Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 34843 nr. 43 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 34843 nr. 43 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 augustus 2020
Seksueel misbruik is een ernstig misdrijf. Op de slachtoffers heeft het misdrijf een enorme impact die jarenlang, zo niet levenslang, zijn gevolgen kan laten voelen. De impact wordt nog groter als de dader zijn gang kan blijven gaan en het slachtoffer geen zorg of steun krijgt. De kans hierop is aanzienlijk als het misdrijf plaatsvindt binnen een relatief gesloten gemeenschap, waarbij problemen van deze aard binnenskamers worden gehouden en «zelf worden opgelost».
Begin 2017 werden de eerste signalen publiekelijk bekend over seksueel misbruik binnen de gemeenschap der Jehova’s Getuigen. Niet alleen zou er sprake zijn van seksueel misbruik van minderjarigen, maar dit misbruik zou ook nog eens door de bestuurders binnen de gemeenschap stil worden gehouden en derhalve niet bekend worden bij de politie. Ik heb toen het bestuur van de Jehova’s Getuigen op hun verantwoordelijkheid aangesproken en erop aangedrongen dat zij zelf een onafhankelijk onderzoek instelden. Dit heeft het bestuur tot mijn teleurstelling geweigerd. Vervolgens heb ik ter uitvoering van een gewijzigde motie van uw Kamer onderzoek door de Universiteit Utrecht laten uitvoeren (Kamerstuk 31 015, nr. 152). De resultaten van het onderzoek heb ik op 23 januari 2020 aan uw Kamer gestuurd.1 Daarnaast heb ik, ook naar aanleiding van een gewijzigde motie van uw Kamer, onderzoek laten uitvoeren naar het verruimen van de aangifteplicht (Kamerstuk 31 015, nr. 154). Dit onderzoek heb ik uw Kamer op 21 november 2019 toegezonden.2
Op basis van het onderzoek naar de aangiftebereidheid en seksueel misbruik binnen de gemeenschap van Jehova’s Getuigen is duidelijk geworden dat er redenen zijn om aan te nemen dat het doen van aangifte bemoeilijkt wordt door het gesloten karakter van de gemeenschap. Daarnaast houden de problemen in de afhandeling van meldingen van seksueel misbruik ook verband met de gesloten cultuur van de Jehova’s Getuigen. Met het verzenden van dit rapport naar uw Kamer kondigde ik al aan dat deze zorgwekkende conclusie voor mij aanleiding was om zelf een laatste gesprek aan te gaan met het bestuur van de gemeenschap der Jehova’s Getuigen.3 Dat gesprek heeft op 14 februari jongstleden plaatsgevonden. Ik heb het bestuur aangegeven dat actie nodig is en dat die actie, net als binnen andere geloofsgemeenschappen zoals de katholieke kerk, moet komen van de verantwoordelijke (kerk)autoriteiten zelf. Concreet heb ik het bestuur gevraagd om op korte termijn een intern meldpunt in te richten waar slachtoffers zich laagdrempelig kunnen melden en worden ondersteund om de weg naar professionele hulp te vinden.
Het bestuur heeft hierop in een brief van 5 maart negatief gereageerd. Het geeft aan de aanbeveling voor een meldpunt voorbarig te vinden, nu het volgt uit een in hun ogen onjuist en lasterlijk onderzoek. Voor de volledige reactie van de Jehova’s Getuigen verwijs ik u naar de bijlage4. In plaats van actie te ondernemen heeft het bestuur ervoor gekozen het onderzoek aan te vechten bij de civiele rechter. De rechter heeft hen, ook in hoger beroep, in het ongelijk gesteld.5 Ik vind het onbegrijpelijk dat het bestuur zich zo opstelt en het maakt mij duidelijk dat zij de ernst van de situatie niet inzien of willen inzien. Het bestuur laat op deze manier kwetsbare slachtoffers in de kou staan. Het leidt er bovendien toe dat voor slachtoffers van seksueel misbruik binnen de gemeenschap van Jehova’s Getuigen de weg naar justitie en officiële hulpinstanties wordt bemoeilijkt. Dit vind ik kwalijk en neem ik hoog op. Van elk bestuur van een organisatie, zo ook de gemeenschap van Jehova’s Getuigen, waarbinnen signalen van seksueel misbruik in beeld komen, verwacht ik dat zij alles in het werk stelt om seksueel misbruik tegen te gaan en slachtoffers te ondersteunen. Ik moet dan ook de conclusie trekken dat het nu aan mij is om verdere actie te ondernemen.
Allereerst hecht ik er aan mijn oproep te herhalen aan alle slachtoffers en anderen die kennis dragen van seksueel misbruik om zich te melden bij de politie. Zowel de politie als het OM nemen zaken van seksueel misbruik buitengewoon serieus. Mijn eerdere oproep heeft ertoe geleid dat het OM tot nu toe 13 zaken in behandeling heeft of in behandeling heeft gehad waarbij leden of ex-leden van de Jehova’s Getuigen betrokken zijn. Dit heeft tot op heden geleid tot 2 veroordelingen.
De acties die ik in het onderstaande zal beschrijven zijn erop gericht de aanbevelingen van de onderzoekers op te volgen. Dit betreft een aanbeveling gericht aan de Jehova’s Getuigen om een intern meldpunt in te stellen en daarnaast de aanbevelingen van de onderzoekers gericht aan de overheid (informeer relevante partijen, stel vervolgonderzoek in en introduceer een wettelijke regeling). Al deze acties beogen bij te dragen aan het beter beschermen van de leden binnen de gemeenschap van Jehova’s Getuigen tegen en bij seksueel misbruik door het doorbreken van de cultuur van geslotenheid rondom seksueel misbruik.
Het creëren van een laagdrempelige voorziening waar slachtoffers zich gemakkelijk kunnen melden en ondersteuning krijgen
Het bestuur van de Jehova’s Getuigen is niet bereid om zelf een laagdrempelig intern meldpunt in te richten om ervoor te zorgen dat slachtoffers van seksueel misbruik binnen de geloofsgemeenschap op een eenvoudige wijze toegang hebben tot deskundige hulp en worden begeleid bij het maken van de keuze om daarmee naar een instantie buiten de geloofsgemeenschap te treden. Dit was één van de aanbevelingen die de onderzoekers aan de Jehova's Getuigen hebben gedaan. Ik ga er daarom zelf voor zorgen dat slachtoffers van seksueel misbruik binnen gesloten gemeenschappen laagdrempelig emotionele, juridische en praktische ondersteuning kunnen krijgen. Ik zal hiervoor het meldpunt «Verbreek de stilte» van Slachtofferhulp Nederland versterken. Dit meldpunt is in het leven geroepen na het rapport over de commissie Samsom over misbruik in de jeugdzorg. Ik heb Slachtofferhulp Nederland gevraagd het meldpunt uit te breiden met specifieke expertise over gesloten gemeenschappen. De Stichting Reclaimed Voices, met wie ik onlangs heb gesproken, zal ook een rol spelen bij het uitbreiden van de steunstructuur voor slachtoffers van seksueel misbruik binnen gesloten gemeenschappen. Ik ga de Stichting Reclaimed Voices van financiële middelen voorzien voor hun activiteiten om slachtoffers van seksueel misbruik binnen de gemeenschap te ondersteunen.
Informeren van relevante partijen en het daarmee vergroten van de waakzaamheid van instanties om slachtoffers bescherming te kunnen bieden
Ik vind het belangrijk dat ook andere partijen scherp zijn op signalen van seksueel misbruik binnen de gemeenschap van Jehova’s Getuigen, die eerder herkennen en daar op kunnen acteren. Daarom ga ik de onderzoeksresultaten actief bij de GGD en de politie onder de aandacht brengen, zoals aanbevolen door de onderzoekers. Ik heb ook het Ministerie van OCW geïnformeerd over de aanbeveling dat ook scholen een rol kunnen spelen in het verstevigen van de positie van kinderen en adolescenten afkomstig uit de gemeenschap van Jehova’s Getuigen. Zij brengen dit op hun beurt onder de aandacht bij de Inspectie van het Onderwijs en de Stichting School & Veiligheid.6
Vervolgonderzoek
Het onderzoek geeft een eerste beeld van de mechanismen die een rol spelen bij de aangiftebereidheid en de omgang met meldingen binnen een gesloten gemeenschap. Er kon echter in het onderzoek niet aan waarheidsvinding worden gedaan en het is onbekend hoe representatief en actueel het geschetste beeld is. De onderzoekers geven daarom aan dat nauwkeurig kwantitatief vervolgonderzoek belangrijk is, hoe lastig dit volgens de onderzoekers ook is. Het WODC gaat onderzoeken of vervolgonderzoek zoals door de onderzoekers aanbevolen mogelijk en uitvoerbaar is. In elk geval wil ik het WODC vragen om het huidige onderzoek volgend jaar te herhalen om een zo actueel mogelijk beeld van de situatie binnen de gemeenschap te krijgen.
Het wettelijk verankeren van de morele plicht en verantwoordelijkheid van bestuurders binnen particuliere organisaties om seksueel misbruik te melden
Het liefst had ik gezien dat het bestuur van de Jehova’s Getuigen zelf ervoor ging zorgen dat seksueel misbruik bij de juiste instanties wordt gemeld. Een beweging van binnenuit is immers het meest effectief. Nu het bestuur weigert zelf actie te ondernemen, wil ik het melden zo mogelijk van buitenaf opleggen. Hiervoor wil ik een nieuwe wettelijke regeling introduceren. Deze regeling dient de maatschappelijke verantwoordelijkheid van besturen van particuliere organisaties bij seksueel misbruik tot uitdrukking te laten komen. Door bestuurders wettelijk te verplichten kennis van seksueel misbruik te melden, wordt deze institutionele verantwoordelijkheid concreet gemaakt. Het niet voldoen aan deze meldplicht wil ik tevens strafbaar stellen. Hiermee zou aangesloten worden bij de bevindingen uit het onderzoek naar verruiming van de aangifteplicht. Een aantal complexe vraagstukken werpt echter nog een drempel op, voordat ik een dergelijke wettelijke regeling aan uw Kamer kan voorleggen. Ik heb het dan onder andere over de afbakening van het begrip «particuliere organisaties» en over de vraag wanneer er gemeld moet worden, oftewel bij welke vorm van kennis het melden verplicht is. Ook is het van belang dat duidelijk is bij wie er gemeld moet worden en bij welke vorm van seksueel misbruik de meldplicht geldt. In verschillende sectoren en organisaties in onze maatschappij gelden normen (al dan niet verplicht) voor het tegengaan van seksueel misbruik van minderjarigen; hoe verhoudt deze nieuwe regeling zich daartoe? En tot slot dienen de financiële en organisatorische consequenties van een dergelijk voorstel in ogenschouw te worden genomen. Ik streef ernaar uw Kamer eind 2020 hierover te informeren. In dit kader is de toezegging tijdens het VAO Zeden van 6 juni 2018 relevant. De leden Van der Staaij en Buitenweg hebben in dat debat een motie ingediend waarin werd verzocht te onderzoeken of ten behoeve van organisaties die met (verdenkingen van) seksueel geweld te maken hebben (gehad) algemene richtlijnen kunnen worden geformuleerd waarin expliciet en kenbaar wordt beschreven wat van hen mag worden verwacht om aan hun morele verplichtingen invulling te geven (Kamerstuk 29 270, nr. 132). Ik heb toen toegezegd onderzoek te zullen doen naar de opportuniteit van het opstellen van zo’n richtlijn. In de bij deze brief gevoegde bijlage vindt u de inventarisatie die in het kader van dat onderzoek is opgeleverd7. Daaruit blijkt dat in iedere sector aandacht bestaat voor het probleem van seksueel geweld en dat diverse regels en instrumenten worden gehanteerd om seksueel geweld te bestrijden. De wettelijke meldplicht die ik voorsta strekt verder dan zo’n richtlijn, zeker gelet op het algemene en niet verbindende karakter van een richtlijn. Daarom acht ik een richtlijn niet van toegevoegde waarde bovenop een meldplicht.
Slachtoffers van seksueel misbruik in Nederland hebben ongeacht de levensgemeenschap waartoe ze behoren hetzelfde recht op hulp, zorg en rechtvaardigheid. Dit zou voor de leden binnen de gemeenschap van de Jehova’s Getuigen niet anders moeten zijn, enkel omdat het bestuur zich zo laakbaar opstelt. Dit vraagt dan ook om actie vanuit de overheid om besturen van dit soort organisaties waar nodig wettelijk te dwingen om seksueel misbruik te melden.
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker
Het hof heeft op 4 augustus 2020 daarbij onder andere overwogen dat de vordering dat een rectificatie van het onderzoek naar uw Kamer moet worden gestuurd zich niet verdraagt met de staatsrechtelijke verhoudingen.
De Stichting School & Veiligheid ondersteunt scholen bij het bevorderen van een sociaal veilig klimaat. Dit doen zij door het geven van actuele informatie en deskundig advies via de website, trainingen, conferenties en een helpdesk.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34843-43.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.