulder

Adjunct-griffier van de commissie, Freriks

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de reactie op de motie van het lid Aukje de Vries c.s. over de vrijstelling voor het nultarief van zeeschepen. De leden van de VVD-fractie hebben een aantal vragen en opmerkingen met betrekking tot deze reactie.

Maritieme sector

1. De leden van de VVD-fractie lezen dat er meerdere gesprekken hebben plaatsgevonden met de maritieme sector. Welke partijen zijn hier allemaal bij betrokken? Wat zijn de gevolgen van de maatregel volgens de sector? Welke knelpunten signaleert de maritieme sector? Hoe kunnen die opgelost worden c.q. hoe kan daaraan tegemoet gekomen worden?

2. De leden van de VVD-fractie lezen dat er een verduidelijking zal worden gegeven aan de maritieme sector. Wanneer is deze gereed? Komt deze verduidelijking op tijd, gezien de ingangsdatum van de regeling van 1 januari 2019? In hoeverre zorgt dit er voor dat er een goed uitvoerbare regeling voor de sector is?

3. De leden van de VVD-fractie vragen wat de stand van zaken is van de wijze waarop andere EU-lidstaten omgaan met het vervallen van een btw-nultarief van zeeschepen. Welke EU-lidstaten hebben nog meer een aanwijzing gekregen van de Europese Commissie? Welke oplossing vinden andere EU-lidstaten hiervoor? In hoeverre hebben andere EU-lidstaten al gehoor gegeven aan de aanwijzing van de Europese Commissie1 over de wijziging van het btw-nultarief van zeeschepen?

Situatie eilandbewoners

4. De leden van de VVD-fractie noemen dat de Kamer in een motie heeft verzocht om in overleg met de besturen van de Waddeneilanden en de betrokken rederijen te komen tot een plan met concrete maatregelen die rekening houden met de situatie van de eilandbewoners (Kamerstuk 34 785, nr. 10).

De leden van de VVD-fractie vragen hoeveel gesprekken met de besturen van de Waddeneilanden hebben plaatsgevonden. Wat is daaruit gekomen? Hoeveel gesprekken hebben er met de drie betrokken rederijen plaatsgevonden? Wat is daaruit gekomen?

5. De leden van de VVD-fractie noemen dat de Staatssecretaris in zijn brief van 5 juli jl. (Kamerstuk 34 785, nr. 100) schrijft dat de betrokken partijen door het aangenomen amendement2 voldoende tijd hebben gekregen om eventuele wijzigingen in beleid en bedrijfsvoering voor te bereiden. Delen de betrokken partijen deze mening van de Staatssecretaris? Zo nee, waarom niet?

6. De leden van de VVD-fractie vragen hoe de inhoud van de onderhavige reactie zich verhoudt tot het bericht in de Leeuwarder Courant op 12 september 2018: «Vlieland baalt van oude veerboot en duurder bootkaartje Doeksen». Klopt het dat de maximale tariefsverhoging wordt doorgevoerd? Wat is de reden?

7. De leden van de VVD-fractie vragen hoe de ontwikkeling van de prijzen van de Waddenveren er in de afgelopen vijf jaar per doelgroep (bijvoorbeeld personen, auto, bewoners) en per eiland is geweest.

Met welk bedrag worden de prijzen in 2019 verhoogd per doelgroep en per eiland? Welk deel hiervan wordt veroorzaakt door het van toepassing worden van het lage btw-tarief voor de bootkaartjes?

8. De leden van de VVD-fractie vragen met welk bedrag de prijzen maximaal mogen stijgen conform de afspraken in de vervoerconcessies West (Vlieland/Terschelling) en Oost (Ameland/Schiermonnikoog). In hoeverre moet de btw binnen de prijsstijgingen in het kader van de vervoersconcessies plaatsvinden? Onder welke kostensoort (stijging van de loonkosten, prijswijziging overheidsconsumptie, wijziging brandstofkosten) valt de toepassing van het btw-tarief?

9. De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris de Kamer opnieuw kan informeren zodra de prijzen voor 2019 duidelijk zijn met een uitgebreide toelichting. Zo nee, waarom niet?

10. De leden van de VVD-fractie lezen dat hoe en in welke mate de eilandbewoners precies geraakt worden door de invoering van de onderhavige maatregel op de lange termijn nog onderwerp van gesprek en onderzoek is, net als eventuele concrete maatregelen waarbij rekening wordt gehouden met de situatie van de eilandbewoners. Welke gesprekken en onderzoeken gaan er nog plaatsvinden? Wanneer kan hierover wel duidelijkheid komen? Wanneer kan de Kamer hierover worden geïnformeerd? Wat betekent de zin in de brief van 1 oktober jl.: «[.] op basis van het bovenstaande gaat de Minister van BZK in overleg met de Waddenbesturen over de gevolgen voor de eilandbewoners»? 3

11. De leden van de VVD-fractie vragen hoe dit zich verhoudt tot wat Staatssecretaris Van Veldhoven in het algemeen overleg over Openbaar Vervoer, ov-chipkaart en taxi van 20 september 2018 heeft aangegeven (Kamerstuk 23 645, nr. 681), namelijk dat er nog gesproken wordt over een compensatieregeling voor de Waddenveren, dat het Ministerie van BZK daar het voortouw heeft, en dat zodra de regeling rond is, die naar de Kamer wordt gestuurd. Wanneer kan de regeling en informatie hierover naar de Kamer worden gestuurd gezien de situatie dat het btw-nultarief per 1 januari 2019 wordt afgeschaft? Is de Staatssecretaris voornemens eerst een risicoanalyse te laten uitvoeren alvorens duidelijk te maken hoe de compensatieregeling eruit gaat komen te zien?

12. De leden van de VVD-fractie vragen waarom de Staatssecretaris niet voornemens is dit nadeel te compenseren. Ziet hij geen andere mogelijkheden dit te doen. Zo nee, waarom wil hij daar niet naar kijken. Zo ja, welke?

13. De leden van de VVD-fractie vragen hoe de komende jaren wordt gemonitord wat de financiële impact is voor de veerdiensten en de gebruikers van de Waddenveren. Kan de Staatssecretaris de indirecte nadelen van de maatregel nader verduidelijken?

14. De leden van de VVD-fractie brengen het rapport «Prijsgevoeligheid diensten personenvervoer in relatie tot de btw-stijging» onder de aandacht. Wat vindt het kabinet van de resultaten van dit onderzoek op het punt van de Waddenveren? Wat wordt hiermee gedaan? In de brief van 1 oktober jl.4 lezen de leden van de VVD-fractie dat uit het onderzoek blijkt dat de vraag naar tickets voor de Waddenveren zeer inelastisch is. De bewoners van de Waddeneilanden hebben echter geen keuze, zij moeten wel gebruik maken van de Waddenveren. Dat is ook de reden van de destijds ingediende moties.

II Reactie van de Staatssecretaris

De onderhavige Kamervragen zijn gesteld naar aanleiding van de Kamerbrief van 5 juli 2018 (Kamerstuk 34 785, nr. 100). Die brief is gevolgd door de Kamerbrief van 1 oktober 2018 (Kamerstuk 35 026, nr. 7). Veel van de op 5 oktober voorgelegde vragen naar aanleiding van de brief van 5 juli (Kamerstuk 34 785, nr. 100), zijn reeds beantwoord in de brief van 1 oktober (Kamerstuk 35 026, nr. 7). In die gevallen zal dan ook bij de beantwoording van de nu voorgelegde vragen worden verwezen naar de brief van 1 oktober (Kamerstuk 35 026, nr. 7).

Maritieme sector

Antwoord vraag 1

In antwoord op de vragen van de VVD-leden kan ik, in aanvulling op het in de brief van 1 oktober 2018 gestelde (Kamerstuk 35 026, nr. 7), melden dat overleg heeft plaatsgevonden met Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders, Deltalinqs, Branche Organisatie Zeehavens, HISWA, Nederlands Loodswezen, Netherlands Maritime Technology, NOVE, VNO-NCW / MKB-Nederland, Nederlandse Vereniging Van Scheepsleveranciers, Vereniging van Waterbouwers, Vereniging van Rotterdamse Cargadoors en de Reddingsbrigade Nederland. De maritieme sector heeft gevraagd om duidelijke richtlijnen hoe moet worden bepaald en aangetoond dat een schip voor 70% of meer wordt gebruikt op de volle zee. Die richtlijnen neem ik op in een beleidsbesluit.

Antwoord vraag 2

In de brief van 5 juli 2018 (Kamerstuk 34 785, nr. 100) is aangegeven dat er een verduidelijking zal worden gegeven aan de maritieme sector. Het concept-beleidsbesluit met de hiervoor genoemde richtlijnen is eind september 2018 ter consultatie voorgelegd aan de Maritieme Sector en de werkgroep Fiscaal Uitvoeringsbeleid met een termijn van drie weken om daarop te reageren. De ontvangen reacties zal ik beoordelen en – zo nodig – verwerken in het concept-besluit. Daarna zal publicatie plaatsvinden. In samenspraak met de maritieme sector heb ik gekozen voor een invulling van de regeling die – binnen de mogelijkheden van wet en regelgeving – de minst mogelijke belemmeringen opwerpt voor en de grootst mogelijke duidelijkheid biedt aan de sector.

Antwoord vraag 3

Het is mij niet bekend welke EU-lidstaten een aanwijzing van de Europese Commissie hebben gekregen. Daar is namelijk geen openbaar overzicht van. Uit onderzoek dat de maritieme sector heeft laten uitvoeren en waarvan de uitkomsten met mij zijn gedeeld, blijkt echter wel dat voor toepassing van het btw-nultarief in het merendeel van de EU-lidstaten het feitelijk gebruik van het schip op volle zee doorslaggevend is. In hoeverre in de overige EU-lidstaten de regelgeving op dit punt wordt aangepast, is mij niet bekend. In België, Frankrijk, Zweden en Griekenland worden in beleid verduidelijkende richtlijnen gegeven hoe moet worden bepaald en aangetoond dat een schip wordt gebruikt voor de vaart op volle zee. Bij het maken van het eerder genoemde beleidsbesluit heb ik ook gebruik gemaakt van die richtlijnen.

Situatie eilandbewoners

Antwoord vraag 4

De leden van de VVD-fractie vragen hoeveel gesprekken met de besturen van de Waddeneilanden en met de drie betrokken rederijen hebben plaatsgevonden. Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie wat de uitkomst hiervan was. In het kader van regulier overleg voortkomend uit het bestaande waddenconvenant tussen de eilanden en BZK is actie ondernomen om over deze maatregel te spreken met alle betrokken Rijkspartners. Er zijn specifiek over deze maatregel twee gesprekken gevoerd met de besturen van de Waddeneilanden en meerdere gesprekken met de drie betrokken rederijen. Daarnaast is er op andere wijze intensief contact geweest met de drie rederijen. Voor wat betreft de uitkomst van deze gesprekken, verwijs ik u graag naar de Kamerbrieven van 5 juli 2018 respectievelijk 1 oktober 2018 (Kamerstuk 34 785, nr. 100 en Kamerstuk 35 026, nr. 7).

Antwoord vraag 5

De leden van de VVD-fractie vragen of de betrokken partijen de mening van de Staatssecretaris delen dat zij voldoende tijd hebben gekregen om eventuele wijzigingen in beleid en bedrijfsvoering voor te bereiden. Zoals ik in de beantwoording van de vorige vraag heb aangegeven, is er intensief contact geweest met de drie betrokken rederijen. Ik verwijs u graag naar de eerder genoemde brieven.

Antwoord vraag 6, 7, 8 en 9

De leden van de fractie van de VVD vragen de Staatssecretaris om de Kamer te informeren over de ontwikkeling van de ticketprijzen van de Waddenveren in de afgelopen jaren en in 2019. Ook vragen zij welk deel van de ontwikkeling in 2019 wordt veroorzaakt door de maatregel in de btw op zeeschepen. Ook vragen zij of het klopt dat de maximale tariefsverhoging wordt doorgevoerd en met welk bedrag de prijzen maximaal mogen stijgen conform de vervoerconcessies. Daarnaast willen zij weten in hoeverre de btw daarbinnen valt en onder welke kostensoort de toepassing van het btw-tarief valt. Op 27 september 2018 heeft de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat de vervoerplannen voor 2019, inclusief de aanpassingen in de tarieven, aan de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstuk 27 625, nr. 454). Hierin geeft zij wat betreft de wijzigingen van het btw-nultarief op zeeschepen aan dat Wagenborg Passagiersdiensten (WPD) de prijzen met ongeveer 2% verhoogt als gevolg van deze wijziging en dat de Terschellinger Stoomboot Maatschappij B.V. (TSM) geen prijsverhoging naar aanleiding van deze wijziging doorvoert. Daarnaast zijn deze rederijen voornemens om de tarieven te verhogen met de maximale tariefstijging van 1,9% als correctie voor de inflatie en anderzijds met 3% als gevolg van de voorgenomen verhoging van het verlaagde btw-tarief van 6% naar 9% in 2019, op het moment dat deze laatste wordt doorgevoerd. De voornemens van de rederijen voldoen aan de bepalingen van artikel 9 van de concessie en daarom heeft de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat met de voorgestelde tariefwijzigingen ingestemd.

Voor de TSM (Vlieland en Terschelling) en WPD (Ameland en Schiermonnikoog) zijn in onderstaand overzicht voor de periode tussen 2014 – het jaar waarin de concessies onherroepelijk zijn geworden – en 2019 de jaarlijkse aanpassingen in de tarieven opgenomen. Bij deze aanpassingen wordt geen differentiatie naar doelgroepen gemaakt. Aanpassingen in de toeristenbelasting zijn buiten beschouwing gelaten.

 

Vlieland en Terschelling

Ameland en Schiermonnikoog

 

Inflatiecorrectie (artikel 9 van de concessie)

Wijziging btw-nultarief zeeschepen

Voorgenomen verhoging lage btw-tarief

Inflatiecorrectie (artikel 9 van de concessies)

Wijziging btw-nultarief zeeschepen

Voorgenomen verhoging lage btw-tarief

2015

0,00%

   

1,20%

   

2016

0,00%

   

0,00%

   

2017

0,97%

   

1,21%

   

2018

0,80%

0,00%

 

0,80%

   

2019

1,90%

 

3,00%

1,90%

2,01%

3,00%

Conform artikel 9 van de concessie maakt de concessiehouder de definitieve tarieven voor het komende jaar uiterlijk vier weken voor invoering van de nieuwe tarieven openbaar. TSM heeft de tarieven voor 2019 inmiddels op haar website geplaatst, WPD zal deze medio november publiceren.

De ticketprijzen voor het vervoer naar Texel zijn de afgelopen jaren constant gebleven. De prijzen zijn in 2018 zelfs lager dan in 2002. De huidige inschatting is dat het vervallen van het btw-nultarief op (diensten aan) zeeschepen die niet op volle zee worden gebruikt, wordt doorbelast in een verhoging van de ticketprijzen van ongeveer 2,5% in 2019.

Antwoord vraag 10, 11 en 12

De leden van de fractie van de VVD vragen welke gesprekken en onderzoeken er nog gaan plaatsvinden naar de gevolgen voor de eilandbewoners en eventuele concrete maatregelen, en wat de zin betekent dat de Minister van BZK hierover in overleg zal treden met de Waddenbesturen. Daarnaast vragen de leden van de VVD wanneer de Kamer wordt geïnformeerd over de compensatieregeling en of de Staatssecretaris voornemens is om eerst een risicoanalyse uit te voeren. De Minister van BZK heeft specifiek een gesprek gevoerd met de Waddenbesturen inzake de gevolgen voor de eilandbewoners. Op basis hiervan heeft de Minister van BZK besloten tot een eenmalige tegemoetkoming ter hoogte van een bedrag van € 1,5 miljoen. Dit wordt gedekt vanuit de begroting van BZK. Over de verdeling van de tegemoetkoming per eiland gaan eilandbestuurders op korte termijn met elkaar in gesprek.

Antwoord vraag 13 en 14

De leden van de VVD-fractie vragen hoe de komende jaren wordt gemonitord wat de financiële impact is voor de veerdiensten en de gebruikers van de Waddenveren. Daarnaast vragen de leden van de fractie van de VVD naar een reactie op het rapport over de prijsgevoeligheid van diensten voor personenvervoer. Zoals deze leden aangeven, blijkt uit het onderzoek dat de vraag naar tickets voor de Waddenveren zeer inelastisch is. Hieruit volgt dat eventuele prijsstijgingen niet of nauwelijks zullen leiden tot een vermindering van het toerisme en de economische activiteit die daarmee gepaard gaat. Voor de bewoners van de Waddeneilanden houdt de lage elasticiteit in dat zij geen of beperkt de mogelijkheid hebben om eventuele prijsstijgingen te ontwijken, zoals de leden van de fractie van de VVD terecht aangeven.


X Noot
1

Kamerstuk 34 785, nr. 24

X Noot
2

Kamerstuk 34 785, nr. 28

X Noot
3

Kamerstuk 35 026, nr. 7

X Noot
4

Kamerstuk 35 026, nr. 7

Naar boven