35 000 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2019

Nr. 164 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 februari 2019

Op 11 april 2018 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de Staat van het Onderwijs 2016–2017 van de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) (Kamerstuk 34 775 VIII, nr. 130). In onze beleidsreactie hebben Minister van Engelshoven en ik laten weten dat dit verslag alle betrokkenen opdraagt om de prestaties in het funderend onderwijs te verbeteren en hebben wij diverse acties aangekondigd om dit te bereiken. Hierover heb ik na het verschijnen van de Staat van het onderwijs in de regio overleg gevoerd met bestuurders, schoolleiders en docenten in het funderend onderwijs.

In onze beleidsreactie stelden Minister van Engelshoven en ik vast dat er op het gebied van ambitie, kwaliteitscultuur en -verbetering in het funderend onderwijs nog de nodige uitdagingen liggen. Ook kan meer en vaker met en van elkaar geleerd worden, en beter gebruik worden gemaakt van bewezen methodes en beschikbare data. Daarnaast liggen er kansen om aan gerichte professionalisering van leraren, het team en de organisatie te werken. Omdat in ons autonome stelsel met name besturen en schoolleiders hiervoor de verantwoordelijkheid dragen, heb ik samen met hen, de inspectie en de raden acties ingezet op bovengenoemde thema’s. De speerpunten daarbij zijn: 1) heldere gezamenlijke ambities en doelen en 2) een professionele kwaliteitscultuur.

Graag informeer ik uw Kamer tussentijds over de inspanningen die zijn ingezet naar aanleiding van de Staat van het onderwijs. Door de vele ontwikkelingen geef ik u de laatste stand van zaken van de ingezette trajecten en informeer ik u over aanvullende inspanningen gericht op het duurzaam verbeteren van de onderwijskwaliteit in het funderend onderwijs. Van de reeds ingezette en aanvullende trajecten verwacht ik verbeteringen voor de hele sector op de lange termijn. Deze verbeteringen kosten tijd en vragen ook het nodige van docenten, schoolleiders en bestuurders.

Ik realiseer mij daarbij terdege dat een belangrijke randvoorwaarde voor goed onderwijs is dat er voldoende goede leraren zijn, die zelf de zeggenschap krijgen en nemen om hun vak en beroep vorm te geven en te ontwikkelen. Op dit moment is het lerarentekort een groot probleem in het funderend onderwijs. Samen met Minister van Engelshoven werk ik hard aan de aanpak hiervan. Met de Lerarenbrief van 17 januari jl. (Kamerstuk 27 923, nr. 345) hebben wij uw Kamer hierover nader geïnformeerd.

Lopende trajecten die bijdragen aan kwaliteitsverbetering

In de afgelopen periode heb ik samen met het veld geïnvesteerd in het verder ontwikkelen van een ambitieus funderend onderwijs. Er gebeurt al heel veel en het doet mij goed te zien dat alle betrokkenen de noodzaak van het werken aan kwaliteitsverbetering onderschrijven. Zo blijkt ook uit de brieven die ik van zowel de PO-Raad als de VO-raad heb ontvangen (zie bijlagen)1. Een ieder doet dit vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid binnen ons autonome onderwijsstelsel. Hieronder ga ik in op de trajecten die ik samen met het veld heb ingezet om duurzame en structurele kwaliteitsverbeteringen te realiseren.

  • I. Heldere gezamenlijke ambities en doelen

    • Betere focus door curriculumherziening

    • Meer duidelijkheid over verantwoordelijkheden en meer ruimte voor schoolambitie in het toezicht

  • II. Een professionele verbetercultuur

    • Duurzame kwaliteitsverbetering van scholen en besturen

    • Versterking van bestuurskracht

    • Ondersteuning bij collegiale visitatie

    • Ondersteuning bij zelfevaluatie

    • Versterken van strategisch personeelsbeleid

I. Heldere gezamenlijke ambities en doelen

Modern onderwijs door curriculumherziening

Het funderend onderwijs legt een belangrijke basis voor het toekomstig maatschappelijk en beroepsmatig functioneren van leerlingen. Om die reden is het essentieel dat het onderwijs aansluit op de veranderende eisen die de samenleving en de arbeidsmarkt stellen. De laatste vernieuwing van het curriculum van het po en van de onderbouw van het vo vond bijna 15 jaar geleden plaats. Het onderwijs is bezig met een grondige en integrale curriculumherziening. Dit is een noodzakelijke ingreep die leidt tot een modern en scherp afgebakend kerncurriculum dat meer duidelijkheid biedt over wat we van leerlingen, leraren en scholen verwachten. Door het curriculum integraal te herzien en niet langer op basis van incidenten te vernieuwen, wordt de samenhang binnen het curriculum vergroot en overladenheid voorkomen. Een aanpassing van het curriculum heeft ook betekenis voor de schoolorganisatie, de vaardigheden van leraren, leermiddelen, toetsing en examens, toezicht en verantwoording. Kort na de zomer van 2019 worden de bouwstenen opgeleverd op basis waarvan de nieuwe onderwijsdoelen worden uitgewerkt. Parallel hieraan bereid ik een wetswijziging voor en starten scholen stapsgewijs met het nieuwe curriculum in praktijk.

Meer duidelijkheid over verantwoordelijkheden en meer ruimte voor schoolambitie in het toezicht

In het vernieuwde bestuursgerichte toezicht vraagt de inspectie aan besturen of zij zicht hebben op de kwaliteit van hun scholen en hoe zij sturen op de verbetering daarvan. Daarbij worden ook de eigen aspecten van kwaliteit en de ambities van het bestuur die daarbij horen betrokken. De inspectie voert met besturen het gesprek over verbeterpunten, onder andere ten aanzien van kwaliteitszorg. Deze werkwijze stimuleert het ontwikkelvermogen van besturen. De Radboud Universiteit doet onderzoek naar de effecten van het vernieuwde toezicht en ik verwacht in 2020 de uitkomsten daarvan te kunnen delen met uw Kamer.

II. Een professionele verbetercultuur

Duurzame kwaliteitsverbetering van scholen en besturen

In de Staat van het Onderwijs vraagt de inspectie aandacht voor de verantwoordelijkheid van besturen voor de kwaliteitszorg. Vanuit de raden wordt al enige tijd ingezet op betere kwaliteitszorg. Zo biedt de PO-Raad een ondersteuningsaanbod voor scholen via het verbeterprogramma Goed Worden en Goed Blijven. Dit programma voorziet in ondersteuning aan scholen die door de inspectie als onvoldoende of zeer zwak zijn beoordeeld. Vanaf 2018 is de PO-Raad ook gestart met het ondersteunen van besturen die op een of meerdere standaarden binnen de kwaliteitsgebieden Kwaliteitszorg en Ambitie en Financieel Beheer een onvoldoende hebben gekregen van de inspectie.

Voor onvoldoende en zeer zwakke scholen in het voortgezet onderwijs loopt het programma Leren Verbeteren, waarin deze scholen worden geholpen bij het verbeteren van de onderwijskwaliteit. Met de VO-raad ben ik in gesprek om tot een vergelijkbaar ondersteuningsaanbod te komen voor besturen met een onvoldoende op een of meerdere standaarden in het kwaliteitsgebied Kwaliteitszorg en ambitie. Deze pilot loopt in 2019 en 2020.

Versterking bestuurskracht

Vorig jaar is de PO-Raad gestart met het traject Expert voor drie dagen als onderdeel van het bredere programma Regie op onderwijskwaliteit. Besturen kunnen gebruik maken van een externe adviseur voor maximaal drie dagen om het bestuur verder te ondersteunen bij een concreet vraagstuk, of het verhelderen van vraagstukken rondom onderwijskwaliteit. Ook is een ondersteuningstraject uitgezet waarmee het samenspel tussen besturen en de Raad van Toezicht wordt verbeterd.

Om de professionalisering van bestuurders in het vo verder concreet vorm te geven, heeft de VO-raad samen met de sector een set van professionaliseringsthema’s voor bestuurders geformuleerd. Daarbij is uitgegaan van de praktijk: op welke thema’s richt een bestuurder zich bij zijn of haar professionele ontwikkeling? De VO-raad bespreekt deze thema’s in (regio)bijeenkomsten met haar leden om ze verder te kunnen uitwerken.

Via het NRO zet ik een meerjarig onderzoek uit naar bestuurskracht in het vo en de relatie tussen bestuurskracht en de onderwijskwaliteit. Daarbij worden ook prikkels in het stelsel in kaart gebracht, die van invloed zijn op de professionele ontwikkeling van besturen, schoolleiders en leraren. Dit onderzoek loopt van 2019–2022.

Ondersteuning bij collegiale visitatie

De afgelopen zomer is de PO-Raad vanuit Regio op onderwijskwaliteit ook gestart met het project «mentorschap». Daarin worden ervaren bestuurders, met kennis en ervaring op het gebied van kwaliteitsbeleid, gekoppeld aan startende bestuurders of bestuurders die hiermee nog weinig ervaring hebben. De besturen kijken bij elkaar in de organisatie, zoeken naar vormen van samenwerking en eenmaal per jaar vindt een terugkomdag plaats zodat informatie en ervaringen kunnen worden uitgewisseld. De PO-Raad faciliteert daarnaast een specifieke vorm van bestuurlijke visitatie. Besturen kunnen deelnemen aan een bestuurlijke visitatie waarbij het uitgangspunt is dat collega-schoolbestuurders een ander schoolbestuur kritisch bevragen op basis van een visitatiekader en aan de hand van een vooraf opgestelde zelfevaluatie. De visitaties worden geleid door een onafhankelijke voorzitter.

In mei 2018 hebben de leden van de VO-raad stappen gezet om meer gebruik te gaan maken van bestuurlijke collegiale visitatie. Net als in het PO hebben de leden er mee ingestemd om vierjaarlijks deel te nemen aan collegiale bestuurlijke visitatie. Via de VO-academie wordt daarnaast ingezet op intervisie, coaching, collegiale visitatie en leernetwerken van schoolleiders en bestuurders. De monitoringscommissie Code Goed Onderwijsbestuur VO heeft de suggestie gedaan om in de code, die op dit moment wordt geactualiseerd, een bepaling op te nemen over deze collegiale bestuurlijke visitatie.

Ondersteuning bij zelfevaluatie

De PO-Raad heeft besturen ondersteund bij het opzetten en uitvoeren van zelfevaluaties door het opzetten van lerende netwerken, en zet dit de komende tijd voort. Hierbij werd in een groep van circa vijf besturen een kwaliteitsvraagstuk afgepeld en gezamenlijk gezocht naar een passende oplossing die bijdraagt aan de ontwikkeling van de onderwijskwaliteit en het bestuurlijk handelen.

De kwestie VMBO Maastricht heeft er binnen het vo toe geleid dat de VO-raad direct een dringend beroep heeft gedaan op haar leden om binnen de eigen school of scholen kritisch te kijken naar de inrichting van de examens, of de afspraken die in het Programma van toetsing en afsluiting (PTA) staan helder en werkbaar zijn en of er voldoende checks en balances zijn. Ook heeft de VO-raad een zelfevaluatie-instrument ontwikkeld gericht op schoolexaminering alsook een checklist voor het PTA en het Examenreglement. Dat zijn instrumenten waar volop gebruik van is en wordt gemaakt.

Versterken van strategisch personeelsbeleid

Bij de actualisatie van de sectorakkoorden zijn afspraken gemaakt over de verdere versterking van strategisch personeelsbeleid in het primair en voortgezet onderwijs. De doelstelling is dat schoolbesturen hun personeelsbeleid afstemmen op hun onderwijskundige doelen met daaraan gekoppeld de professionele ontwikkeling en duurzame inzetbaarheid van personeel. Schoolleiders spelen daarbij een belangrijke rol.

Een belangrijke maatregel in deze context is dat ik deugdelijkheidseisen voorbereid die betrekking hebben op zowel het strategisch personeelsbeleid dat besturen voeren, als op de professionalisering van docenten. Deze eisen richten zich direct op factoren die in hoge mate van invloed zijn op de kwaliteit van het onderwijs. Door de eisen op te nemen als deugdelijkheidseisen kan de inspectie toezicht houden op de naleving daarvan. Over deze maatregel heb ik u geïnformeerd in de eerder genoemde Lerarenbrief (Kamerstuk 27 923, nr. 345).

Gesprekken met het veld

De afgelopen periode heb ik ook gebruikt om scherper zicht te krijgen op de kwaliteit in het funderend onderwijs en de randvoorwaarden die deze kwaliteit mogelijk maken. Ik heb daarvoor onder meer gesprekken gevoerd met ruim 70 bestuurders uit het po en vo.

Uit deze gesprekken komt naar voren dat er veel goed gaat op scholen. Bestuurders zien echter ook ruimte voor verbetering. Ze geven aan dat een ambitieuze schoolcultuur essentieel is voor goede resultaten. Hierbij helpt het als bestuurders heldere kaders bieden, stevig personeelsbeleid voeren, een goed functionerend kwaliteitszorgsysteem hebben en meer ruimte aan hun schoolleiders en leraren geven. Professionaliteit van schoolleiders en leraren is daarbij cruciaal. Wel is het dan van belang dat voor bestuurders voldoende duidelijk is wat er op het gebied van onderwijskwaliteit wordt gevraagd en dat hierover voldoende overeenstemming is tussen alle betrokkenen bij het onderwijs.

Deze gesprekken met bestuurders hebben mij geholpen bij het identificeren van de benodigde stappen om de onderwijskwaliteit in het funderend onderwijs duurzaam en structureel te verbeteren.

Aanvullende inspanningen voor duurzame kwaliteitsverbetering

Ik zie positieve ontwikkelingen in het funderend onderwijs en stel vast dat een ieder vanuit zijn rol de afgelopen periode daaraan het nodige heeft bijgedragen.

Tegelijkertijd constateer ik samen met de raden en de inspectie dat nog niet alle mogelijkheden worden benut om het ontwikkelvermogen van scholen en besturen te versterken en het ambitieniveau te verhogen. Dat beeld komt ook naar voren uit de gesprekken die ik gevoerd heb met bestuurders.

In dat kader is het van belang dat scholen en besturen beter weten waar ze staan ten opzichte van vergelijkbare scholen. Dat is een voorwaarde om beter te kunnen vaststellen hoe zij hun onderwijskwaliteit kunnen versterken en ambities kunnen aanscherpen. Daar moeten ouders een belangrijke partner bij zijn. Om ouders die mogelijkheid te bieden is het nodig dat kwaliteitsgegevens voor ouders zo toegankelijk en inzichtelijk mogelijk zijn.

Met onderstaande inspanningen verwacht ik het ontwikkelvermogen van de sector verder te versterken. Daarnaast bied ik meer duidelijkheid over de kwaliteit en ambitie die van scholen worden gevraagd. Ik zie erop toe dat de aanvullende inspanningen geen extra belasting zijn voor besturen en scholen die al de nodige inzet plegen voor continue kwaliteitsverbeteringen.

  • I. Heldere gezamenlijke ambities en doelen

    • Evaluatie van de wettelijke eisen voor kwaliteitsverbetering en ambitie

    • Werken aan een gedeeld begrip van kwaliteit

    • Afspraken over collectieve ambitie voor onderwijsresultaten

    • Meer rekening houden met verschillen in leerlingpopulatie in het po

    • Meer rekening houden met verschillen in leerlingpopulatie in het vo

    • Beter benutten van de waardering goed voor scholen die over de hele linie goede onderwijskwaliteit laten zien

  • II. Een professionele verbetercultuur

    • beter benutten van data onderwijsresultaten op schoolniveau

    • zelfevaluatie breder inzetten en verbeteren

    • collegiale visitatie verder stimuleren

I. Heldere gezamenlijke ambities en doelen

Evaluatie van de wettelijke eisen voor kwaliteitsverbetering en ambitie

In deze brief vallen de woorden ambitie en kwaliteitsverbetering veelvuldig. Met de stimulerende en faciliterende maatregelen die ik samen met de sector tref, kan veel worden bereikt. Dat laat onverlet dat het ook van belang is om kritisch te kijken naar het wettelijke kader en of daarmee het beoogde doel wel wordt bereikt. Is de wet voldoende duidelijk over wat er van besturen en scholen verwacht wordt op het gebied van kwaliteitszorg?

In 2015 heeft uw Kamer de motie-Straus/Dijkgraaf aangenomen waarin de regering verzocht wordt om de deugdelijkheidseisen in het funderend onderwijs periodiek te toetsen op hun hedendaagse toepassing, consistentie en effectiviteit in het toezicht (Kamerstuk 33 862, nr. 19). De motie-Bruijn c.s. verzoekt de regering om terughoudendheid te betrachten bij het toevoegen van nieuwe deugdelijkheidseisen en om de deugdelijkheidseisen één keer per vier jaar te toetsen op hun bijdrage aan de onderwijskwaliteit (Kamerstuk 33 862, F). Ik ben van mening dat de eisen aan kwaliteit scherper kunnen worden geformuleerd zodat scholen beter weten aan welke eisen zij moeten voldoen. Bij de eerstvolgende evaluatie van de deugdelijkheidseisen zal ik hier op terugkomen. In de geest van beide genoemde moties zal ik in de evaluatie de vraag meenemen of de wettelijk eisen die gelden ten aanzien van kwaliteit en kwaliteitszorg voldoende duidelijk zijn. Daarbij bekijk ik ook of de huidige deugdelijkheidseisen het ontwikkelvermogen van schoolbesturen voldoende aanspreken en een hoog ambitieniveau voldoende bevorderen.

Werken aan een gedeeld begrip van kwaliteit

In het verlengde van duidelijke deugdelijkheidseisen is het belangrijk dat alle betrokkenen bij het onderwijs een gedeeld beeld hebben van kwaliteit. Zowel de inspectie, als de raden en de bestuurders die ik gesproken heb, wijzen er op dat er veel verschillende opvattingen leven over wat precies verstaan moet worden onder kwaliteit. Ik ga de komende periode gesprekken aan met betrokkenen om die opvattingen dichter bij elkaar te brengen. Een gedeeld beeld van kwaliteit schept duidelijkheid waardoor een ieder gerichter kan werken aan kwaliteitsverbetering.

Afspraken over collectieve ambitie voor onderwijsresultaten

De minimumnorm die we verwachten van scholen in het funderend onderwijs is vastgelegd in een onderwijsresultatenmodel van de inspectie. Om alles uit leerlingen te halen wat er in zit en hen de kans te geven zich te ontwikkelen, zou de ondergrens nooit gelijk mogen zijn aan het ambitieniveau van een schoolleider of bestuur en vice versa. Het is dus van belang dat het ambitie van de sector als geheel wordt aangewakkerd. Het gaat om een optimaalniveau dat de onderwijsgemeenschap voor alle leerlingen zou willen bereiken. Het duurzaam verbeteren van resultaten kan alleen bereikt worden als die ambities door de sector zelf worden onderschreven en nagestreefd.

Een concrete gezamenlijke doelstelling hierop is er nog niet. Bestuurders die ik gesproken heb, gaven aan dat ze behoefte hebben aan heldere gezamenlijke ambities en doelen. Daarom zet ik in op duidelijkere doelen voor de te behalen resultaten door besturen en scholen. Ik heb de inspectie gevraagd om op korte termijn het gesprek aan te gaan met het onderwijsveld over het niveau van rekenen en lezen van de leerlingen in het po. Van welk deel van de leerlingen per basisschool mag bijvoorbeeld verwacht worden dat zij de meer geavanceerde niveaus voor rekenen en lezen halen? Deze collectieve ambitie zal vanzelfsprekend aansluiten op de uitkomsten van het nieuwe curriculum. Een dergelijk traject zal op termijn ook worden uitgevoerd in het vo.

Meer rekening houden met verschillen in leerlingpopulatie in het po

Tevens zorg ik er met de invoering van een nieuw onderwijsresultatenmodel po op korte termijn voor dat de resultaten per school eerlijker gewogen worden. De inspectie past een nauwkeuriger correctie toe voor basisscholen op basis van de kenmerken van de leerlingenpopulatie. Hierbij wordt niet alleen rekening gehouden met een leerlingpopulatie met veel achterstand, maar ook met een leerlingpopulatie met weinig achterstand. Ik vind het belangrijk dat het minimale resultaat dat wij van een school verwachten, afgestemd is op de leerlingpopulatie. Over de aanpassing en implementatie van het nieuwe onderwijsresultatenmodel kunt u meer lezen in betreffende brief, die ik gelijktijdig met deze brief stuur.

Meer rekening houden met verschillen in leerlingpopulatie in het vo

Ook in het vo wil ik bekijken hoe de inspectie beter rekening kan houden met verschillende leerlingpopulaties. De inspectie gaat daarvoor benchmarks ontwikkelen, waarbij de onderwijsresultaten van scholen worden afgezet tegen die van vergelijkbare scholen. Deze informatie kan worden gebruikt in bestuursgesprekken ter stimulering van de ambitie passend bij de leerlingpopulatie van de betreffende scholen. De VO-raad zet in op versterking van de horizontale verantwoording en onderzoekt de mogelijkheid van een publieke benchmark op bestuursniveau. Ik zie er op toe dat de inspanningen van de inspectie en van de raad elkaar versterken. Dit zelfde geldt voor de inspanningen van de PO-raad op dit vlak.

Tevens verken ik met de inspectie de invoering van een aandachtsgebied net boven de minimumnormen. Als een school zich in dit aandachtsgebied bevindt dan voldoen de resultaten aan de norm voor de basiskwaliteit maar is er nog weinig ambitie. De inspectie gaat in die gevallen na welke mogelijkheden er zijn om uit te stijgen boven de minimumnormen. Deze informatie wordt onderdeel van bestuursgesprekken die de inspectie voert in het kader van het bestuursgerichte toezicht.

Beter benutten van de waardering goed voor scholen die over de hele linie goede onderwijskwaliteit laten zien

Een school die met kop en schouders boven de anderen uitsteekt mag gezien worden. In de praktijk zien we echter dat het aantal aanvragen van de waardering goed betrekkelijk gering is. Van een ambitieuze onderwijssector mag je verwachten dat die waardering vaker aangevraagd wordt. Ik wil daarom onderzoeken hoe de meerwaarde van de waardering goed kan worden vergroot. Daarbij denk ik er onder andere aan om bepaalde voordelen te verbinden aan scholen met deze waardering. Het moet lonen om boven de basiskwaliteit uit te stijgen.

II. Een professionele verbetercultuur

Beter benutten van data onderwijsresultaten op schoolniveau

Ieder bestuur heeft de verantwoordelijkheid om te weten hoe zijn scholen presteren ten opzichte van vergelijkbare scholen. Er zijn verschillende instrumenten die die informatie bieden. Beschikbare data en onderzoek over kwaliteit en leerprestaties worden nu echter niet (altijd) optimaal benut.

Zo is de analyse van het Nationaal Cohortonderzoek Onderwijs (NCO) een zeer rijke informatiebron die het primair en voortgezet onderwijs jaarlijks ontvangt. Ik vind het echter zorgelijk dat hier in veel gevallen nog onvoldoende gebruik van wordt gemaakt. De inspectie geeft daarnaast aan dat scholen niet zonder meer uit de voeten kunnen met de data zoals die nu worden gepresenteerd. Die signalen krijg ik ook van scholen zelf. Ik wil daarom zorgen dat het gebruik van deze belangrijke informatiebron verder wordt gestimuleerd door te verzoeken de data toegankelijker te maken voor scholen, inclusief medezeggenschapsraden, en besturen en door hen samen met de raden beter bij het gebruik van de data te ondersteunen. Vervolgens wil ik onderzoeken of scholen en besturen op een zinvolle manier gebruik maken van deze informatie in de gesprekken met de inspectie over hun eigen ambities.

Via het managementgedeelte van Vensters is inzicht te krijgen in hoe resultaten zich verhouden tot vergelijkbare scholen en besturen. Het vertellen van het verhaal achter de cijfers aan onder meer ouders is minstens zo belangrijk om het goede gesprek over de kwaliteit van de school te kunnen voeren. De verdere ontwikkeling van Vensters voor optimaal gebruik door zowel de school als de ouders, is niet alleen een aandachtspunt van mij maar bovenal van de raden.

Zelfevaluatie breder inzetten en verbeteren

De NCO-analyse helpt besturen, maar vooral schoolleiders om tot een reflectie te kunnen komen op de kwaliteit van de school, ook ten opzichte van vergelijkbare scholen. Daarmee is het een krachtig hulpmiddel bij het uitvoeren van een zelfevaluatie. Op dit moment wordt de zelfevaluatie vaak beschouwd als een verplicht onderdeel van het traject voor de waardering goed van de inspectie en het predicaat excellent. We weten ook dat de bestaande richtlijn voor de zelfevaluatie scholen niet veel handvatten biedt en dat scholen in algemene zin het doen van een goede zelfevaluatie als lastig ervaren. Daarin zie ik kansen voor verbetering. Een periodieke zelfevaluatie kan iedere schoolleider en bestuurder helpen om beter inzicht te krijgen in de eigen kwaliteit, in de sterke punten en de verbeterpunten. Met de raden en de inspectie wil ik ervoor zorgen dat er een gebruiksvriendelijk instrument voor zelfevaluatie voor alle scholen komt, zodat scholen en besturen niet ieder voor zich het wiel hoeven uit te vinden. Dat instrument zou goed moeten aansluiten op de NCO-analyse en de gegevens uit Vensters voor verantwoording, zodat scholen niet zelf de vertaalslag hoeven te maken.

Met de inspectie en raden wil ik daarnaast verkennen of de zelfevaluatie een vaste plek zou kunnen krijgen in het toezicht door de inspectie. In het MBO is het bestuur verplicht om onafhankelijke deskundigen te betrekken bij de beoordeling van de kwaliteit. Daarnaast maakt de zelfevaluatie vaak onderdeel uit van het stelsel van kwaliteitszorg. Of een verplichting ook voor het funderend onderwijs het meeste effectief is, is voor mij nog een vraag. Daarbij is de mogelijke extra regeldruk een aandachtspunt. De zelfevaluatie is geen doel op zich, maar een nuttig instrument om het ontwikkelvermogen te vergroten. Het is aan bestuurders en schoolleiders om dit op een betekenisvolle manier in te zetten in de eigen onderwijsorganisatie.

Collegiale visitatie verder stimuleren

Naast goede data-analyse en zelfevaluatie is de collegiale visitatie een beproefd middel om inzicht te krijgen in de eigen kwaliteit en verbeterpunten. De PO-Raad is al enige tijd bezig met het stimuleren en ondersteunen van collegiale visitatie. Ook de leden van de VO-raad hebben afgesproken om vierjaarlijks deel te nemen aan collegiale bestuurlijke visitatie.

Met de raden wil ik proberen meer collegiale visitatie te laten plaatsvinden. Daarnaast wil ik met hen verkennen of naar voorbeeld van het mbo ook voor het funderend onderwijs een onafhankelijk kwaliteitsnetwerk kan worden opgericht dat de inzet van collegiale visitatie stimuleert en ondersteunt. Daarbij vind ik het van belang dat de uitkomsten van een visitatie op bestuurlijk niveau doorwerken op schoolniveau. Collegiale visitatie op schoolniveau of tussen schoolleiders kan daarbij helpen. Een dergelijk kwaliteitsnetwerk kan ook ondersteunen bij het doen van een goede zelfevaluatie met gebruikmaking van de beschikbare data.

De komende tijd ga ik samen met het onderwijsveld verder aan de slag met de bovengenoemde inzet. Urgentie en ambitie moeten samengaan met voldoende tijd voor implementatie en duurzame verbetering. Daarom wil ik de effecten van de aanvullende inspanningen zorgvuldig uitwerken met de partners en monitoren door middel van langlopend onderzoek.

Op deze manier zet ik samen met de sector koers richting duurzame versterking van onderwijskwaliteit en het ontwikkelvermogen van besturen en scholen. Ik zal uw Kamer op de hoogte houden van de vorderingen op de diverse thema’s.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven